Organisatie | Dronten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling Hulpverleningsdienst Flevoland |
Citeertitel | Gemeenschappelijke Regeling Hulpverleningsdienst Flevoland |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | openbare gezondheid, veiligheid en zedelijkheid |
Regeling vervangt de gemeenschappelijke regeling Regionale Brandweer Flevoland en de gemeenschappelijke regeling “Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Flevoland 1988”.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2008 | 01-01-2008 | intrekking | 29-11-2007 Gemeenteblad 2007, nr. 19 | B07.001273 | |
01-01-2003 | nieuwe regeling | 19-12-2002 Gemeenteblad 2003, nr. 1 | 110715 |
De raden, respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft:
een doelmatige en gecoördineerde brandweerzorg door intergemeentelijke samenwerking wenselijk is;
de zorg voor de preventieve volksgezondheid een lokale verantwoordelijkheid is, waarvan het aanbeveling verdient om de taken zoals genoemd in deze regeling, uit oogpunt van doelmatigheid en doeltreffendheid, in gemeenschappelijk verband uit te voeren;
de voorbereiding van de coördinatie van de hulpverlening bij ongevallen en rampen, waaronder de geneeskundige hulpverlening, door de wet als regionale taak wordt aangemerkt;
de intergemeentelijke samenwerking gericht is op het bewerkstelligen van een doelmatig en effectief georganiseerde en gecoördineerde uitvoering van de zorg voor brandweer, openbare gezondheidszorg, rampenbestrijding en geneeskundige hulpverlening bij rampen in de deelnemende gemeenten;
een integratie van regionale hulpverleningstaken bijdraagt aan de eenheid en afstemming van beleid en aan een goede samenwerking van de bij de hulpverlening bij ongevallen en rampen betrokken disciplines;
gelet op de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen, de Wet collectieve preventie volksgezondheid, de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen, de Wet ambulancevervoer en de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken en de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen gelezen in de plaats van de raad, college van burgemeester en wethouders en de burgemeester respectievelijk het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Het verzorgingsgebied van de regeling omvat het grondgebied van de gemeenten te weten:
Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde.
Artikel 5 DOELSTELLING EN TAKEN
De dienst is erop gericht door intergemeentelijke samenwerking een doelmatig en effectief georganiseerde en gecoördineerde uitvoering te bewerkstelligen van de zorg voor brandweer, openbare gezondheidszorg, rampenbestrijding en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen in de deelnemende gemeenten met behoud van de zelfstandigheid van de brandweerkorpsen van de deelnemende gemeenten.
Verwezenlijking van het in artikel 5 genoemde doel is opgedragen aan de dienst, die daartoe in elk geval met inachtneming van het bepaalde in deze regeling en in de wettelijke voorschriften, de in de artikelen 7 tot en 10 van deze regeling genoemde taken verricht.
Artikel 7 TAKEN MET BETREKKING TOT BRANDWEERZORG EN RAMPENBESTRIJDING
Tevens vervult de dienst overige taken op het terrein van de brandweerzorg en rampenbestrijding, indien de besturen van de deelnemende gemeenten deze afzonderlijk of gezamenlijk aan de dienst opdragen en het algemeen bestuur hiermee instemt. Deze taken worden uitsluitend verricht voor de gemeenten die daartoe de opdracht hebben verstrekt. Voor zover met de uitvoering van deze taken kosten zijn gemoeid, die niet door derden worden vergoed, zullen deze in rekening worden gebracht bij de desbetreffende gemeenten.
Artikel 8 NADERE BEPALINGEN VOOR DE BRANDWEERZORG
Taken van de dienst kunnen door gemeentelijke brandweren worden uitgevoerd op basis van een daartoe strekkend besluit gebaseerd op het bepaalde in de gemeenschappelijke regeling. Evenzeer kan de dienst op verzoek van een gemeente taken uitvoeren op het gebied van de lokale brandweerzorg. Nadere afspraken hierover worden in een overeenkomst vastgelegd. Daarbij wordt ook de verrekening van de kosten geregeld.
