Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen,
Gelet op het bepaalde in artikel
3, van de Algemene subsidieverordening Heerenveen 2014,
Besluit:
Vast te stellen de nadere regel “Subsidieregeling peuteropvang 2016”
Thema’s van de Raad:
Thema 3: Heerenveen kiest voor leefbare wijken en dorpen
Thema 4: Heerenveen bevordert meedoen en ondersteunt
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze regels wordt verstaan onder:
- a)
aanbieder:
de aanbieders van gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk in 2015 binnen
de gemeente Heerenveen.
- b)
doelgroeppeuters:
alle kinderen van twee tot vier jaar die door de
Jeugdgezondheidszorg (JGZ) als risicopeuter worden beoordeeld en
alle peuters van twee tot vier jaar bij wie de
peuteropvangleid(st)er een taalachterstand signaleert of volgens een
wetenschappelijke methode een taalachterstand hebben;
- c)
kinderopvangtoeslag:
de toeslag die tweeverdienende ouders kunnen aanvragen bij de
Belastingdienst voor kinderopvang dan wel peuteropvang;
- d)
- e)
ouderbijdrage of eigen bijdrage:
de inkomensafhankelijke bijdrage die door ouders betaald wordt aan
de aanbieder;
- f)
ouderbijdragetabel:
Adviestabel ouderbijdragen peuterwerk van VNG;
- g)
peuter:
in de gemeente Heerenveen ingeschreven kind van 2 tot 4 jaar;
- h)
peuteropvang:
het opvangaanbod voor peuters van 2 tot 4 jaar die wonen in de
gemeente Heerenveen, aangeboden door de huidige peuterspeelzaal
aanbieder(s) die zijn opgenomen in het LRKP;
- i)
reguliere peuteropvang:
de reguliere peuteropvang omvat minimaal twee dagdelen met een
maximale (gemiddelde) dagdeellengte van 3 uren, gedurende maximaal
40 weken per kalenderjaar 1
;
- j)
subsidieregeling peuteropvang:
de subsidie die de gemeente beschikbaar stelt voor peuteropvang
(exclusief de inkomensafhankelijke ouderbijdrage) en die aan de
aanbieder(s) uitbetaald wordt;
- k)
uitvoerder subsidieregeling peuteropvang:
een daarvoor door de gemeente aangewezen partij, die bevoegd
is:
- -
om te toetsen of ouders niet in aanmerking komen voor de
kinderopvangtoeslag;
- -
om te toetsen of de peuter beschikt over een VVE indicatie
om in aanmerking te komen voor 2 extra dagdelen
peuteropvang;
- -
de inschaling in de ouderbijdragetabel vast te stellen;
- l)
VVE-aanbod:
het aanbod voor -en vroegschoolse educatie betreft het aantal uren
méér dan de reguliere peuteropvang van 2 dagdelen, gericht op het
verminderen van onderwijsachterstanden van doelgroeppeuters;
- m)
VVE registratie:
een registratie in het LRKP waaruit blijkt dat de aanbieder voldoet
aan de wettelijke kwaliteitseisen voor het aanbieden van VVE.
- n)
Verklaring Geregistreerd Inkomen (VGI):
onder een inkomensverklaring (voorheen IB60-verklaring genoemd)
wordt verstaan een officiële verklaring van de Belastingdienst met
inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar.
Artikel 2 Voorwaarden voor de subsidieregeling peuteropvang
Ouders of verzorgers van een peuter komen in aanmerking voor de
subsidieregeling peuteropvang, via de aanbieder, als:
- 1.
Hun peuter minimaal twee dagdelen (van 3 uren) per week de
peuteropvang bezoekt.
- 2.
Zij een overeenkomst hebben met een aanbieder die aan de
kwaliteitseisen van de gemeente Heerenveen voldoet zoals beschreven
in Artikel 13.
Onder een overeenkomst met een aanbieder wordt verstaan dat de ouder
een overeenkomst ondertekend heeft waarop tenminste aangegeven
wordt:
- a)
De startdatum van de peuteropvang;
- b)
Het aantal dagdelen waarop gebruik wordt gemaakt van de
peuteropvang (let op: exclusief extra dagdelen VVE);
- c)
De prijs per uur van de peuteropvang;
- d)
Het LRKP nummer van de aanbieder
- e)
Het BSN nummer van de peuter;
- f)
De BSN nummers van de ouders(s);
Mits de voorstaande gegevens vermeld worden, is sprake van een
overeenkomst.
- 3.
Zij niet in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag.
- 4.
Zij dienen een inkomensverklaring aan te vragen en deze te
overleggen aan de uitvoerder van de ouderbijdrageregeling
peuteropvang, die hiervoor aangewezen is door de gemeente
Heerenveen. De inkomensverklaring kan gratis worden aangevraagd bij
de Belastingdienst. De inkomensverklaring bevat de volgende
gegevens:
- a)
- b)
Naam- en adresgegevens van de Belastingdienst;
- c)
Het jaar waarover de inkomensverklaring wordt
afgegeven;
- d)
- 5.
Zelfstandig ondernemers die in aanmerking willen komen voor de
subsidieregeling peuteropvang kunnen in plaats van een
inkomensverklaring een kopie sturen van de meest recente aanslag
inkomstenbelasting van het betreffende belastingjaar. Het betreft de
definitieve aanslag.
Artikel 3 Extra VVE aanbod voor doelgroepkinderen van 3 jaar
In afwijking van het bepaalde in Artikel 2, lid 3 komen ouders van
doelgroepkinderen van 3 jaar in aanmerking voor de subsidieregeling
peuteropvang voor 2 extra dagdelen peuteropvang met een VVE-aanbod, deze
zijn kosteloos voor ouders. Met dien verstande dat de eerste twee dagdelen
op basis van een inkomensafhankelijke ouderbijdrage afgenomen worden, dat
kan zijn op basis van deze subsidieregeling van de gemeente of op basis van
de kinderopvangtoeslag.
Artikel 4 Doelgroep
De subsidieregeling peuteropvang wordt uitsluitend toegekend aan ouders of
verzorgers van peuters die ingeschreven staan in de gemeente Heerenveen en
dit afnemen bij één van de huidige aanbieders, vermeld in omvormingsplan. De
subsidie wordt verleend aan de betreffende aanbieder waar de ouders of
verzorgers peuteropvang afnemen.
Doelgroeppeuters die in aanmerking willen komen voor 2 extra dagdelen
peuteropvang moeten voldoen eveneens aan Artikel 1 lid a.
Artikel 5 Procedurebepalingen voor de verstrekking van de subsidie
peuteropvang
- 1.
Een aanvraag van ouders om plaatsing op basis van de subsidieregeling
peuteropvang wordt via de aanbieder ingediend op een door het
afdelingshoofd vastgesteld formulier, minimaal een maand voorafgaand aan
de start van de peuteropvang van de betreffende peuter.
- 2.
Het ingevulde aanvraagformulier wordt (met de gevraagde inkomensgegevens
e.d.) door de aanbieder verzonden aan de uitvoerder.
- 3.
De uitvoerder zal uiterlijk binnen 1 maand na ontvangst van de volledige
aanvraag (inclusief de gevraagde inkomensgegevens en dergelijke) de
toetsing uitvoeren of ouders in aanmerking komen voor de
subsidieregeling peuteropvang en de ouders en de aanbieder hiervan in
kennis stellen.
- 4.
Indien de peuteropvang, door dringende omstandigheden, van start gaat
voorafgaand aan het afhandelen van de aanvraagprocedure van de
subsidieregeling, is de ouder de volledige kosten voor de peuteropvang
verschuldigd. Nadat de procedure is afgerond en vast is komen te staan
dat de ouders gebruik kunnen maken van de subsidieregeling peuteropvang,
vindt verrekening plaats op basis van de vastgestelde
ouderbijdrage.
- 5.
De gemeente betaalt de subsidie peuteropvang rechtstreeks aan de
aanbieder. De aanbieder int de inkomensafhankelijke ouderbijdrage bij de
ouders en is verantwoordelijk voor een eventueel optredend
debiteurenverlies.
- 6.
Ouder(s) die tussen 1 januari en 30 juni geplaatst worden overleggen de
laatst beschikbare Inkomensverklaring (2 jaar oud) aan de aanbieder,
ouders die tussen 1 juli en 31 december geplaatst zijn, die van het
voorgaande jaar.
- 7.
Indien ondernemende ouders (inclusief Zzp-ers) niet de meest recente
aanslag inkomstenbelasting kunnen of willen overleggen, moeten zij
aantonen startend ondernemer te zijn door middel van een bewijs van de
Kamer van Koophandel, waarbij ze in de laagste categorie ingeschaald
kunnen worden. Indien geen sprake is van een startende onderneming, kan
de ondernemer ingeschaald worden in de middelste inkomenscategorie,
waarbij het recht op herziening is voorbehouden.
- 8.
Als de inkomenssituatie zodanig wijzigt (beide ouders werken/studeren)
dat ouders in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag, dan vervalt
het recht op de subsidieregeling peuteropvang na 3 maanden nadat het
recht op kinderopvangtoeslag is ingegaan. Ouders zijn verplicht dit te
melden aan de aanbieder.
- 9.
Als het inkomen van ouders in het lopende jaar zodanig wijzigt dat er
sprake is van een lager inkomen, dan kan een her-inschaling aangevraagd
worden via de aanbieder. De inkomensgegevens kunnen in dat geval
overlegd worden op basis van de meest recente loonstroken of indien
sprake is van werkeloosheid, een uitkeringsbeschikking van het UWV.
- 10.
Indien sprake is van inkomenswijziging door werkeloosheid, kunnen
tweeverdienende ouders nog gedurende een half jaar aanspraak maken op de
kinderopvangtoeslag, nadat deze termijn verstreken is kunnen zij in
aanmerking komen voor de subsidieregeling peuteropvang.
- 11.
In oktober van elk kalenderjaar vindt toetsing plaats van het niet-recht
op kinderopvangtoeslag en de inschaling op basis van de
inkomensverklaring van het voorgaande jaar. Dit geldt ook voor ouders
die voor en op 30 juni van dat betreffende jaar geplaatst zijn, maar
niet voor ouders die op of na 1 juli geplaatst zijn.
- 12.
Indien bij de jaarlijkse toetsing blijkt dat er wel recht op
kinderopvangtoeslag bestaat, wordt de subsidie peuteropvang door de
gemeente teruggevorderd vanaf de maand dat het recht op de
kinderopvangtoeslag is ingegaan, plus 3 maanden.
- 13.
De subsidieregeling peuteropvang wordt stopgezet op de dag dat de peuter
vier jaar wordt of als een tussentijdse wijziging, zoals omschreven in
Artikel 6, daartoe aanleiding geeft.
- 14.
Indien de aanbieder aangeeft dat ouder(s) die subsidieregeling
peuteropvang ontvangen voor de derde keer op rij of drie keer binnen een
half jaar de ouderbijdrage niet betalen aan de aanbieder, dan vervalt
het recht op deze subsidieregeling en wordt de peuteropvang beëindigd.
- 15.
Ouders die geen inkomensverklaring of andere documenten willen
overleggen komen niet in aanmerking voor de subsidieregeling en moeten
tegen het volledige tarief peuteropvang afnemen.
Artikel 6 Meldingsplicht en tussentijdse wijzigingen
- 1.
Na aanvang van het recht op kinderopvangtoeslag vervalt het recht op de
subsidieregeling peuteropvang en moet dit door ouders onverlet worden
gemeld (meldingsplicht) aan de uitvoerder. Indien bij de jaarlijkse
inkomenstoets blijkt dat de wijziging niet is doorgegeven, dat toch
recht op kinderopvangtoeslag bestaat, wordt de subsidie peuteropvang
door de gemeente teruggevorderd vanaf de maand dat het recht op
kinderopvangtoeslag ingegaan is, plus 3 maanden.
