Nr.BW16-0166
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Heerhugowaard;
Considerans
overwegende dat het gewenst is
- -
dat inwoners van HHW zo lang mogelijk zelfstandig wonen en
functioneren;
- -
dat de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van sociaal
kwetsbare inwoners gestimuleerd wordt, ook als zij een beperking
hebben;
- -
dat inwoners niet in een sociaal isolement geraken;
- -
dat mensen een gezonde leefstijl hebben en zich psychisch
welbevinden (doordat zij voldoende mentaal vermogen hebben
opgebouwd).
gelet op artikel 2, tweede lid, artikel 4, derde lid en artikel 6, tweede
lid van de Algemene subsidieverordening Heerhugowaard
b e s l u i t
vast te stellen de volgende regeling:
Deelsubsidieverordening Wonen Welzijn Zorg
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a.
Algemene subsidieverordening: de Algemene subsidieverordening
Heerhugowaard 2011;
- b.
Beperkingen: de moeilijkheden die een individu heeft met het
uitvoeren van activiteiten, veroorzaakt door een fysieke,
verstandelijke en/of psychische handicap of chronische ziekte,
waardoor de mogelijkheden om op gelijke voet (als mensen zonder
beperking) deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer verminderd
zijn;
- c.
Maatschappelijke participatie: deelname van (groepen) burgers aan de
samenleving, zoals het hebben van werk, volgen van onderwijs,
verrichten van vrijwilligerswerk en betrokken zijn bij leefbaarheid
van de eigen woonomgeving.
- d.
Gezonde leefstijl: gezondheidsbevorderende leefwijze. Een gezonde
leefstijl bevat 4 componenten:
- ·
voldoende bewegen (volgens de Nederlandse Norm Gezond
Bewegen (NNGB): minimaal 30 minuten matig intensief per dag
(voor jongeren is dat minimaal een uur) én 1 maal per week
een uur intensief bewegen;
- ·
gezond eten (volgens Voedingscentrum: schijf van vijf);
- ·
verantwoord alcoholgebruik. Dit betekent < 16 jaar geen
alcohol, > 16 jaar matig met alcohol (voor mannen
dagelijks niet meer dan 2 standaard glazen en voor vrouwen
niet meer dan 1 standaard glas. En niet alle dagen
alcoholgebruik, bron: Trimbos instituut).
- ·
- e.
Risicogroepen: mensen die sociaal kwetsbaar zijn en mogelijk in een
sociaal isolement terechtkomen, of mensen die door hun leefstijl
risico’s lopen op een chronische aandoening;
- f.
Sociaal kwetsbaar: niet in staat op eigen kracht volledig deel te
nemen aan de samenleving, waarbij er sprake kan zijn van
kwetsbaarheid op basis van leeftijd en gezondheid, etniciteit of
financiële / economische situatie.
- g.
Mentaal vermogen bestaat uit vier componenten: cognitief
(leervermogen), emotioneel (veerkracht), sociaal (sociale
vaardigheden) en gedragsmatig (handelingsbekwaam);
- h.
Psychisch welbevinden: wordt bepaald door de subjectieve beleving
van welzijn, autonomie, competentie, en de mate waarin men in staat
is de eigen intellectuele en emotionele mogelijkheden te ontwikkelen
(definitie Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO);
- i.
Sociaal isolement: iemand is sociaal geïsoleerd wanneer hij/zij
weinig of geen betekenisvolle contacten heeft, en zich daar eenzaam
en ongelukkig door voelt;
- j.
Zelfredzaamheid: vermogen om dagelijkse algemene levensverrichtingen
zelfstandig te kunnen uitvoeren, en om sociaal te kunnen
functioneren;
- k.
Gebruikers: leden, cliënten of inwoners die gebruik maken van het
aanbod van de subsidie-aanvrager;
- l.
Chronische ziekte/aandoening: ziekte of aandoening met een
langdurig, slepend verloop;
- m.
Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend
beroep meer dan acht uur per week èn langer dan drie maanden wordt
gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens
directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de
sociale relatie (Nationale Raad voor de Volksgezondheid)
- n.
Vangnet: is een voorziening voor mensen die zich niet zelfstandig
redden, niet vragen om hulp, en die om verschillende redenen tussen
wal en schip dreigen te raken.
