Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a.
Algemene subsidieverordening: de Algemene
subsidieverordening Heerhugowaard 2011
- b.
Instelling. Elke rechtspersoon die zonder
winstoogmerk de behartiging van door het gemeentebestuur erkende
belangen als hoofddoel heeft.
- c.
Activiteiten. Activiteiten die zich richten op de
inwoners van Heerhugowaard op het gebied van sport, .
- d.
Prestaties. De schriftelijk vastgelegde afspraken
over de resultaten die met gesubsidieerde activiteiten moeten worden
behaald. Hierbij kan de activiteit zelf de prestatie zijn of de
concrete effecten van de activiteit.
- e.
Ontmoeting. Het in contact komen met anderen.
Deze contacten kunnen incidenteel zijn maar ook uitmonden in een
regelmatig contact, waardoor een sociaal netwerk ontstaat.
Ontmoeting is voorloper van participatie en perspectief.
- f.
Participatie. Het stimuleren en bieden van
mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en
gebruik te maken van voorzieningen.
- g.
Perspectief. Het vergoten van kansen op studie,
werk en een zinvolle tijdsbesteding.
Artikel 2 Algemene bepalingen
- 1.
Deze verordening is van toepassing op alle subsidieverzoeken ten behoeve
van activiteiten, gericht op inwoners van Heerhugowaard.
- 2.
Deze verordening is niet van toepassing op regionale instellingen die
vallen onder een zogenoemde gemeenschappelijke regeling.
- 3.
Met de regionale instellingen die met een bedrijfsplan werken, worden in
regionaal verband afspraken gemaakt. Deze afspraken kunnen afwijken van
hetgeen in deze verordening is neergelegd. Dit laatste geldt ook voor
afspraken van het college met door haar aangewezen instellingen.
- 4.
Subsidie wordt voor een periode van maximaal vier jaar verleend.
- 5.
De subsidie bedraagt niet meer dan het exploitatietekort van de
instelling.
- 6.
Het subsidiebedrag kan alleen op verzoek en na schriftelijke toestemming
van het college van burgemeester en wethouders voor andere dan de
afgesproken activiteiten worden aangewend.
Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
Subsidie kan slechts voor een activiteit worden verleend, indien de
activiteit bijdraagt aan:
· Ontmoeting;
· Participatie;
· Perspectief.
Artikel 4 Algemene subsidievoorwaarden
1.De vraag.
De vraag / behoefte dient duidelijk door de aanvrager aangetoond en door het
college van burgemeester en wethouders onderschreven te worden. Indien dit
niet of onvoldoende het geval is, wordt geen subsidie verleend.
2.De financiële noodzaak.
Indien de activiteit, naar het oordeel van het college van burgemeester en
wethouders, zichzelf kan bedruipen door bijv. het innen van contributies,
het heffen van toegangsgelden, barinkomsten, sponsorgelden of andere vormen
van inkomsten, en/of het bedrag van de egalisatiereserve hoger is dan de
vastgestelde norm op basis van art. 14 lid 5, vindt geen
subsidiëring plaats. Het college van burgemeester en wethouders kan ter
ondersteuning daarvan normen vaststellen. Deze normen kunnen als bijlage bij
de verordening worden gevoegd.
3.De markt.
Indien de markt mogelijkheden ziet om de activiteit aan te bieden, vindt
geen subsidiëring plaats, tenzij het college van burgemeester en wethouders
vindt dat het voor iedereen toegankelijk moet zijn. Onder de markt wordt
verstaan alle aanbieders die niet van gemeentelijke subsidie afhankelijk
zijn. Dat kunnen zowel commerciële als non-profit instellingen zijn.
4.De prestaties.
De aanvrager zal de te verwachten prestaties of resultaten aan moeten tonen.
Vooraf wordt overeengekomen welke prestaties worden geleverd. Afhankelijk
van de aard van de activiteit kunnen zowel input- als output-prestaties
worden geëist.
Artikel 5 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in de artikel 4:35 van de algemene wet
bestuursrecht en artikelen 8 en 9 van de algemene subsidieverordening wordt
de subsidie in ieder geval geweigerd indien:
- a.
