Organisatie | Westland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels wet Taaleis gemeente Westland 2016 |
Citeertitel | Beleidsregels wet Taaleis gemeente Westland 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2016.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-04-2016 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 23-02-2016 Gemeenteblad Westland, 14-04-2016 | Gbw, 16, 14 |
De taaltoets wordt in modules afgenomen. Daarbij vindt steeds per module een beoordeling plaats, aan de hand van de objectieve beoordeling behorende bij het betreffende toetsingssysteem. De modules kunnen gecombineerd worden afgenomen. De modules betreffen, in overeenstemming met artikel 18b, achtste lid Participatiewet;
Zodra uit de uitkomst van één module blijkt dat de uitkeringsgerechtigde de Nederlandse taal in onvoldoende mate beheerst, staat hiermee al vast dat de uitkomst van de taaltoets is, dat de uitkeringsgerechtigde de Nederlandse taal in onvoldoende mate beheerst. Bij de uitkeringsgerechtigde wordt dan geen verdere module meer afgenomen.Zodra uit de uitkomst van een module naar het oordeel van het college blijkt dat de uitkeringsgerechtigde niet leerbaar is, gaat het college uit van het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid en neemt het college geen verdere modules meer af bij de uitkeringsgerechtigde.
HOOFDSTUK 4 KENNISGEVING EN BEREIDVERKLARING
Artikel 6 (geen) Bereidverklaring
Wanneer voor het college uit de uitkomst van de taaltoets het redelijk vermoeden blijkt dat de uitkeringsgerechtigde de Nederlandse taal in onvoldoende mate beheerst, en er geen sprake is van het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid, verzoekt het college de uitkeringsgerechtigde om zich binnen één kalendermaand na de kennisgeving als bedoeld in artikel 5, eerste lid van deze beleidsregels, bereid te verklaren om aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal.
Het college legt de bereidverklaring als bedoeld in het eerste lid, vast in een plan van aanpak tijdens een contactmoment in het kader van de arbeidsinschakeling dat plaatsvindt binnen twaalf weken na uitkomst van de taaltoets. Tijdens dit contactmoment geeft het college aan de uitkeringsgerechtigde aan op welke wijze hij de vaardigheden in de Nederlandse taal moet verwerven.
Wanneer de uitkeringsgerechtigde, zich niet binnen één kalendermaand na de kennisgeving als bedoeld in artikel 5, tweede lid bereid verklaart om aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal, legt het college hem een maatregel op als bedoeld in artikel 18b eerste lid Participatiewet.
Wanneer de uitkeringsgerechtigde, die zich conform het tweede lid bereid heeft verklaard aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal, in een volgend contactmoment niet kan aantonen dat hij hiertoe voldoende inspanningen heeft verricht, legt het college hem een maatregel op als bedoeld in artikel 18 vierde lid onder f of h van de Participatiewet.
HOOFDSTUK 5 VOORTGANG VAN HET TAALTRAJECT
Artikel 7 Het volgen van de voortgang
In het plan van aanpak, zoals bedoeld in artikel 6 lid 2, staat welk niveau haalbaar is en hoe lang uitkeringsgerechtigde nodig heeft om dit niveau te bereiken. Dit trajectplan is het uitgangspunt voor de beoordeling van de inspanningen van uitkeringsgerechtigde.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van 23 februari 2016
Burgemeester en wethouders van Gemeente Westland,
De secretaris, De burgemeester,
M. van Beek J. van der Tak
De taaleis is een uitwerking van het regeerakkoord “Bruggen slaan”. Bij wet van 20 maart 2015 is de Wet taaleis vastgesteld. Deze behelst een wijziging van de Participatiewet (voorheen Wet werk en bijstand) bestaande uit een invoeging van artikel 18 b. Dit wetsvoorstel is een uitwerking van een aantal afspraken uit het regeerakkoord “Bruggen slaan”.
Artikel 18 b van de Participatiewet is met ingang van 1 januari 2016 van toepassing op iedereen die vanaf die datum een aanvraag doet voor een bijstandsuitkering levensonderhoud (wet Taaleis artikel I). Voor iedereen die op die datum al recht heeft op een bijstandsuitkering, geldt een overgangsperiode tot 1 juli 2016 (wet Taaleis artikel II).
