Organisatie | Beverwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2016 |
Citeertitel | Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2016 | nieuwe regeling | 07-04-2016 | INT-16-25291 |
Hoofdstuk 2 Onderzoek geloofsbrieven; fracties
Artikel 8. Commissie tot onderzoek van geloofsbrieven
Indien de commissie door ontstentenis van commissieleden niet bijeen kan komen in de samenstelling als genoemd in artikel 9 tweede lid is de voorzitter van de commissie bevoegd ad-hoc één of meerdere leden van de raad aan te wijzen om in vervanging van de ontbrekende leden van de commissie te voorzien.
Artikel 9. Het onderzoek van de geloofsbrieven van leden en wethouders
Indien het onderzoek van geloofsbrieven betrekking heeft op nieuw gekozen leden van de raad na periodieke aftreding, wordt het onderzoek door de commissie in voltalligheid verricht. In alle overige gevallen wordt het onderzoek verricht door tenminste drie leden uit de commissie, de voorzitter inbegrepen.
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 12. Oproep en publicatie voorstellen
Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 14, vierde lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen door de voorzitter zo spoedig mogelijk, doch voor aanvang van de vergadering gepubliceerd. In uitzonderlijke gevallen worden deze stukken voor de aanvang van de vergadering door de voorzitter ter hand gesteld van de leden van de raad.
Indien een extra vergadering wordt gehouden als gevolg van het bepaalde in artikel 11, vierde lid, kan de voorzitter afwijken van de in het eerste lid genoemde termijn met dien verstande dat tussen het tijdstip van publicatie van de oproep en het tijdstip van de vergadering een termijn van tenminste 48 uur is gelegen.
Artikel 14. Ter inzage leggen van stukken
Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage. Op verzoek van een lid van de raad wordt door de griffier aan hem een gewaarmerkte kopie verstrekt.
Stukken respectievelijk schriftelijke mededelingen die het college respectievelijk de burgemeester aan de raad wensen te doen ter uitvoering van het bepaalde in artikel 160, tweede lid, artikel 169, tweede en vierde lid en artikel 180 van de Gemeentewet worden gedurende een periode van dertig dagen voor de leden van de raad ter inzage gelegd. Het tweede lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 2 Orde van de vergadering
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.
De raad bepaalt op voorstel van de agendacommissie de wijze van afdoening van de ingekomen stukken. Uitgangspunt hierbij is dat de raad slechts een besluit neemt ten aanzien van de procedure van afdoening en de voorzitter desgevraagd, bij wijze van uitzondering, kan toestaan dat de leden van de raad hun gevoelens over de inhoud van het ingekomen stuk uiten.
Artikel 23. Aantal spreektermijnen
De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in twee termijnen, tenzij de raad anders beslist. Na iedere termijn van de raad wordt het lid van het college dat het aangaat in de gelegenheid gesteld te reageren. Zo nodig volgt er een derde termijn waarin uitsluitend de leden van de raad spreekrecht hebben.
Artikel 24. Handhaving orde; schorsing vergadering
Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden van de raad de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid van de raad het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing bij het afdoen van de hamerstukken als bedoeld in artikel 21, vierde lid.
Artikel 28. Algemene bepalingen over stemming
Heeft een lid van de raad zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid van de raad zijn vergissing pas later, dan kan hij - nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt - wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 30. Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden van de raad dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 31. Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Hoofdstuk 4 Bevoegdheden, instrumenten raadsleden
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
Artikel 36. Initiatiefvoorstel
De agendacommissie zendt het voorstel naar het college zodat dit zijn wensen en bedenkingen ten aanzien van het voorstel kenbaar kan maken. Vervolgens plaatst de agendacommissie het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste achtenveertig uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk - door tussenkomst van de griffier - bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter stelt de interpellant in de gelegenheid het woord te voeren. Vervolgens geeft de voorzitter het woord aan de leden van het college. Daarna verleent de voorzitter het woord aan de leden van de raad. Hierna volgt een tweede termijn voor de leden van het college en de leden van de raad. Indien interpellant dat wenst, wordt een derde termijn gehouden waarbij de raad bepaalt wie aan deze termijn deel kunnen nemen.
