Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dronten

Gemeenschappelijke Regeling Hulpverleningsdienst Flevoland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDronten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeenschappelijke Regeling Hulpverleningsdienst Flevoland
CiteertitelGemeenschappelijke Regeling Hulpverleningsdienst Flevoland
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpopenbare gezondheid, veiligheid en zedelijkheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling vervangt de gemeenschappelijke regeling Regionale Brandweer Flevoland en de gemeenschappelijke regeling “Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Flevoland 1988”.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Brandweerwet 1985
  2. Wet rampen en zware ongevallen
  3. Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen
  4. Wet gemeenschappelijke regelingen
  5. Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200801-01-2008intrekking

29-11-2007

Gemeenteblad 2007, nr. 19

B07.001273
01-01-2003nieuwe regeling

19-12-2002

Gemeenteblad 2003, nr. 1

110715

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Hulpverleningsdienst Flevoland

De raden, respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft:

overwegende dat:

een doelmatige en gecoördineerde brandweerzorg door intergemeentelijke samenwerking wenselijk is;

de zorg voor de preventieve volksgezondheid een lokale verantwoordelijkheid is, waarvan het aanbeveling verdient om de taken zoals genoemd in deze regeling, uit oogpunt van doelmatigheid en doeltreffendheid, in gemeenschappelijk verband uit te voeren;

de voorbereiding van de coördinatie van de hulpverlening bij ongevallen en rampen, waaronder de geneeskundige hulpverlening, door de wet als regionale taak wordt aangemerkt;

de intergemeentelijke samenwerking gericht is op het bewerkstelligen van een doelmatig en effectief georganiseerde en gecoördineerde uitvoering van de zorg voor brandweer, openbare gezondheidszorg, rampenbestrijding en geneeskundige hulpverlening bij rampen in de deelnemende gemeenten;

een integratie van regionale hulpverleningstaken bijdraagt aan de eenheid en afstemming van beleid en aan een goede samenwerking van de bij de hulpverlening bij ongevallen en rampen betrokken disciplines;

gelet op de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen, de Wet collectieve preventie volksgezondheid, de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen, de Wet ambulancevervoer en de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken en de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;

B E S L U I T E N:

  • 1.

    op te heffen de gemeenschappelijke regeling Regionale Brandweer Flevoland;

  • 2.

    de gemeenschappelijke regeling “Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Flevoland 1988” te wijzigen door vaststelling van de navolgende integrale tekst.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 BEGRIPSBEPALINGEN

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    deze regeling:

    deze gemeenschappelijke regeling

  • b.

    de dienst:

    het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • c.

    de gemeente(n):

    de aan deze regeling deelnemende gemeente(n);

  • d.

    de raden:

    de raden van de deelnemende gemeenten;

  • e.

    de colleges:

    de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

  • f.

    de burgemeester(s):

    de burgemeester(s) van de deelnemende gemeente(n);

  • g.

    RAC:

    Regionale Alarm Centrale;

  • h.

    CPA:

    Centrale Post Ambulancevervoer;

  • i.

    het algemeen bestuur:

    het algemeen bestuur van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • j.

    het dagelijks bestuur:

    het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • k.

    de voorzitter:

    de voorzitter van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur;

  • l.

    gedeputeerde staten:

    het college van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland;

  • m.

    het personeel:

    het personeel in dienst van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • n.

    GHOR:

    Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen;

  • o.

    BOVR:

    brandweerzorg, openbare veiligheid en rampenbestrijding;

  • p.

    OG:

    openbare gezondheidszorg;

  • q.

    RIO:

    Regionaal Indicatieorgaan als bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet bijzondere Ziektekosten;

  • r.

    RAV:

    Regionale Ambulance Voorziening;

  • s.

    RGF:

    Regionaal Geneeskundig Functionaris;

  • t.

    Bijstand:

    aanvullend potentieel van buiten de eigen gemeente;

  • u.

    Veiligheidsketen:

    preventie, preparatie, pro-actie, repressie en nazorg.

Artikel 2 HET OPENBAAR LICHAAM

  • 1.

    Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd: “Hulpverleningsdienst Flevoland”.

  • 2.

    De dienst is gevestigd te Lelystad.

Artikel 3

Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen gelezen in de plaats van de raad, college van burgemeester en wethouders en de burgemeester respectievelijk het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 4 VERZORGINGSGEBIED

Het verzorgingsgebied van de regeling omvat het grondgebied van de gemeenten te weten:

Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde.

Artikel 5 DOELSTELLING EN TAKEN

  • 1.

    De dienst is erop gericht door intergemeentelijke samenwerking een doelmatig en effectief georganiseerde en gecoördineerde uitvoering te bewerkstelligen van de zorg voor brandweer, openbare gezondheidszorg, rampenbestrijding en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen in de deelnemende gemeenten met behoud van de zelfstandigheid van de brandweerkorpsen van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De regeling heeft tot doel, conform het in lid 1 gestelde, uitvoering te geven aan:

    • a.

      de taken op het gebied van de brandweerzorg en de rampenbestrijding als genoemd in artikel 3 van de Brandweerwet 1985;

    • b.

      de taken op het gebied van de bescherming en bevordering van de gezondheid van de bevolking als genoemd in artikel 5 van de Wet collectieve preventie volksgezondheid;

    • c.

      de taken betrekking hebbende op hulpverlening bij ongevallen en rampen alsmede de voorbereiding daarop, zoals genoemd in de Wet rampen en zware ongevallen alsmede de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen;

    • d.

      de ingevolge de Wet Ambulancevervoer noodzakelijke afstemming in de ambulancehulpverlening en de communicatie tussen degenen die de ambulancezorg verrichten.

Artikel 6

Verwezenlijking van het in artikel 5 genoemde doel is opgedragen aan de dienst, die daartoe in elk geval met inachtneming van het bepaalde in deze regeling en in de wettelijke voorschriften, de in de artikelen 7 tot en 10 van deze regeling genoemde taken verricht.

Artikel 7 TAKEN MET BETREKKING TOT BRANDWEERZORG EN RAMPENBESTRIJDING

  • 1.

    De dienst heeft op het terrein van de brandweerzorg en rampenbestrijding tot taak:

    • a.

      het instellen en instandhouden van de RAC als onderdeel van de Gemeenschappelijke Meldkamer Flevoland;

    • b.

      het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materiaal;

    • c.

      het beschikbaar stellen van personeel en materieel in en buiten het werkgebied;

    • d.

      het voorbereiden van de coördinatie en organisatie bij de rampenbestrijding;

    • e.

      het opstellen en onderhouden van een organisatieplan voor de brandweerzorg en de rampenbestrijding;

    • f.

      het opstellen en onderhouden van een regionaal beheersplan rampenbestrijding;

    • g.

      het zorgdragen voor de uitvoering van specialistische brandweertaken als technische hulpverlening, het optreden bij waterongevallen, het optreden bij incidenten met gevaarlijke stoffen, ontsmetting, logistiek en grootschalig brandweeroptreden;

    • h.

      het adviseren van de gemeenten op het gebied van brandpreventie en bluswatervoorziening;

    • i.

      op verzoek van de gemeenten adviseren over het totstandkomen van gemeentelijke verordeningen regelingen en voorschriften;

    • j.

      het verzamelen en evalueren van gegevens voor waarschuwing en alarmering van de bevolking en het waarschuwen van de bevolking zelf;

    • k.

      het adviseren van de gemeenten op het gebied van de veiligheidsketen en aanschaf van materieel;

    • l.

      het verzorgen van oefeningen en opleidingen.

  • 2.

    Tevens vervult de dienst overige taken op het terrein van de brandweerzorg en rampenbestrijding, indien de besturen van de deelnemende gemeenten deze afzonderlijk of gezamenlijk aan de dienst opdragen en het algemeen bestuur hiermee instemt. Deze taken worden uitsluitend verricht voor de gemeenten die daartoe de opdracht hebben verstrekt. Voor zover met de uitvoering van deze taken kosten zijn gemoeid, die niet door derden worden vergoed, zullen deze in rekening worden gebracht bij de desbetreffende gemeenten.