Het niet voldoende beheersen van de Nederlandse taal is nadrukkelijk géén uitsluitingsgrond of toegangsvoorwaarde voor bijstand. De taaleis is alleen van toepassing, als er recht op bijstand bestaat en heeft betrekking op alle bijstandsgerechtigden. De taaleis legt een inspanningsverplichting op aan uitkeringsgerechtigde. Voldoende is, dat de uitkeringsgerechtigde zich inspant om de Nederlandse taal voldoende machtig te worden. Doel van die inspanningsverplichting is om de volgende vaardigheden in de Nederlandse taal op referentieniveau 1F te verwerven:
Referentieniveau 1F is gebaseerd op het niveau Nederlandse taal na het volgen van 8 jaar Nederlandstalig basisonderwijs.
Artikel 18 b van de Participatiewet regelt dat de aanvraag voor een bijstandsuitkering met ingang van 1 januari 2016 wordt aangevuld met de verplichting om door middel van het overleggen van documenten aan te tonen dat men de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst. Overlegt men een dergelijk document niet, wordt een taaltoets afgenomen. Slaagt men voor deze toets, dan is het vereiste niveau aangetoond. Slaagt men niet voor deze toets dan wordt de uitkeringsgerechtigde verplicht om aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal.
Het is in eerste instantie aan uitkeringsgerechtigde, om te beslissen welke stappen hij gaat zetten om de Nederlandse taal te gaan beheersen. Op hem rust deze verplichting daartoe. Het college is niet verplicht aan iedere uitkeringsgerechtigde een taalcursus aan te bieden. Er zijn veel manieren denkbaar om aan deze verplichting te voldoen, bijvoorbeeld;
Als de uitkeringsgerechtigde zich niet bereid verklaart de Nederlandse taal te leren, legt het college hem een maatregel op conform artikel 18b lid 1 Participatiewet. Uitgezonderd van de maatregel en van de verplichting om de Nederlandse taal te leren is de uitkeringsgerechtigde bij wie elke verwijtbaarheid ontbreekt.
In deze beleidsregels wordt de taaleis nader uitgewerkt. Onder meer wordt daarin geregeld op welke wijze de aanvrager van een bijstandsuitkering kan aantonen dat hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst, binnen welke termijn en op welke wijze de taaltoets bij de uitkeringsgerechtigde wordt afgenomen en binnen welke termijn het college aan de uitkeringsgerechtigde aangeeft op welke wijze hij de Nederlandse taal moet leren.
Daarnaast wordt in deze beleidsregels aangegeven in welke situaties de bijstandsgerechtigde geen taaltoets hoeft af te leggen, namelijk in geval het van te voren vaststaat of aannemelijk is dat bij de uitkeringsgerechtigde elke vorm van verwijtbaarheid ten aanzien van het niet beheersen van de Nederlandse taal ontbreekt. Dit kunnen onder meer persoonlijke omstandigheden zijn, maar ook een onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt. In deze situaties zal het college geen kwalificeerbare inspanning ten aanzien van het leren van de Nederlandse taal verlangen van de uitkeringsgerechtigde.
Op grond van de verplichtingen in de Participatiewet zoals die al vanaf 1 januari 2015 gelden (artikel 18 vierde lid, onder f en h), kan het college nu ook al van bijstandsgerechtigden verlangen dat zij zich inspannen om de Nederlandse taal te leren. Deze mogelijkheid blijft van toepassing naast die van artikel 18b Participatiewet.
Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.
Artikel 2 Aantonen kennis Nederlandse taal
De uitkeringsgerechtigde moet over een document beschikken waaruit blijkt dat uitkeringsgerechtigde de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst. Deze plicht geldt voor iedere uitkeringsgerechtigde. Hiervoor is het aanleveren van een eigen Verklaring zoals genoemd in artikel 2 sub a en sub b of diploma’s zoals genoemd bij artikel 2, sub c toereikend.
