Organisatie | Schiedam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VERORDENING OP DE BEZWAARSCHRIFTENCOMMISSIE GEMEENTE SCHIEDAM 2016 |
Citeertitel | Verordening op de Bezwaarschriftencommissie |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is tevens vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 15 maart 2016 en door de burgemeester op 12 april 2016.
Deze regeling vervangt de Verordening op de Bezwaarschriftencommissie gemeente Schiedam en de Verordening op de Bezwaarschriftencommissie Personeelszaken Schiedam 2003.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2016 | nieuwe regeling | 12-04-2016 Elektronisch Gemeenteblad, 31-05-2016 | 16VR008/16INT00077 |
HOOFDSTUK II Behandeling van de bezwaarschriften
Artikel 3 Benoeming van de leden en samenstelling van de commissie
De voorzitters en de (plaatsvervangende) leden van de commissie worden benoemd en ontslagen door het college van burgemeester en wethouders. Er worden zoveel leden benoemd als er nodig zijn voor de bezetting, rekening houdend met de frequentie van de zittingen en de mogelijkheid van vervanging in geval van verhindering van de leden.
Het college van burgemeester en wethouders kan een voorzitter of lid van de commissie ontslaan voor het aflopen van de benoemingstermijn als bedoeld in het eerste lid als het betreffende commissielid niet naar behoren functioneert. Voordat het besluit genomen wordt, wordt het desbetreffende lid in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te geven op het voornemen tot het verlenen van ontslag.
Artikel 6 Toekenning van bevoegdheden
De secretaris oefent voor de toepassing van deze verordening de volgende wettelijke bevoegdheden uit:
toepassing van artikel 6:6 van de wet ten aanzien van bezwaarschriften die niet voldoen aan het bepaalde in de artikelen 6:5 en 6:7 van de wet,voor wat betreft het stellen van een termijn aan de indiener waarbinnen het verzuim in de zin van het niet voldoen aan de vereisten als gesteld in artikel 6:5 kan worden hersteld;
De voorzitter handhaaft de orde ter zitting. Hij is bevoegd wanneer de orde op enigerlei wijze wordt verstoord maatregelen te nemen.
Artikel 10 Niet deelneming aan de behandeling
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan behandeling van een bezwaarschrift, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.
De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een door de voorzitter te bepalen termijn na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie, aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist omtrent een dergelijk verzoek.
De commissie brengt jaarlijks verslag uit van haar werkzaamheden aan de gemeenteraad, burgemeester en wethouders en de burgemeester. Dit verslag maakt vervolgens onderdeel uit van het Burgerjaarverslag. Zonodig signaleert de commissie tussentijds – los van het jaarverslag – in de richting van het desbetreffende bestuursorgaan ontwikkelingen waarvan de aanpak niet kan worden uitgesteld.
Aldus vastgesteld door:
De raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 12 april 2016
de griffier, de voorzitter,
J.J. den Hollander, a.i. C.H.J. Lamers
Het college van burgemeester en wethouders van Schiedam, in zijn vergadering van 15 maart 2016
De wnd. secretaris, de voorzitter,
drs. M.A. van den Hende C.H.J. Lamers
De burgemeester van Schiedam, d.d.: 12 april 2016
C.H.J. Lamers
In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot het instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.
In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Algemene wet bestuursrecht voor komen. Zo ontbreekt een omschrijving van het begrip bestuursorgaan hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt.
Verschillende bestuursorganen kunnen in het licht van de toepassing van deze verordening worden onderscheiden:
* Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, in de verordening aangeduid als verwerend orgaan. Dit kan betreffen de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen en tenslotte de ambtenaar aan wie uitvoeringsbevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester zijn overgedragen.
* Het bestuursorgaan dat dient te beslissen op het ingediende bezwaarschrift. Wanneer het gaat om de behandeling van bezwaarschriften zijn het verwerend orgaan en het onderhavige bestuursorgaan één. Dit volgt uit het karakter van de bezwaarschriftenprocedure als heroverwegingsprocedure door het orgaan dat het oorspronkelijke en bestreden besluit heeft genomen.
Artikel 2 - Inleidende bepaling
Het tweede lid geeft beperkingen aan op de algemene taak zoals die in het eerste lid staat omschreven. De beperkingen hebben betrekking op categorieën bezwaarschriften waarvoor thans reeds aparte commissies functioneren. Voortzetting van die werkwijze wordt wenselijk geacht.
In het derde lid is bepaald dat de secretaris aan de hand van de complexiteit en / of de bestuurlijke gevoeligheid bepaalt welke vorm van horen wordt toegepast. Dat wil zeggen dat de secretaris beoordeelt of er ambtelijk horen plaatsvindt, dan wel er wordt gehoord door de commissie, dan wel door een enkelvoudige kamer door een voorzitter of lid (zoals bedoeld in artikel 7:13 derde lid van de wet). Deze werkwijze heeft tot doel de doorlooptijden van de bezwaarschriften te verkorten. Ook kan het voor belanghebbende gepaster zijn om in kleiner comité in een informeler setting zijn standpunt toe te lichten.