  • 3.

    De dienst kan in opdracht van derden taken uitvoeren c.q. diensten verlenen op het terrein van de brandweerzorg, mits zulks tenminste op kostendekkende basis geschiedt.

Artikel 8 NADERE BEPALINGEN VOOR DE BRANDWEERZORG

  • 1.

    Taken van de dienst kunnen door gemeentelijke brandweren worden uitgevoerd op basis van een daartoe strekkend besluit gebaseerd op het bepaalde in de gemeenschappelijke regeling. Evenzeer kan de dienst op verzoek van een gemeente taken uitvoeren op het gebied van de lokale brandweerzorg. Nadere afspraken hierover worden in een overeenkomst vastgelegd. Daarbij wordt ook de verrekening van de kosten geregeld.

  • 2.

    Het algemeen en dagelijks bestuur bevorderen een goede samenwerking tussen de gemeentelijke brandweren, de dienst en alle andere diensten en organisaties die taken verrichten op het terrein van brandweerzorg en rampenbestrijding.

Artikel 9 TAKEN MET BETREKKING TOT GENEESKUNDIGE HULPVERLENING BIJ RAMPEN

  • 1.

    De dienst draagt zorg voor de samenhang en samenwerking binnen de rampenbestrijding en geneeskundige keten in het werkgebied en heeft daarbij met name tot taak:

    • a.

      het zorgdragen voor de afstemming van de activiteiten die op grond van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen ondernomen worden door de Gemeenschappelijke Meldkamer Flevoland en de ziekenhuizen ter voorbereiding op het optreden bij rampen en zware ongevallen;

    • b.

      het samenhangend laten functioneren van zowel de dagelijkse spoedeisende medische hulpverlening als de geneeskundige hulpverlening in rampsituaties;

    • c.

      het aan laten sluiten van de geneeskundige keten op de overige hulpverleningsdiensten in het kader van de rampenbestrijding;

    • d.

      de voorbereiding, organisatie en coördinatie van de geneeskundige hulpverlening zowel bij kleinschalige als grootschalige incidenten en het proces van opschaling;

    • e.

      het opstellen van een plan voor de samenwerking, organisatie en coördinatie van de geneeskundige hulpverlening en van de door de ziekenhuizen en aanverwante instellingen te verlenen medische, verpleegkundige en / of verzorgende zorg;

    • f.

      het verlenen, weigeren en intrekken van erkenningen aan instellingen als bedoeld in paragraaf 3 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen.

  • 2.

    In het kader van de voorbereiding, opbouw en instandhouding van een organisatie ten behoeve van de geneeskundige hulpverlening bij grootschalige ongevallen en rampen ex artikel 8, eerste lid van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen, wordt invulling gegeven aan de Regionaal Geneeskundige Functie.

  • 3.

    De dienst is belast met het opstellen van een programma, vast te stellen door het algemeen bestuur, voor geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, crisisbeheersing en grootschalige ongevallen.

Artikel 10 TAKEN MET BETREKKING TOT OPENBARE GEZONDHEIDSZORG

  • 1.

    Het instellen en instandhouden van de CPA als onderdeel van de Gemeenschappelijke Meldkamer Flevoland.

  • 2.

    Met betrekking tot de openbare gezondheidszorg heeft de dienst tot taak:

    • a.

      het behartigen en uitvoeren van de uit de Wet collectieve preventie volksgezondheid en de hierop betrekking hebbende algemene maatregelen van bestuur voortvloeiende (preventieve) taken op het gebied van de gezondheidszorg, alsmede de taken op dit terrein waartoe door de gemeenten of andere instanties opdrachten zijn verstrekt;

    • b.

      het uitvoeren van andere taken, bij besluit van het dagelijks bestuur aangewezen, die naar aard of gewoonte tot de taken van de dienst kunnen worden geacht te behoren,

    • c.

      het verrichten van gemeentelijke lijkschouwingen;

    • d.

      het op verzoek van de gemeente(n) verrichten van andere werkzaamheden op het gebied van de volksgezondheid;

    • e.

      het verrichten van de taken, die bij of krachtens de wet met betrekking tot de basisgezondheidszorg aan de dienst zijn of worden opgedragen en overige voorkomende taken op verzoek van gemeenten;

    • f.

      het verzorgen van het ambulancevervoer vanuit de RAV;

    • g.

      het verrichten van werkzaamheden in het kader van onafhankelijke indicering en advisering ten behoeve van gemeenten;

    • h.

      alle overige werkzaamheden, welke naar aard of karakter tot de taak van een (basis)gezondheidsdienst behoren en deswege door het algemeen bestuur aan de dienst worden opgedragen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan besluiten dat de dienst, bij samenwerkingsovereenkomst en onder door hem te stellen voorwaarden, één van de in het eerste lid genoemde taken verricht ten behoeve van andere instanties of van buiten het verzorgingsgebied van deze regeling gelegen gemeenten die daartoe een verzoek doen.

  • 4.

    Tevens vervult de dienst overige taken op het gebied van de gezondheidszorg, indien de besturen van de deelnemende gemeenten deze afzonderlijk of gezamenlijk aan de dienst opdragen en het algemeen bestuur hiermee instemt. Deze taken worden uitsluitend verricht voor de gemeenten die daartoe de opdracht hebben verstrekt. Voor zover met de uitvoering van deze taken kosten zijn gemoeid, die niet door derden worden vergoed, zullen deze in rekening worden gebracht bij de desbetreffende gemeenten.

  • 5.

    De dienst kan in opdracht van derden verschillende vormen van openbare gezondheidszorg verrichten, mits zulks tenminste op kostendekkende basis geschiedt.

Artikel 11

Voor zover hiervan niet in deze regeling is afgeweken, komen aan de bestuursorganen van de dienst ter uitvoering van de in de artikelen 7 tot en met 10 genoemde taken de bevoegdheden toe, die aan de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten behoren, met dien verstande, dat het algemeen bestuur in de plaats treedt van de raad, het dagelijks bestuur in de plaats van het college van burgemeester en wethouders en de voorzitter in de plaats van de burgemeester.

HOOFDSTUK 2. HET BESTUUR VAN DE DIENST

 

Artikel 12
  • 1.

    Het bestuur van de dienst bestaat uit de volgende organen:

    • a.

      een algemeen bestuur;

    • b.

      een dagelijks bestuur;

    • c.

      de voorzitter.

  • 2.

    Het algemeen bestuur is bevoegd commissies in te stellen als bedoeld in artikel 25 Wet gemeenschappelijke regelingen, waaronder commissies voor de werkterreinen BOVR, OG en RIO.

Paragraaf x HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 13 Samenstelling, lidmaatschap en verantwoording

  • 1.

    Aan het hoofd van de dienst staat het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur van de dienst bestaat uit zes leden.

  • 3.

    De raden van de gemeenten wijzen elk één lid en één plaatsvervangend lid vanuit het college van burgemeester en wethouders aan als lid van het algemeen bestuur.

Artikel 14
  • 1.

    De zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur is gelijk aan de zittingsperiode van de leden van de gemeenteraad. De aanwijzing vindt plaats in het jaar waarin de verkiezingen voor de gemeenteraad worden gehouden, zo spoedig mogelijk na het aantreden van de gemeenteraad en overigens binnen twee maanden na het ontstaan van een vacature.

  • 2.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op het moment waarop het lid de hoedanigheid van lid van een college van burgemeester en wethouders verliest.

  • 3.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij geven hiervan terstond kennis aan de voorzitter van het algemeen bestuur en aan de gemeenteraad die hen heeft aangewezen. Zij blijven hun functie vervullen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 4.

    Een lid dat het vertrouwen van de raad die hem heeft aangewezen niet meer bezit, kan door die raad worden geschorst of ontslagen.

  • 5.

    Het algemeen bestuur kan zich door deskundigen doen bijstaan.

Artikel 15

Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van de gemeenschappelijke regeling aangesteld of daaraan ondergeschikt.

Artikel 16
  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de raad die hem heeft aangewezen zo spoedig mogelijk de door een of meer leden van die raad in een vergadering van die raad of schriftelijk gevraagde inlichtingen voor zover zulks niet strijdig is met het algemeen belang.