Artikel 9 TAKEN MET BETREKKING TOT GENEESKUNDIGE HULPVERLENING BIJ RAMPEN
In het kader van de voorbereiding, opbouw en instandhouding van een organisatie ten behoeve van de geneeskundige hulpverlening bij grootschalige ongevallen en rampen ex artikel 8, eerste lid van de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen, wordt invulling gegeven aan de Regionaal Geneeskundige Functie.
Artikel 10 TAKEN MET BETREKKING TOT OPENBARE GEZONDHEIDSZORG
Met betrekking tot de openbare gezondheidszorg heeft de dienst tot taak:
het behartigen en uitvoeren van de uit de Wet collectieve preventie volksgezondheid en de hierop betrekking hebbende algemene maatregelen van bestuur voortvloeiende (preventieve) taken op het gebied van de gezondheidszorg, alsmede de taken op dit terrein waartoe door de gemeenten of andere instanties opdrachten zijn verstrekt;
Het algemeen bestuur kan besluiten dat de dienst, bij samenwerkingsovereenkomst en onder door hem te stellen voorwaarden, één van de in het eerste lid genoemde taken verricht ten behoeve van andere instanties of van buiten het verzorgingsgebied van deze regeling gelegen gemeenten die daartoe een verzoek doen.
Tevens vervult de dienst overige taken op het gebied van de gezondheidszorg, indien de besturen van de deelnemende gemeenten deze afzonderlijk of gezamenlijk aan de dienst opdragen en het algemeen bestuur hiermee instemt. Deze taken worden uitsluitend verricht voor de gemeenten die daartoe de opdracht hebben verstrekt. Voor zover met de uitvoering van deze taken kosten zijn gemoeid, die niet door derden worden vergoed, zullen deze in rekening worden gebracht bij de desbetreffende gemeenten.
Voor zover hiervan niet in deze regeling is afgeweken, komen aan de bestuursorganen van de dienst ter uitvoering van de in de artikelen 7 tot en met 10 genoemde taken de bevoegdheden toe, die aan de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten behoren, met dien verstande, dat het algemeen bestuur in de plaats treedt van de raad, het dagelijks bestuur in de plaats van het college van burgemeester en wethouders en de voorzitter in de plaats van de burgemeester.
HOOFDSTUK 2. HET BESTUUR VAN DE DIENST
Paragraaf x HET ALGEMEEN BESTUUR
De zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur is gelijk aan de zittingsperiode van de leden van de gemeenteraad. De aanwijzing vindt plaats in het jaar waarin de verkiezingen voor de gemeenteraad worden gehouden, zo spoedig mogelijk na het aantreden van de gemeenteraad en overigens binnen twee maanden na het ontstaan van een vacature.
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van de gemeenschappelijke regeling aangesteld of daaraan ondergeschikt.
Artikel 17 VERGADERINGEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR
Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de bepalingen van deze regeling een Reglement van Orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement wordt toegezonden aan de raden van de gemeenten en aan gedeputeerde staten.
Ten aanzien van het houden van de vergaderingen, alsmede de besluitvorming van het algemeen bestuur zijn, voor zover daarvan bij de Wet gemeenschappelijke regelingen niet is afgeweken, de artikelen 19, 20, 22, 26, 28, lid 1 tot en met 3, en 29 tot en met 32 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Het algemeen bestuur stelt een vergoedingsregeling vast voor reis- en verblijfskosten voor de leden van het dagelijks bestuur, het algemeen bestuur en de commissies. Het besluit van het algemeen bestuur wordt toegezonden aan Gedeputeerde Staten.
Artikel 23 TAKEN EN BEVOEGDHEDEN DAGELIJKS BESTUUR
De leden van het dagelijks bestuur verstrekken tezamen, dan wel afzonderlijk aan het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk in een vergadering van dat bestuur of schriftelijk binnen een maand alle inlichtingen die door één of meer leden van het algemeen bestuur worden verlangd, zulks voor zover dat niet strijdig is met het algemeen belang.
