Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2016 |
Citeertitel | Reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2016 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuurlijke organisatie |
Met de inwerkingtreding van dit Reglement van Orde komt het Reglement van Orde voor de vergadering der provinciale staten van Fryslân, zoals vastgesteld bij besluit van 21 december 2011 te vervallen.
Deze regeling is vervangen door het Reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2017.
Provinciewet, art. 16
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-05-2016 | 06-10-2017 | nieuwe regeling | 23-03-2016 | Statenvoorstel 1292288 |
REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN VAN PROVINCIALE STATEN VAN FRYSLAN
Provinciale staten van Fryslân Gelezen het voorstel van het Presidium van 16 maart 2016 Gelet op artikel 16 Provinciewet
Besluiten Het reglement van orde voor de vergaderingen van provinciale staten Fryslân 2016 als volgt vast te stellen:
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Voor dit reglement wordt verstaan onder:
interpellatie: een verzoek van een lid van provinciale staten om inlichtingen aan het college van gedeputeerde staten dan wel van de voorzitter of de leden van dat college afzonderlijk ten aanzien van een onderwerp dat vreemd is aan de orde van de dag, betreffende het door hen gevoerde bestuur overeenkomstig de artikelen 167 en 179 van de Provinciewet.
statenmarkt: deze ‘Steatemerk’ is de plek waar inwoners, organisaties statenleden en ambtenaren elkaar ontmoeten en in dialoog gaan over onderwerpen die in een volgende statenvergadering aan de orde komen. Het is ook de plek waar technische informatie wordt uitgewisseld over geagendeerde onderwerpen.
Artikel 5. Agendacommissie en Presidium
De vicevoorzitter van de staten zit de vergadering van de agendacommissie voor. De voorzitter van de staten en de griffier zijn adviseur van de agendacommissie. De griffier draagt tevens zorg voor ondersteuning van de agendacommissie.
De griffier draagt zorg voor de ondersteuning van het presidium. De griffier zendt verslagen van de vergadering van het presidium aan de statenleden. De voorzitter van gedeputeerde staten is in elke vergadering van het presidium aanwezig. Indien hij afwezig is kan het presidium een ander lid van gedeputeerde staten uitnodigen om in de vergadering aanwezig te zijn.
Hoofdstuk II Toetsing van de leden
Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven
Zijn met betrekking tot een geloofsbrief of de verkiezing zelf geschillen gerezen, dan brengt de desbetreffende commissie daarvan schriftelijk verslag uit. De behandeling van dat verslag en de beslissing omtrent de toelating kunnen - in afwijking van het bepaalde in het tweede lid - tot een volgende vergadering worden uitgesteld.
Hoofdstuk III De vergaderingen
De voorzitter zendt ten minste tien dagen vóór een vergadering de statenleden een oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter de oproep minder dan tien dagen voor de vergadering verzenden. Het spoedeisende karakter dient te worden gemotiveerd.
Artikel 11 Burgerinitiatiefvoorstel
Burgers hebben het recht een onderwerp op de agenda van provinciale staten te doen plaatsen volgens de bepalingen in de Verordening Burgerinitiatief zoals die door provinciale staten is vastgesteld.
Artikel 12 Ter inzage legging van stukken
In afwijking van artikel 9, vierde lid worden, in uitzonderlijke gevallen waarom gedeputeerde staten expliciet en gemotiveerd hebben verzocht, stukken bedoeld in artikel 25, tweede lid van de Provinciewet, voor de leden van provinciale staten op een door of namens de griffier aangewezen plaats ter inzage gelegd. Van het ter inzage leggen wordt bij het ter kennis brengen van de agenda mededeling gedaan. Geheime stukken kunnen worden geraadpleegd onder toezicht van de griffier of een daartoe door hem aangewezen griffiemedewerker.
Par. 2. De orde der vergadering
Artikel 16 Opening vergadering / quorum
Op een vergadering als bedoeld in het tweede lid is het eerste lid niet van toepassing. Provinciale staten kunnen echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de in het eerste lid bedoelde vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker hinderlijk en/of herhaaldelijk interrumpeert, een plicht tot geheimhouding schendt dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen.