  • 2.

    De raad kan een lid van het algemeen bestuur dat hij heeft aangewezen, nadat de inlichtingen in een vergadering of schriftelijk zijn verstrekt of dienen te zijn verstrekt, ter verantwoording roepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3.

    De in het vorige lid bedoelde verantwoording wordt afgelegd binnen twee maanden nadat het lid daaromtrent door de raad is verzocht.

Artikel 17 VERGADERINGEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR

Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de bepalingen van deze regeling een Reglement van Orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement wordt toegezonden aan de raden van de gemeenten en aan gedeputeerde staten.

Artikel 18
  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt dan wel tenminste een derde van het aantal leden dit onder opgaaf van redenen schriftelijk aan de voorzitter verzoekt.

  • 2.

    Ten aanzien van het houden van de vergaderingen, alsmede de besluitvorming van het algemeen bestuur zijn, voor zover daarvan bij de Wet gemeenschappelijke regelingen niet is afgeweken, de artikelen 19, 20, 22, 26, 28, lid 1 tot en met 3, en 29 tot en met 32 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde van het aantal aanwezige leden dit verzoekt of de voorzitter dit nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4.

    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd, noch een besluit worden genomen over:

    • a.

      het vaststellen, wijzigingen of intrekken van verordeningen en reglementen;

    • b.

      de bezoldiging en de overige rechtspositie van het personeel;

    • c.

      de begroting en rekening van de dienst.

  • 5.

    In een besloten vergadering kan geen besluit worden genomen over:

    • a.

      het doen van uitgaven, op de begroting niet voorkomende of de daarop uitgetrokken posten te bovengaande en het aanwijzen der middelen tot dekking van zodanige uitgaven;

    • b.

      het aangaan van geldleningen, het uitlenen van gelden en het aangaan van rekening-courant overeenkomsten;

    • c.

      het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van eigendommen van de dienst;

    • d.

      het vaststellen van algemene voorwaarden omtrent het onderhands verhuren, verpachten of in gebruik geven van eigendommen van de dienst;

    • e.

      het beleidsplan en het beleidsprogramma.

  • 6.

    Het algemeen bestuur besluit bij meerderheid van stemmen.

  • 7.

    De vertegenwoordigers van de deelnemende gemeenten hebben in de vergadering van het algemeen bestuur ieder één stem.

  • 8.

    Het algemeen bestuur bepaalt welke functionarissen van de dienst de vergaderingen van het algemeen bestuur bijwonen en daarin een raadgevende stem hebben.

  • 9.

    De voorzitter kan deskundigen uitnodigen de vergaderingen van het algemeen bestuur bij te wonen en het algemeen bestuur hierin van advies te dienen.

Artikel 19 TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

  • 1.

    Het algemeen bestuur heeft in het kader van de uitvoering van de regeling alle bevoegdheden die niet bij of krachtens wettelijke bepalingen aan andere bestuursorganen zijn opgedragen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur verschaft de raden van de gemeenten gevraagd en ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door hem gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 3.

    Het algemeen bestuur verstrekt de raden schriftelijk binnen een maand de door hen verlangde inlichtingen.

  • 4.

    Het algemeen bestuur is verplicht de gemeentebesturen en gedeputeerde staten desgevraagd informatie te verschaffen omtrent alle zaken de regeling betreffende.

  • 5.

    Het algemeen bestuur is bevoegd gevraagd en ongevraagd aan één of meer gemeentebesturen advies te geven of voorstellen te doen, die in verband met deze regeling nodig worden geacht.

  • 6.

    De desbetreffende gemeentebesturen delen op zo kort mogelijke termijn aan het algemeen bestuur mee of een advies c.q. voorstel aanleiding is geweest tot het treffen van maatregelen.

  • 7.

    Het algemeen bestuur belegt indien gewenst een informatieve bijeenkomst voor raadsleden van de gemeenten.

  • 8.

    Het algemeen bestuur stelt een treasury statuut vast.

Artikel 20

Het algemeen bestuur stelt een vergoedingsregeling vast voor reis- en verblijfskosten voor de leden van het dagelijks bestuur, het algemeen bestuur en de commissies. Het besluit van het algemeen bestuur wordt toegezonden aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 21 DAGELIJKS BESTUUR

  • 1.

    Het algemeen bestuur kiest uit haar midden een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter en een algemeen lid, die gezamenlijk het dagelijks bestuur vormen.

  • 2.

    In de vacatures wordt in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur voorzien.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan zich door deskundigen doen bijstaan.

Artikel 22 VERGADERINGEN DAGELIJKS BESTUUR

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of een lid dit schriftelijk, onder opgaaf van redenen, verzoekt.

  • 2.

    Ten aanzien van het houden van de vergaderingen, alsmede de besluitvorming van het dagelijks bestuur zijn de desbetreffende artikelen van de Gemeentewet van toepassing.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur besluit bij meerderheid van stemmen, waarbij elk lid een stem heeft.

Artikel 23 TAKEN EN BEVOEGDHEDEN DAGELIJKS BESTUUR

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met het houden van toezicht op al hetgeen de dienst aangaat. Tevens oefent deze, indien het algemeen bestuur daartoe besluit en naar daarbij te stellen regelen, de aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de rekening;

    • c.

      het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 44.

      Voorts is het dagelijks bestuur belast met:

    • d.

      het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en ter beslissing moet worden voorgelegd;

    • e.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • f.

      het op verzoek van (een) bestuurscommissie(s) voorbereiden en afstemmen van wat aan de bestuurscommissies ter overweging en ter beslissing moet worden voorgelegd.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur verstrekken tezamen, dan wel afzonderlijk aan het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk in een vergadering van dat bestuur of schriftelijk binnen een maand alle inlichtingen die door één of meer leden van het algemeen bestuur worden verlangd, zulks voor zover dat niet strijdig is met het algemeen belang.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur of één of meer leden daarvan, nadat de inlichtingen zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, in een vergadering of schriftelijk ter verantwoording roepen voor het door hem gevoerde beleid.

  • 4.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn aan het algemeen bestuur, tezamen en ieder afzonderlijk, verantwoording verschuldigd voor het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid. De verantwoording wordt afgelegd binnen één maand nadat daarom door het algemeen bestuur is verzocht.

  • 5.

    De leden van het dagelijks bestuur kunnen door het algemeen bestuur worden ontslagen indien deze leden niet meer het vertrouwen bezitten van het algemeen bestuur.

  • 6.

    Artikel 16 is op het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur is, indien hem dat wordt verzocht, verplicht de besturen van de deelnemende gemeenten van advies te dienen omtrent alle zaken betreffende de gemeenschappelijke regeling. Het is bevoegd ongevraagd aan de besturen van de deelnemende gemeenten advies te geven of voorstellen te doen, welke het in verband met deze regeling nodig acht.

Artikel 24 DE VOORZITTER

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur. Bij verhindering of ontstentenis wordt de voorzitter vervangen door de vice-voorzitter.

  • 2.

    De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan. Met betrekking tot de overdracht van de tekeningsbevoegdheid is artikel 75 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aangewezen gemachtigde.

  • 4.

    Indien de voorzitter of een door hem op grond van het voorgaande lid aangewezen gemachtigde behoort tot het bestuur van een gemeente, die partij is in een geding waarbij de gemeenschappelijke regeling betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dit bestuursorgaan de in het voorgaande lid vermelde bevoegdheid uit.

  • 5.

    Hij is bevoegd zaken, die geen uitstel kunnen lijden, terstond af te doen. Van de door hem genomen beslissingen legt hij in de eerstvolgende vergadering van het dagelijks bestuur verantwoording af.

Artikel 25 DE SECRETARIS

  • 1.

    De algemeen directeur van de Hulpverleningsdienst is ambtelijk secretaris van zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De algemeen directeur heeft in de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur een adviserende stem.

  • 3.