Het dagelijks bestuur is, indien hem dat wordt verzocht, verplicht de besturen van de deelnemende gemeenten van advies te dienen omtrent alle zaken betreffende de gemeenschappelijke regeling. Het is bevoegd ongevraagd aan de besturen van de deelnemende gemeenten advies te geven of voorstellen te doen, welke het in verband met deze regeling nodig acht.
Indien de voorzitter of een door hem op grond van het voorgaande lid aangewezen gemachtigde behoort tot het bestuur van een gemeente, die partij is in een geding waarbij de gemeenschappelijke regeling betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dit bestuursorgaan de in het voorgaande lid vermelde bevoegdheid uit.
HOOFDSTUK 5. BIJSTAND EN OPERATIONELE LEIDING
Artikel 30 OPERATIONELE LEIDING
In geval van rampen, zware ongevallen en grootschalige incidenten of ernstige vrees daarvoor of buitengewone omstandigheden is de Regionaal Commandant belast met de operationele leiding over de aan de bestrijding deelnemende diensten en organisaties, tenzij de burgemeester een andere voorziening treft.
HOOFDSTUK 6. FINANCIëLE BEPALINGEN
Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en de ontwerpmeerjarenraming voor 1 april voorafgaand aan het betreffende dienstjaar aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden kunnen gedurende twee maanden na ontvangst van de ontwerpen hun zienswijze schriftelijk ter kennis brengen van het algemeen bestuur.
Artikel 36 REKENING EN VERANTWOORDING
Het dagelijks bestuur stelt met inachtneming van artikel 186 van de Gemeentewet voor 1 april volgend op het dienstjaar de ontwerprekening over dat dienstjaar op en biedt deze aan het algemeen bestuur aan. Bij de rekening is gevoegd een specificatie van de door elk van de deelnemende gemeenten verschuldigde bijdrage.
De dienst verschaft aan hen, die ingevolge het bepaalde in het eerste en tweede lid, tot het uitoefenen van controle of het instellen van een onderzoek bevoegd zijn, zo dikwijls als deze het vorderen, inzage van de kas, de boekhouding en de bescheiden en verstrekt desgewenst ook schriftelijk alle inlichtingen die door hen voor de uitoefening van hun taak nodig worden geacht.
Het algemeen bestuur stelt een treasurystatuut vast waarin onder meer geregeld is het aangaan van geldleningen en rekeningcourant-overeenkomsten en het uitlenen van geld en garantstellingen, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen. De besluiten worden na vaststelling gezonden aan gedeputeerde staten.
De in het tweede lid bedoelde garantstelling door de gemeenten geschiedt naar verhouding van de inwonertallen op 1 januari van het jaar waarin de verplichting tot nakoming van de garantie van kracht is geworden; een en ander overeenkomstig de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde aantallen.
Het nadelige saldo van baten en lasten over een dienstjaar wordt over de gemeenten omgeslagen, onderscheiden naar de taken als bedoeld in de artikelen 7 en 9 van de regeling op basis van oppervlakte (30%) en aantal inwoners (70%) en naar de taken als bedoeld in artikel 10 van de regeling over het aantal inwoners conform de prognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek per 1 januari van dat dienstjaar en de daarbij specifiek door het algemeen bestuur vastgestelde verdeelsleutel.
Blijft betaling voor de in het vijfde lid genoemde data achterwege, dan treedt een boetebeding in werking. Het aandeel wordt dan verhoogd met zoveel twaalfde gedeelten van de jaarrente als er maanden zijn verstreken sinds de desbetreffende vervaldatum. Een gedeelte van een maand wordt voor een volle maand gerekend. Het rentepercentage is gelijk aan het percentage van de wettelijk vastgestelde rente voor het jaar van inning van het aandeel.
HOOFDSTUK 8. BIJZONDERE BEPALINGEN
Voor toetreding van een gemeente tot de regeling kan worden volstaan met toezending van de daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van die gemeente, mits die toetreding de instemming van het algemeen bestuur heeft verkregen. Deze instemming is niet vereist ingeval van toetreding ingevolge een bij of krachtens de wet gegeven aanwijzing.