Artikel 23 Volgorde van beraadslaging
Bij elk in beraadslaging gebracht voorstel, dat in onderdelen of artikelen is gesplitst, wordt, indien provinciale staten dit wensen, eerst beraadslaagd over het voorstel in het algemeen en vervolgens over de onderdelen of artikelen afzonderlijk naar hun volgorde. Tenslotte wordt ten aanzien van het voorstel in zijn geheel zonder nieuwe beraadslaging een beslissing genomen.
Artikel 24 Schorsing vergadering voor nader beraad
De voorzitter kan de vergadering op eigen initiatief of op verzoek schorsen om gedeputeerde staten of de leden gelegenheid tot onderling beraad te geven.
Een amendement is ontoelaatbaar indien het een strekking heeft, tegengesteld aan die van het voorstel of indien er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het voorstel en het amendement. Een amendement wordt toelaatbaar geacht zolang provinciale staten het niet ontoelaatbaar hebben verklaard. Een daartoe strekkend voorstel kan worden gedaan hetzij door de voorzitter, hetzij door de leden.
Artikel 30 Initiatiefvoorstellen
Het presidium plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering van een statencommissie en de daarop volgende vergadering van provinciale staten, indien dit voorstel tenminste zeven dagen voor de aanvang van de betreffende statencommissievergadering is ingediend. In spoedeisende gevallen kan hiervan worden afgeweken, zulks ter beoordeling van de voorzitter.
De stemmingen vinden plaats nadat de gehele agenda is afgehandeld of een tijdstip dat op verzoek van de voorzitter of een lid van provinciale staten door provinciale staten is vastgesteld.
De voorzitter roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen, dan wel verzoekt hen digitaal te stemmen via de stemcomputer, dan wel bij handopsteking. Als hoofdelijk wordt gestemd, wordt door trekking van een nummer door de voorzitter bepaald bij welke naam op de presentielijst het afroepen van de namen zal worden begonnen.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 33 Stemming over amendementen en moties
Indien twee of meer (subamendementen op een voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter, met inachtneming van het bepaalde in het eerste en tweede lid, de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Hierbij geldt als regel dat het meest verstrekkende (sub)amendement het eerst in stemming wordt gebracht.
Par. 4.2 Stemmen over personen
Artikel 34. Stemmen over personen
De voorzitter van provinciale staten maakt de aan hem door het stembureau meegedeelde uitslag van elke stemming bekend, met vermelding van het aantal leden dat, met inachtneming van artikel 30 van de Provinciewet, aan de stemming heeft deelgenomen en het aantal stemmen dat op iedere persoon is uitgebracht.
Wanneer ook bij deze herstemming niemand de volstrekte meerderheid verkrijgt, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke personen de derde stemming zal plaatshebben.
Hoofdstuk IV Het vragen van inlichtingen
Het lid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder nauwkeurige aanduiding van het onderwerp tenminste een uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de vergadering van die dag aan de orde komt.
Indien een vraag tenminste 24 uur voor aanvang van een vergadering van provinciale staten wordt aangemeld ontvangt de vragensteller in ieder geval antwoord in deze eerstvolgende vergadering. Zaterdagen, zon- en feestdagen worden hierbij niet meegerekend. De griffier brengt de vragen die tenminste 24 uur voor aanvang van de vergadering zijn ingediend ter kennis aan de statenleden.
Een verzoek om een interpellatie te mogen houden dient duidelijk het onderwerp waarop de te stellen vragen betrekking zullen hebben te omschrijven en wordt, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste achtenveertig uren voor de vergadering waarin op het verzoek moet worden beslist, bij de voorzitter ingediend.
Artikel 41 Samenloop van vragen en inlichtingen over hetzelfde onderwerp.