De activiteiten een overwegend religieus of politiek karakter
hebben, hetgeen onder andere kan blijken uit de doelstelling,
inhoud, accommodatie, doelgroep of toegankelijkheid.
- b.
De aanvrager de aanvraag of bijbehorende stukken te laat heeft
ingediend;
- c.
De aanvrager beroepskrachten inschakelt die niet beschikken over een
op de functie gerichte opleiding;
- d.
De aanvrager gebruik maakt van een accommodatie die voor de
uitvoering van de activiteiten onvoldoende geschikt of toegerust
is.
- e.
Het algemene belang het lokale belang duidelijk overstijgt. Het gaat
hierbij onder andere om bovenlokale liefdadigheidsinstellingen of
belangengroeperingen.
Artikel 6 Doelgroep
- 1.
Subsidie op grond van deze regeling wordt uitsluitend verstrekt aan
rechtspersonen (stichtingen en verenigingen) met notarieel vastgelegde
statuten.
- 2.
- 3.
Landelijke of regionale instellingen kunnen alleen voor subsidie in
aanmerking komen indien het aanbod aanwijsbaar gericht is op de inwoners
van Heerhugowaard én er een aantoonbare belangstelling of behoefte is
vanuit de inwoners van Heerhugowaard.
Artikel 7 Procedurebepalingen
- 1.
De aanvraag voor subsidie dient bij voorkeur voor 1 juni van het jaar
voorafgaand aan het subsidiejaar, maar uiterlijk 14 weken voor aanvang
van de activiteiten bij het college van burgemeester en wethouders te
worden ingediend. De subsidie wordt aangevraagd op het daartoe door de
gemeente verstrekte aanvraagformulier.
- 2.
Voor instellingen van wie op grond van artikel 17 lid 2d van de algemene
subsidieverordening een accountantsverklaring wordt verlangd geldt een
uiterste indieningstermijn van 1 juni.
Artikel 8 Indieningsvereisten
- 1.
In aanvulling op het gestelde in artikel 5 van de algemene
subsidieverordening dienen aanvragen om subsidie vanaf € 50.000
vergezeld te gaan van een bedrijfsplan.
- 2.
Een bedrijfsplan dient te bevatten:
· doelstelling organisatie
· beschrijving van de gestelde doelen, activiteiten en prestaties, alsmede
de wijze waarop de prestaties worden gemeten en geregistreerd
· werkgebied
· doelgroepenbeleid
· toegankelijkheid van de voorziening (fysiek, financieel)
· afstemming van activiteiten in relatie tot andere beleidsvelden of
instellingen
b.Organisatieplan:
· bestuurs- en personeelsplan
· visie op vrijwilligersbeleid
· public relations en marketingplan
c.Financieel plan:
· investerings-, reserverings- en onderhoudsplan, inclusief doelbeschrijving
en termijnvisie
· exploitatiebegroting voor het eerstkomende jaar en een meerjarenraming
voor de drie daaropvolgende jaren, waaronder financiële termijnvisie en
toelichting
· balans
3.Het vigerende bedrijfsplan van een instelling geldt financieel als
uitgangspunt voor de nieuw overeen te komen bedrijfsplanperiode.
De gemeentelijke kaders waarbinnen het bedrijfsplan opgesteld dient te
worden, zijn:
· bestuurlijke doelstellingen
· beleidsplannen binnen diverse werkvelden
· subsidiebeleid.
4.Voor het tot stand komen van een bedrijfsplan geldt de procedure in de
bijlage van deze verordening.
Artikel 9 Berekening van de subsidie
- 1.
De subsidie wordt berekend aan de hand van normen die als bijlage aan de
verordening is toegevoegd.
- 2.
In die gevallen waarin deze bijlage niet voorziet beslist het college
van burgemeester en wethouders.
Artikel 10 Betaling
De subsidie wordt betaalbaar gesteld, overeenkomstig onderstaand
betaalschema.
- a.
Subsidiebedragen tot € 5.000 : betaling in de maand februari
- b.