Het lid van de raad dat van de mogelijkheid om mondelinge vragen te stellen gebruik wil maken, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 10 uur voor aanvang van de vergadering - door tussenkomst van de griffier - bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met de agendacommissie weigeren een onderwerp aan de orde te stellen indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.
Artikel 41. Schriftelijke vragen
De vragen worden - door tussenkomst van de griffier - bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht. Gelijktijdige kennisgeving vindt plaats aan de plaatselijke dag- en nieuwsbladen.
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan schriftelijk en gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.
Hoofdstuk 6 Besloten vergadering
De notulen van een besloten vergadering worden niet gepubliceerd, maar liggen uitsluitend voor de leden van de raad alsmede de leden van het college ter inzage bij de griffier. Op verzoek van een lid van de raad of een lid van het college wordt door de griffier aan hem een gewaarmerkte kopie verstrekt.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 46. Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Hoofdstuk 7 Toehoorders en pers
Artikel 47. Toehoorders en pers
De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen. Indien de beschikbare ruimte ontoereikend is, neemt de voorzitter de nodige maatregelen om de overige toehoorders in de gelegenheid te stellen het verloop van de vergadering te volgen.
Bijlage bij het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2016
N.B. voor de leesbaarheid is de mannelijke persoonvorm gekozen. Waar “hem” staat dient “hem/haar” gelezen te worden en waar “zijn” staat, moet gelezen worden “zijn/haar”.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Onder ‘aanhangig’ wordt verstaan dat het onderwerp aan de orde of in behandeling is.
Bij een persoonlijk feit valt te denken aan bijvoorbeeld belediging van een lid of aantijgingen die als onterecht worden ervaren.
Artikel 9 van de Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester de voorzitter is van de raad. Als de burgemeester niet als voorzitter kan optreden, stelt artikel 77 van de Gemeentewet dat het langstzittende raadslid hem vervangt. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Van deze mogelijkheid is in dit reglement gebruik gemaakt. In artikel 3 is bepaald dat de burgemeester wordt vervangen door een door de raad aangewezen lid van de raad.
Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester.
De burgemeester heeft op grond van artikel 21 van de Gemeentewet het recht in de raadsvergadering aan de beraadslagingen deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
Artikel 3 De plaatsvervangend voorzitter
Zie de artikelsgewijze toelichting op artikel 2.
Er wordt zowel een waarnemer uit de coalitiepartijen als een uit de oppositiepartijen benoemd, om er voor te zorgen dat er ook hier weer een afspiegeling van de gekozen raadsleden ontstaat.
Indien een waarnemer niet goed functioneert, kan de raad hem uit zijn functie ontheffen. De plaatsvervangend voorzitter kan ook zelf verzoeken van zijn functie ontheven te worden.
Dat de griffier aanwezig is tijdens raadsvergaderingen vloeit voort uit artikel 107b van de Gemeentewet. Naar analogie hiervan is de griffier ook in de vergaderingen van de andere gremia uit het eerste lid van artikel 4 aanwezig.
De Gemeentewet vereist voorts dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid van artikel 4 is daarover een bepaling opgenomen.
In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid van artikel 4 een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslagingen.
De ‘oude’ reglement van orde dat t/m 2015 van kracht was, kende alleen het seniorenconvent. Vergaderingen van dit gremium waren besloten en dat botste met het uitgangspunt van openbaar bestuur. Vandaar dat in dit nieuwe reglement het presidium met openbare vergaderingen is geherintroduceerd.
Ook hier is de burgemeester weer voorzitter. Indien hij niet aanwezig kan zijn, is de voorzitter van de grootste raadsfractie zijn waarnemer.
Het presidium gaat over de organisatie en het functioneren van de raad en de raadscommissies, voor zover dit niet door de agendacommissie wordt geregeld.
Ook treedt het op als ‘bewaker’ van de lijsten van moties en toezeggingen.