Schriftelijk gestelde vragen dan wel verzoeken om een interpellatie over een onderwerp waarover een statenlid reeds een vraag heeft gesteld of aangekondigd of een verzoek heeft ingediend, maar waarop nog geen antwoord is gegeven, worden niet in behandeling genomen. Om te bepalen of over hetzelfde onderwerp reeds een vraag of een verzoek is ingediend, geldt het moment waarop een vraag of een verzoek ter kennis wordt gebracht van de voorzitter.
De besluitenlijst bevat in elk geval:
een overzicht van het verloop van elke stemming met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen der leden, die zich voor en van hen, die zich tegen verklaarden, en van namen der leden, die zich volgens de wet van stemming onthielden en bij schriftelijke stemming van hetgeen in artikel 34 lid 8 van dit Reglement is bepaald;
Hoofdstuk VII Toehoorders e.d.
Artikel 45 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- en/of beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING REGLEMENT VAN ORDE PROVINCIALE STATEN
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen In dit artikel worden omschrijvingen gegeven van in het reglement voorkomende begrippen. Hiervoor is grotendeels teruggegrepen om de omschrijvingen in de Provinciewet. Eerder werd in het betreffende artikel de begripsomschrijving herhaald. Omwille van de leesbaarheid en omvang van het reglement is dit nu verwijderd.
Artikel 2 De voorzitter Artikel 9 van de Provinciewet bepaalt dat de Commissaris van de Koning voorzitter is van provinciale staten. In de nieuwe leden 2 en 3 zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de benoeming en de taak van de vice-voorzitter. In artikel 4 is geregeld dat de bij afwezigheid van zowel de voorzitter als de vice-voorzitter de nestor in provinciale staten hun vervangt. De nestor is het statenlid met de meeste zittingsjaren. Bij een gelijk aantal zittingsjaren telt het eerste jaar van verkiezing en anders het oudste statenlid in leeftijd. Als een statenlid tussentijds een of meerdere jaren of termijnen geen lid van provinciale staten is geweest, telt die periode niet mee bij het bepalen van het aantal zittingsjaren. Hiermee wordt aangesloten bij artikel 75 Provinciewet, waarin de waarneming van het commissarisambt is bepaald.
Artikel 3 De griffier Dit betreft een uitwerking van artikel 104 e.v. van de Provinciewet. De vervanger van de griffier is de adjunct-griffier, die hiertoe, overeenkomstig artikel 104d Provinciewet is benoemd door provinciale staten.
Artikel 4 Fracties Artikel 4 is in zijn geheel aangepast. Met deze aanpassing wordt beoogd een onderscheid te maken tussen fracties die zijn ontstaan doordat de leden daarvan door het centraal stembureau op dezelfde lijst verkozen zijn verklaard en groeperingen die later ontstaan door afsplitsingen . Het Reglement van Orde kiest dus op het punt van fractievorming voor de lijst zoals die is gepubliceerd tijdens de verkiezingen. Om het onderscheid tussen de fracties die na verkiezingen zijn ontstaan en de groeperingen die door afsplitsing zijn ontstaan te verduidelijken, wordt de nieuw ontstane groepering met ‘groep’ aangeduid als deze uit meerdere statenleden bestaat. Als een nieuw ontstane groepering slechts uit één statenlid bestaat, wordt deze fractie aangeduid als statenlid. (dus: groep X/Y/Z en statenlid X).
Artikel 5 Presidium en Agendacommissie In de aanpassing is de splitsing in een agendacommissie en presidium geregeld. Daarnaast is er nu vanuit gegaan dat alleen de voorzitters van de fracties op grond van artikel 4, lid 1 van dit Reglement lid zijn van het Presidium. Dat houdt in dat fractievoorzitters van de fracties die uit splitsingen zijn ontstaan niet lid van het Presidium kunnen zijn. Voor een nieuwe fractie die door samenvoeging van meerdere fracties ( waarvan tenminste één als bedoeld in artikel 4, lid van dit Reglement van Orde) geldt deze beperking niet. Een voorzitter van zo’n fractie is lid van het Presidium.