    De ambtelijk secretaris is belast met de voorbereiding, de verslaglegging en de uitvoering van het verhandelde in de vergadering van zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur en kan deze werkzaamheden onder zijn verantwoordelijkheid laten uitvoeren.

  • 4.

    Alle stukken die uitgaan van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden medeondertekend door de ambtelijk secretaris.

HOOFDSTUK 3. COMMISSIES

Artikel 26 ADVIESCOMMISSIES

Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 27 BESTUURSCOMMISSIES

De instelling van een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, behoeft de toestemming van de raden van de gemeenten.

HOOFDSTUK 4. DE AMBTELIJKE ORGANISATIE

Artikel 28
  • 1.

    De algemeen directeur is belast met de algemene en dagelijkse leiding van de dienst zulks met inachtneming van de aan hem toegekende bevoegdheden.

  • 2.

    In het door het algemeen bestuur vast te stellen directiestatuut van de dienst worden de taakverdeling en de wijze van samenwerking van de algemeen directeur en de directeuren van de vakdiensten vastgelegd.

  • 3.

    Het algemeen bestuur bepaalt in een organigram de hoofdstructuur van de onderscheiden organisatieonderdelen, de directie, de taken, de bevoegdheden en de werkwijze van het ambtelijk apparaat.

  • 4.

    Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de algemeen directeur en de directeuren van de dienstonderdelen.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur benoemt, schorst en ontslaat het overige personeel. Deze bevoegdheid kan het dagelijks bestuur mandateren aan de algemeen directeur.

  • 6.

    De gemeentelijke rechtspositieregeling, zoals vastgelegd in de CAR/UWO, wordt door de dienst gevolgd, tenzij ten aanzien van enig onderwerp, een eigen regelgeving is vastgesteld.

HOOFDSTUK 5. BIJSTAND EN OPERATIONELE LEIDING

Artikel 29 BIJSTAND

  • 1.

    De aan de regeling deelnemende gemeenten verlenen elkaar op verzoek bijstand op het gebied van brandweerzorg, openbare veiligheid en rampenbestrijding.

  • 2.

    De in lid 1 omschreven bijstand wordt nader vastgelegd in een uitvoeringsregeling.

Artikel 30 OPERATIONELE LEIDING

  • 1.

    In geval van rampen, zware ongevallen en grootschalige incidenten of ernstige vrees daarvoor of buitengewone omstandigheden is de Regionaal Commandant belast met de operationele leiding over de aan de bestrijding deelnemende diensten en organisaties, tenzij de burgemeester een andere voorziening treft.

  • 2.

    Met betrekking tot de uitoefening van de operationele leiding wordt de Regionaal Commandant bijgestaan door een operationele staf alsmede de nodige sectorcommando's.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast betreffende de samenstelling, de taak, de bevoegdheden en de werkwijze van de operationele staven en de sectorcommando’s..

HOOFDSTUK 6. FINANCIëLE BEPALINGEN

Artikel 31 FINANCIEEL BEHEER

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt, overeenkomstig artikel 212 van de Gemeentewet, regels vast omtrent het beheer van de geldmiddelen door het vaststellen van het treasury statuut.

  • 2.

    De inrichting van de financiële administratie wordt overeenkomstig de artikelen 212 en 213a van de Gemeentewet en met inachtneming van de gemeentelijke comptabiliteitsvoorschriften georganiseerd. Deze inrichting en de daarin aan te brengen wijzigingen worden toegezonden aan gedeputeerde staten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor een verzekering van de risico’s verbonden aan het optreden van de dienst, het in dienst hebben van (tijdelijk) personeel en het beheer van eigendommen en gelden.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg dat de in het derde lid bedoelde verzekering bij voortduring in overeenstemming wordt gehouden met de samenstelling van het personeel, de individuele omstandigheden van de personeelsleden en het algemene loonpeil.

Artikel 32 DIENSTJAAR

Het dienstjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december van elk jaar.

Artikel 33 BEGROTING EN MEERJARENPROGNOSE

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt met inachtneming van artikel 186 van de Gemeentewet jaarlijks voor 1 april een ontwerpbegroting op.

  • 2.

    Naast de begroting stelt het dagelijks bestuur voor de aansluitende periode van tenminste drie jaar een meerjarenraming op.. Deze meerjarenraming omvat in ieder geval een investeringsplan en een begroting van de financieringsmiddelen.

  • 3.

    De ramingen in de ontwerpen van de begroting en de meerjarenraming met daarbij behorende stukken worden voorzien van een specificatie en een toelichting.

  • 4.

    De in de meerjarenraming op te nemen baten en lasten worden gebaseerd op het loon- en kostenpeil, dat geldt voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting, vermeerderd met de index en volumegroei voor de betreffende jaren.

  • 5.

    In de begroting wordt de door elke deelnemende gemeente voor het betreffende dienstjaar verschuldigde bijdrage vermeld.

Artikel 34
  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en de ontwerpmeerjarenraming voor 1 april voorafgaand aan het betreffende dienstjaar aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden kunnen gedurende twee maanden na ontvangst van de ontwerpen hun zienswijze schriftelijk ter kennis brengen van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur voegt de eventuele reacties van de raden toe aan de ontwerpen zoals deze aan het algemeen bestuur worden aangeboden.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting en de meerjarenraming voor 1 juli voorafgaand aan het desbetreffende dienstjaar vast.

  • 4.

    Het algemeen bestuur geeft in de aanbiedingsbrief gemotiveerd aan op welke wijze de opmerkingen van de raden in de begroting en de meerjarenraming zijn verwerkt.

  • 5.

    De begroting en de meerjarenraming worden binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, door het algemeen bestuur toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten.

  • 6.

    Van een besluit van gedeputeerde staten als bedoeld in het tweede lid van artikel 203 van de Gemeentewet doet het dagelijks bestuur mededeling aan het algemeen bestuur en aan de raden van de gemeenten.

  • 7.

    Op de wijzigingen van de begroting zijn de bepalingen van dit artikel, met uitzondering van de genoemde data, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 35 BESTUURSRAPPORTAGES

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt tweemaal per jaar zorg voor de samenstelling van bestuursrapportages waarin de activiteiten van de dienst alsmede de voortgang daarvan worden beschreven.

  • 2.

    Na vaststelling door het algemeen bestuur wordt de bestuursrapportage toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Indien de bestuursrapportage aanleiding geeft tot aanpassing van de begroting, geldt de procedure als genoemd in artikel 34, zevende lid.

Artikel 36 REKENING EN VERANTWOORDING

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt met inachtneming van artikel 186 van de Gemeentewet voor 1 april volgend op het dienstjaar de ontwerprekening over dat dienstjaar op en biedt deze aan het algemeen bestuur aan. Bij de rekening is gevoegd een specificatie van de door elk van de deelnemende gemeenten verschuldigde bijdrage.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt voor 15 april de rekening met de daarbij behorende bescheiden (het financieel verslag) aan de raden van de deelnemende gemeenten, aan het algemeen bestuur alsmede ter controle aan de deskundige als bedoeld in artikel 38.

  • 3.

    De raden kunnen gedurende twee maanden na ontvangst van de desbetreffende rekening hun opmerkingen schriftelijk ter kennis brengen van het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening en de eventuele opmerkingen van de raden en stelt deze voor 1 juli daaropvolgend vast.

  • 5.

    Van de vaststelling van de rekening geeft het dagelijks bestuur terstond kennis aan de raden en aan gedeputeerde staten doch in ieder geval vóór 15 juli daarop volgend.

  • 6.

    De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

  • 7.

    Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 40, lid 1 van de regeling bepaalde en het werkelijk verschuldigde bedrag vindt plaats binnen drie maanden na vaststelling van de rekening met inachtneming van artikel 37.

Artikel 37 RESERVES EN VOORZIENINGEN

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt financiële richtlijnen vast met betrekking tot de reserves en voorzieningen van de dienst.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan bij de rekening, begroting en begrotingswijzigingen voorstellen aan het algemeen bestuur doen met betrekking tot respectievelijk de dotatie in of onttrekking aan de reserves van de dienst naar de onderscheiden dienstonderdelen.

Artikel 38 CONTROLE

  • 1.