Ambtelijk horen (7:5 van de wet)Ambtelijk horen wordt alleen toegepast bij bezwaarschriften tegen in mandaat genomen besluiten. Het ambtelijk horen vindt plaats door de secretarissen van de Bezwaarschriftencommissie. Ook is namens het bestuursorgaan een vertegenwoordiger aanwezig. Teneinde de onafhankelijkheid en te waarborgen zal nooit worden gehoord door personen die bij het bestreden besluit betrokken zijn geweest. Bovendien staat beroep en hoger beroep open bij de bestuursrechter.
Ter zake van de bezwaarschriften waarbij het horen door de secretaris van de commissie heeft plaatsgevonden, ligt het in de rede dat de secretaris ook degene is die het bestuursorgaan adviseert.
Horen door de commissie(7:13 van de wet)
Bij enige twijfel wordt het bezwaarschrift voor advies aan de Bezwaarschriftencommissie voorgelegd. Ambtelijk horen vindt uitsluitend plaats bij standaardzaken.
Meervoudig of enkelvoudig horenHet horen door de commissie vindt in principe plaats door ten minste de voorzitter en twee leden. De commissie kan het horen opdragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. (artikel 7:13 eerste en derde lid van de wet). Zoals hiervoor aangegeven beoordeelt de secretaris of en in welke gevallen het enkelvoudig horen gewenst is.
Het advies van de commissie dient steeds door ten minste een voorzitter en twee leden van de commissie worden uitgebracht, ook wanneer enkelvoudig is gehoord als bedoeld in art. 7:13 derde lid van de wet.
Personele samenstelling van commissie
Uitgangspunt is dat de leden gemiddeld evenveel zittingen bijwonen. Hiermee wordt recht gedaan aan het evenwichtig inzetten van de leden en het optimaal benutten van de specifieke kennis van de leden. Voor bezwaarschriften tegen rechtspositionele besluiten worden leden geselecteerd die beschikken over specifieke ambtenarenrechtelijke kennis en competenties.
Het vierde lid is ingevoegd om te voorzien in een wettelijke grondslag, zodat het reglement voor de bezwaarschriften Stroomopwaarts MVS kan worden beschouwd als wettelijk voorschrift als bedoeld in art. 7:13 Awb lid 4. Zodoende kan geregeld worden dat de secretaris kan beslissen over toepassing van artikel 7:3 Awb (afzien van het horen) in commissiezaken. Hetgeen een voortzetting mogelijk maakt van de huidige werkwijze.
Artikel 3 – Benoeming van de leden en samenstelling van de commissie
De voorzitters en (plaatsvervangende) leden worden benoemd en ontslagen door het college van burgemeester en wethouders. Voorheen werden de commissieleden benoemd door zowel burgemeester, college als de gemeenteraad. De afgelopen jaren is gebleken dat het overgrote deel van de bezwaarschriften is gericht tegen besluiten van het college. Het ligt dan ook in de rede dat het college de leden van de commissie benoemt en ontslaat. Sinds de invoering van het dualisme is het gebruikelijk dat het college de leden benoemt en ontslaat.
De commissie selecteert kandidaat-leden en legt vervolgens een voordracht voor aan het college, nadat de portefeuillehouder met de keuze van de kandidaten heeft ingestemd.
Artikel 4 – De functie van de secretaris
De secretarissen zijn door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
Artikel 6 – Toekenning van bevoegdheden
De in dit artikel aangehaalde artikel(led)en van de Awb luiden als volgt:
Deze bepaling is facultatief geformuleerd; de secretaris is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Doordat de bevoegdheid tot advisering over bezwaarschriften die niet voldoen aan het bepaalde in de artikelen 6:5 en 6:7 van de wet is opgedragen aan de secretaris, wordt de termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, eveneens bepaald door de secretaris.
Er is vanaf gezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen zal met een termijn van twee weken na het einde van de bezwarentermijn kunnen worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen, anderzijds moet het niet zo zijn dat door een te lange termijn de procedure wordt vertraagd.
Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar of beroep te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde.
In het kader van de efficiëntie is bepaald dat de secretaris bevoegd is om toepassing te geven aan artikel 7:3 van de wet (afzien van horen). Zowel ten aanzien van bezwaarschriften waar de commissie over adviseert (7:13 vierde lid juncto 7:3 van de wet) als bij bezwaarschriften, waarbij ambtelijke advisering plaatsvindt. Bij twijfel zal de secretaris overleggen met de voorzitter van de commissie.
De in het derde lid genoemde artikelleden geven aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Dit kan als:
Zoals uit de toelichting bij artikel 1 volgt zijn in de bezwaarprocedure het verwerende orgaan en het bestuursorgaan dat op een ingediend bezwaarschrift dient te beslissen één.