Artikel 9 OproepHet artikel is mede een uitwerking van artikel 19 Provinciewet, dat regels geeft m.b.t. de agenda. In dit artikel is vastgelegd binnen welke termijnen de voorlopige agenda en de daarbij behorende basisstukken ter kennis worden gebracht aan de statenleden. In het vierde lid is geregeld dat stukken waaraan door gedeputeerde staten, op grond van artikel 25 Provinciewet, geheimhouding is opgelegd, aan de statenleden worden toegestuurd in een envelop met daarop de aanduiding ‘geheim’. Artikel 25 Provinciewet regelt o.a. dat geheimhouding kan worden opgelegd op grond van een belang genoemd in artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur. De verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door provinciale staten in hun eerstvolgende vergadering wordt bekrachtigd. Schending van de geheimhouding kan in het uiterste geval leiden tot strafvervolging op grond van artikel 272 Wetboek van Strafrecht (schending van ambtsgeheim).
Artikel 10 De agenda In dit artikel is o.m. (nogmaals) de bevoegdheid van het presidium vastgelegd om de voorlopige agenda van de vergadering vast te stellen. Het eerste lid maakt het mogelijk dat de fracties directe zeggenschap krijgen over het vaststellen van de voorlopige agenda van de statenvergadering. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen hamerpunten en bespreekpunten. Als naar het oordeel van het presidium een statenvoorstel een uitsluitend technisch of formeel karakter heeft, kan een punt als hamerpunt worden geagendeerd. Een punt wordt als bespreekpunt geagendeerd als één of meer fracties daarom vragen. Lid 2 regelt dat de voorzitter in spoedeisende gevallen 48 uur voor de vergadering een aanvullende agenda kan opstellen. Hierbij is aangegeven dat het spoedeisende karakter dient te worden gemotiveerd. De definitieve vaststelling van de agenda vindt uiteindelijk plaats door provinciale staten aan het begin van de statenvergadering. Dit is geregeld in het derde, vierde lid. In het vijfde en zesde lid is geregeld welke mogelijkheden er zijn om een hamer punt alsnog als bespreekpunt te agenderen of andersom. In het geval van het vijfde lid wordt er gezorgd voor het verzenden van een aangepaste agenda. Het oorspronkelijke lid 5 is vervallen omdat er geen adviserende commissievergaderingen meer zijn. Sinds de aanpassing van de werkwijze en de instelling van de Steatemerk worden er in de commissievergaderingen geen adviezen meer gegeven over de behandeling van de onderwerpen in de PS-vergadering.
Artikel 11 Burgerinitiatief.De term burgerinitiatief houdt in dat de burgers eigen voorstellen bij provinciale staten kunnen indienen, die op de agenda van provinciale staten worden geplaatst, mits aan de procedurele en inhoudelijke vereisten is voldaan. De aanvulling van het representatieve stelsel met de figuur van burgerinitiatief betekent, dat (groepen) burgers een mogelijkheid hebben om zelf en gericht op concrete onderwerpen deel te nemen aan het provinciebestuur. Het burgerinitiatief is een middel om de betrokkenheid van de burger bij de provinciale politiek te vergroten. De uitwerking van het recht van burgerinitiatief is een bevoegdheid van provinciale staten en is uitgewerkt in de verordening burgerinitiatief Fryslân.
Artikel 12. Ter inzage legging van stukkenIn dit artikel is de ter inzage legging van statenvoorstellen geregeld. In het tweede lid is toegevoegd dat kan worden afgeweken van de werkwijze om geheime stukken aan statenleden toe te sturen. Gedeputeerde staten dienen daartoe expliciet een gemotiveerd verzoek te doen.
Artikel 13. Openbare kennisgeving.Dit artikel is een uitwerking van artikel 19 Provinciewet. Het artikel is aangepast aan de werkwijze van het digitaal verzenden van vergaderstukken.
Par. 2. De orde der vergadering
Artikel 14. PresentielijstBij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder statenlid onmiddellijk de presentielijst. De presentielijst is bepalend voor de vaststelling van het quorum. Wanneer een statenlid tussentijds of voor de stemming de vergadering verlaat meldt hij dit aan de voorzitter en wordt hiervan aantekening gemaakt.