- 2.
Wanneer de verlaging van het inkomen zodanig is dat ouders in een lagere
inkomenscategorie van de adviestabel ouderbijdrage valt, kan een
aanvraag tot herziening van de ouderbijdrage worden gedaan op basis van
de meest recente loongegevens, loonstrook, uitkeringsbeschikking of op
basis van de meest recente inkomensverklaring.
- 3.
Wijzigingen in het inkomen van de ouder(s) die geen gevolgen hebben voor
de hoogte van de ouderbijdrage hoeven niet doorgegeven te worden.
Artikel 7 Subsidieplafond
Conform het vastgestelde Omvormingsplan en op basis van aanpassingen
subsidiekosten peuteropvang 2016 na aankondigingen van minister Asscher
(september 2015) is het bedrag waar de aanbieders (zie artikel 1g) in 2016
recht op hebben maximaal € 557.096,-.
Artikel 8 Berekening van de subsidieregeling peuteropvang: verdeelcriteria en
regels
- 1.
De berekening van de subsidieregeling peuteropvang vindt plaats op basis
van het volledig ingevulde aanvraagformulier zoals omschreven in Artikel
5, lid 1. In de bijlage bij dit formulier staat zowel de
subsidieregeling peuteropvang, als de inkomensafhankelijke ouderbijdrage
aangegeven.
- 2.
De subsidieregeling peuteropvang voor de 2 reguliere dagdelen wordt met
een maximum van 6 uren per week en met een maximum van 40 weken per
kalenderjaar verleend.
- 3.
De berekening van de ouderbijdrage vindt plaats op basis van de
adviestabel peuterwerk van de VNG. Deze is gebaseerd op het maximum
uurtarief van de kinderopvangtoeslag zoals bepaald door de
Belastingdienst en bevat 7 inkomensschalen.
Dit tarief wordt jaarlijks geïndexeerd en zal ieder jaar op de website
van de gemeente Heerenveen worden gepubliceerd.
- 4.
In oktober van elk kalenderjaar vindt een toetsing plaats van het
niet-recht op kinderopvangtoeslag en wordt de inschaling op basis van de
inkomensverklaring (van het voorgaande jaar) vastgesteld en de subsidie
toegekend voor het opvolgende jaar.
Of ingeval van ondernemers op basis van de meest recente aanslag
inkomstenbelasting.
- 5.
De hoogte van de subsidieregeling peuteropvang en de ouderbijdrage per
maand wordt bepaald door:
- a)
De eigen (ouder)bijdrage per uur vast te stellen aan de hand van
de inkomenscategorie uit de adviestabel.
- b)
Het maximum uurtarief te verminderen met de eigen bijdrage. Dit
levert het subsidiebedrag per uur op.
- c)
Het aantal uren peuteropvang per week vermenigvuldigen met het
subsidiebedrag per uur x 40 weken. Dit is het jaarbedrag van de
subsidieregeling peuteropvang.
- d)
Het jaarbedrag delen door 12 maanden. Dit is het subsidiebedrag
wat maandelijks toegekend wordt aan de ouder(s) en aan de
aanbieder uitbetaald wordt.
Artikel 9 Subsidiëring peuteropvang via uitbetaling aan aanbieder
- 1.
De subsidiëring van de peuteropvang (= verschil inkomensafhankelijke
ouderbijdrage en maximum uurtarief op basis adviestabel peuterwerk VNG),
wordt rechtstreeks uitbetaald aan de aanbieder. De aanbieder dient
daarvoor een registratie bij te houden zoals omschreven in Artikel
14.
- 2.
De subsidie wordt op basis van een voorschot aan de aanbieder uitbetaald
in de eerste maand van het kwartaal.