Wanneer de uitkeringsgerechtigde in de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste acht jaren in Nederland heeft gewoond kan ervan worden uitgegaan dat de uitkeringsgerechtigde gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd. In de Eigen Verklaring wordt de uitkeringsgerechtigde verzocht om te verklaren dat hij gedurende acht jaren van de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft gewoond.
De uitkeringsgerechtigde verklaart met de Eigen Verklaring dat hij beschikt over een diploma Inburgering als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a van de Wet Inburgering. Naast het diploma Inburgering zijn ook de volgende documenten gelijkwaardig aan het diploma Inburgering:
Voorbeelden van andere documenten zijn:
In artikel 18b, lid 2 van de Participatiewet is opgenomen dat het college een taaltoets afneemt binnen een door het college bepaalde termijn van ten hoogste acht weken. Gemeente Westland kiest ervoor om de taaltoets af te nemen binnen acht weken na de datum van een besluit tot toekenning. Er wordt dus geen taaltoets afgenomen voordat er een besluit is genomen op de aanvraag. Hiermee wordt voorkomen dat het college een toets afneemt bij een persoon wiens bijstandsaanvraag uiteindelijk wordt afgewezen.
In het Besluit Taaltoets Participatiewet is voorgeschreven dat de onderdelen van de taaltoets gelijk zijn aan de onderdelen, opgenomen in het Besluit referentieniveau Nederlandse taal en rekenen op het referentieniveau 1F voor de Nederlandse taal. Binnen de gemeente Westland is ervoor gekozen per module te beoordelen of uitkeringsgerechtigde de Nederlands taal in voldoende mate beheerst.
Zodra uit een module blijkt dat uitkeringsgerechtigde niet leerbaar is, is het niet van belang om bij hem de nog overige modules af te nemen. Het college eist in deze situatie niet van uitkeringsgerechtigde de bereidverklaring om de Nederlandse taal te leren
In artikel 18b lid 5 van de Participatiewet is opgenomen dat de uitkeringsgerechtigde op elk moment via het overleggen van een document aan het college kan aantonen dat hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst. Dit betekent dat wanneer uitkeringsgerechtigde in elk geval vóór de taaltoets alsnog een verklaring of document als bedoeld in artikel 2 overlegt, de taaltoets achterwege kan blijven.
Bij de keuze om geen taaltoets af te nemen is sprake van maatwerk. De omstandigheden van uitkeringsgerechtigde en in de persoon gelegen factoren moeten worden meegewogen in dit besluit.
Een persoon die in de afgelopen vijf jaar in Nederland is komen wonen en de taal nog niet machtig is, maar zich wel wil inspannen deze te gaan leren, hoeft geen taaltoets te doen. Hij verklaart zelf dat hij niet het niveau beheerst waarmee het redelijk vermoeden zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 18b aangenomen wordt. In het Plan van Aanpak worden hierover concrete afspraken vastgelegd.
In afwijking van het tweede lid van artikel 18b wordt geen taaltoets afgenomen aangezien deze geen toegevoegde waarde voor de uitkeringsgerechtigde, noch het college heeft.
Van de uitkeringsgerechtigde die nog moet gaan inburgeren staat vast dat hij het niveau Nederlands nog niet beheerst maar hiertoe wel inspanningen gaat verrichten.
Om onnodige bureaucratie te voorkomen, is ervoor gekozen om voor personen die binnen 12 kalendermaanden na beëindiging van de bijstandsuitkering opnieuw een bijstandsaanvraag doen, de uitkomst van de eerdere toets te hanteren, alsook de inspanningen die hij tot dan toe al heeft verricht.
Per beschikking wordt aan de uitkeringsgerechtigde meegedeeld of hij al dan niet aan de taaltoets voldoet en wat hiervan de gevolgen zijn.
Artikel 6 (geen) bereidverklaring
Aan de uitkeringsgerechtigde wordt geen maatregel opgelegd als hij zich binnen één maand na de kennisgeving als bedoeld in artikel 5 lid 1 sub a van de beleidsregels verklaart om te beginnen met het verwerven van de vaardigheden in het Nederlandse taal.
In het eerstvolgend contactmoment in het kader van de arbeidsinschakeling na de taaltoets maakt het college afspraken met uitkeringsgerechtigde ten aanzien van het vinden van betaald werk, dan wel ten aanzien van een in te zetten re-integratie of participatie- traject. Daarbij bepaalt het college ook de wijze waarop uitkeringsgerechtigde de vaardigheden in de Nederlandse taal moet verwerven, bijvoorbeeld doordat de uitkeringsgerechtigde zelf activiteiten onderneemt om de Nederlandse taal te leren of doordat het college hem een traject aanbiedt. De gemeente Westland kiest ervoor de afspraken omtrent het leren van de Nederlandse taal zoveel mogelijk worden ingebed in de afspraken in het kader van zijn arbeidsinschakeling (re-integratie of participatie) als bedoeld in artikel 17 lid 2 Participatiewet.
Als uitkeringsgerechtigde zich niet binnen één maand na de kennisgeving bereid verklaart om de Nederlandse taal te leren, volgt er een maatregel conform artikel 18b lid 1 van de Participatiewet.
Als uitkeringsgerechtigde zich wel bereid heeft verklaard om de Nederlandse taal te leren, maar er geen blijk van geeft zich voldoende te hebben ingespannen hiertoe, legt het college een maatregel op grond van het niet nakomen van de geüniformeerde verplichtingen van de Participatiewet, te weten artikel 18 lid 4 f (verkrijgen en behouden van kennis en vaardigheden, noodzakelijk voor het naar vermogen verkrijgen, aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid) of artikel 18 lid 4 h (het niet gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen, sociale Activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zij of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling).
Artikel 7. Het volgen van de voortgang van het taaltraject
Bij het opstellen van het Plan van Aanpak wordt de uitslag van de taaltoets meegenomen en wordt opgenomen welk niveau haalbaar is en welke tijd nodig is om dit niveau te bereiken. Dit Plan van Aanpak is het uitgangspunt voor de beoordeling van de inspanningen van de uitkeringsgerechtigde. Het verwerven van de Nederlandse taal is uitdrukkelijk onderdeel van het arbeidsinschakelingsproces. De contactmomenten in het kader van het Plan van Aanpak zijn leidend voor de controle van de voortgang van het taaltraject.
Artikel 8. Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid
Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid kan op meerdere plaatsen in het werkproces van toepassing zijn. Voorbeelden hiervan zijn bij het beoordelen van wel of geen taaltoets en gedurende het taaltraject. De genoemde vormen zijn niet limitatief.
Artikel 8, lid 1 sub a. De uitkeringsgerechtigde is niet leerbaar
Het niet-leerbaar zijn kan blijken uit een objectieve test maar ook uit ervaringen. uitkeringsgerechtigden die in het verleden diverse malen een taalcursus hebben gevolgd, zonder direct aantoonbaar resultaat, kunnen in overleg met een deskundig docent aangemerkt worden als niet leerbaar.
Het kan ook gaan om een leerprobleem dat vastgelegd is in met een officiële verklaring van een deskundige.
Artikel 8, lid 1 sub b. Er een ontheffing is in het kader van de Wet Inburgering
In het kader van de Wet inburgering kan DUO ontheffing geven van de inburgeringsplicht.
Deze ontheffing kan gegeven worden:
Minimaal 4x examen gedaan en niet geslaagd, of
Via een toets bij DUO is vastgesteld dat het Nederlands lezen en schrijven onvoldoende is om te kunnen inburgeren.
Artikel 8, lid 1 sub c. Ontheffing van de arbeidsplicht of een algemene ontheffing is op grond van psychische, fysieke of sociale problematiek
Bij de uitkeringsgerechtigde waarvan, door een medisch of psychologisch advies, is vastgesteld dat zij op dit moment niet deel kunnen nemen aan activiteiten (ontheffing van de arbeidsplicht, algemene ontheffing) ontbreekt elke vorm van verwijtbaarheid.
Artikel 9. Onvoorziene gevallen
Het college besluit in gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien.