Organisatie | Strijen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening individuele bijzondere bijstand WIHW 2016 |
Citeertitel | Verordening individuele bijzondere bijstand WIHW 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-05-2016 | 01-01-2016 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 26-04-2016 Gemeenteblad 2016, 60206 | Onbekend |
Bijzondere bijstand wordt verleend, indien de belanghebbende niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten, naar oordeel van het college, niet kunnen worden voldaan uit het inkomen en/of het vermogen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Strijen in de openbare vergadering gehouden op 26 april 2016
De griffier, De voorzitter,
M.A. Bourdrez A.J. Moerkerke
Op grond van artikel 35 van de wet heeft een alleenstaande of een gezin recht op bijzondere bijstand, indien zij niet over de middelen beschikt om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en naar het oordeel van het college deze kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele inkomensondersteuning, het vermogen en het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Deze verordening geeft de hoofdlijnen van het beleid terzake weer.
De verlening van bijzondere bijstand betekent in alle gevallen maatwerk. Individualisering blijft het belangrijkste aspect in de concrete toepassing van
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen
Bij de begripsomschrijvingen is zoveel mogelijk aangesloten bij de begrippen, zoals deze worden gebruikt in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht echt (Awb). Voor zover daarvan niet bij deze verordening wordt afgeweken, hebben de begrippen dezelfde betekenis als in beide genoemde wetten.
Artikel 2 – Bijzondere bijstand
Degene die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden wordt geconfronteerd met noodzakelijke bestaanskosten waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan, heeft recht op bijzondere bijstand.
Welke kosten daarvoor in aanmerking komen, hangt af van de omstandigheden in het individuele geval en kan dan ook slechts van geval tot geval worden beoordeeld. Het kan hierbij om zeer diverse kostensoorten gaan te meer, daar het recht op bijzondere bijstand, behoudens het gestelde in artikel 15 van de wet, niet naar kostensoort is begrensd. Bepalend is, dat er sprake is van kosten die uit bijzondere individuele omstandigheden voortkomen, en die in het concrete geval als noodzakelijk moeten worden aangemerkt. Het betreft hier dus bij uitstek een kwestie van maatwerk; een landelijke normering van de bijzondere inkomensaanvulling is niet aan de orde.
Het is niet noodzakelijk dat aan de persoon die bijzondere bijstand ontvangt, ook algemene bijstand wordt verstrekt. Ook belanghebbenden met een ander inkomen komen hiervoor in aanmerking. Uitgangspunt is wel dat dit inkomen niet toereikend is om bepaalde bijzondere bestaanskosten te kunnen voldoen.
Artikel 51 Participatiewet geeft aan dat bijzondere bijstand voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel als een bedrag om niet. Hoofdregel is dat hiervoor een geldlening wordt verstrekt.
De terugbetaling van deze lening is vastgelegd in het debiteurenbeleid.
Alleen in bijzondere omstandigheden kan bijzondere bijstand als gift worden verstrekt.
Hierbij denken we aan personen die in een schuldenregelingstraject zitten; zij mogen immers geen nieuwe schulden maken.
Artikel 4 – Hoogte toe te kennen bijstand
De hoogte van de bijstand is afhankelijk van de situatie van belanghebbende.
Omdat dit maatwerk is wordt kan hiervoor op voorhand geen bedrag worden vastgesteld. De toe te kennen bijstand wordt altijd gebaseerd op de goedkoopst adequate oplossing.
Artikel 5 – Terugwerkende kracht
Het is bij bijzondere bijstand mogelijk dat bijstand wordt verleend voor kosten die eerder zijn gemaakt. Voorwaarde is dat de noodzaak nog kan worden vastgesteld en dat nog niet in de kosten is voorzien.
Om te voorkomen dat kosten nog jarenlang kunnen worden aangevraagd, is het wenselijk te komen tot een begrenzing van de in aanmerking te nemen periode. De maand van aanvraag is bepalend. Zijn de kosten langer dan 6 maanden voor deze datum gemaakt, dan worden deze kosten niet meer vergoed.
Artikel 6 - Draagkracht naar inkomen
Artikel 35 van de wet geeft als voorwaarde voor de verlening van bijzondere bijstand dat de noodzakelijke kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele Inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Er wordt derhalve rekening gehouden met de draagkracht van belanghebbende. Het is aan het college om te beoordelen in hoeverre rekening gehouden wordt met deze draagkracht.
Belanghebbenden met een inkomen tot en met 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm hebben geen draagkracht.
Indien een belanghebbende een inkomen heeft tussen de 111% en 120%
van de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt 50% van dit bedrag aangemerkt als draagkracht en wordt in mindering gebracht op de (eventueel) te verstrekken bijstand.
Bij een inkomen van meer dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt 100% van dit bedrag aangemerkt als draagkracht en wordt in mindering gebracht op de (eventueel) te verstrekken bijstand.
Artikel 7 - Draagkracht naar vermogen
In de wet is het college vrij om de vermogensgrens in het kader van bijzondere bijstandsverlening anders vast te stellen.
Indien een belanghebbende een vermogen heeft van meer dan 75% van het bedrag van het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet wordt 75% van dit meerdere als draagkracht aangemerkt en in mindering gebracht op de (eventueel) te verstrekken bijstand.
Artikel 8 - Draagkrachtperiode
De draagkrachtperiode is de periode waarover de draagkracht wordt berekend. Hierbij wordt uitgegaan van een periode van 12 maanden vanaf de eerste van de maand waarop de aanvraag betrekking heeft. Op deze manier wordt de draagkracht in aanmerking genomen die geldt in de periode dat de kosten door belanghebbende feitelijk worden gemaakt .
Artikel 9 - Voorliggende voorziening
In artikel 15 van de wet is vastgelegd dat, indien sprake is van een voorliggende voorziening geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt. Het begrip voorliggende voorziening is gedefinieerd artikel 5e van de wet:
‘voorliggende voorziening: elke voorziening buiten deze wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven’
Al enige jaren geeft de Centrale Raad van Beroep in haar uitspraken aan dat geen bijzondere bijstand mogelijk is voor (eigen bijdragen) in medische kosten.
Uit constante jurisprudentie blijkt dat de Zorgverzekeringswet met de aanvullende verzekering, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de zorgtoeslag samen een toereikend geachte voorliggende voorziening vormen.
Er is dus geen mogelijkheid voor (aanvullende) bijzondere bijstand voor deze kosten. Ook kosten die in een voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt vallen hier onder (artikel 15 van de wet).
Ook kosten die in een voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt vallen hier onder (artikel 15 van de wet) .
De enige reden om toch iets te kunnen doen voor medische kosten is als sprake is van zeer dringende redenen. Uit de jurisprudentie komt naar voren dat er dan sprake moet zijn van levensbedreigende omstandigheden of de dreiging van blijvende invaliditeit (artikel 16 van de wet).