    Het algemeen bestuur wijst een deskundige aan die, met inachtneming van de in artikel 31, lid 1, 2 en 3 van de regeling bedoelde regels, belast is met de controle op het financieel beheer en de boekhouding van de dienst.

  • 2.

    De controle geschiedt tenminste eenmaal per halfjaar ten aanzien van het geldelijk beheer en tenminste eenmaal per dienstjaar ten aanzien van de boekhouding in haar geheel.

  • 3.

    Van de controle wordt door de deskundige een verslag gemaakt.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt een exemplaar van het controleverslag terstond aan het algemeen bestuur en aan gedeputeerde staten.

  • 5.

    De dienst verschaft aan hen, die ingevolge het bepaalde in het eerste en tweede lid, tot het uitoefenen van controle of het instellen van een onderzoek bevoegd zijn, zo dikwijls als deze het vorderen, inzage van de kas, de boekhouding en de bescheiden en verstrekt desgewenst ook schriftelijk alle inlichtingen die door hen voor de uitoefening van hun taak nodig worden geacht.

  • 6.

    Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde controle is artikel 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39 FINANCIERING

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een treasurystatuut vast waarin onder meer geregeld is het aangaan van geldleningen en rekeningcourant-overeenkomsten en het uitlenen van geld en garantstellingen, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen. De besluiten worden na vaststelling gezonden aan gedeputeerde staten.

  • 2.

    Voor het betalen van rente en aflossing van aan te gane leningen en in rekening-courant op te nemen gelden staan de gemeenten garant voor zover door andere overheidsorganen geen garantie is verstrekt.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde garantstelling door de gemeenten geschiedt naar verhouding van de inwonertallen op 1 januari van het jaar waarin de verplichting tot nakoming van de garantie van kracht is geworden; een en ander overeenkomstig de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde aantallen.

Artikel 40 KOSTENVERDELING

  • 1.

    Het nadelige saldo van baten en lasten over een dienstjaar wordt over de gemeenten omgeslagen, onderscheiden naar de taken als bedoeld in de artikelen 7 en 9 van de regeling op basis van oppervlakte (30%) en aantal inwoners (70%) en naar de taken als bedoeld in artikel 10 van de regeling over het aantal inwoners conform de prognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek per 1 januari van dat dienstjaar en de daarbij specifiek door het algemeen bestuur vastgestelde verdeelsleutel.

  • 2.

    Voor de specifieke kosten die niet in redelijk gelijke mate ten behoeve van alle deelnemers zijn gemaakt, bepaalt het algemeen bestuur welke kosten als zodanig moeten worden aangemerkt en stelt de nadere kostenverdeling vast.

  • 3.

    De specifieke kosten worden gedragen door de gemeenten die van de voorzieningen en diensten, waarvoor die kosten zijn gemaakt, gebruik hebben gemaakt en wel, zoveel mogelijk, in de mate waarin zulks geschiedde.

  • 4.

    De kosten, die worden gemaakt ter vervulling van taken als bedoeld in artikel 7, sub f, en artikel 10, lid 1 sub b en sub c, worden gedragen door de gemeenten naar rato van het gebruik dat zij van de verleende diensten hebben gemaakt.

  • 5.

    De gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks voor de 15e. van iedere kalendermaand een twaalfde van de in artikel 33, vijfde lid bedoelde bijdrage.

  • 6.

    Blijft betaling voor de in het vijfde lid genoemde data achterwege, dan treedt een boetebeding in werking. Het aandeel wordt dan verhoogd met zoveel twaalfde gedeelten van de jaarrente als er maanden zijn verstreken sinds de desbetreffende vervaldatum. Een gedeelte van een maand wordt voor een volle maand gerekend. Het rentepercentage is gelijk aan het percentage van de wettelijk vastgestelde rente voor het jaar van inning van het aandeel.

HOOFDSTUK 7. ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN

Artikel 41 ARCHIEFBEPALINGEN

  • 1.

    Ten aanzien van de archiefbescheiden van de dienst zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring, het beheer en het toezicht, geldend voor de archiefbescheiden conform de bepalingen van de Archiefwet 1995 van toepassing.

  • 2.

    Het algemeen bestuur belast een functionaris van de dienst met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden als bedoeld in lid 1 van dit artikel.

HOOFDSTUK 8. BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 42 TOETREDING

  • 1.

    Voor toetreding van een gemeente tot de regeling kan worden volstaan met toezending van de daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van die gemeente, mits die toetreding de instemming van het algemeen bestuur heeft verkregen. Deze instemming is niet vereist ingeval van toetreding ingevolge een bij of krachtens de wet gegeven aanwijzing.

  • 2.

    Aan de instemming tot toetreding als bedoeld in het eerste lid kan het algemeen bestuur voorwaarden verbinden.

  • 3.

    Het algemeen bestuur regelt, onder goedkeuring van gedeputeerde staten, de gevolgen van toetreding, de financiële gevolgen daaronder begrepen.

  • 4.

    Alvorens het besluit tot instemming als bedoeld in het eerste lid wordt genomen, hoort het algemeen bestuur de raden van de gemeenten.

  • 5.

    De toetreding treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de opname in het register als bedoeld in artikel 27 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaatsgevonden.

Artikel 43 UITTREDING

  • 1.

    Het bestuur van een gemeente, die wenst uit te treden, richt het verzoek ter zake aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur bepaalt in ieder afzonderlijk geval onder welke voorwaarden uittreding plaatsvindt.

  • 3.

    De deelneming aan deze regeling kan worden beëindigd ingaande vijf jaren na het verstrijken van het jaar, waarin het besluit tot uittreding is genomen.

  • 4.

    Van ieder bericht van uittreding door één of meerdere gemeenten wordt onmiddellijk kennis gegeven aan Gedeputeerde Staten en aan de gemeentebesturen.

  • 5.

    Van de in lid 3 genoemde termijn kan het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur in uitzonderlijke gevallen afwijken.

Artikel 44 WIJZIGING

  • 1.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de bestuursorganen van de gemeenten kunnen voorstellen tot wijziging van de regeling doen.

  • 2.

    De regeling wordt gewijzigd wanneer tenminste twee derde deel van de deelnemende gemeenten daartoe besluit.

  • 3.

    Besluiten tot wijziging van de regeling behoeven goedkeuring van gedeputeerde staten.

  • 4.

    De wijziging treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin opname in het register als bedoeld in artikel 27 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaatsgevonden.

Artikel 45 OPHEFFING

  • 1.

    Indien opheffing van de regeling noodzakelijk is, dienen tenminste tweederde deel van het aantal deelnemende gemeenten daartoe te besluiten.

  • 2.

    In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt, gehoord de bestuursorganen van de gemeenten, tenminste zes maanden voor het tijdstip waarop de regeling ophoudt te bestaan, een liquidatieplan en een sociaal plan voor het personeel vast.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 5.

    Ten aanzien van de liquidatierekening zijn de bepalingen van artikel 36 van deze regeling zoveel mogelijk van toepassing.

  • 6.

    Het besluit tot opheffing wordt door de gemeente Lelystad ter kennis van gedeputeerde staten gebracht.

  • 7.

    Zo nodig blijven de bestuursorganen van de dienst ook na het tijdstip van de opheffing in functie totdat de liquidatie is beëindigd.

Artikel 46 GESCHILLEN

Ten aanzien van geschillen omtrent de toepassing van de regeling in de ruimste zin, geldt het gestelde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

HOOFDSTUK 9. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 47 GOEDKEURING VAN DE REGELING

  • 1.

    De gemeente Lelystad zendt de regeling ter goedkeuring en ter opname in het register als bedoeld in artikel 27, lid 2, van de Wet gemeenschappelijke regelingen aan gedeputeerde staten.

  • 2.

    Binnen een maand na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde goedkeuring dragen de besturen van de deelnemende gemeenten zorg voor de opname van de regeling in het register als bedoeld in artikel 27, lid 1, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3.

    De besturen van de deelnemende gemeenten dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de regeling.

  • 4.

    Het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging of opheffing van de regeling alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.