Artikel 15. Zitplaatsen.Dit artikel spreekt voor zichzelf.
Artikel 16. Opening vergadering / quorumDit artikel is een uitwerking van artikel 20 Provinciewet.
Artikel 17. Ingekomen stukkenGeen wijzigingen
Artikel 18. Spreken door statenledenIn dit artikel is het mogelijk gemaakt dat de griffier of derden in de vergadering kunnen spreken.
Artikel 19. Volgorde van sprekenDe verwijzing in lid 3 sub c is gecorrigeerd.
Artikel 20. Handhaving van de ordeIn dit artikel is de bevoegdheid die de voorzitter heeft op grond van artikel 26 Provinciewet tot handhaving van de orde tijdens de vergadering nader uitgewerkt. Lid 5 van het artikel regelt dat de voorzitter kan bepalen dat een gedeelte van het gesprokene niet in het verslag wordt opgenomen. Deze bevoegdheid geldt nadrukkelijk ook voor de beeldregistratie.
Artikel 21. Aantal termijnenGeen substantiële wijzigingen.
Artikel 22. Beperking spreektijd Geen wijzigingen.
Artikel 23. Volgorde van beraadslagingOngewijzigd.
Artikel 24. Schorsing van de vergadering voor nader beraadOngewijzigd.
Artikel 25. Sluiting beraadslaging / stemverklaringOngewijzigd.
Par. 3 Rechten van leden Geen wijzigingen.
Artikel 26. Voorstellen van ordeOngewijzigd.
Artikel 27. AmendementenGeen wijzigingen.
Artikel 28. Splitsing van voorstellenGeen wijzigingen.
Artikel 29. MotiesIn het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn gedeputeerde staten formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen staten en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. In lid 7 is de mogelijkheid opgenomen om een motie vreemd aan de orde van de dag in te dienen. Het betreft hier een motie over een onderwerp dat niet op de agenda is opgenomen. Dit instrument is toegevoegd om fracties de mogelijkheid te geven in debat te gaan over een (actueel) onderwerp dat niet op de agenda staat. De behandeling van de motie vindt plaats in maximaal twee termijnen. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Over een motie wordt gestemd, tenzij de indiener van de motie besluit hem in te trekken. Wanneer een motie door het college wordt overgenomen, betekent dit een positief advies van het college over de motie. Een overgenomen motie wordt nog steeds in stemming gebracht, tenzij de indiener besluit deze in te trekken. In het geval de motie wordt ingetrokken, vervalt deze en kan deze niet meer in stemming worden gebracht. Fracties die bezwaren hebben tegen een door het college overgenomen motie, kunnen deze bezwaren desgewenst kenbaar maken door een eigen motie in te dienen. Een motie moet schriftelijk worden ingediend bij de voorzitter en dient te zijn ondertekend door de indiener. Omwille van een snelle verspreiding van de moties tijdens de vergadering aan gedeputeerde staten en de statenleden, moet de motie in tweevoud worden ingediend.
Artikel 30. Initiatiefvoorstellen Geen wijzigingen.
Artikel 30a CollegevoorstelDit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van provinciale staten. Provinciale staten is het enige orgaan dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. Provinciale staten moeten hier toestemming voor geven. Indien provinciale staten van oordeel zijn dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kunnen zij het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. Provinciale staten kunnen het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. Provinciale staten bepalen echter, op voorstel van het presidium, wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt.
Artikel 31. TijdstipIn dit artikel is de afspraak vastgelegd dat in principe stemming over alle punten van de agenda plaatsvindt nadat de gehele agenda is afgehandeld. Uitzonderingen hierop zijn mogelijk.
Artikel 32. Stemquorum Ongewijzigd.
Artikel 32a Stemming algemeen Ongewijzigd.
Artikel 33. Stemming over amendementen en moties Geen wijzigingen.
Par. 4.2 Stemmen over personen
Artikel 34 t/m 36.Geen wijzigingen.
