Organisatie | Achtkarspelen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Kinderopvang |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-1996 | 01-01-2012 | Onbekend | 31-10-1996 Onbekend | Onbekend |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regels wordt verstaan onder:
a burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van Achtkarspelen;
b kinderopvang: het in georganiseerd verband tegen vergoeding bieden van
verzorging en opvoeding of onderdak en begeleiding aan kinderen van 0 jaar
tot en met einde basisschoolleeftijd door anderen dan de eigen ouders,
pleeg- of stiefouders op uren dat ouders/verzorgers hiervoor niet beschikbaar
c kinderdagcentrum: kinderopvang in een ruimtelijke voorziening buiten de
gezinssituatie, alsmede kinderopvang binnen een gezinssituatie indien de
opvang betrekking heeft op meer dan vier kinderen gelijktijdig;
d kinderdagverblijf: een kindercentrum waar één of meer van de navolgende
vormen van kinderopvang plaatsvinden:
-hele- of halve dagopvang: opvang gedurende de dag voor kinderen in de
-24-uurs opvang: opvang zowel overdag als 's avonds en/of 's nachts voor
kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 12 jaar;
e buitenschools kinderverblijf: een kindercentrum voor schoolgaande jeugd in
de leeftijd van 0 tot en met 12 jaar voor en na schooltijd en gedurende de
f peuterspeelzaal: een kindercentrum uitsluitend voor kinderen vanaf twee
jaar tot het moment waarop zij basisonderwijs kunnen volgen, met een
maximale verblijfsduur van 3,5 uur per dag;
g gastouderopvang: kinderopvang in de gezinssituatie die tot stand komt door
middel van een gastouderbureau en die betrekking heeft op gelijktijdig ten
h gastouderbureau: een organisatie die de bemiddeling van gastouderopvang
tussen gastouders en ouders/verzorgers regelt;
i gastouder: een persoon die gastouderopvang biedt;
1 in een kindercentrum werkzame persoon die werkzaamheden verricht, opgenomen
in de voor kinderopvang gelden CAO, en die over de voor die werkzaamheden
2 in een gastouderbureau werkzame persoon, belast met de bemiddeling van
gastouderopvang, die voor zijn werkzaamheden de op grond van de voor de
kinderopvang geldende CAO benodigde opleiding heeft;
k houder: een natuurlijke of rechtspersoon die een kindercentrum of gastouderbureau
l NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut vastgestelde norm;
m begeleider: de in een kindercentrum werkzame persoon die anders dan als de
functionaris belast is met het bieden van verzorging en opvoeding of
1 Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, een kindercentrum open te stellen of te houden.
2 Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, een gastouderbureau op te zetten of te houden.
artikel 3 Weigering en ontheffing
1 Burgemeester en wethouders weigeren de vergunning indien niet wordt voldaan aan de kwaliteitsregels die in hoofdstuk 2 van deze verordening worden gesteld.
2 In afwijking van lid 1 zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de voorschriften in artikel 17 en de op artikel 11 gebaseerde nadere regels.
artikel 4 Voorschriften en beperkingen
1 Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2 Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
artikel 5 Behandeling aanvragen
1 Op de behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4 Awb van toepassing.
2 Een ieder kan zijn zienswij ze over de aanvraag naar voren brengen.
1 Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning of op een verzoek tot ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag of het verzoek is ontvangen.
2 Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.
1 Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag om vergunning of het verzoek tot ontheffing aan, totdat zij een beslissing hebben genomen over de aanvraag voor een bouwvergunning overeenkomstig artikel 40, lid 1 van de Woningwet.
2 In afwijking van het bepaalde in artikel 6 nemen burgemeester en wethouders, voor zover de aanhouding bedoeld in het eerste lid langer duurt dan de in artikel 6 gestelde termijnen, de beslissing op een aanvraag om vergunning of een verzoek tot ontheffing zo spoedig mogelijk na afloop van de in artikel 6 bedoelde termijnen.
artikel 8 Duur van de vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing wordt verleend voor maximaal vijf jaar.
artikel 9 Verplichtingen van de houder
1 De vergunning of ontheffing is niet overdraagbaar.
2 De houder is verplicht aan burgemeester en wethouders gegevens te verstrekken die door of namens hen in verband met de huisvesting, verzorging en begeleiding van de kinderen van belang worden geacht.
3 De houder is voorts verplicht om bij wijzigen van de gegevens die zijn verstrekt bij de vergunningaanvraag daarvan onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan burgemeester en wethouders.
4 De vergunninghouder is verplicht de vergunning op een zichtbare plaats in het kindercentrumjgastouderbureau op te hangen.
artikel 10 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
1 Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:
a indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging daarvan wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is verstrekt;
c indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften niet zijn
d indien binnen de termijn van één jaar geen gebruik van de vergunning wordt
e indien de houder dit verzoekt.