Artikel 48 INWERKINGTREDING EN DUUR VAN DE REGELING

  • 1.

    De regeling treedt in werking nadat opname in het register als bedoeld in artikel 27, lid 2, van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 49 NADERE OVERGANGSBEPALINGEN

  • 1.

    De eerste aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in dezelfde vergadering van de raden van de gemeenten waarin deze regeling wordt vastgesteld.

  • 2.

    De burgemeester van de gemeente Lelystad roept binnen 1 maand na de in het eerste lid bedoelde aanwijzing de leden van het algemeen bestuur in vergadering bijeen ter aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur.

Artikel 50
  • 1.

    Op het tijdstip van inwerkingtreding neemt deze regeling de rechten en plichten op zich van de gemeenschappelijke regeling Regionale Brandweer Flevoland.

  • 2.

    De bestuursorganen van deze regeling nemen op grond van het eerste lid de bestuurlijke verantwoordelijkheid over van het in het eerste lid genoemd openbare lichaam voor de desbetreffende begrotingen en rekeningen, met dien verstande dat het algemeen bestuur de rekening voor het jaar 2002 vaststelt en de financiële gevolgen ten laste brengt van de gemeenten die deze betreffen.

Artikel 51 CITEERTITEL

De regeling kan worden aangehaald als: “GemeenschappelijkeRegeling Hulpverleningsdienst Flevoland”.

Aldus vastgesteld door de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten:

ALMERE

De raad van de gemeente Almere bij besluit van 2002

griffier voorzitter

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere

secretaris burgemeester

De burgemeester van Almere

burgemeester.

DRONTEN

De raad van de gemeente Dronten bij besluit van 19 december 2002

griffier voorzitter

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten

secretaris burgemeester

De burgemeester van Dronten

burgemeester.

LELYSTAD

De raad van de gemeente Lelystad bij besluit van

griffier

voorzitter

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad

secretaris burgemeester

De burgemeester van Lelystad

burgemeester

NOORDOOSTPOLDER

De raad van de gemeente Noordoostpolder bij besluit van

griffier voorzitter

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder

secretaris burgemeester

De burgemeester van Noordoostpolder

burgemeester.

URK

De raad van de gemeente Urk bij besluit van

griffier voorzitter

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Urk

secretaris burgemeester

De burgemeester van Urk

burgemeester.

ZEEWOLDE

De raad van de gemeente Zeewolde bij besluit van

griffier voorzitter

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde

secretaris burgemeester

De burgemeester van Zeewolde

Algemene en artikelgewijze toelichting op de in concept opgestelde gemeenschappelijke regeling “Hulpverleningsdienst Flevoland”

Algemene toelichting

Ingegeven door de toenemende aandacht voor grote ongevallenbestrijding, rampenbestrijding en crisisbeheersing is gedurende de jaren 2000 en 2001 op bestuurlijk niveau veelvuldig overleg gevoerd over de mogelijkheid om de Regionale Brandweer Flevoland (RBF) en de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Flevoland (GGD) onder te brengen in één Hulpverleningsdienst.

Na meerdere tussentijdse besluitvormingsmomenten is in het najaar van 2001 de “Planuitwerking Hulpverleningsdienst Flevoland” aan de gemeentebesturen in Flevoland voorgelegd met het verzoek te besluiten tot het oprichten van een Hulpverleningsdienst Flevoland op basis van een in concept opgestelde gemeenschappelijke regeling Hulpverleningsdienst Flevoland per 1 januari 2003. Tevens is gevraagd te besluiten tot het doen uitvoeren van alle noodzakelijke maatregelen en werkzaamheden die leiden tot het samenvoegen van beide organisaties op 1 januari 2003.

Begin 2002 hebben de gemeenten hiermee ingestemd met dien verstande dat met alle gemeenten overeenstemming wordt bereikt over de inhoudelijke, financiële en juridische aspecten die met de oprichting van de Hulpverleningsdienst Flevoland samenhangen.

Voor het uitwerken van bestuurlijke, organisatorische, financiële, facilitaire en personele aangelegenheden in het kader van de oprichting van genoemde dienst is een projectorganisatie in het leven geroepen. Deze projectorganisatie bestaat uit een stuurgroep, een projectgroep, een klankbordgroep en een zestal werkgroepen. Omdat de deelname van de gemeenten binnen dit proces van groot belang is, zijn de beleidsmedewerkers Volksgezondheid en Openbare Orde en Veiligheid uitgenodigd zitting te nemen in de werkgroepen.

De resultaten van de werkgroepen zijn samengevat in een “Einddocument Hulpverleningsdienst Flevoland i.o.” met 48 beslispunten. Eind juni 2002 heeft de stuurgroep - met een enkele nuancering - ingestemd met genoemd einddocument.

Vervolgens hebben de besturen van zowel de RBF als GGD Flevoland ingestemd met het oprichten van een “Hulpverleningsdienst Flevoland” per 1 januari 2003 op basis van de besluiten van de stuurgroep en de daarop gebaseerde in concept opgestelde gemeenschappelijke regeling “Hulpverleningsdienst Flevoland”.

Om te kunnen komen tot de definitieve oprichting van de “Hulpverleningsdienst Flevoland” is aan de gemeenten van Flevoland verzocht de “Gemeenschappelijke Regeling Hulpverleningsdienst Flevoland” vast te stellen.

Bestuurscommissies

De in de startnotitie gekozen structuur voor de Hulpverleningsdienst, waarbij bestuurscommissie Brandweer, Openbare Veiligheid en Rampenbestrijding (BOVR) en Openbare Gezondheidszorg (OG) worden ingesteld, is vooralsnog een voorlopige constructie die na verloop van tijd bestuurlijk geëvalueerd zal worden.

Om het instellen van genoemde bestuurscommissies mogelijk te maken wordt aan de gemeenten gevraagd toestemming te verlenen aan het algemeen bestuur van de Hulpverleningsdienst Flevoland. De voor deze in te stellen bestuurscommissies is in concept een instellingsverordening opgesteld.

De gemeenschappelijke regeling Hulpverleningsdienst Flevoland

Het samengaan van de RBF en de GGD resulteert in de Hulpverleningsdienst Flevoland. Om dit te bereiken zijn er twee mogelijkheden.

Een eerste mogelijkheid is dat de beide bestaande gemeenschappelijke regelingen opgeheven worden en een nieuwe gemeenschappelijke regeling wordt vastgesteld. Bijkomende factor is, dat de op basis van deze regeling opgerichte dienst in administratieve zin bij diverse organisaties aangemeld moet worden en de opgeheven diensten moeten afgemeld worden. Voorts zullen de (on)roerende goederen, die eigendom zijn van de GGD Flevoland, overgedragen moeten worden. Aan deze overdracht zijn kosten veerbonden, omdat voor een deze overdracht een notariële acte opgemaakt moeten worden.

Een tweede mogelijkheid is dat één van de bestaande regelingen (in dit geval de RBF) wordt opgeheven en dat de bestaande regeling van de GGD Flevoland zodanig gewijzigd wordt dat naast de naamswijziging tevens de uitgangspunten en de doelstelling voor de op te richten Hulpverleningsdienst Flevoland in deze wijzigingen tot uitdrukking worden gebracht. Voordeel van deze keuze is dat de nieuwe dienst gebruik kan blijven maken van de reeds aan de GGD Flevoland toegekende registratienummers. Deze externe aansluitingen hoeven slechts geïnformeerd te worden over de naamswijziging. Voorts kan volstaan worden met het toevoegen van een nieuwe kostenplaats in de financiële administratie voor het onderdeel RBF.

Uit oogpunt van kostenbesparing en het beperken van diverse ingrijpende boekhoudkundige- en administratieve maatregelen is gekozen voor de tweede mogelijkheid. Met het vaststellen van deze regeling stellen de deelnemende gemeenten de “Hulpverleningsdienst Flevoland” in.