HOOFDSTUK 9. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
De bestuursorganen van deze regeling nemen op grond van het eerste lid de bestuurlijke verantwoordelijkheid over van het in het eerste lid genoemd openbare lichaam voor de desbetreffende begrotingen en rekeningen, met dien verstande dat het algemeen bestuur de rekening voor het jaar 2002 vaststelt en de financiële gevolgen ten laste brengt van de gemeenten die deze betreffen.
Aldus vastgesteld door de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten:
ALMERE
De raad van de gemeente Almere bij besluit van 2002
griffier voorzitter
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere
secretaris burgemeester
De burgemeester van Almere
burgemeester.
DRONTEN
De raad van de gemeente Dronten bij besluit van 19 december 2002
griffier voorzitter
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten
secretaris burgemeester
De burgemeester van Dronten
burgemeester.
LELYSTAD
De raad van de gemeente Lelystad bij besluit van
griffier
voorzitter
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad
secretaris burgemeester
De burgemeester van Lelystad
burgemeester
NOORDOOSTPOLDER
De raad van de gemeente Noordoostpolder bij besluit van
griffier voorzitter
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder
secretaris burgemeester
De burgemeester van Noordoostpolder
burgemeester.
URK
De raad van de gemeente Urk bij besluit van
griffier voorzitter
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Urk
secretaris burgemeester
De burgemeester van Urk
burgemeester.
ZEEWOLDE
De raad van de gemeente Zeewolde bij besluit van
griffier voorzitter
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde
secretaris burgemeester
De burgemeester van Zeewolde
Algemene en artikelgewijze toelichting op de in concept opgestelde gemeenschappelijke regeling “Hulpverleningsdienst Flevoland”
Ingegeven door de toenemende aandacht voor grote ongevallenbestrijding, rampenbestrijding en crisisbeheersing is gedurende de jaren 2000 en 2001 op bestuurlijk niveau veelvuldig overleg gevoerd over de mogelijkheid om de Regionale Brandweer Flevoland (RBF) en de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Flevoland (GGD) onder te brengen in één Hulpverleningsdienst.
Na meerdere tussentijdse besluitvormingsmomenten is in het najaar van 2001 de “Planuitwerking Hulpverleningsdienst Flevoland” aan de gemeentebesturen in Flevoland voorgelegd met het verzoek te besluiten tot het oprichten van een Hulpverleningsdienst Flevoland op basis van een in concept opgestelde gemeenschappelijke regeling Hulpverleningsdienst Flevoland per 1 januari 2003. Tevens is gevraagd te besluiten tot het doen uitvoeren van alle noodzakelijke maatregelen en werkzaamheden die leiden tot het samenvoegen van beide organisaties op 1 januari 2003.
Begin 2002 hebben de gemeenten hiermee ingestemd met dien verstande dat met alle gemeenten overeenstemming wordt bereikt over de inhoudelijke, financiële en juridische aspecten die met de oprichting van de Hulpverleningsdienst Flevoland samenhangen.
Voor het uitwerken van bestuurlijke, organisatorische, financiële, facilitaire en personele aangelegenheden in het kader van de oprichting van genoemde dienst is een projectorganisatie in het leven geroepen. Deze projectorganisatie bestaat uit een stuurgroep, een projectgroep, een klankbordgroep en een zestal werkgroepen. Omdat de deelname van de gemeenten binnen dit proces van groot belang is, zijn de beleidsmedewerkers Volksgezondheid en Openbare Orde en Veiligheid uitgenodigd zitting te nemen in de werkgroepen.
De resultaten van de werkgroepen zijn samengevat in een “Einddocument Hulpverleningsdienst Flevoland i.o.” met 48 beslispunten. Eind juni 2002 heeft de stuurgroep - met een enkele nuancering - ingestemd met genoemd einddocument.
Vervolgens hebben de besturen van zowel de RBF als GGD Flevoland ingestemd met het oprichten van een “Hulpverleningsdienst Flevoland” per 1 januari 2003 op basis van de besluiten van de stuurgroep en de daarop gebaseerde in concept opgestelde gemeenschappelijke regeling “Hulpverleningsdienst Flevoland”.
Om te kunnen komen tot de definitieve oprichting van de “Hulpverleningsdienst Flevoland” is aan de gemeenten van Flevoland verzocht de “Gemeenschappelijke Regeling Hulpverleningsdienst Flevoland” vast te stellen.
De in de startnotitie gekozen structuur voor de Hulpverleningsdienst, waarbij bestuurscommissie Brandweer, Openbare Veiligheid en Rampenbestrijding (BOVR) en Openbare Gezondheidszorg (OG) worden ingesteld, is vooralsnog een voorlopige constructie die na verloop van tijd bestuurlijk geëvalueerd zal worden.
Om het instellen van genoemde bestuurscommissies mogelijk te maken wordt aan de gemeenten gevraagd toestemming te verlenen aan het algemeen bestuur van de Hulpverleningsdienst Flevoland. De voor deze in te stellen bestuurscommissies is in concept een instellingsverordening opgesteld.
De gemeenschappelijke regeling Hulpverleningsdienst Flevoland
Het samengaan van de RBF en de GGD resulteert in de Hulpverleningsdienst Flevoland. Om dit te bereiken zijn er twee mogelijkheden.
Een eerste mogelijkheid is dat de beide bestaande gemeenschappelijke regelingen opgeheven worden en een nieuwe gemeenschappelijke regeling wordt vastgesteld. Bijkomende factor is, dat de op basis van deze regeling opgerichte dienst in administratieve zin bij diverse organisaties aangemeld moet worden en de opgeheven diensten moeten afgemeld worden. Voorts zullen de (on)roerende goederen, die eigendom zijn van de GGD Flevoland, overgedragen moeten worden. Aan deze overdracht zijn kosten veerbonden, omdat voor een deze overdracht een notariële acte opgemaakt moeten worden.
Een tweede mogelijkheid is dat één van de bestaande regelingen (in dit geval de RBF) wordt opgeheven en dat de bestaande regeling van de GGD Flevoland zodanig gewijzigd wordt dat naast de naamswijziging tevens de uitgangspunten en de doelstelling voor de op te richten Hulpverleningsdienst Flevoland in deze wijzigingen tot uitdrukking worden gebracht. Voordeel van deze keuze is dat de nieuwe dienst gebruik kan blijven maken van de reeds aan de GGD Flevoland toegekende registratienummers. Deze externe aansluitingen hoeven slechts geïnformeerd te worden over de naamswijziging. Voorts kan volstaan worden met het toevoegen van een nieuwe kostenplaats in de financiële administratie voor het onderdeel RBF.
Uit oogpunt van kostenbesparing en het beperken van diverse ingrijpende boekhoudkundige- en administratieve maatregelen is gekozen voor de tweede mogelijkheid. Met het vaststellen van deze regeling stellen de deelnemende gemeenten de “Hulpverleningsdienst Flevoland” in.
Het opheffen van de gemeenschappelijke regeling “Regionale Brandweer Flevoland” 1987
In artikel 44 van de gemeenschappelijke regeling “Regionale Brandweer Flevoland” 1987” is bepaald welke stappen ondernomen moeten worden om te komen tot opheffing van deze regeling. Naast de bestuurlijke besluitvorming wordt nadere regelen gesteld om te komen tot liquidatie van genoemde regeling.
De taken van de Hulpverleningsdienst Flevoland
In het “Plan van aanpak Hulpverleningsdienst Flevoland” wordt het samengaan van de RBF en de GGD beschreven als “werkmaatschappijen, die ingebracht worden in een holding”. Dit uitgangspunt is in de eerste concepten van de regeling terug te vinden door nog uit te gaan van de taken van de RBF en de taken van de GGD.
