Organisatie | Nuth |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg |
Citeertitel | Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Hoofdstuk 13 bevat overgangsbepalingen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-03-2016 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 22-09-2015 | Onbekend. |
HOOFDSTUK 3 DOELSTELLING, TAKEN, BEVOEGDHEDEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN
Het doel van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg is het realiseren van een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie en uitvoering van de brandweer, geneeskundige hulpverlening, gemeentelijke bevolkingszorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing binnen het werkgebied van de veiligheidsregio.
Artikel 3.2 Overdracht taken en bevoegdheden
Door de colleges worden de taken en bevoegdheden zoals genoemd in artikel 10 van de Wvr aan het bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg overgedragen.
Artikel 3.4 Verantwoordelijkheid brandweerzorg
Het bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg is verantwoordelijk voor de brandweerzorg in zowel bestuurlijke als operationele zin.
Artikel 3.5 Brandweerzorgtaken op verzoek van een gemeente
De dienstverlening zoals bedoeld in het vorige lid geschiedt op basis van een overeenkomst tussen het openbaar lichaam en de gemeente die deze aangaat. In deze overeenkomst wordt neergelegd welke prestaties de brandweer zal leveren, de kosten die hiervoor bij die gemeente in rekening worden gebracht en de voorwaarden waaronder deze dienstverlening wordt verleend.
HOOFDSTUK 4 HET ALGEMEEN BESTUUR
Artikel 4.2 Vergaderingen en werkwijze
Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste vier maal, gelijkelijk verdeeld over het jaar. Het algemeen bestuur vergadert voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of als tenminste een vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur daarom verzoekt. De voorzitter is gehouden binnen drie weken na ontvangst ervan uitvoering te geven aan een dergelijk verzoek.
De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. Door het algemeen bestuur kan met gesloten deuren worden vergaderd, indien tenminste een vijfde deel van de aanwezige leden daarom vraagt of indien de voorzitter dit nodig acht. Het algemeen bestuur beslist vervolgens dat met gesloten deuren zal worden vergaderd. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag gemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.
Besluiten worden met meerderheid van stemmen genomen. De leden van het algemeen bestuur hebben ieder één stem en daarboven één stem per volledig veelvoud van 25.000 inwoners. Het stemgewicht van de gemeenten wordt jaarlijks bepaald op basis van het inwonertal op 1 januari van het voorafgaande jaar zoals dat is opgenomen in de bevolkingsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.
Artikel 4.3 Taken en bevoegdheden
Het algemeen bestuur is bevoegd tot de oprichting van en de deelneming in andere openbare lichamen, stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
Artikel 4.4 Aanwijzingsbevoegdheid voorschriften brandweerzorg
Indien het bestuur van een gemeente naar het oordeel het algemeen bestuur in gebreke blijft bij het opvolgen van de aanwijzingen bedoeld in het eerste lid, is het algemeen bestuur op grond van artikel 10a van de Wgr bevoegd namens en ten laste van de betrokken gemeente een besluit uit te voeren of te doen uitvoeren dan wel kan het algemeen bestuur dit geschil op grond van artikel 28 van de Wgr, ter beslissing voorleggen aan gedeputeerde staten.
HOOFDSTUK 5 HET DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 5.4 Vergaderingen en werkwijze
Het dagelijks bestuur vergadert jaarlijks tenminste vier maal en voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of als tenminste twee leden van het dagelijks bestuur daarom verzoeken. De voorzitter is gehouden binnen drie weken na ontvangst van een dergelijk verzoek daaraan uitvoering te geven.
Artikel 6.2 Taken en Bevoegdheden
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan het dagelijks bestuur de voorzitter toestaan om de ondertekening van stukken die van het dagelijks bestuur uitgaan op te dragen aan een ander lid van het dagelijks bestuur of de ondertekening te mandateren aan de secretaris of aan een ander persoon.
HOOFDSTUK 8 INFORMATIE EN VERANTWOORDING
Artikel 8.1 Informatie- en verantwoordingsplicht (leden) algemeen bestuur
Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de raad en het college van zijn gemeente of aan een of meer van de leden van die bestuursorganen gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur van de veiligheidsregio gevoerde en te voeren beleid nodig is.