- 3.
Het voorschot wordt enerzijds bepaald op basis van het aantal
gerealiseerde plaatsen peuteropvang van voorgaand jaar, anderzijds op
basis van het maandtarief dat vastgesteld in de zin van Artikel 8, lid 5
verminderd met de gemiddelde ouderbijdrage per maand.
- 4.
De gemiddelde ouderbijdrage wordt door de gemeente vastgesteld.
- 5.
Na afloop van de voorschotperiode vindt de verrekening plaats op basis
van de registratie van het werkelijk gebruik per peuter per maand/per
jaar en de vastgestelde ouderbijdrage per peuter.
Artikel 10 Subsidiëring koptarief voor alle ouders aan de aanbieder
- 1.
De gemeente betaalt het zogenoemde koptarief voor 2016 van € 0,47 per
uur (= verschil tussen vastgestelde kostprijs per uur en het maximum
uurtarief adviestabel peuterwerk VNG) uit aan de aanbieder. Dit geldt
zowel voor ouders die gebruik maken van peuteropvang op basis van de
subsidieregeling peuteropvang, als van de kinderopvangtoeslag.
- 2.
De aanbieder dient daarvoor een registratie bij te houden zoals
omschreven in Artikel 14.
Artikel 11 Subsidiëring extra dagdelen VVE
- 1.
Voor elke geplaatste doelgroeppeuter vanaf 3 jaar ontvangt de aanbieder
subsidie voor 2 extra dagdelen van 3 uren per week, mits de aanbieder
kan aantonen (overeenkomst) dat de peuter ook gebruik maakt van het
basisaanbod van 2 dagdelen (in totaal 4 dagdelen).
- 2.
De subsidiering vindt aan de aanbieder plaats op basis van het maximum
uurtarief en in de zin van Artikel 8, lid 2 & lid 5 en op basis van
Artikel 9. De extra dagdelen zijn kosteloos voor ouders, dus wordt geen
ouderbijdrage geïnd of verrekend door de aanbieder.
- 3.
Het aantal gerealiseerde doelgroepplaatsen per jaar wordt vastgesteld
aan de hand van een evaluatieformulier dat aanbieders dienen in te
leveren voor 1 juni van het kalenderjaar volgend op het af te rekenen
jaar. Hierbij worden gegevens opgevraagd waaruit blijkt dat de plaatsing
en inzet daadwerkelijk is gerealiseerd.
- 4.
De subsidie voor de 2 extra dagdelen per doelgroeppeuter per jaar wordt
verrekend naar rato van het aantal maanden dat een doelgroeppeuter
geplaatst is op de peuteropvang.
Artikel 12 Gemeentelijke financiële bijdrage VVE
- 1.
Een aanbieder van peuteropvang komt in aanmerking voor een gemeentelijke
financiële bijdrage van € 409,- (niveau 2016) per gerealiseerde
doelgroepplaats per jaar. Daarbij moet de omvang van het aanbod zodanig
zijn dat de ouders van doelgroeppeuters in de leeftijd van 3 jaar aan de
minimum uren-eis voor VVE kunnen voldoen (minimaal 10 uren).
- 2.
Het aantal gerealiseerde doelgroepplaatsen per jaar wordt vastgesteld
aan de hand van een evaluatieformulier dat aanbieders dienen in te
leveren voor 1 juni van het kalenderjaar volgend op het af te rekenen
jaar. Hierbij worden gegevens opgevraagd waaruit blijkt dat de plaatsing
en inzet daadwerkelijk is gerealiseerd.
- 3.
De gemeentelijke financiële bijdrage van € 409,- per doelgroeppeuter per
jaar wordt verrekend naar rato van het aantal maanden dat een
doelgroeppeuter geplaatst is op de peuteropvang.
Artikel 13 Kwaliteitseisen aan aanbieders
- 1.