Artikel 2 Algemene bepalingen
Met regionale instellingen worden in regionaal verband afspraken gemaakt.
Deze afspraken kunnen afwijken van hetgeen in deze verordening is
neergelegd. Dit laatste geldt ook voor afspraken van het college met door
haar aangewezen instellingen.
Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten, gericht op de speerpunten
van het gemeentelijk Wmo-beleid, zijnde:
- ·
gezondheidsbevorderende activiteiten ten behoeve van
risicogroepen;
- ·
activiteiten die bijdragen aan het vergroten van de kennis en
vaardigheden van sociaal kwetsbare inwoners, waardoor zij meer
zelfredzaam worden;
- ·
activiteiten die gericht zijn op de activering van inwoners met een
beperking of chronische ziekte;
- ·
activiteiten die een vangnet bieden voor sociaal kwetsbare
inwoners.
Artikel 4 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 8 en 9 van de Algemene
subsidieverordening kan de subsidie worden geweigerd indien:
- a.
de aanvrager geen rechtspersoon is;
- b.
de activiteit gericht is op lotgenotencontact of belangenbehartiging
- c.
niet is aangetoond dat de in deze deelverordening genoemde
doelgroep(en) behoefte heeft/hebben aan de geplande activiteiten.
Minimaal 10 deelnemers per activiteit.
- d.
niet is aangetoond dat de activiteiten meerwaarde opleveren bovenop
het al bestaande aanbod in Heerhugowaard;
- e.
de activiteit bijdraagt aan de versnippering van kennis, ervaring en
middelen;
- f.
de activiteiten zijn gericht op het promoten van een religieuze,
levensbeschouwelijk of politieke overtuiging, hetgeen onder andere
kan blijken uit de doelstelling, inhoud, doelgroep of
toegankelijkheid;
- g.
met de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd is begonnen
voordat de subsidie is verleend, tenzij de gemeente hiervoor
toestemming heeft verleend.
- h.
De activiteit in strijd is met gemeentelijk beleid.
Artikel 5 Doelgroepen
Subsidie op grond van deze regeling wordt uitsluitend verstrekt voor
activiteiten die zich richten op:
- -
in hoofdzaak inwoners uit Heerhugowaard;
- -
risicogroepen: mensen die sociaal kwetsbaar zijn en mogelijk in een
sociaal isolement terechtkomen, of mensen die door hun leefstijl
risico’s lopen op een chronische aandoening;
- -
inwoners met een beperking;
- -
Artikel 6 Procedurebepalingen
- 1.
Aanvragen om subsidie vanaf € 50.000 dienen vergezeld te gaan van
een bedrijfsplan. Een bedrijfsplan dient te bevatten:
- a.
Doelstelling organisatie:
- -
beschrijving van de gestelde doelen, activiteiten en
prestaties, alsmede de wijze waarop de prestaties
worden gemeten en geregistreerd;
- -
- -
- -
toegankelijkheid van de voorziening (fysiek,
financieel, openingstijden);
- -
afstemming van activiteiten in relatie tot andere
beleidsvelden of instellingen.
- b.
Organisatieplan:
- -
bestuurs- en personeelsplan;
- -
visie op vrijwilligersbeleid;
- -
public relations en marketingplan.
- c.
Financieel plan:
- -
investerings-, reserverings- en onderhoudsplan,
inclusief doelbeschrijving en termijnvisie;
- -
exploitatiebegroting voor het eerstkomende jaar en
een meerjarenraming voor de daaropvolgende jaren,
waaronder financiële termijnvisie en
toelichting;
- -
Het vigerende bedrijfsplan van een instelling geldt financieel als
uitgangspunt voor de nieuw overeen te komen bedrijfsplanperiode.
De gemeentelijke kaders waarbinnen het bedrijfsplan opgesteld dient te
worden, zijn:
- -
bestuurlijke doelstellingen;
- -
beleidsplannen binnen diverse werkvelden;
- 2.
Op grond van artikel 6, lid 2, Algemene subsidieverordening
Heerhugowaard 2011 dient
een aanvraag voor subsidie ingediend te worden tussen 1
juli en 1 oktober van het jaar
voorafgaand aan het jaar of de jaren dat met de
activiteiten wordt gestart.