HOOFDSTUK 9 ORGANISATIE: DIRECTIE EN PERSONEEL
Artikel 9.2 Taken voorzitter directie
De voorzitter directie is in ieder geval belast met de volgende taken:
Artikel 10.2 Financiële en beleidsmatige kaders
Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de gemeenten.
Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks de ontwerpbegroting van het openbaar lichaam op met toelichting en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren. Bij de inrichting van de begroting en de meerjarenraming wordt inzichtelijk gemaakt welke kosten verband houden met de taken benoemd in artikel 3.3 van de regeling en hoe de verdeling van die kosten over de gemeenten zal zijn.
De raden van de deelnemende gemeenten kunnen voor 1 juni bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden.
Van de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam wordt door het dagelijks bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur, onder overlegging van de conceptjaarrekening, het jaarverslag met daarbij behorende bescheiden, zoals vermeld in artikel 213 Gemeentewet. Na de eigen oordeelsvorming zendt het dagelijks bestuur de conceptjaarrekening jaarlijks vóór 15 april toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.
De raden van de gemeenten kunnen vóór 1 juni bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de conceptjaarrekening en het jaarverslag naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de stukken, zoals deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling worden aangeboden. De jaarrekening wordt vervolgens door het algemeen bestuur vastgesteld.
HOOFDSTUK 12 TOETREDEN, UITTREDEN, WIJZIGEN EN OPHEFFEN
Uitreding is slechts mogelijk in geval van wijziging van de indeling van de gemeenten in de regio’s als vermeld in artikel 8 van de Wvr en de daarop gebaseerde bijlage.
In geval van een opheffing, zoals vermeld in het voorgaande lid, wordt het algemeen bestuur belast met het opstellen van een liquidatieplan. Bij het opstellen van dit plan kan zo nodig worden afgeweken van de bepalingen in deze regeling. In het plan wordt voorzien in de personele gevolgen van de opheffing.
HOOFDSTUK 13 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 13.2 Overgang rechten en plichten
Met ingang van 1 januari 2012 heeft de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg alle bezittingen en schulden, alsmede alle bestaande contracten, rechten en verplichtingen overgenomen van de Gemeenschappelijke Regeling Brandweer-GHOR Zuid-Limburg.
Ondertekening
Aldus, na verkregen toestemming van de raad van de gemeente (naam) bij besluit van (datum), door het college vastgesteld in zijn vergadering van (datum)
Het college van burgemeester en wethouders
De burgemeester, de secretaris,
De verplichte vorming van veiligheidsregio’s vloeit direct voort uit de Wet veiligheidsregio’s. Uit de onderzoeken naar de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam is gebleken dat de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing beter kan en ook beter moet. Zoals het georganiseerd was, biedt naar het oordeel van de wetgever onvoldoende oplossing en borging voor de risico’s en gevolgen van steeds complexere en ingrijpendere rampen en crises. Dit alles heeft geleid tot de Wet veiligheidsregio’s die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 31 117, nr. 3, p. 1) van de Wet veiligheidsregio’s is aangegeven dat met deze wet wordt beoogd een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke regie te realiseren.
In Zuid-Limburg zijn de gemeenten op grond van artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s (hierna: Wvr) verplicht met elkaar een gemeenschappelijke regeling te treffen. In artikel 8 van de Wvr wordt de verdeling van de regio’s over het grondgebied aangegeven. In de bijlage bij de Wvr worden 25 regio’s onderscheiden. Voor de Zuid-Limburgse gemeenten wordt de regio Limburg-Zuid ingesteld, waartoe 18 gemeenten behoren, te weten: Beek, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Voerendaal.
De naamgeving van de veiligheidsregio is onderdeel geweest van een korte discussie binnen de regio. Het algemene gevoelen was dat men er de voorkeur aan geeft om uit te gaan van de naam Zuid-Limburg in plaats van Limburg-Zuid. Dit komt voort uit het feit dat men de naam Zuid-Limburg ziet als een merknaam voor het betreffende gebied. Daarnaast dienden bij het kiezen voor de naam Limburg-Zuid de nodige logo’s vervangen te worden.
Deze keuze is onderwerp van overleg geweest met het ministerie van Veiligheid en Justitie. Er wordt immers afgeweken van de benaming in de bijlage bij artikel 8 van de Wvr. Van de zijde van het ministerie bestond hiertegen geen bezwaar.