Om in aanmerking te kunnen komen voor de subsidieregeling peuteropvang
van de gemeente Heerenveen dienen aanbieders te voldoen aan de volgende
eisen:
- a)
Registratie in het LRKP met een VVE registratie;
- b)
Er wordt gewerkt met een kind-volg-systeem;
- c)
Er wordt gewerkt met een gecertificeerd VVE programma dat als
theoretisch goed onderbouwd programma is opgenomen in de
databank Effectieve Jeugdinterventies van het NJi. Als een door
de aanbieder gekozen VVE programma niet erkend is, maar wel
voldoet aan de voorwaarden zoals geformuleerd door de Inspectie
van het Onderwijs (minimale beoordeling ‘2’) kan de aanbieder er
voor kiezen deze te gebruiken. In die gevallen wacht de gemeente
het oordeel van de Inspectie over het programma af, alvorens te
subsidiëren.
- d)
Er een overdracht van de peuter naar de basisschool plaatsvindt,
gebruikmakend van het voorgeschreven overdrachtsformulier.
Ingeval van een doelgroeppeuter vindt een zogenoemde ‘warme
overdracht’ plaatst, waarbij tevens een overdrachtsgesprek
plaatsvindt in aanwezigheid van de ouder(s);
- e)
De kwaliteit van de VVE op de locatie wordt door de Inspectie
voor het Onderwijs in overwegende mate positief beoordeeld. Door
de Inspectie aangegeven verbeterpunten worden door de aanbieder
aantoonbaar opgepakt;
- f)
Er dient gebruik te worden gemaakt van een door het
afdelingshoofd vastgesteld aanvraagformulier.
Artikel 14 Dossiervorming en controle
- 1.
Omdat de subsidieregeling peuteropvang rechtstreeks aan de aanbieder
uitbetaald wordt, dient de aanbieder de volgende informatie vast te
leggen:
- a)
De startdatum van de peuteropvang;
- b)
Het aantal uren peuteropvang per maand;
- c)
Het uurtarief en de ouderbijdrage;
- d)
De aard van de opvang (VVE of niet);
- e)
De startdatum, het aantal uren van de 2 extra dagdelen opvang,
als de doelgroeppeuter 3 jaar geworden is;
- f)
Indien van toepassing de wijziging of einddatum van de
peuteropvang.
- 2.
Daarnaast dient per peuter een dossier aangelegd te worden, waarin de
volgende documenten verzameld zijn door de uitvoerder:
- a)
Aanvraagformulier (van ouders) subsidieregeling
peuteropvang;
- b)
Verleningsformulier, waarin zowel de subsidieregeling
peuteropvang als de ouderbijdrage per maand opgenomen zijn;
- c)
Ondertekende overeenkomst tussen de ouder(s) en de
aanbieder;
- d)
Inkomensverklaringen van de ouder(s) of overige documenten op
basis waarvan de toets niet-recht op kinderopvangtoeslag is
uitgevoerd en de inschaling heeft plaatsgevonden;
- e)
Documenten die overlegd zijn naar aanleiding van jaarlijkse
toetsing;
- f)
Documenten naar aanleiding van een aanvraag tot wijziging van de
ouderbijdrage;
- g)
Een afschrift van de indicatiestelling van de peuter (op naam)
door de JGZ.;
- h)
De bevestiging van de opzegging op datum.
- 3.
Periodiek kan een controle uitgevoerd worden door de (gemeentelijke)
accountant. Daarbij zal de accountant een aantal dossiers toetsen op
voorgeschreven inhoud, juistheid van gegevens en op het correct
uitvoeren van de toetsing niet-recht op kinderopvangtoeslag en de
inschaling in de ouderbijdragetabel, zoals beschreven in de
procedurebepalingen in artikel 5.
Artikel 15 Hardheidsclausule
Het college is bevoegd om af te wijken van de regeling. Het college kan, in
bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten
toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1 en
2 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of
subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 16 Inwerkingtreding
Deze nadere regel treedt in werking op de dag na bekendmaking, werkt terug
tot 1 januari 2016 en eindigt op 31 december 2016.