Subsidiebedragen vanaf € 5.000 tot € 50.000 : betaling 50% in de
maand februari : betaling 50% in de maand mei
- c.
Subsidiebedragen vanaf € 50.000 : betaling 25% in de maand februari
: betaling 50% in de maand mei : betaling 25% in de maand
september
Artikel 11 Vaststelling
Het bedrag van de subsidievaststelling is per instelling nooit hoger dan het
bedrag van de subsidieverlening.
Artikel 12 Verdeling van het subsidieplafond
Indien het subsidiebedrag, voor de in beginsel voor honorering in aanmerking
komende aanvragen, het subsidieplafond overtreft, gelden achtereenvolgens de
onderstaande verdeelregels:
- 1.
Instellingen die vóór 1 juni voorafgaande aan het betreffende
subsidiejaar, hun aanvraag hebben ingediend (groep A) gaan voor
instellingen die op of ná 1 juni voorafgaand aan het betreffende
subsidiejaar hun aanvraag hebben ingediend (groep B);
- 2.
Indien het subsidiebedrag voor de in beginsel voor honorering in
aanmerking komende aanvragen van groep A het subsidieplafond
overtreft, wordt het subsidiebudget naar rato van de in beginsel te
verlenen subsidie verdeeld over de subsidieaanvragen van groep
A.
- 3.
Indien het resterende subsidiebedrag voor de in beginsel voor
honorering in aanmerking komende aanvragen van groep B ontoereikend
is om alle aanvragen uit groep B te honoreren, wordt het
subsidiebudget in volgorde van ontvangst van de subsidieaanvragen
verdeeld.
- 4.
Indien bij toepassing van lid 3 blijkt dat het resterende budget
dient te worden verdeeld tussen twee of meer instellingen van wie de
aanvraag die op dezelfde datum zijn ontvangen, waarbij het budget
ontoereikend is om deze aanvragen volledig te honoreren, dan wordt
het budget naar rato van de in beginsel te verlenen subsidie
verdeeld over de betreffende subsidieaanvragen.
Artikel 13 Loon- en prijsstijgingen
- 1.
De percentages voor loon- en prijsstijgingen wordt jaarlijks door het
college van burgemeester en wethouders vastgesteld als onderdeel van de
uitgangspunten van de begroting van de gemeente.
- 2.
Bij de bepaling van de loon- en prijscompensatie wordt een onderscheid
gemaakt tussen bedrijfsplangefinancierde instellingen en
niet-bedrijfsplangefinancierde instellingen.
- 3.
Het bedrijfsplan, de begroting en jaarrekening van een
bedrijfsplangefinancierde instelling dient inzicht te verschaffen in het
loongevoelige- prijsgevoelige- en constante deel van de uitgaven. De
looncompensatievoor het subsidiejaar (X+1) wordt berekend over het
loongevoelige deel van hetsubsidiebedrag van het daaraan voorafgaande
jaar (X) en de prijscompensatie voor het subsidiejaar (X+1) wordt
berekendover het prijsgevoelige deel van het subsidiebedrag van het
daaraan voorafgaande jaar (X).
- 4.
Binnen de niet-bedrijfsplangefinancierde instellingen wordt een
onderscheid gemaakt tussen instellingen die een subsidie ontvangen tot €
5.000,- per jaar en instellingen die € 5.000,- of meer subsidie
ontvangen per jaar.
- 5.
Instellingen met een subsidie tot € 5.000,- per jaar ontvangen alleen
een prijscompensatie De prijscompensatie voor het subsidiejaar (X+1)
wordt berekend over het totale subsidiebedrag van het daaraan
voorafgaande jaar (X).
- 6.
Instellingen met een subsidie van € 5.000,- of hoger per jaar ontvangen
conform lid 3 een loon- en prijscompensatie. De begroting en
jaarrekening van deze instellingen dient inzicht te verschaffen in het
loongevoelige- prijsgevoelige- en constante deel van de uitgaven.
- 7.