Wijziging gemeenschappelijke regeling
In 2015 werd het noodzakelijk de gemeenschappelijke regeling te wijzigen. De directe aanleiding daartoe is de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr) die op 1 januari 2015 in werking is getreden. Door deze wijziging komt de Wgr zelfstandiger te staan ten opzichte van de Gemeentewet. Sinds de invoering van de dualisering van het gemeentebestuur in 2002 ging men ten aanzien van het functioneren van gemeenschappelijke regelingen nog steeds uit van de Gemeentewet zoals die gold tot 2002. Dat leverde vaak moeilijke toepassings- en uitlegsituaties op. Door de wijziging van de Wgr is die situatie nu recht getrokken. Dat wil overigens niet zeggen dat de wijze van samenstelling en functioneren van de bestuursorganen van een gemeenschappelijke regeling die een openbaar lichaam is in de zin van artikel 8, lid 1 Wgr, zoals de Veiligheidsregio Zuid-Limburg, nu dualistisch is geworden. Dit blijft in een dergelijke gemeenschappelijke regeling nog steeds monistisch. Zo worden bijvoorbeeld de leden van het dagelijks bestuur door en vanuit het midden van het algemeen bestuur benoemd.
Naast de wijziging van de Wgr vormde ook de wijziging van de Politiewet per 1 januari 2013 aanleiding om kritisch naar de tekst van de gemeenschappelijke regeling te kijken.
Bij deze noodzakelijke wijziging van de gemeenschappelijke regeling is tegelijkertijd van de gelegenheid gebruik gemaakt om de hele regeling door te lichten op basis van de externe en interne ervaringen met het functioneren ervan. Dat heeft geleid tot wenselijke wijzigingen bijvoorbeeld in de organisatie van de veiligheidsregio.
Bij de wenselijke wijzigingen is ook gelet op het voorkomen van herhaling in de gemeenschappelijke regeling van bepalingen die al duidelijk en uitputtend zijn geformuleerd in met name de Wvr, de Wgr en de Gemeentewet. Zo kan de gemeenschappelijke regeling gedereguleerd worden.
Door deze noodzakelijke en wenselijke wijzigingen in een voorstel mee te nemen is er per 1 januari 2016 een gemeenschappelijke regeling voor handen die niet alleen volledig actueel is, maar bovendien toekomstgericht.
Hierna volgt een toelichting op de individuele artikelen, dit voor zover dit noodzakelijk is. Artikelen die voor zich spreken, worden niet nader toegelicht.
Voor de bepaling van de doelstelling van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg is aansluiting gezocht bij de doelstelling die in de Wvr is opgenomen. Als gekozen zou worden voor een gedetailleerdere beschrijving van de doelstelling, ontstaat snel de kans op een opsomming die slechts een herhaling is van taken en bevoegdheden die op grond van de Wvr aan de veiligheidsregio’s zijn opgedragen. Uit het oogpunt van deregulering is dat ongewenst.
Artikel 3.2 Overdracht taken en bevoegdheden
De bevoegdheden die worden overgedragen vanuit de colleges aan de bestuursorganen van de gemeenschappelijke regeling zijn opgenomen onder artikel 10 van de Wvr. Door naar dit artikel te verwijzen in artikel 3.2, wordt voorkomen dat de regeling moet worden aangepast wanneer de over te dragen bevoegdheden in de toekomst wijzigen.
Deze overdrachtsbepaling is daarmee ook een uitwerking van het gestelde in de artikelen 10 en 30 van de Wgr omtrent het overdragen en opdragen van taken en bevoegdheden aan organen van een gemeenschappelijke regeling.
In artikel 3.3 worden de taken omschreven waaraan de gemeenschappelijke regeling uitvoering dient te geven. Door verwijzing naar de betreffende wetgeving zoals opgenomen onder a. en twee specifieke taken die zijn opgenomen onder b. en c. wordt een sluitend takenpakket in de regeling opgenomen. Mocht de Wvr of de Wet publieke gezondheid wijzigen, dan behoeft de regeling daar niet op aangepast te worden.
In dit artikel komt tot uitdrukking dat het bestuur van de veiligheidsregio, zowel in beleidsmatig opzicht als ook in operationele zin verantwoordelijk is voor de brandweer binnen de veiligheidsregio.