Het opheffen van de gemeenschappelijke regeling “Regionale Brandweer Flevoland” 1987

In artikel 44 van de gemeenschappelijke regeling “Regionale Brandweer Flevoland” 1987” is bepaald welke stappen ondernomen moeten worden om te komen tot opheffing van deze regeling. Naast de bestuurlijke besluitvorming wordt nadere regelen gesteld om te komen tot liquidatie van genoemde regeling.

  • -

    In het eerste en tweede lid van dat artikel wordt aangegeven dat de regeling wordt opgeheven wanneer 2/3 deel van het aantal deelnemende gemeenten daartoe besluit en dat de opheffing goedkeuring behoeft van Gedeputeerde Staten.

  • -

    In het derde lid wordt bepaald dat deze opheffing ingaat op de eerste dag van de maand, volgend op die, waarin is voldaan aan artikel 26, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • -

    Zo wordt in het vierde lid van dat artikel bepaald, dat bij opheffing van deze regeling het algemeen bestuur besluit tot liquidatie en daarvoor de nodige regelen stelt. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling afgeweken worden.

  • -

    In het vijfde lid van artikel 44 is bepaald dat het algemeen bestuur, gehoord de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten, een liquidatieplan en een sociaal plan voor het personeel vast. Deze behoeven de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

  • -

    In het zesde lid van artikel 44 is bepaald, dat het liquidatieplan in de financiële gevolgen voorziet, welke de opheffing heeft. Ten aanzien van de liquidatierekening zijn de bepalingen voor de rekening van de regionale brandweer zoveel mogelijk van toepassing.

  • -

    In het zevende lid van artikel 44 is bepaald dat de bestuursorganen van de regionale brandweer ook na het tijdstip van de opheffing in functie blijven totdat de liquidatie is beëindigd.

De taken van de Hulpverleningsdienst Flevoland

In het “Plan van aanpak Hulpverleningsdienst Flevoland” wordt het samengaan van de RBF en de GGD beschreven als “werkmaatschappijen, die ingebracht worden in een holding”. Dit uitgangspunt is in de eerste concepten van de regeling terug te vinden door nog uit te gaan van de taken van de RBF en de taken van de GGD.

Om recht te doen aan de doelstelling en taken van de “Hulpverleningdienst Flevoland” is gekozen voor een algemene omschrijving van de taken, waarbij onderscheid is gemaakt in:

  • -

    Taken met betrekking tot brandweerzorg en rampenbestrijding

  • -

    Taken met betrekking tot geneeskundige hulpverlening bij rampen

  • -

    Taken met betrekking tot openbare gezondheidszorg.

In het eerste lid van artikel 5 is de doelstelling van de “Hulpverleningsdienst Flevoland” verwoord, waarin tevens het behoud van de zelfstandigheid van de lokale brandweerkorpsen is vastgelegd.

Waar in de regeling gesproken wordt over “openbare veiligheid”, wordt bedoeld de aan de brandweerzorg gerelateerde openbare veiligheid.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 7

In artikel 7 zijn de taken met betrekking tot de brandweerzorg en rampenbestrijding op hoofdlijnen beschreven. Bij de uitwerking van deze taken moet gedacht worden aan onder meer:

  • a.

    het opstellen en onderhouden van een regionaal dekkingsplan;

  • b.

    het opstellen van een beleidsplan voor de versterking van de brandweerzorg en rampenbestrijding bij ongevallen en rampen;

  • c.

    het instellen en instandhouden van Regionale Alarm Centrale als onderdeel van de Gemeenschappelijke Meldkamer;

  • d.

    het opstellen en instandhouden van een model voor de gemeentelijke rampenplannen;

  • e.

    het aanschaffen en beheren van regionaal materieel;

  • f.

    het beschikbaar stellen van personeel en materieel in de gevallen als bedoeld in de artikelen 8 en 9 van de Brandweerwet 1985;

  • g.

    het voorbereiden van de bestuurlijke en de operationele coördinatie bij ongevallen en rampen;

  • h.

    het voorbereiden van de organisatie voor het optreden van de brandweer in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden en het regelen van de operationele leiding bij brand, ongevallen en rampenbestrijding;

  • i.

    het in samenwerking met de politie en overigen voorbereiden van de hulpverlening bij ongevallen en rampen en de uitvoering daarvan;

  • j.

    het verzamelen en evalueren van gegevens ten behoeve van de waarschuwing en alarmering van de bevolking in geval van een ramp of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan;

  • k.

    het waarschuwen van de bevolking door middel van het waarschuwings- en alarmeringssysteem;

  • l.

    het formuleren van algemene uitgangspunten op het gebied van brandveiligheid in de regio;

  • m.

    het adviseren van de gemeenten terzake van voorbereidende maatregelen op het gebied van de brandbestrijding en de brandbeperking in bepaalde objecten;

  • n.

    het adviseren van de gemeenten over het aanschaffen van materieel en blusstoffen;

  • o.

    het adviseren van de gemeenten over het instellen en instandhouden van doelmatige bedrijfsbrandweren;

  • p.

    het adviseren van de gemeenten op het gebied van het beperken van risico’s en zware ongevallen;

  • q.

    het verzorgen of doen verzorgen van oefeningen;

  • r.

    het verzorgen van opleidingen;

  • s.

    het desgevraagd opstellen van rampenbestrijdingsplannen voor de gemeenten danwel adviseren daarover;

  • t.

    het op verzoek van (de) gemeenten verrichten van andere werkzaamheden op het gebied van de brandweerzorg;

  • u.

    het opstellen en in stand houden van een systeem voor opschaling ten behoeve van de coördinatie van het opperbevel, de multidisciplinaire commandovoering en de coördinatie bij brand, ongevallen en rampenbestrijding.

Voorts biedt het tweede en derde lid de mogelijkheid om in het kader van de brandweerzorg op verzoek van gemeente(n) en derden taken uit te voeren c.q. diensten te verlenen. De daar uit voortvloeiende kosten dienen echter betaald te worden door de gemeente(n) en derden die daartoe een verzoek hebben ingediend.

Artikel 9

Bij de uitwerking van de taken met betrekking tot geneeskundige hulpverlening bij rampen moet onder meer gedacht worden aan:

  • a.

    het in samenwerking met de politie en overigen voorbereiden van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en de uitvoering daarvan.

  • b.

    (het instellen en gezamenlijk met de politie instandhouden van de Gemeenschappelijke Meldkamer.)

  • c.

    het opstellen van een beleidsplan voor de versterking van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.

  • d.

    het leveren van (beleids)bijdragen voor het op te stellen regionaal beheersplan rampenbestrijding.

  • e.

    het adviseren van de gemeenten inzake het vast te stellen beleid voor de geneeskundige hulpverlening bij (zware) ongevallen en rampen en de benodigde financiering daarvoor.

  • f.

    het verzorgen van het ambulancevervoer vanuit de Regionale Ambulance Voorziening.

  • g.

    de organisatie van de civiele geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, in elk geval voor zover dat voortvloeit uit de door de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen aan de gemeenten opgedragen taken, hetwelk, met inachtneming van het terzake in artikel 8 eerste lid van deze wet gestelde, tenminste omvat het opstellen van een plan voor de geneeskundige hulpverlening, het treffen van bindende regelingen tussen betrokken instellingen, waaronder ziekenhuizen en ambulancedienst, en het doen verzorgen van de noodzakelijke opleidingen en oefeningen.