- 3.
Aanvragen die worden ingediend voor aanvang van de
indieningstermijn worden
gedateerd op 1 juli.
Artikel 7 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen
- 1.
Subsidie wordt uitsluitend verleend voor kosten die noodzakelijk zijn
voor het uitvoeren van de activiteit.
- 2.
Loon- en prijscompensatie
- a.
Instellingen die meer dan € 50.000 subsidie ontvangen kunnen in
aanmerking komen voor loon- en prijscompensatie. De percentages
voor loon- en prijsstijgingen wordt jaarlijks door het college
van burgemeester en wethouders vastgesteld als onderdeel van de
uitgangspunten van de begroting en de meerjarenraming van de
gemeente.
- b.
Instellingen die meer dan € 50.000 subsidie ontvangen dienen
inzicht te verschaffen in het loongevoelige- prijsgevoelige- en
constante deel van de totaal geraamde uitgaven. De
looncompensatie wordt berekend over het loongevoelige deel en de
prijscompensatie over het prijsgevoelige deel van de verleende
subsidie van het voorgaande jaar.
- 3.
Reserveringen
- a.
Reserveringen zijn alleen toegestaan indien zij onderdeel
uitmaken van de subsidieaanvraag en in de beschikking tot
toekenning zijn vermeld.
- b.
De volgende reserves worden onderscheiden:
- -
egalisatiereserve: voor het opvangen van schommelingen
in de exploitatie
- -
bestemmingsreserve: voor noodzakelijke periodieke
investeringen in roerende zaken, op basis van een
meerjarenplan.
- -
voorzieningen: voor redelijkerwijs te verwachten
betalingsverplichtingen.
- c.
De egalisatiereserve is maximaal 10% van de
gemiddelde totale inkomsten van de instelling over
de afgelopen 4 jaar.
- d.
De hoogte van bestemmingsreserves en
voorzieningen is afhankelijk van de aard van de
organisatie en haar activiteiten.
- e.
Het is instellingen toegestaan het positieve
verschil tussen het bedrag van de
subsidieverlening en de (lagere)
subsidievaststelling toe te voegen aan de
egalisatiereserve.
Artikel 8 Berekening van de subsidie
- 1.
Voor regionale instellingen waar over de hoogte van de subsidie geen
afspraken in regionaal verband zijn of worden gemaakt, maar waar de
subsidie wordt bepaald aan de hand van het aantal gebruikers, wordt het
subsidiebedrag als volgt berekend: de totale kosten minus de totale
inkomsten, gedeeld door het totaal aantal regionale gebruikers, keer het
aantal lokale gebruikers.
- 2.
Met instellingen die meer dan € 50.000 subsidie aanvragen worden op
basis van het door hen ingediende bedrijfsplan afspraken gemaakt over de
hoogte van de subsidie.
- 3.
Voor de overige (niet regionale) aanvragen bedraagt het subsidiebedrag
100% van de totale kosten minus de totale inkomsten.
- 4.
Gesubsidieerde activiteiten zijn in hoofdzaak bedoeld voor de inwoners
van Heerhugowaard. Daarom dient ten minste 70% van de deelnemers
woonachtig te zijn in Heerhugowaard. Activiteiten die in verband met een
gering belangstellingspercentage uitsluitend in regionaal verband worden
aangeboden, vormen op dit algemene criterium een uitzondering.
Artikel 9. Verdeling van het subsidieplafond
Indien het subsidiebedrag, voor de in beginsel voor honorering in aanmerking
komende aanvragen, het subsidieplafond overtreft, gelden achtereenvolgens de
onderstaande verdeelregels:
- 1.
Instellingen die in de periode genoemd in artikel 6 lid 2 hun
aanvraag hebben ingediend (groep A) gaan voor instellingen die na
die periode hun aanvraag hebben ingediend (groep B);
- 2.
Indien het subsidiebedrag voor de in beginsel voor honorering in
aanmerking komende aanvragen van groep A het subsidieplafond
overtreft, wordt het subsidiebudget naar rato van de in beginsel te
verlenen subsidie verdeeld over de subsidieaanvragen van groep A. In
dat geval ontvangt groep B geen subsidie;
- 3.