Artikel 3.5 Brandweerzorgtaken op verzoek van een gemeente
Dit artikel regelt eventuele aanvullende diensten die de brandweer voor een deelnemende gemeente kan verrichten. Indien een of meerdere gemeenten het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling verzoeken tot het verrichten van specifieke brandweerzorgtaken, dan dient het algemeen bestuur hiertoe te besluiten. Bovendien dient er voor deze aanvullende dienstverlening een opdrachtovereenkomst gesloten te worden. Enerzijds om te bepalen waaruit deze dienstverlening bestaat en anderzijds tegen welke vergoeding deze dienstverlening wordt verricht.
Artikel 3.6 Verantwoordelijkheidsverdeling GHOR - GGD
In dit artikel is de verantwoordelijkheidsverdeling opgenomen tussen de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg (beleidsmatig) en de gemeenschappelijke regeling GGD Zuid Limburg (operationeel). Hiertoe zal een separate bestuursovereenkomst worden gesloten tussen de dagelijkse besturen van genoemde gemeenschappelijke regelingen.
Dit artikel ziet op de overkoepelende taakstelling van de gemeenschappelijke regeling opdat gemeenten zich beter regionaal kunnen voorbereiden op het bestrijden van rampen en zware ongevallen. De rol en taak van de coördinerend gemeentesecretaris (zie artikel 36 van de Wvr) wordt hier in de kern vastgelegd.
Artikel 4.1 Samenstelling (algemeen bestuur)
In artikel 11, lid 1 van de Wvr is in afwijking van artikel 13, lid 6 van de Wgr bepaald, dat het algemeen bestuur van de veiligheidsregio bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. Op grond van deze verplichte samenstelling van het algemeen bestuur wordt in het tweede lid van artikel 4 voor de vervanging van een burgemeester dan ook functioneel aangesloten bij de vervangingsregeling voor burgemeesters zoals bepaald in artikel 77 Gemeentewet.
Artikel 4.2 Vergaderingen en werkwijze
In de artikelen 12, lid 1 en 13 van de Wvr is bepaald welke functionarissen uitgenodigd moeten worden de vergadering van het algemeen bestuur bij te wonen. In artikel 4.2, lid 3 is de mogelijkheid om andere personen als adviseur in de vergaderingen van het algemeen bestuur uit te nodigen (zie ook artikel 12, lid 2 van de Wvr). De leden van de directie (de commandant, de directeur publieke gezondheid, de coördinerend gemeentesecretaris en de politiechef) zullen als vaste adviseurs optreden (zie artikel 4.2, lid 4).
Artikel 4.2, lid 7 werkt het gewogen stemrecht nader uit. Aan deze stemverhouding wordt gehecht, omdat de gemeenten door hun verschillende schaalgrootte een verschillend belang kunnen hebben bij de taken en bevoegdheden van de gemeenschappelijke regeling. De laatste zin van dit artikellid berust op artikel 11, lid 5 van de Wvr.
Artikel 4.3 Taken en bevoegdheden
Dit artikel berust op artikel 33 van de (gewijzigde) Wgr. Omdat in de (gewijzigde) Wgr het dagelijks bestuur het personeel benoemt, schorst en ontslaat (zie artikel 33b, lid 1, sub d) is dit ook van toepassing op de commandant (van de brandweer). Zie hierna bij de artikelen 9.1 en 9.2.
Het bepaalde in het tweede lid van dit artikel is een uitwerking van artikel 36 van de Wvr. Het betreft hier geen medewerker van de organisatie van de gemeenschappelijke regeling. Gelet op de aard van de taak van deze functionaris is daarom gekozen voor een aanwijzing door het algemeen bestuur, in een goed op elkaar afgestemd overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten.
Het derde lid dient opgenomen te worden, omdat artikel 31a van de (gewijzigde) Wgr dat uitdrukkelijk als een verplichting stelt.
De in artikel 33a van de Wgr opgenomen delegatiemogelijkheid van het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur wordt niet in de gemeenschappelijke regeling opgenomen, omdat deze bevoegdheid rechtstreeks voortvloeit vanuit de Wgr.