Indien de loon- en/of prijscompensatie hoger is dan de feitelijke loon
en/of prijsstijging, dan dient het meerdere na afloop van het
subsidiejaar te worden toegevoegd aan de egalisatiereserve. Indien de
loon- en/of prijscompensatie lager is dan de feitelijke loon en/of
prijsstijging, dan kan het tekort worden onttrokken aan de
egalisatiereserve.
Artikel 14 Reserveringen en voorzieningen
- 1.
Bestemmingsreserveringen en voorzieningen zijn alleen toegestaan
indien zij onderdeel uitmaken van de subsidieaanvraag en in de
beschikking tot toekenning zijn vermeld.
- 2.
De volgende reserves en voorzieningen worden onderscheiden:
· Egalisatiereserve: voor het opvangen van schommelingen in de
exploitatie
· Bestemmingsreserve: voor periodieke investeringen op basis van een
meerjarenplan
· Voorzieningen: voor redelijkerwijs te verwachten
betalingsverplichtingen.
- 3.
De hoogte van de toegestane reserves en voorzieningen is afhankelijk
van de aard van de organisatie en haar activiteiten. Het college van
burgemeester en wethouders kunnen hiervoor normen vaststellen.
- 4.
Het is instellingen toegestaan het positieve verschil tussen het
bedrag van de subsidieverlening en de (lagere) subsidievaststelling
toe te voegen aan de egalisatiereserve.
- 5.
De egalisatiereserve mag maximaal 10% bedragen van de gemiddelde
inkomsten van de instelling over de afgelopen 4 jaar.
Artikel 15 Terugvordering
- 1.
De instelling is bij beëindiging van de subsidie, bij vervreemding van
roerende en onroerende zaken of bij wijziging van de bestemming, zoals
deze door het college van burgemeester en wethouders met de instelling
is overeengekomen, aan de gemeente Heerhugowaard een vergoeding
verschuldigd, die na overleg met de instelling door het college van
burgemeester en wethouders, gehoord de desbetreffende raadscommissie(s)
voor advies, wordt vastgesteld.
- 2.
Bij de bepaling van de vergoeding houdt het college van burgemeester en
wethouders rekening met de mate waarin de subsidie van de gemeente heeft
bijgedragen tot het verwerven en/of verbeteren van de eigendommen en met
eventuele bijdragen van andere geldschieters en van particulieren.
Artikel 16 Verplichtingen
Het college van burgemeester en wethouders kan aan de subsidiëring
aanvullende voorwaarden verbinden, voor zover dit naar verwachting de
kwaliteit verbetert of de resultaten beter zichtbaar en verantwoord kunnen
worden.
Artikel 16a Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000
- 1.
Bij subsidies tot en met € 5.000 kunnen burgemeester en wethouders op
grond van artikel 13 lid 3, 4 en 5 van de Algemene subsidieverordening
bepalen dat de subsidie-ontvanger uiterlijk binnen 13 weken nadat de
gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling
indient.
- 2.
De aanvraag bevat:
- -
een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de
gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;
- -
een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan
verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of
jaarrekening);
- 3.
Burgemeester en wethouders kunnen andere gegevens verlangen.
Artikel 16b Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 50.000
- 1.
Bij subsidies van meer dan € 5.000 doch minder dan € 50.000 kunnen
burgemeester en wethouders op grond van artikel 14 lid 2 en 3 van de
Algemene subsidieverordening bepalen dat de aanvraag tot vaststelling
ook een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan
verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening)
bevat;
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen andere gegevens verlangen.
Artikel 17 Hardheidsclausule
Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze
verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover
toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt
tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit
artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag
gedaan aan de raad.
Artikel 18 Overgangsbepalingen
Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor 1 januari 2012 worden afgedaan
volgens de bepalingen van de subsidieverordening waarop de aanvraag
betrekking heeft.
Artikel 19 Slotbepalingen
- 1.
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2012.
- 2.
De regeling wordt aangehaald als: Deelsubsidieverordening Sport
Bijlage 1.
Normen voor berekenen subsidie conform artikel 9 lid 1.