Naast het presidium, dat in openbaarheid vergadert, is gebleken dat er ook in enkele gevallen behoefte bestaat aan een overleg in beslotenheid tussen de burgemeester en de fractievoorzitters. Te denken valt hierbij aan zeer persoonlijke zaken, zoals functiebeoordeling e.d.
Omdat het hier meestal gaat om zaken, die het college van b&w, dan wel de burgemeester met de fractievoorzitters wil delen, is hier de loco-burgemeester als vervangend voorzitter aangewezen.
Omdat openbaarheid toch als het grootste goed wordt gezien, wordt aan het einde van een vergadering van het seniorenconvent apart bepaald of het verhandelde in de vergadering inderdaad geheim moet blijven, of dat de zaken alsnog openbaar kunnen worden gemaakt.
Artikel 7 De agendacommissie , samenstelling en vergaderingen
Zie ook de toelichting op artikel 5.
De agendacommissie vervult een procedurele rol bij de voorbereiding van de raads- en de commissievergaderingen. Dan gaat het onder meer om het opstellen van de voorlopige agenda en de plaats en tijdstip van de vergaderingen. De raad en de raadscommissies stellen zelf tijdens de vergadering de agenda definitief vast.
De griffier is bij elke vergadering van de agendacommissie aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden.
De vergaderingen van de agendacommissie vinden altijd in de openbaarheid plaats.
In het derde lid is nadrukkelijk opgenomen dat de agendacommissie beslist bij procedurele kwesties. Dit betekent dat anderen daartoe niet meer bevoegd zijn.
Een andere taak van de agendacommissie is het periodiek vaststellen van de lange termijnagenda.
De agendacommissie heeft geen bemoeienis met de agenda’s van de rekenkamercommissie, de commissie voor de behandeling van bezwaarschriften, de commissie Broekpolder, de auditcommissie, de werkgeverscommissie en de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven. Deze commissies bepalen alle hun eigen agenda. Ook houdt de agendacommissie zich niet bezig met de agenda van de IJmondcommissie. Hiervoor is nl. een aparte “agendacommissie IJ-mond” in het leven geroepen.
Hoofdstuk 2 Onderzoek geloofsbrieven; fracties
Artikel 8 Commissie tot onderzoek van geloofsbrieven en Artikel 9 Het onderzoek van de geloofsbrieven van leden en wethouders.
Deze twee artikelen bieden de mogelijkheid om een permanente commissie voor het onderzoek van geloofsbrieven in het leven te roepen. Deze commissie kan dan buiten de vergadertijdstippen van de raad bijeen komen om de geloofsbrieven te onderzoeken. Schorsing van de raadsvergadering is hierom in de regel dan niet meer nodig.
Voorts wordt er voorzien in de leemte van de Gemeentewet ten aanzien van het onderzoek van geloofsbrieven van een te benoemen wethouder. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen worden gesteld aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden.
In de praktijk is gebleken dat in een aantal gevallen behoefte blijkt te bestaan aan de definitie van een fractie. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). In diverse regelingen wordt het begrip "fractie" gehanteerd. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het dit reglement opgenomen omschrijving van het begrip fractie.
Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.
In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten.
Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Ook kan een fractie besluiten haar naam te veranderen. Dit staat een fractie vrij om te doen. Op grond van deze bepaling heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad is gehouden met ingang van de eerst volgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.
Artikel 12 Oproep en publicatie voorstellen
Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip, en plaats van de vergadering. Het eerste lid bepaalt daarom dat de burgemeester tenminste dertien dagen vóór een vergadering de agenda en de vergaderstukken van die vergadering publiceert. De agenda vermeldt dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.
De agenda heeft in zekere mate een voorlopig karakter: de agenda kan op grond van het bepaalde in het derde lid nog worden aangevuld.
De in artikel 25, eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd.
In artikel 12 is een termijn opgenomen tussen het tijdstip van publicatie van de agenda en het tijdstip van de vergaderingen. Indien één vijfde deel van de raad daarom verzoekt, wordt een extra raadvergadering gehouden. Met de bepaling in het 4e lid is het mogelijk een dergelijke vergadering op korte termijn te houden.
De agendacommissie bepaalt in haar overleg hoe de agenda van de raad er uit komt te zien. Dit is echter een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om twee weken voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan na het publiceren van de oproep zo nodig een aanvullende voorlopige agenda opgesteld worden, zie bijvoorbeeld de bepaling in artikel 13, derde lid.
Individuele raadsleden kunnen via de agendacommissie onderwerpen voor de agenda voordragen. Hiermee kan het individuele raadslid invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. In het derde lid is opgenomen dat op de agenda een onderverdeling wordt gemaakt met agendapunten die zonder beraadslaging worden afgedaan (onderdeel a, de zogenaamde “hamerstukken”) en de agendapunten die naar verwachting met beraadslaging worden afgedaan (onderdeel b).
De agendacommissie maakt de onderverdeling aan de hand van de adviezen van de raadscommissies. Indien de raadscommissie in haar advies aangeeft dat het een "hamerstuk" betreft, plaatst de agendacommissie het betreffende onderwerp of voorstel op het overzicht van de voorstellen die zonder beraadslaging worden afgedaan. Het is niet mogelijk dat over deze agendapunten het woord wordt gevoerd (zie ook het bepaalde in artikel 21, vierde lid). Deze agendapunten worden aan het begin van de vergadering collectief afgedaan.
In de overige gevallen plaatst de agendacommissie de onderwerpen of voorstellen op het overzicht van voorstellen die naar verwachting met beraadslaging worden afgedaan. De onderverdeling heeft echter een voorlopig karakter: de raad bepaalt in zijn vergadering zelf over welke onderwerpen beraadslaging zal plaatsvinden. Over de agendapunten ten aanzien waarvan een of meerdere leden op de sprekerslijst hebben aangegeven dat zij het woord wensen te voeren, vindt beraadslaging plaats. Zie verder de toelichting op artikel 21.
Het is mogelijk dat de agendacommissie per vergadering of per onderwerp de spreektijden beperkt.
Er is overigens geen sanctie opgenomen indien een lid zijn spreektijd overschrijdt. Het ligt voor de hand dat de voorzitter het betreffende lid op de overschrijding van zijn spreektijd wijst. In artikel 13 is tevens een regeling opgenomen ten aanzien van het opstellen van een agenda voor extra vergaderingen.
Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken
In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).
Verder gaat het hier om stukken waarvan het college de raad eerst in de gelegenheid moet stellen zijn wensen en bedenkingen kenbaar te maken. Bijvoorbeeld in het geval van het aangaan van een overeenkomst die ingrijpende gevolgen voor de gemeente kan hebben. Daarnaast betreft het hier de inlichtingen van het college en de burgemeester die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (zie het tweede lid).
Artikel 15 Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet.
Paragraaf 2 Orde van de vergadering
De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.
Ook wordt de lijst gebruikt bij hoofdelijke stemming. De voorzitter bepaalt dan via loting bij welk raadslid van de genummerde presentielijst de stemming begint.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 18 Opening vergadering; ontbreken vergaderquorum
De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.
Het woord “notulen” suggereert een schriftelijk verslag. Sinds 2012 is echter sprake van digitale verslaglegging door middel van audio- en videobestanden. Sinds 2015 wordt ook een zgn. transcript van de vergaderingen gemaakt. Dit is softwarematig uitgeschreven tekst van de vergadering als achtergrondinformatie. De audio- en videobestanden en de besluitenlijst blijven leidend voor het bepalen wat er tijdens een vergadering is gezegd. De besluitenlijst blijft ook schriftelijk en wordt nog immer op gebruikelijke wijze bekend gemaakt. Artikel 23, vijfde lid van de Gemeentewet verplicht daartoe.
Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter alleen bij wijze van uitzondering toestaan.
Artikel 21 Vaststelling agenda, sprekerslijst, hamerstukken, volgorde agendapunten
Dit artikel is opgenomen om de vergadering efficiënter te kunnen afwikkelen. De raad stelt bij de aanvang van de vergadering de agenda definitief vast.
Over agendapunten als bedoeld in artikel 13, derde lid onder a (hamerstukken) wordt het woord niet gevoerd. Intekenen op de sprekerslijst ten aanzien van deze agendapunten is dan ook niet mogelijk.
In uitzonderingsgevallen is het echter mogelijk dat een lid van de raad bij de voorzitter een verzoek indient alsnog het woord te voeren.
De andere agendapunten worden eveneens aan het begin van de vergadering afgedaan indien geen van de leden op de lijst als bedoeld in het eerste lid, heeft aangegeven dat hij het woord wenst te voeren bij een bepaald onderwerp.
Over de overige agendapunten en over de uitzonderingsgevallen als hierboven bedoeld, vindt wel beraadslaging plaats.
Het derde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid het onderwerp naar een commissie te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.
Dit artikel behoeft geen toelichting
Artikel 23 Aantal spreektermijnen
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.
Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
Artikel 24 Handhaving orde; schorsing vergadering
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aan de orde zijn onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 24 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de artikel 48 van dit reglement.
Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. De voorzitter en de wethouders hebben het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 21, eerste en tweede lid van de Gemeentewet.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.
Het is ook mogelijk een stemverklaring af te leggen bij de als zodanig geagendeerde hamerstukken.
Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel zelf moet worden genomen, nadat een amendement hier op is aangenomen.
Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming
De Gemeentewet kent twee vormen van stemmen: schriftelijk en hoofdelijk.
Schriftelijke stemming vindt plaats bij stemming over personen. De procedure van schriftelijke stemming is nader uitgewerkt in artikel 30 van dit reglement.
In artikel 32 van de Gemeentewet is bepaald dat de overige stemmingen (dat wil zeggen, alle andere stemmingen dan waarop artikel 31 van deze wet betrekking op heeft) bij hoofdelijk oproeping geschieden.
Zo'n overige stemming vindt plaats indien een van de leden van de raad of de voorzitter dat verlangt. In dat geval geschiedt de stemming mondeling.
Indien over een voorstel geen stemming wordt verlangd, is het aangenomen. De raad heeft niet de bevoegdheid van de Gemeentewet af te wijken. Bij wie de stemming begint, is bepaald in het vijfde lid.
De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.
Deze regeling kan er echter niet toe leiden dat een voorstel alsnog word verworpen!
Ook in het geval er dan blijkt dat een meerderheid van de leden aantekening in de notulen vraagt, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd, is het voorstel aangenomen!
Evenmin kan een informele stemprocedure waarbij gevraagd wordt welke leden tegen het voorstel zijn, er toe leiden dat het voorstel wordt verworpen. Afgezien van het feit dat in dit geval bijvoorbeeld eventuele onthoudingen van stemming onopgemerkt blijven, is ook in het geval de (vermeende) meerderheid aangeeft tegen het voorstel te zijn, het voorstel - gelet op de dwingend voorgeschreven bepalingen van de Gemeentewet - aangenomen
Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Onder een voltallige vergadering wordt verstaan: een vergadering waarin alle leden waaruit de raad bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, een stem hebben uitgebracht.
Met "alle leden waaruit de raad bestaat" wordt het wettelijke aantal (artikel 8 Gemeentewet) bedoeld; in de Beverwijkse situatie derhalve 27 leden.
In artikel 28 van de Gemeentewet is omschreven wanneer een lid van de raad zich van deelname aan een stemming dient te onthouden.
Artikel 29 Stemming over amendementen en moties
Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 33 en 34 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het raadsvoorstel.
Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen. Stemming over een motie vindt, evenals een amendement, plaats voordat de stemming plaatsvindt over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft.
Artikel 30 Stemming over personen
De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of een voordracht of aanbeveling geheim, dus schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet).
Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er meerdere benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) mag een gecombineerd stembiljet worden gebruikt.
In het vijfde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet.
Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.
Artikel 31 Herstemming over personen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 32 Beslissing door het lot
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Hoofdstuk 4 Bevoegdheden, instrumenten raadsleden
Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels vast te stellen. Deze nadere regels zijn opgenomen in het tweede tot en met vijfde lid. Op grond van het bepaalde in artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.
Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 23).
Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 29.
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudeli-ke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. In het reglement is verder opgenomen dat een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel uiterlijk tot de sluiting van de beraadslaging kan worden ingediend. Is de beraadslaging eenmaal gesloten (zie artikel 27) dan kan geen motie meer worden ingediend.
Moties over onderwerpen die niet op de agenda staan, worden “moties vreemd aan de orde” genoemd. De procedure hiervoor is geregeld in het zesde lid van dit artikel.
Voorts is in het zevende lid geregeld tot welk moment een motie door de indiener(s) kan worden ingetrokken.
Artikel 35 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 36).
Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is in artikel 147a van de Gemeentewet het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.
In 2016 is de artikel 147a in die zin gewijzigd, dat het college zijn wensen een bedenkingen ten aanzien van het initiatiefvoorstel kenbaar moet kunnen maken alvorens de raad een beslissing neemt. Dit betekent niet dat het college oneindig de tijd heeft om die wensen en bedenkingen kenbaar te maken. Aan de bepaling in genoemd (nieuw) artikel 147a wordt voldaan door het initiatiefvoorstel daadwerkelijk aan het college te zenden. Dit laat onverlet het feit dat de raad het initiatiefvoorstel kan agenderen voor een volgende raadsvergadering.
Daarnaast kan de raad bepalen dat het initiatiefvoorstel eerst in een raadscommissie behandeld moet worden, voordat raadsbehandeling plaatsvindt.
Artikel 37 heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. In dit reglement heeft de raad deze taak overgelaten aan de agendacommissie. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.
Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.
De raad verleent altijd verlof tot het houden van interpellatie, indien het verzoek tot het houden ervan door tenminste zes raadsleden wordt ondersteund.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Deze bepaling vormt een aanvulling op het voorgestelde artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. In een dualistisch stelsel is het echter niet meer vanzelfsprekend dat de ter zake kundige wethouder aanwezig is. Om deze reden is in het reglement opgenomen dat het stellen van mondelinge vragen schriftelijk wordt aangekondigd.
Artikel 41 Schriftelijke vragen
Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.
In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.
Het college of de burgemeester is verplicht om de raad schriftelijk te informeren indien zij niet binnen een termijn van dertig dagen op schriftelijke vragen van een of meer van de raadsleden een antwoord kunnen geven.
Hoofdstuk 5 Begroting en rekening
Artikel 42 Procedure begroting en Artikel 43 Procedure jaarrekening
De in deze artikelen bepaalde procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.
Hoofdstuk 6 Besloten vergadering
In artikel 23 van de Gemeentewet is geregeld dat de raadsvergadering in uitzonderingsgevallen achter gesloten deuren kan plaatsvinden. In artikel 44 wordt geregeld hoe in die gevallen met de verslaglegging dient te worden omgegaan.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig, waaraan artikel 45 uitvoering geeft.
Artikel 46 Opheffing geheimhouding
In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; ook van stukken die niet persé aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Hoofdstuk 7 Toehoorders en pers
Artikel 47 Toehoorders en pers
Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de voorzitter – indien er tijdens een raadsvergadering meer publieke belangstelling is dan dat er plaatsen op de publieke tribune zijn – er voor moet zorgen dat het publiek op een andere plek dan de raadzaal het verloop van de vergadering moet kunnen volgen. Dit impliceert dat een deel van de bezoekers naar een andere ruimte (bijvoorbeeld het bedrijfsrestaurant) kan worden geleid om daar de raadsvergadering via een beeld- en geluidsverbinding te kunnen volgen.
Artikel 48 Maatregelen van orde
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Door het opnemen van een citeertitel wordt deze regeling afdoende geïdentificeerd.
Toevoeging van vindplaats en datum van vaststelling is bij verwijzing naar deze