2 Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de kinderen tijdelijke
of blijvende sluiting van een kindercentrum of een gastouderbureau gelasten,
indien naar hun oordeel dringende omstandigheden die niet uit deze
paragraaf 1 Regels voor alle vormen van kinderopvang
1 Het kindercentrum dient hygiënisch en veilig te zijn en een deugdelijke
2 Burgemeester en wethouders z~Jn bevoegd nadere regels te stellen waaraan
het kindercentrum, de houder en de in het kindercentrum werkzame functionarissen
en begeleiders moeten voldoen. Deze regels hebben betrekking op:
a de verzorging en begeleiding van en het toezicht op de kinderen;
b de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid van het kindercentrum
voor zover deze eisen noodzakelijk zijn voor de kinderopvang en hierin niet
wordt voorzien bij of krachtens de Woningwet;
c de aan functionarissen en begeleiders te stellen gezondheidseisen;
artikel 12a Invloed van functionarissen, gastouders en begeleiders op het
De houder zorgt ervoor dat de invloed van functionarissen, gastouders en
artikel 12b Medezeggenschap ouders/verzorgers
1 Een kindercentrum/gastouderbureau voorziet in een reglement voor medezeggenschap
van gebruikers waarin geregeld wordt:
a het instellen van een oudercommissie en de wijze van benoeming van de leden
van deze commissie die uit minimaal drie vertegenwoordigers van de ouders/
b de middelen die de oudercommissie ter beschikking worden gesteld teneinde
haar taken naar behoren te kunnen uitoefenen;
2 Het in lid 1 genoemde reglement omvat procedures voor de adviserende taak
van de oudercommissie op het terrein van:
a het opheffen, fuseren, verhuizen, verbouwen, uitbreiden dan wel verkleinen
b het benoemen van degenen die de hoogste zeggenschap uitoefent bij de
leiding van de arbeid in de organisatie;
c plaatsings- en wachtlijstprocedures;
d openingstijden en sluitingsdagen.
3 Het in lid 1 genoemde reglement omvat verder procedures voor de adviserende
taak van de oudercommissie op het gebied van:
b het beleid op het gebied van veiligheid, hygiëne en gezondheid.
4 Bij de onderwerpen genoemd in lid 2 en lid 3 van dit artikel kan het advies
van de oudercommissie alleen met schriftelijke rapportage met de afweging
van belangen van betrokkenen worden afgewezen.
5 De oudercommissie wordt over de in dit artikel genoemde onderwerpen tijdig
6 De oudercommissie kan de gemeente informeren over de uitvoering van de
medezeggenschap binnen de instelling.
7 De uitvoering van dit artikel is medebepalend voor het verlenen van een
artikel 13 Informatie aan ouders/verzorgers
De houder van een kindercentrum of gastouderbureau informeert de ouders/verzorgers
voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst schriftelijk over:
a het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch beleid en de wijze waarop
uitvoering wordt gegeven aan artikel 15, derde lid;
b de wijze waarop klachten worden behandeld;
c de wijze waarop inspraak is geregeld;
d de wijze waarop het contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden.
artikel 14 De aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering
1 De houder van een kindercentrum moet ten behoeve van in het centrum
aanwezige functionarissen, begeleiders en kinderen een passende aansprakelijkheids-
en ongevallenverzekering afsluiten.
2 De houder van een gastouderbureau moet ten behoeve van de bij het bureau
werkzame functionarissen en begeleiders, alsmede de bij het bureau aangesloten
gastouders en door hen opgevangen kinderen een passende aansprakelijkheids-
artikel 15 Groepsgrootte en aantal functionarissen
1 De opvang van kinderen vindt in groepen plaats met dien verstande dat een
a in de leeftijd van 0 tot 1 jaar gelijktijdig ten hoogste 12 kinderen omvat;
b in de leeftijd van 0 tot 13 jaar gelijktijdig ten hoogste 16 kinderen
omvat, waaronder ten hoogste 8 kinderen van 0 tot 1 jaar;
c in de leeftijd van 4 tot 13 jaar gelijktijdig ten hoogste 20 kinderen
2 ten hoogste één functionaris wordt ingezet voor de verzorging en opvoeding
a 4 kinderen in de leeftijd van 0 tot I jaar;
b 5 kinderen in de leeftijd van 1 tot 2 jaar;
c 6 kinderen in de leeftijd van 2 tot 3 jaar;
d 8 kinderen in de leeftijd van 3 tot 4 jaar;
e 10 kinderen in de leeftijd van 4 tot het einde van de basisschoolleeftijd;
f het aantal functionarissen bij een gemengde groep wordt bepaald aan de hand
van het gemiddelde, waarbij naar boven kan worden afgerond.
3 In afwijking van lid 2 kan gedurende een beperkte tijd, doch niet meet dan
anderhalf uur, na opening en voor sluiting van het kindercentrum en in
bijzondere omstandigheden één functionaris minder ingezet worden, met dien
verstande dat tenminste één functionaris wordt ingezet.