1. Buitensport
Criteria :
- -
- -
De contributienorm en het % van de neveninkomsten zijn als volgt
opgebouwd :
| Contributienorm jeugd | Contributienorm volwassenen | % neveninkomsten |
Atletiek | 60 | 100 | 30 |
Honk-/softbal | 60 | 100 | 50 |
Handbal | 60 | 100 | 50 |
Voetbal | 60 | 100 | 65 |
Kanoën | 60 | 100 | 30 |
Triathlon | 60 | 90 | 15 |
Korfbal | 58 | 115 | 30 |
Hockey | 90 | 125 | 30 |
Roeien | 90 | 125 | 30 |
2. Binnensport
Criteria :
- -
- -
De contributienorm en het % van de neveninkomsten zijn als volgt
opgebouwd :
| Contributienorm jeugd | Contributienorm volwassenen | % neveninkomsten |
Gymnastiek | 60 | 100 | 15 |
Volleybal | 58 | 100 | 15 |
Badminton | 90 | 125 | 15 |
Zwem/polo | 130 | 170 | 15 |
Basketbal | 85 | 120 | 15 |
Bowls | 60 | 100 | 15 |
| | | |
Aangepast sporten: | | | |
Zwemmen | 55 | 85 | 15 |
Rolstoeldansen | 45 | 80 | 15 |
Showdown | 45 | 80 | 15 |
Subsidienorm:
- -
Organisatiekosten: €17 per lid
- -
Huisvestingskosten: 100% van de vooraf goedgekeurde kosten
- -
Afdracht centrale organen: €42 per lid (maximaal)
- -
Kostennorm trainer senioren: €2.768 tot/per 100 leden
- -
Kostennorm trainer junioren: €2.768 tot/per 100 leden
- -
Indien de restnorm voor jeugd- en seniorleden meer dan 100 is, volgt nog
een bijdrage van € 2.768
Alle hiervoor gehanteerde normbedragen/bedragen per lid e.d. zijn
maximumbedragen. Indien de werkelijke kosten lager zijn, wordt van de werkelijke
kosten uitgegaan.
De percentages neveninkomsten zijn gebaseerd op ervaringsgetallen
Heerhugowaardse verenigingen met leden van buiten de gemeente, kunnen aanspraak
maken op de volledige bekostigingsbijdrage indien het aantal Heerhugowaardse
leden minimaal 50% is. Er vindt een korting op de bijdrage plaats gelijk aan 3x
het percentage van de niet-Heerhugowaardse leden boven de 50%. Voorbeeld: Een
Heerhugowaardse vereniging met 70% leden van buiten de gemeente krijgt een
korting op de bekostigingsbijdrage van 60%.
Bijlage 2:
Procedure bedrijfsplan conform artikel 8 lid 4
Start: Twee jaar voor het verstrijken van de bedrijfsplanperiode
Periode januari tot juli:
De lopende bedrijfsplanperiode wordt met de instelling tussentijds geëvalueerd.
De maatschappelijke ontwikkelingen worden betrokken bij de beleidsverwachting
voor de nieuwe bedrijfsplanperiode.
Aansluitende periode juli tot oktober:
De instelling ontwikkelt op basis van het subsidiebeleid een
concept-bedrijfsplan en geeft de financiële consequenties aan.
Aansluitende periode oktober en november:
- -
Gemeente en de instelling voeren overleg over het concept-bedrijfsplan
en het budgettaire beslag;
- -
Over de uitvoering van gemeentelijk beleid en het daarop betrekking
hebbend budget dient tussen gemeente en instelling consensus te worden
bereikt.
Aansluitende periode december en januari:
-Het college van burgemeester en wethouders neemt een voorlopig standpunt in
over hetconcept-bedrijfsplan.
Aansluitende periode februari en maart:
De instelling stelt de definitieve versie van het bedrijfsplan op.
Aansluitende periode april tot en met december;
Voorafgaand aan het eerste jaar van de nieuwe bedrijfsplanperiode:
Besluitvorming door het college van burgemeester en wethouders vindt plaats
binnen de procedure van de ASV.