Hoofdstuk IV Het vragen van inlichtingen
In dit hoofdstuk zijn de bepalingen omtrent het verkrijgen van inlichtingen samengebracht. Het betreft het stellen van mondelinge en schriftelijke vragen en het recht van interpellatie.
Artikel 38. VragenuurIn het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip vragenuur genoemd. Het vragenuur kan de controlerende taak van de statenleden ten goede komen. Het vragenuur verschilt van karakter met het recht van interpellatie ( zie hierna artikel 40). Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Bij het vragenuur kunnen statenleden aan gedeputeerde staten inlichtingen vragen over het door hen gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij de geagendeerde onderwerpen aan de orde komt. Statenleden vragen daarmee gedeputeerde staten zich te verantwoorden over het door hen gevoerde bestuur. Het is in tegenstelling tot het recht van interpellatie niet mogelijk om tijdens het vragenuur moties in te dienen. Het vragenuur is niet bedoeld om het debat aan te gaan.
Artikel 39. Schriftelijke vragenIn het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip schriftelijke vraag genoemd. Ook aan de leden van gedeputeerde staten afzonderlijk kunnen vragen worden gesteld. In het tweede lid is het beantwoordingstermijn vastgelegd.
Artikel 40. InterpellatieIn het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip interpellatie genoemd. De termijn waarbinnen een verzoek om verlof tot het houden van een interpellatie bij de voorzitter moet worden ingediend bedraagt achtenveertig uur vóór de vergadering waarin over het verzoek moet worden beslist. Een interpellatie mondt doorgaans uit in een motie. De griffier brengt de ingediende interpellatieverzoeken zo spoedig mogelijk ter kennis brengt van de leden van provinciale staten. In het vijfde lid is de mogelijkheid toegevoegd voor andere statenleden om in de eerste termijn al aanvullende vragen te stellen, en om interrupties te plegen.
Artikel 41. Samenloop van vragen en inlichtingen over hetzelfde onderwerp.De situatie kan zich voordoen dat over hetzelfde onderwerp door verschillende statenleden in schriftelijke vragen worden gesteld of een verzoek wordt ingediend bij de voorzitter om een interpellatie te houden. Artikel 41 beoogt duidelijkheid te scheppen op welke wijze bij deze samenloop wordt omgegaan met de afhandeling van de gestelde vragen of ingediende verzoeken. De voorzitter bepaalt aan de hand van het moment van kennisneming van het verzoek of over het betreffende onderwerp al een ander verzoek is binnengekomen of een schriftelijke vraag is gesteld. Wanneer eerdere verzoeken nog niet op de daarvoor vastgelegde wijze zijn behandeld, worden latere verzoeken die over hetzelfde onderwerp handelen niet in behandeling genomen.
Artikel 42. Recht van onderzoek.Voor een gedualiseerde werkwijze is het van belang dat provinciale staten over voldoende controle-instrumenten beschikken. De mogelijkheid van een recht van onderzoek versterkt de controlerende functie van provinciale staten ten opzichte van het college.
Artikel 43. CommissiesGeen wijzigingen.
Artikel 44. Besluitenlijst en verslagGeen wijzigingen
Artikel 45. Geluid- en beeldregistratiesGeen wijzigingen
Artikel 46. OrdeverstoringDit artikel is een uitwerking van de bevoegdheden van de Commissaris van de Koningin, zoals hem gegeven artikel 26 Provinciewet. In lid vier is verduidelijkt dat tijdens de vergadering niet getelefoneerd mag worden. Dit geldt ook voor toehoorders van de vergaderingen.
Leden Provinciale StatenNederlands:Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van provinciale staten benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van provinciale staten naar eer en geweten zal vervullen.
Frysk:Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta lid fan provinsjale steaten beneamd te wurden, streekrjocht noch midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst dan ek jûn of ûnthjitten haw. Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme sil. Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan 'e Grûnwet, dat ik de wetten neikomme sil en dat ik myn plichten as lid fan provinsjale steaten yn alle oprjochtens ferfolje sil.