4 Indien slechts één functionaris wordt ingezet wordt ingevolge van lid 2 of
3, wordt naast deze functionaris ten minste één volwassene ingezet ter
artikel 16 Verblijfsruimte kindercentra
1 Per groep is een ruimte beschikbaar die per kind drie vierkante meter netto
speel-/werkoppervlak bevat, bepaald overeenkomstig NEN 2580.
2 Er is een buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de oppervlakte minimaal
vier vierkante meter per spelend kind bedraagt, bepaald overeenkomstig NEN
3 Kinderen tot anderhalf jaar beschikken over slaapgelegenheid in een aparte
ruimte en kinderen ouder dan anderhalf jaar beschikken over slaapgelegenheid
artikel 17 Voorkoming verspreiding infectieziekten
1 Het is aan de houder, dan wel aan degene die met de dagelijkse leiding is
a enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding
staande lokaliteit toe te laten of daarin te vertoeven, wanneer, volgens of
vanwege de directeur van de GGD, daarmee het gevaar van overbrenging van
een infectieziekte, zoals genoemd in de Wet bestrijding infectieziekten en
opsporing ziekteoorzaken, aanwezig is;
b enig persoon tot de kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding
staande lokaliteit toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer hij
redelijkerwijs kan vermoeden dat daarmee het gevaar van overbrenging van
een infectieziekte, zoals genoemd in de onder a vermelde wet, aanwezig is.
2 Van het in het eerste lid onder a omschreven verbod is de houder ontheven,
zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven
dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten.
3 De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet de bepalingen
artikel 18 Eisen aan de gastouderopvang
1 Gastouderopvang geschiedt op basis van schriftelijke overeenkomsten tussen
het gastouderbureau, de ouders/verzorgers en de gastouder.
2 Contractueel worden in ieder geval vastgelegd de vergoeding voor de opvang
en de kwaliteitseisen die het gastouderbureau aan de gastouderopvang stelt.
3 Als kwaliteitseisen zijn in ieder geval opgenomen dat:
a de woning waar de gastouderopvang plaatsvindt veilige en voldoende ruimte
biedt voor het aantal kinderen dat daar verblijft. De hier bedoelde ruimte
heeft zowel betrekking op de speelgelegenheid binnen en buiten de woning
als op de slaap- en rustruimte;
HOOFDSTUK 3 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van artikel 2 en 9 en van dekwaliteitsregels in hoofdstuk 2 wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de
tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de
artikel 22 Toezicht en opsporing
1 Burgemeester en wethouders kunnen personen aanwijzen die belast zijn met
het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening
2 De opsporing van de om artikel 21 gestelde feiten is, naast de in artikel
141 van het Wetboek van Strafverordening genoemde opsporingsambtenaren,
opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met het toezicht op
de naleving van deze verordening zijn belast, voor zover het de feiten
betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.
3 De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zlJn bevoegd elke plaats te
betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.
1 Een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dienen alle houders
van kindercentra en gastouderbureaus te voldoen aan de in en krachtens deze
2 Vergunningen en ontheffingen die verleend zijn onder de werking van de
Verordening kinderopvang dd. 1 november 1990 blijven nog gedurende één jaar
na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
3 Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een
aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de Verordening
kinderopvang dd. 1 november 1990 is ingediend en voor het tijdstip van
inwerkingtreding van deze verordening niet op die aanvraag is beslist,
1 Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is afgekondigd.
2 De Verordening kinderopvang dd. 1 november 1990 wordt ingetrokken op de in
het eerste lid bedoelde datum, met dien verstande dat de verordening
gedurende één jaar onverkort van kracht blijft ten aanzien van kindercentra
en gastouderbureaus die een op deze verordening gebaseerde vergunning
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 31 oktober 1996.
Schmidt, voorzitter.
Oosterman, secretaris
Met ingang van 1 januari 1996 verplicht de Welzijnswet (artikel 20) gemeenten om een
verordening kinderopvang te hebben waarin in ieder geval de minimumeisen van de
Algemene Maatregel van Bestuur (Amvb) Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang
De in de AMvB opgenomen eisen voorkindercentra hebben betrekking op:
in relatie tot de aantallen kinderen in een kindercentrum.
In de Amvb wordt daa.rnaastaangegeven dat in de verordening eisen moeten worden
gesteld aan gastouderopvang. Deze eisen hebben betrekking op:
c.de wijze waarop de relatie tussen gastouderbureau, aangesloten gastouders en ouders/
verzorgers wordt geregeld en de relatie tussen de gastouders en ouders/verzorgers
d.de aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering.
Tenslotte moet de gemeente op grond van de Amvb in de verordening opnemen dat de
houder van een kindercentrum of gastouderbureau ouders/verzorgers schriftelijk informeert
De gemeentelijke verordening, die op 31 oktober door de raad is vastgesteld, geldt voor
zowel gesubsidieerde als ongesubsidieerde kinderopvangvoorzieningen. Daarnaast vallen
de houders van gastouderbureau's onder de werking van de verordening. Peuterspeelzalen
vallen buiten het kader van de verordening.
De Verordening Kinderopvang ligt· ter inzage bij bureau welzijn van het