Indien het resterende subsidiebedrag voor de in beginsel voor
honorering in aanmerking komende aanvragen van groep B ontoereikend
is om alle aanvragen uit groep B te honoreren, wordt het
subsidiebudget in volgorde van ontvangst van de subsidieaanvragen
verdeeld.
- 4.
Indien bij toepassing van lid 3 blijkt dat het resterende budget
dient te worden verdeeld tussen twee of meer instellingen van wie de
aanvraag die op dezelfde datum zijn ontvangen, waarbij het budget
ontoereikend is om deze aanvragen volledig te honoreren, dan wordt
het budget naar rato van de in beginsel te verlenen subsidie
verdeeld over de betreffende subsidieaanvragen.
- 5.
Wanneer de aanvrager krachtens art 4:5 van de Algemene Wet
bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de onvolledige aanvraag aan
te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum
waarop de aanvulling is ontvangen.
Artikel 10. Subsidievaststelling
Het bedrag van de vaststelling is nooit hoger dan het bedrag van de
verlening.
Artikel 11. Verplichtingen
- 1.
Bij het organiseren van (gesubsidieerde) activiteiten dient aangestuurd
te worden op:
- ·
eigen verantwoordelijkheid van cliënt;
- ·
preventieve maatregelen/zorg;
- ·
welzijn/zorgarrangementen;
- ·
samenwerking met andere organisaties;
- ·
betrekken van de doelgroep waar de activiteit zich op richt.
- 2.
De subsidievrager dient actief te zoeken naar mogelijkheden tot
afstemming en/of samenwerking met andere instellingen die zich richten
op dezelfde doelgroep(en). Uit de subsidieaanvraag moet blijken hoe de
subsidievrager dit heeft gedaan en het resultaat vermelden.
- 3.
De subsidievrager dient eerst actief op zoek te gaan naar (andere)
vormen van financiële ondersteuning; Uit de aanvraag moet ook blijken
hoe de instelling dit heeft gedaan en het resultaat vermelden.
- 4.
Het College van Burgemeester en Wethouders kan bij de verlening van
subsidie aanvullende verplichtingen opleggen die naar verwachting de
kwaliteit verbeteren of bijdragen aan een betere verantwoording van de
resultaten.
Artikel 11a Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000
- 1.
Bij subsidies tot en met € 5.000 kunnen burgemeester en wethouders op
grond van artikel 13 lid 3, 4 en 5 van de Algemene subsidieverordening
bepalen dat de subsidie-ontvanger uiterlijk binnen 13 weken nadat de
gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling
indient.
- 2.
- -
een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde
activiteiten zijn verricht;
- -
een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden
uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);
- 3.
Burgemeester en wethouders kunnen andere gegevens verlangen.
Artikel 11b Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 50.000
- 1.
Bij subsidies van meer dan € 5.000 doch minder dan € 50.000 kunnen
burgemeester en wethouders op grond van artikel 14 lid 2 en 3 van de
Algemene subsidieverordening bepalen dat de aanvraag tot vaststelling
ook een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan
verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening)
bevat;
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen andere gegevens verlangen.
Artikel 12 Overgangsbepalingen
Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor 1 januari 2012 worden afgedaan
volgens de bepalingen van de subsidieverordening waarop de aanvraag
betrekking heeft.
Artikel 13 Hardheidsclausule
Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze
verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover
toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt
tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit
artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag
gedaan aan de raad.
Artikel 14 Betalingsschema
Subsidiebedragen tot € 5.000 : betaling in de maand februari
Subsidiebedragen vanaf € 5.000 tot € 50.000 : betaling 50% in de maand
februari: betaling 50% in de maand mei
Subsidiebedragen vanaf € 50.000 : betaling 25% in de maand februari
: betaling 50% in de maand mei : betaling 25% in de maand september
Artikel 15 Slotbepalingen
- 1.
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2012 en is van kracht
tot 1 januari 2018.
- 2.
De regeling wordt aangehaald als: Deelsubsidieverordening Wonen,
Welzijn, Zorg
Heerhugowaard, 6 december 2011
Burgemeester en wethouders van Heerhugowaard,
de secretaris, de burgemeester,
Bijlage 1.