Artikel 4.4 Aanwijzingsbevoegdheid voorschriften brandweerzorg
Ondanks dat de brandweer in Zuid-Limburg is geregionaliseerd, rusten op de deelnemende gemeenten nog steeds taken die van invloed (kunnen) zijn op de taakuitoefening van de brandweer. Zie in dit verband ook de artikelen 3 en 3a van de Wvr. Als voorbeeld kan de kwaliteit en kwantiteit van brandkranen worden genoemd. Het bestuur van de veiligheidsregio dient te beschikken over bevoegdheden om gemeenten aan te kunnen spreken op hun taak. Dit is middels een aanwijzingsbevoegdheid opgenomen in artikel 4.4. Om de aanwijzingsbevoegdheid te kunnen handhaven is het tweede lid bij dit artikel opgenomen.
Artikel 5.1 Samenstelling (dagelijks bestuur)
De tekst van dit artikel is in overeenstemming met het bepaalde in de leden 1 en 3 van artikel 14 van de Wgr. In het derde lid van artikel 5.1 is opgenomen dat bij de samenstelling van het dagelijks bestuur een evenredige geografische verdeling wordt aangehouden overeenkomstig de vier politiedistricten zoals die bestonden vóór 1 januari 2012. Die regionale benadering weerspiegelt nog steeds een evenwichtige verdeling over de veiligheidsregio.
Door de koppeling aan het ambt van burgemeester spreekt deze bepaling voor zich. Een lid van het dagelijks bestuur dat als zodanig ontslag neemt, blijft uiteraard lid van het algemeen bestuur. Om een (formele) vacature in het dagelijks bestuur niet te lang te laten bestaan, is in het tweede lid een termijnbepaling opgenomen.
Artikel 5.3 Onvrijwillig ontslag
In artikel 5.3, lid 1 is de vertrouwensregel opgenomen. Wanneer een lid van het dagelijks bestuur niet meer het vertrouwen geniet van het algemeen bestuur dan zal hij zijn positie in het dagelijks bestuur moeten verlaten. Hij blijft dan wel lid van het algemeen bestuur, omdat hij immers op grond van de Wvr als burgemeester deel uit maakt van het algemeen bestuur. In een dergelijke situatie werkt artikel 5.2 van de regeling niet. Het algemeen bestuur zal binnen de termijn tot invulling van de vacature dienen over te gaan. in de tussentijd zullen de werkzaamheden binnen het dagelijks bestuur door de overige leden moeten worden waargenomen.
Artikel 5.4 Vergaderingen en werkwijze
In het tweede lid is, in overeenstemming met het daarover bepaalde bij het algemeen bestuur, voorzien in een vaste adviseursrol van de leden van de directie (de commandant, de directeur publieke gezondheid, de coördinerend gemeentesecretaris en de politiechef).
In het dagelijks bestuur geldt, in afwijking van het algemeen bestuur, geen gewogen stemverhouding. Het bepaalde in de laatste zin van het derde lid is afgeleid van artikel 11, lid 5 van de Wvr.
Artikel 5.5 Taken en bevoegdheden
Lid 1 is in overeenstemming gebracht met het bepaalde in artikel 44b van de (gewijzigde) Wgr. Deze bepaling is in de regeling nog aangevuld met nadere taken waarmee het dagelijks bestuur wordt belast.
Ofschoon het bepaalde in het tweede lid juridisch gezien niet strikt noodzakelijk is (zie artikel 10:3 Algemene wet bestuursrecht), is dit hier toch uitdrukkelijk geformuleerd om het dagelijks bestuur ruimte te geven bij het inrichten van de organisatie en de positie en taken van de voorzitter directie daarin (zie verder bij de artikelen 9.1 en 9.2).
Artikel 6.1 Aanwijzing en vervanging (voorzitter)
De wijze van benoeming (en schorsing en ontslag) van de voorzitter is uitputtend geregeld in artikel 11, lid 2 van de Wvr. Het algemeen bestuur houdt wel de wettelijke bevoegdheid tot de aanwijzing van een plaatsvervangend voorzitter (artikel 11, lid 3 van de Wvr).
In het vierde lid van dit artikel is nog een voorziening getroffen, indien zowel de voorzitter als diens plaatsvervanger verhinderd mochten zijn.
Artikel 7.1 Commissies van advies
Dit artikel is in overeenstemming gebracht met het bepaalde in artikel 24 van de Wgr. Met name de positie van het algemeen bestuur met betrekking tot het instellen van vaste adviescommissies voor het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter is daarin aangescherpt.
