Organisatie | Nuth |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling Reinigingsdiensten Rd4 |
Citeertitel | Gemeenschappelijke Regeling Reinigingsdiensten Rd4 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 02-07-2015 | Onbekend. |
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Brunssum, Eijsden-Margraten, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Nuth, Onderbanken, Simpelveld, Vaals en Voerendaal, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn;
dat schaalvergroting op het terrein van het inzamelen en bewerken van afvalstoffen en het reinigen van de openbare ruimten en daarmee samenhangende taken noodzakelijk is;
dat samenwerking ter behartiging van de belangen van het op milieu-hygiënisch verantwoorde wijze inzamelen en bewerken van afvalstoffen gewenst is;
dat het streven erop is gericht deelname van meer gemeenten in de regio Zuid-Limburg te bevorderen en daartoe de mogelijkheden actief te onderzoeken;
gezien de verkregen toestemming van de gemeenteraden;
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 3 Het doel van de gemeenschappelijke regeling
De gemeenschappelijke regeling heeft als doel het door middel van een openbaar lichaam behartigen van de belangen van - en het tot stand brengen van een samenwerking tussen - de aan de regeling deelnemende gemeenten op het terrein van het (doen) inzamelen en bewerken van afvalstoffen afkomstig uit de deelnemende gemeenten, het reinigen van de openbare ruimten en de daarmee samenhangende taken alsmede het bestrijden van gladheid in het gebied, een en ander met inachtneming van het provinciaal milieubeleidsplan als bedoeld in de Wet Milieubeheer en van het door de overheid gevoerde afvalstoffenbeleid.
Artikel 4 Taken van het lichaam
Het lichaam heeft tot taak het beheren en in stand houden van een gemeenschappelijke regeling, het (doen) inzamelen en bewerken van afvalstoffen, het reinigen van openbare ruimten, het reinigen van straatkolken en riolen, het bestrijden van gladheid, het verrichten van transportwerkzaamheden, het bestrijden van plaagdieren, het verrichten van kringloopactiviteiten en voorts het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande verband houdt, zulks in de ruimste zin.
Hoofdstuk II Inrichting, samenstelling en werkwijze bestuur
Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.
De leden van het algemeen bestuur beschikken over een meervoudig stemrecht, dat is gebaseerd op het inwonertal van de deelnemende gemeenten. Onder inwonertal wordt verstaan het aantal zoals dat voorkomt in de laatstelijk door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfer.
Het algemeen bestuur stelt op voorstel van het dagelijks bestuur een reglement vanorde vast voor zijn werkzaamheden.
Artikel 13a Verantwoording van het dagelijks bestuur
Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.
Hoofdstuk III Taken en bevoegdheden van het lichaam
Artikel 20 Bevoegdhedenverdeling dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur kan in de in het tweede lid, aanhef en onder j, bedoelde instructie zijn bevoegdheden mandateren aan de secretaris. De secretaris kan aan hem gemandateerde bevoegdheden onder mandateren aan andere functionarissen, tenzij het dagelijks bestuur bij de mandaatverlening anders bepaalt.
Hoofdstuk IV De financiële bepalingen
Artikel 24 De begroting van het lichaam
Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks een ontwerp-begroting op van baten en lasten en het bijbehorende investerings- en financieringsplan voor het volgende boekjaar en zendt deze, vergezeld van een memorie van toelichting, acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Artikel 25 Uitgaven, vastgestelde begroting
Het algemeen bestuur kan echter in buitengewone gevallen van dringende spoed besluiten tot het doen van zodanige uitgaven, mits het bestuur het daartoe te nemen besluit met redenen omkleedt en dit terstond aan de raden der deelnemende gemeenten inzendt. Het algemeen bestuur wijst daarbij tevens de middelen tot dekking aan.
Het dagelijks bestuur zendt binnen twee weken na de vaststelling, maar in ieder geval voor 15 juli, de rekening vergezelt van de daarbij behorende verantwoording alsmede van een verslag van het onderzoek naar deugdelijkheid, opgemaakt door een buiten het lichaam staande deskundige, aan Gedeputeerde Staten en de raden van de deelnemende gemeenten.
Artikel 27 Voorschriften financieel beheer
Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast met betrekking tot het financieel beheer, de inrichting van de begroting, de rekening, de boekhouding en de controle en brengt deze ter kennis van de raden der deelnemende gemeenten.
Hoofdstuk VI Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
De deelnemers hebben de mogelijkheid om, met inachtneming van de door het algemeen bestuur daaraan te verbinden voorwaarden, uit de regeling te treden bij een daartoe strekkend besluit van het college na verkregen toestemming van de gemeenteraad, welk besluit wordt toegezonden aan het algemeen bestuur.
Deze regeling kan worden gewijzigd indien de colleges van burgemeester en wethouders van ten minste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten na verkregen toestemming van de gemeenteraden hiertoe besluiten. In het geval het aantal deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling is gedaald tot twee, dienen de colleges van beide gemeenten te besluiten tot wijziging van de regeling.
Deze regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van de colleges van ten minste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten na verkregen toestemming van de gemeenteraden. In het geval het aantal deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling is gedaald tot twee, dienen de colleges van beide gemeenten te besluiten tot het opheffen van de regeling.