Normen voor berekenen subsidie conform artikel 9 lid 1.
1. Buitensport
Criteria :
- -
- -
De contributienorm en het % van de neveninkomsten zijn als volgt
opgebouwd :
| Contributienorm jeugd | Contributienorm volwassenen | % neveninkomsten |
Atletiek | 60 | 100 | 30 |
Honk-/softbal | 60 | 100 | 50 |
Handbal | 60 | 100 | 50 |
Voetbal | 60 | 100 | 65 |
Kanoën | 60 | 100 | 30 |
Triathlon | 60 | 90 | 15 |
Korfbal | 58 | 115 | 30 |
Hockey | 90 | 125 | 30 |
Roeien | 90 | 125 | 30 |
2. Binnensport
Criteria :
- -
- -
De contributienorm en het % van de neveninkomsten zijn als volgt
opgebouwd :
| Contributienorm jeugd | Contributienorm volwassenen | % neveninkomsten |
Gymnastiek | 60 | 100 | 15 |
Volleybal | 58 | 100 | 15 |
Badminton | 90 | 125 | 15 |
Zwem/polo | 130 | 170 | 15 |
Basketbal | 85 | 120 | 15 |
Bowls | 60 | 100 | 15 |
| | | |
Aangepast sporten: | | | |
Zwemmen | 55 | 85 | 15 |
Rolstoeldansen | 45 | 80 | 15 |
Showdown | 45 | 80 | 15 |
Subsidienorm:
- -
Organisatiekosten: €17 per lid
- -
Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten
- -
Afdracht centrale organen: €42 per lid (maximaal)
- -
Kostennorm trainer senioren: €2.768 tot/per 100 leden
- -
Kostennorm trainer junioren: €2.768 tot/per 100 leden
- -
Indien de restnorm voor jeugd- en seniorleden meer dan 100 is, volgt nog
een bijdrage van € 2.768
Alle hiervoor gehanteerde normbedragen/bedragen per lid e.d. zijn
maximumbedragen. Indien de
werkelijke kosten lager zijn, wordt van de werkelijke kosten uitgegaan.
De percentages neveninkomsten zijn gebaseerd op ervaringsgetallen
Heerhugowaardse verenigingen met leden van buiten de gemeente, kunnen aanspraak
maken op de volledige bekostigingsbijdrage indien het aantal Heerhugowaardse
leden minimaal 50% is. Er vindt een korting op de bijdrage plaats gelijk aan 3x
het percentage van de niet-Heerhugowaardse leden boven de 50%. Voorbeeld: Een
Heerhugowaardse vereniging met 70% leden van buiten de gemeente krijgt een
korting op de bekostigingsbijdrage van 60%.
Bijlage 2:
Procedure bedrijfsplan conform artikel 8 lid 4
Start: Twee jaar voor het verstrijken van de bedrijfsplanperiode
Periode januari tot juli:
De lopende bedrijfsplanperiode wordt met de instelling tussentijds geëvalueerd.
De maatschappelijke ontwikkelingen worden betrokken bij de beleidsverwachting
voor de nieuwe bedrijfsplanperiode.
Aansluitende periode juli tot oktober:
De instelling ontwikkelt op basis van het subsidiebeleid een
concept-bedrijfsplan en geeft de financiële consequenties aan.
Aansluitende periode oktober en november:
- -
Gemeente en de instelling voeren overleg over het concept-bedrijfsplan
en het budgettaire beslag;
- -
Over de uitvoering van gemeentelijk beleid en het daarop betrekking
hebbend budget dient tussen gemeente en instelling consensus te worden
bereikt.
Aansluitende periode december en januari:
-Het college van burgemeester en wethouders neemt een voorlopig standpunt in
over hetconcept-bedrijfsplan.
Aansluitende periode februari en maart:
De instelling stelt de definitieve versie van het bedrijfsplan op.
Aansluitende periode april tot en met december;
Voorafgaand aan het eerste jaar van de nieuwe bedrijfsplanperiode:
Besluitvorming door het college van burgemeester en wethouders vindt plaats
binnen de procedure van de ASV.