Artikel 7.2 Bestuurscommissies
Op de eerste plaats moet hier opgemerkt worden dat de Wgr in artikel 25 alleen functionele (= bestuurs-) commissies kent. Territoriale commissies in de regio zijn dus niet toegestaan.
In het tweede lid van dit artikel is uitdrukkelijk bepaald dat het algemeen bestuur steeds een lid van het dagelijks bestuur tot voorzitter van een bestuurscommissie moet benoemen. Op deze wijze wordt geborgd dat er steeds een bestuurlijke relatie blijft bestaan tussen een commissie en het algemeen en dagelijks bestuur.
Artikelen 8.1 t/m 8.3 Informatie en verantwoording (algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter)
Met name de artikelen 8.1 en 8.2 zijn in overeenstemming gebracht met het bepaalde in de artikelen 16 t/m 19a van de Wgr. Dat betekent onder andere dat er geen directe informatie- en verantwoordingslijn van (de leden van) het dagelijks bestuur aan de colleges en raden van de gemeenten bestaat. Deze lijn bestaat in de gemeenschappelijke regeling alleen tussen (de leden van) het dagelijks en algemeen bestuur. De informatie- en verantwoordingsplicht van de voorzitter zijn daarvan afgeleid.
Artikel 9.1 Directie veiligheidsregio
De gemeenschappelijke regeling kent een directie. Voor de bevordering van een eenduidige aansturing en werkwijze wijst het algemeen bestuur een voorzitter van de directie aan.
Artikel 9.2 Taken voorzitter directie
In dit artikel is een niet uitputtende opsomming gegeven van de taken van de voorzitter directie. Het principe van de eenhoofdige leiding komt met name onder a. tot uitdrukking. Verder zijn hier van belang het gestelde onder b. (afstemming binnen de directie) en onder e. (optreden als ambtelijk secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur en de voorzitter).
Artikel 9.3 Organisatie en personeel
De inrichting van de organisatie is op grond van artikel 33b, lid 1, sub c van de Wgr een exclusieve bevoegdheid van het dagelijks bestuur. Hierbij heeft de voorzitter directie een belangrijke adviesrol.
Op grond van artikel 33b, lid 1, sub b van de Wgr is de benoeming, schorsing en het ontslag van de commandant een exclusieve bevoegdheid van het dagelijks bestuur. Omdat het algemeen bestuur ook direct te maken kan hebben met de commandant is in het tweede lid bepaald dat het dagelijks bestuur -gehoord hebbende de directie- een competentieprofiel opstelt, dat het algemeen bestuur kan beoordelen.
Artikelen 10.1 t/m 10.4 Financiën
Ofschoon de Wgr in de artikelen 34, 34 a, 34 b en 35 duidelijke bepalingen bevat over het begrotingsproces en de jaarrekeningprocedure, bepaalt artikel 35, lid 6 nog eens uitdrukkelijk dat de artikelen 186 t/m 213 Gemeentewet (Financiën van de gemeente) van overeenkomstige toepassing zijn. In het verlengde daarvan geldt ook het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) voor gemeenschappelijke regelingen.
De bepalingen in de regeling zijn nu in overeenstemming met deze wettelijke uitgangspunten.
Ten aanzien van de archiefbescheiden kan worden opgemerkt dat dit een standaardbepaling is.
Artikelen 12.1 t/m 12.4 Toetreden, uittreden, wijzigen en opheffen
Deze gemeenschappelijke regeling is een verplichte vorm van samenwerking. De Wvr bepaalt dit uitdrukkelijk, met name in de artikelen 8 en 9 (en de bijlage met regio-indeling). Dit uitgangspunt werkt door naar de bepalingen over toetreding, uittreding, wijziging en opheffing van de regeling. De bestuurlijke bevoegdheden zijn in deze beperkt door de kaders die de Wvr stelt. De betreffende bepalingen zijn in overeenstemming met deze kaders opgesteld.
Artikelen 13.1 Inwerkingtreding, citeertitel en bekendmaking
Artikel 13.1 is in overeenstemming gebracht met de aangepaste publicatiebepaling in artikel 26 van de Wgr. Daarnaast is de wettelijke verplichting opgenomen om de gemeenschappelijke regeling, die als openbaar lichaam een rechtspersoon is, te registreren in het Handelsregister.