In de beroepsprocedure is dat niet het geval. Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van de belanghebbende volledig tegemoet denkt te kunnen komen het daarover met de secretaris van de commissie contact opneemt. In dit verband zij ook gewezen op de artikelen 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar of beroep intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan een dergelijk intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen het bezwaar of beroep geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit aan het bezwaar of beroep geheel tegemoet komt.
De bevoegdheid hierover te beslissen wordt middels de verordening toegekend aan de secretaris van de commissie. De secretaris van de commissie beslist over het afzien van het horen. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7.3.
Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende tenminste een week voor belanghebbenden ter inzage.
Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden (...).
(Het derde lid van dit artikel luidt: Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.)
Artikel 7:10, derde en vijfde lid
Het bestuursorgaan kan de beslistermijn ten aanzien van het bezwaarschrift opschorten (derde lid), indien niet is voldaan aan artikel 6:6 en een hersteltermijn is verleend, of verdagen (vijfde lid), indien de wettelijke beslistermijn door het bestuursorgaan niet wordt gehaald.
Bij ambtelijk horen of bij niet horen (bij “kennelijk” niet-ontvankelijk/(on)gegrond zaken) is de beslistermijn, inclusief verdaging, zes plus zes is twaalf weken. Indien een bezwaarzaak ter behandeling aan de commissie is gegeven is dat twaalf plus zes is achttien weken.
De hoogte van het presentiegeld voor commissieleden wordt bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden (artikel 14). Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden (artikel 15) biedt de mogelijkheid om in afwijking hiervan bij raadsverordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde bedrag.
Er is een aparte commissie bezwaarschriften Stroomopwaarts MVS, die adviseert over de bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten die in mandaat namens het college door of namens het bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Stroomopwaarts MVS zijn genomen. Deze commissie is ingesteld door de colleges van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam. De colleges benoemen - ieder voor zich - voorzitters en leden in deze commissie. De Schiedamse leden en voorzitters van deze commissie Stroomopwaarts MVS, ontvangen een gelijke vergoeding als de leden en voorzitters van de algemene bezwaarschriftencommissie van Schiedam. Zoals in het eerste lid is toegelicht kan een hogere vergoeding dan in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden alleen bij verordening door de raad worden bepaald.
Artikel 10 - Niet deelneming aan de behandeling
Dit artikel vormt het equivalent van artikel 2:4 Awb, dat verbiedt dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.
Artikel 11 - Openbaarheid zitting
Ingevolge artikel 7:5, tweede lid, Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid, Awb wordt deze bevoegdheid aan de daar bedoelde commissie toegekend.
Verder wordt hier gewezen op artikel 85 Gemeentewet waarin onder andere is bepaald dat ten aanzien van een commissie die is belast met het voorbereiden van door de raad te nemen beslissingen op bezwaarschriften de raad tevens de openbaarheid van de vergaderingen regelt. In de onderhavige bepaling is vastgelegd dat de zitting - het horen - in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk bijvoorbeeld in geval dat bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard dan wel andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 15 van de verordening achter gesloten deuren plaats heeft.
Artikel 7:7 Awb vereist dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. In de verordening is de vaste procedure opgenomen zoals deze in Schiedam wordt gehanteerd.
Het is toegelaten dat in plaats van een afzonderlijk verslag uit de beslissing op bezwaar blijkt van hetgeen tijdens de hoorzitting is verhandeld (MvT, Parl. Gesch. Awb I, p.343).In praktijk wordt het verslag verwerkt in het commissieadvies, dat bij de beslissing op bezwaar wordt gevoegd.
Van het horen wordt een digitale geluidsopname gemaakt. Op verzoek van belanghebbende(n), het bestuursorgaan of een gerechtelijke instantie wordt de geluidsopname of een schriftelijke uitwerking daarvan verstrekt. .
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren.
Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In de artikelen 7:9 en 7:23 wordt bepaald dat, indien het in voor bedoeld geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar of beroep te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt medegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord.
Artikel 14 - Raadkamer en advies
Zie ook de toelichting bij artikel 12. De hoorzitting is in principe openbaar, de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.
Artikel 15 - Uitbrengen advies
Volgens artikel 7:13, zesde lid, Awb maakt in de bezwaarschriftenprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het advies schriftelijk uitgebracht. De regeling inzake het administratief beroep in afdeling 7.3 Awb kent een dergelijk voorschrift niet. Ook hier verdient het evenwel aanbeveling dat het advies schriftelijk wordt uitgebracht en dat het verslag daarvan deel uitmaakt. Om die reden is het eerste lid van deze bepaling als zodanig geformuleerd.
De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 (beslistermijnen bezwaarschrift) van de Awb zes of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de wet is ingesteld- twaalf weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van ene bezwaarschrift is verstreken. behoudens in het geval van opschorting of van gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging.