Organisatie | Drenthe |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling Kennis en Innovatie (KEI) |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | subsidie |
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 13-3-2016
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal blad, 2016, 2497
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-02-2017 | 01-01-2017 | 01-07-2017 | Wijz. artikelen | 24-01-2017 | 2017000186 |
03-05-2016 | 01-05-2016 | 03-02-2017 | nieuwe regeling | 13-03-2016 Provinciaal blad, 2016, 2497 | 2016002098 |
In deze regeling wordt verstaan onder:
kennisinstelling: een entiteit, zoals een universiteit of onderzoeksorganisatie, ongeacht haar rechtsvorm (publiek- of privaatrechtelijke organisatie) of financieringswijze, die zich in hoofdzaak bezighoudt met het verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling en het verspreiden van de resultaten daarvan door middel van onderwijs, publicaties of technologieoverdracht. Alle winst wordt opnieuw geïnvesteerd in die activiteiten, in de verspreiding van de resultaten daarvan of in onderwijs. Ondernemingen die invloed op een dergelijke entiteit kunnen uitoefenen door middel van bijvoorbeeld aandeelhouders of leden, genieten geen preferente toegang tot de onderzoekscapaciteit van een dergelijke entiteit of tot de resultaten van haar onderzoek. Mbo- en hbo-instellingen en roc’s vallen ook onder de bedoelde entiteit;
brutoloonkosten: de kosten berekend door het aantal aan het project bestede uren te vermenigvuldigen met een per medewerker bepaald individueel uurtarief, berekend op basis van bruto jaarloon, vermeerderd met een opslag van 32% voor werkgeverslasten, waarna over dat bedrag 15% aan overheadkosten wordt berekend en dat bedrag vervolgens door 1.720 uur op basis van een 40-urige werkweek wordt gedeeld;
Artikel 2, Doel van de regeling
De subsidieregeling heeft als doel kennisontwikkeling, op het gebied van technologische innovatie, organisatie-innovatie of marktinnovatie bij het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen, te stimuleren.
Subsidie kan worden aangevraagd van 1 januari 2017 tot en met 31 mei 2017.
Subsidie wordt verstrekt aan een mkb-onderneming die op het moment van aanvragen een vestiging heeft in de provincie Drenthe, Fryslân of Groningen en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.
De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2.4 van de ASV SNN 2016, in ieder geval geweigerd indien:
Artikel 6, Minimale subsidiabele kosten en maximale subsidie
Artikel 7, Verplichtingen van de subsidieontvanger
Bij de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:
Artikel 8, Maximum subsidie per onderneming
Het maximum aan totaal te ontvangen subsidie op basis van deze subsidieregeling bedraagt voor één onderneming € 200.000,--, waarbij voor de toepassing van dit artikel één onderneming alle rechtspersonen omvat die de volgende band met elkaar onderhouden:
Artikel 11, Wijzigings- of intrekkingsgronden
De subsidie kan onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:
Artikel 12, Subsidievaststelling
Artikel 13, Bedrag vaststelling
Het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van de subsidiabele kosten die door de subsidieontvanger zijn gemaakt en betaald ten behoeve van de subsidiabele activiteiten.
Paragraaf 2, Gedetacheerd hebben van hooggekwalificeerd personeel
Artikel 14, Reikwijdte paragraaf
De bepalingen in deze paragraaf gelden alleen voor het gedetacheerd hebben van hooggekwalificeerd personeel.
Artikel 15, Subsidiabele activiteiten
Voor subsidie komt in aanmerking het bij de aanvrager gedetacheerd hebben van hooggekwalificeerd personeel van een mkb-onderneming, grote onderneming of een kennisinstelling voor een nieuw gecreëerde functie ten behoeve van kennisontwikkeling op het gebied van technologische innovatie, organisatie-innovatie of marktinnovatie.
Artikel 16, Subsidiabele kosten
Subsidiabel zijn de loonkosten van het hooggekwalificeerd personeel. De kosten worden berekend door de gewerkte uren te vermenigvuldigen met het uurtarief van het hooggekwalificeerd personeel.
De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2.4 van de ASV SNN 2016, en in aanvulling op artikel 5 van deze regeling, in ieder geval geweigerd indien:
Artikel 19, Verplichtingen van de subsidieontvanger
Bij de subsidieverlening wordt, in aanvulling op artikel 7 van deze regeling, in elk geval de verplichting opgelegd dat de gemaakte kosten van het gedetacheerd hebben van hooggekwalificeerd personeel wordt aangetoond middels facturen en betalingsbewijzen. In de facturen zijn de werkzaamheden gespecificeerd naar uren.
Artikel 20, Subsidiepercentage
Het subsidiepercentage bedraagt 40 van de subsidiabele kosten.
Paragraaf 3, Plaatsen van personeel
Artikel 21, Reikwijdte paragraaf
De bepalingen in deze paragraaf gelden alleen voor het plaatsen van personeel.
Artikel 22, Subsidiabele activiteiten
Voor subsidie komt in aanmerking kennisontwikkeling middels het tijdelijk plaatsen van een medewerker van de aanvrager, met een relevant HBO- of WO-diploma of aantoonbare relevante werkervaring op vergelijkbaar niveau, bij een andere organisatie in de Europese Unie inclusief het begeleiden van deze medewerker door de andere organisatie. De kennisontwikkeling is gericht op technologische innovatie, organisatie-innovatie of marktinnovatie en komt ten goede aan de aanvrager.
Artikel 23, Subsidiabele kosten
Subsidiabel zijn de loonkosten van de begeleider, voor zover de aanvrager voldoet aan de voorwaarden van artikel 28 lid 4 van de algemene groepsvrijstellingsverordening. De kosten worden berekend door de begeleidingsuren te vermenigvuldigen met het uurtarief van de begeleider van de organisatie waar de medewerker wordt geplaatst.
De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2.4 van de ASV SNN 2016, en in aanvulling op artikel 5 van deze regeling, in ieder geval geweigerd indien de organisatie waar een medewerker geplaatst wordt, niet onafhankelijk is ten opzichte van de aanvrager.
Artikel 26, Verplichtingen van de subsidieontvanger
Bij de subsidieverlening worden, in aanvulling op artikel 7 van deze regeling, in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:
Artikel 27, Subsidiepercentage
Artikel 28, Reikwijdte paragraaf
De bepalingen in deze paragraaf gelden alleen voor het tijdelijk in dienst hebben of het gedetacheerd hebben van een promovendus.
Artikel 29, Subsidiabele activiteiten
Voor subsidie komt in aanmerking het bij de aanvrager gedetacheerd hebben of het tijdelijk in dienst hebben van een promovendus ten behoeve van kennisontwikkeling op het gebied van technologische innovatie, organisatie-innovatie of marktinnovatie.
Artikel 30, Subsidiabele kosten
De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2.4 van de ASV SNN 2016, en in aanvulling op artikel 5 van deze regeling, in ieder geval geweigerd indien:
Artikel 33, Verplichtingen van de subsidieontvanger
Bij de subsidieverlening worden in aanvulling op artikel 7 van deze regeling in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:
Artikel 34, Subsidiepercentage
Het subsidiepercentage bedraagt 50 van de subsidiabele kosten.
Artikel 35, Afkondiging en inwerkingtreding
Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: KEI 2017.
Deze subsidieregeling wordt medegefinancierd door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.
Hierin wordt aangegeven welke ondernemers/ondernemingen (hierna: onderneming) in aanmerking komen voor een subsidie in het kader van de regeling. Conform de in bijlage 1 van de Verordening (EG) nummer 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (“de algemene groepsvrijstellingsverordening”), vastgestelde definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen behoren tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (kmo’s), ondernemingen waar minder dan 250 fte's werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt. Deze normen worden verder aangehaald als mkb-normen.
Gevolg van deze Europese regelgeving is dat voor het bepalen of de aanvragende onderneming een kmo is, gekeken dient te worden naar het gehele verband van ondernemingen waartoe de aanvragende onderneming behoort. Denk bijvoorbeeld aan moedermaatschappijen, zusterondernemingen en dochterondernemingen. Indien de aanvragende onderneming direct of indirect voor 25% of meer, maar niet meer dan 50%, qua aandelenkapitaal en/of zeggenschap relaties heeft met andere ondernemingen, wordt voor het bepalen of de aanvragende onderneming een kmo is, het aantal werkzame personen, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen naar rato meegenomen. Dit geldt ook indien een andere onderneming 25% of meer aandelen in de aanvragende onderneming heeft.
Indien de aanvragende onderneming op een andere onderneming of een andere onderneming op de aanvragende onderneming overheersende invloed kan uitoefenen of een andere invloed heeft als genoemd in de definitie van een kmo, dienen voor het bepalen of de aanvragende onderneming een kmo is, het aantal fte's, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen volledig meegenomen te worden.
Indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming, dan kan de aanvragende onderneming (behoudens de uitzonderingen die in de definitie zijn genoemd) niet als een kmo worden aangemerkt.
Een stichting wordt als een onderneming beschouwd als deze economische activiteiten uitvoert. Bij economische activiteiten moet er onder meer sprake zijn van een 'transactie'. Hierbij kan gedacht worden aan het halen van omzet of, wanneer het om een startende onderneming gaat, een aannemelijk perspectief daarop. De stichting moet een goed of dienst aanbieden en een winstoogmerk hebben.
De berekening van de brutoloonkosten gaat uit van een 40-urige werkweek. Indien de medewerker een arbeidsovereenkomst heeft met een lager aantal contracturen per week, dan wordt het aantal uren van 1.720 naar verhouding aangepast. Hieronder staat een aantal voorbeelden van berekeningen met een ander aantal contracturen:
Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het (mondeling) bevestigen of het voor akkoord ondertekenen van een (arbeids)overeenkomst. Indien vóór de ontvangst van de aanvraag is gestart met de werkzaamheden wordt ervan uitgegaan dat de verplichting is aangegaan. Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verleend.
In het geval dat voor een deel van de opgevoerde projectkosten de verplichting vóór ontvangst van de aanvraag is aangegaan, zal de gehele aanvraag worden afgewezen.
Op basis van artikel 1, vierde lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening dient een onderneming niet in moeilijkheden te verkeren. Een onderneming die minder dan 3 jaar bestaat is gevrijwaard van deze eis en is per definitie niet in moeilijkheden. Artikel 2, achttiende lid, sub a tot en met e, van de AGVV geeft aan wanneer er sprake is van moeilijkheden.
Deze publicatie-eisen zijn gebaseerd op de voorwaarden in bijlage XII van verordening 1303/2013. Daarin zijn voorschriften gegeven voor voorlichting en communicatie van de steun uit Europese fondsen. Op basis hiervan zijn er verplichte logo’s, die aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen, te plaatsen. De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor het naleven van deze publicatie-eisen. Het SNN zal faciliteren in het voldoen aan deze voorwaarden. Bij publicaties op de website van de onderneming dient het Europese logo direct zichtbaar te zijn (zonder te hoeven scrollen) op dat deel van de website dat betrekking heeft op het gesubsidieerde project.
Het affiche dient voor het publiek zichtbaar te zijn op de bedrijfslocatie van de aanvragende onderneming, bijvoorbeeld bij de ingang van het gebouw. De onderneming is verplicht aan te tonen dat is voldaan aan de publicatie-eisen.
Dit houdt in dat in de vaststellingsfase ook wordt getoetst of is voldaan aan de eis van minimaal gemaakte subsidiabele kosten.
Artikel 18, sub b, artikel 25 en artikel 32, sub b
De organisatie wordt onder andere in de volgende situaties niet aangemerkt als onafhankelijk:
Deze regeling bevat geoorloofde staatssteun op grond van artikel 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening (agvv). De begeleidingskosten die gesubsidieerd worden vallen onder artikel 2, vierde lid, van de agvv.