Artikel 10

Bij de uitwerking van de taken met betrekking tot openbare gezondheidszorg gaat het onder meer om:

  • a.

    het instellen en instandhouden van de Centrale Post Ambulancevervoer als onderdeel van de Gemeenschappelijke Meldkamer Flevoland

  • b.

    het behartigen en uitvoeren van de uit de Wet collectieve preventie volksgezondheid, waaronder in ieder geval de volgende taken:

  • -

    het gevraagd en ongevraagd adviseren van de gemeenten inzake het door hen te voeren openbare gezondheidsbeleid;

  • -

    het verwerven van op epidemiologische analyse gebaseerd inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking in het verzorgingsgebied;

  • -

    het bewaken van de gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen met gevolgen voor het leefmilieu;

  • -

    het bijdragen aan de opzet, uitvoering en afstemming van preventie programma’s met inbegrip van gezondheidsvoorlichting en opvoeding;

  • -

    de uitvoering van de collectieve preventie betreffende infectieziekten alsmede de uit de Infectieziektewet voortvloeiende taken;

  • -

    de uitvoering van de collectieve preventie terzake van gezondheidsrisico’s voor jeugdigen en andere risicogroepen;

    het participeren in bevolkingsonderzoeken en entcampagnes;

  • c.

    het uitvoeren van andere taken, bij besluit van het dagelijks bestuur aangewezen, die naar aard of gewoonte tot de taken van de dienst kunnen worden geacht te behoren, waaronder:

  • -

    het, mede ten behoeve van politie en justitie, uitvoeren van forensisch geneeskundige taken;

  • -

    het uitvoeren van technisch-hygiënische zorg;

  • -

    het uitvoeren van sociaal medische advisering;

  • -

    het uitvoeren van reizigersvaccinatie;

  • -

    het bevorderen van maatregelen op het gebied van de hygiëne en de psycho-hygiëne;

  • d.

    het verrichten van gemeentelijke lijkschouwingen;

  • e.

    het verrichten van overige werkzaamheden op het terrein van de volksgezondheid die bij of krachtens de Wet collectieve preventie volksgezondheid worden opgedragen of voortvloeien uit hierop betrekking hebbende algemene maatregelen van bestuur;

  • f.

    het op verzoek van de gemeente(n) verrichten van andere werkzaamheden op het gebied van de volksgezondheid;

  • g.

    het verrichten van de taken, die bij of krachtens de wet met betrekking tot de basisgezondheidszorg aan de dienst zijn of worden opgedragen en overige voorkomende taken op verzoek van gemeenten;

  • h.

    het verzorgen van het ambulancevervoer vanuit de Regionale Ambulance Voorziening (RAV)

  • i.

    het verrichten van werkzaamheden in het kader van onafhankelijke indicering en advisering ten behoeve van gemeenten;

  • j.

    alle overige werkzaamheden, welke naar aard of karakter tot de taak van een gezondheidsdienst behoren en deswege door het algemeen bestuur aan de dienst worden opgedragen

Artikel 11

In de regeling wordt gesproken over de bestuurlijke bevoegdheden. Daarom treedt de voorzitter in de plaats van de burgemeester. Het opperbevel is hier niet aan de orde, omdat dit wettelijk reeds geregeld is.

Artikel 13

Handelend in de geest van de wet dualisering gemeentebestuur ligt het voor de hand dat het algemeen bestuur wordt gevormd uit leden van het college van burgemeester en wethouders.

Het is – gelet op de taken van de HDF – wenselijk dat iedere gemeente één lid en een plaatsvervangend lid afvaardigt uit het college van burgemeester en wethouders, waarbij voorkeur uitgaat naar de burgemeester en de wethouder met de portefeuille Volksgezondheid.

Om te komen tot een evenredige invulling c.q. verdeling van de bestuurszetels in het algemeen bestuur (drie burgemeesters en drie wethouders) kunnen de drie deelgebieden in de provincie Flevoland als uitgangspunt worden genomen.

Artikel 20

In de door het algemeen bestuur vast te stellen vergoedingsregeling wordt in ieder geval een bepaling opgenomen dat de vergoedingen jaarlijks volgens een nader te omschrijven indexering verhoogd kunnen worden.

Artikel 21

Het algemeen bestuur kiest uit haar midden een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter en een algemeen lid. Gelet op de opmerking bij artikel 11 kan zowel een burgemeester als een wethouder gekozen worden tot voorzitter.

Voorts is uitgegaan van een algemeen lid en niet voor een “bestuurlijk secretaris”. Er is gekozen voor een ambtelijk secretaris, zijnde de algemeen directeur van de Hulpverleningsdienst. De uitwerking daarvan is geregeld in artikel 25 van deze regeling.

Artikel 28

Het voornemen is er op gericht om voor het personeel in dienst bij de Hulpverleningsdienst Flevoland nadere voorstellen te ontwikkelen voor een rechtspositieregeling, gebaseerd op de CAR/UWO en een op de dienst gericht pakket aan secundaire en tertiaire arbeidsvoorwaarden. Het is nog onzeker of de besluitvorming over deze voorstellen voor 1 januari 2003 afgerond is.

Daarom zijn, in afwachting van genoemde besluitvorming, de bezoldigingsverordening en de overige rechtspositieregelingen van de gemeente Lelystad zoveel mogelijk van toepassing op het personeel in dienst bij de Hulpverleningsdienst Flevoland. Dit geldt vooralsnog ook voor het personeel die na 1 januari 2003 in dienst treden bij deze organisatie.

In een afzonderlijk opgesteld sociaal plan is voor de medewerkers van de RBF, die op 1 januari 2003 in dienst treden bij de Hulpverleningsdienst Flevoland, een nadere regeling getroffen voor de afwijkende arbeidsvoorwaarden. Hierin zijn de rechten en plichten nader omschreven.

Artikel 30

In artikel 11 van de Wet rampen en zware ongevallen is onder meer aangegeven dat de burgemeester het opperbevel heeft ingevolge rampen. Voorts wordt aangegeven dat degene die de leiding heeft over de brandweer belast is met de operationele leiding.

In het model rampenplan, de rampenplannen van de gemeenten en de GRIP procedure (vanaf GRIP 3) heeft de regionale commandant de operationele leiding. Om helderheid te verschaffen over de operationele leiding en door een relatie te leggen met wetgeving en regionale / gemeentelijke plannen is in de regeling een bepaling opgenomen over de operationele leiding.

Van de zogenaamde “tenzij bepaling” in artikel 11 van de Wet rampen en zware ongevallen wordt gebruikt gemaakt, omdat alle burgemeesters deze regeling aangaan.

Daarom is in eerste lid van dit artikel aangegeven dat de Regionaal Commandant belast is met de operationele leiding, tenzij de burgemeester een andere voorziening treft. Deze laatste aanvulling geeft de burgemeester de nodige vrijheid om in een concrete situatie de lokale brandweercommandant te belasten met de operationele leiding.

In aansluiting op het tweede lid is in het derde lid van dit artikel bepaald, dat het algemeen bestuur, indien nodig en passende binnen de betreffende regelgeving, nadere besluiten kan nemen over onder meer de samenstelling, de taak, de bevoegdheden en de werkwijze van de operationele staven en sectorcommando’s.

Artikel 31

De “kapstok” voor de wettelijke eisen aan het financieel beheer zijn voor de gemeenschappelijke regelingen gekoppeld aan:

  • -

    artikel 212 van de gemeentewet met betrekking tot de verplichte verordening op de financiële administratie en het verplichte treasurystatuut;

  • -

    artikel 213 met betrekking tot de verordening voor de externe controle;

  • -

    artikel 213a (nieuw) met betrekking tot de verordening waarin de regels voor het toetsen van doeltreffendheid en doelmatigheid uiteen worden gezet.

De controle is met verwijzing naar artikel 213 geregeld in artikel 38 van de regeling.

Artikel 34 en 36

In beide artikelen wordt aangegeven dat de raden gedurende twee maanden na ontvangst van de ontwerpen (ontwerp begroting / ontwerp jaarrekening) hun opmerkingen schriftelijk ter kennis kunnen brengen van het algemeen bestuur. Daarmee wordt voldaan aan het gestelde in de Wet gemeenschappelijke regeling. In deze wet wordt aangegeven dat genoemde ontwerpen zes weken voordat zij worden vastgesteld toegezonden worden aan de gemeenten.

Artikel 40

In de regeling is nog geen rekening gehouden met de bijdragesystematiek van het rijk met vernieuwde maatstaven vanaf 2003, omdat deze nog niet bekend zijn.

Artikel 43

Indien één of meer gemeenten deelname aan de regeling wensen te beëindigen, wordt daartoe een verzoek ingediend bij het algemeen bestuur van de regeling.

Het algemeen bestuur bepaalt in ieder afzonderlijk geval onder welke voorwaarden de uittreding plaatsvindt. Daarbij kan het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur afwijken van de in het derde lid genoemde termijn.