Om recht te doen aan de doelstelling en taken van de “Hulpverleningdienst Flevoland” is gekozen voor een algemene omschrijving van de taken, waarbij onderscheid is gemaakt in:
In het eerste lid van artikel 5 is de doelstelling van de “Hulpverleningsdienst Flevoland” verwoord, waarin tevens het behoud van de zelfstandigheid van de lokale brandweerkorpsen is vastgelegd.
Waar in de regeling gesproken wordt over “openbare veiligheid”, wordt bedoeld de aan de brandweerzorg gerelateerde openbare veiligheid.
In artikel 7 zijn de taken met betrekking tot de brandweerzorg en rampenbestrijding op hoofdlijnen beschreven. Bij de uitwerking van deze taken moet gedacht worden aan onder meer:
Voorts biedt het tweede en derde lid de mogelijkheid om in het kader van de brandweerzorg op verzoek van gemeente(n) en derden taken uit te voeren c.q. diensten te verlenen. De daar uit voortvloeiende kosten dienen echter betaald te worden door de gemeente(n) en derden die daartoe een verzoek hebben ingediend.
Bij de uitwerking van de taken met betrekking tot geneeskundige hulpverlening bij rampen moet onder meer gedacht worden aan:
de organisatie van de civiele geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, in elk geval voor zover dat voortvloeit uit de door de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen aan de gemeenten opgedragen taken, hetwelk, met inachtneming van het terzake in artikel 8 eerste lid van deze wet gestelde, tenminste omvat het opstellen van een plan voor de geneeskundige hulpverlening, het treffen van bindende regelingen tussen betrokken instellingen, waaronder ziekenhuizen en ambulancedienst, en het doen verzorgen van de noodzakelijke opleidingen en oefeningen.
Bij de uitwerking van de taken met betrekking tot openbare gezondheidszorg gaat het onder meer om:
In de regeling wordt gesproken over de bestuurlijke bevoegdheden. Daarom treedt de voorzitter in de plaats van de burgemeester. Het opperbevel is hier niet aan de orde, omdat dit wettelijk reeds geregeld is.
Handelend in de geest van de wet dualisering gemeentebestuur ligt het voor de hand dat het algemeen bestuur wordt gevormd uit leden van het college van burgemeester en wethouders.
Het is – gelet op de taken van de HDF – wenselijk dat iedere gemeente één lid en een plaatsvervangend lid afvaardigt uit het college van burgemeester en wethouders, waarbij voorkeur uitgaat naar de burgemeester en de wethouder met de portefeuille Volksgezondheid.
Om te komen tot een evenredige invulling c.q. verdeling van de bestuurszetels in het algemeen bestuur (drie burgemeesters en drie wethouders) kunnen de drie deelgebieden in de provincie Flevoland als uitgangspunt worden genomen.
In de door het algemeen bestuur vast te stellen vergoedingsregeling wordt in ieder geval een bepaling opgenomen dat de vergoedingen jaarlijks volgens een nader te omschrijven indexering verhoogd kunnen worden.
Het algemeen bestuur kiest uit haar midden een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter en een algemeen lid. Gelet op de opmerking bij artikel 11 kan zowel een burgemeester als een wethouder gekozen worden tot voorzitter.
Voorts is uitgegaan van een algemeen lid en niet voor een “bestuurlijk secretaris”. Er is gekozen voor een ambtelijk secretaris, zijnde de algemeen directeur van de Hulpverleningsdienst. De uitwerking daarvan is geregeld in artikel 25 van deze regeling.
Het voornemen is er op gericht om voor het personeel in dienst bij de Hulpverleningsdienst Flevoland nadere voorstellen te ontwikkelen voor een rechtspositieregeling, gebaseerd op de CAR/UWO en een op de dienst gericht pakket aan secundaire en tertiaire arbeidsvoorwaarden. Het is nog onzeker of de besluitvorming over deze voorstellen voor 1 januari 2003 afgerond is.
Daarom zijn, in afwachting van genoemde besluitvorming, de bezoldigingsverordening en de overige rechtspositieregelingen van de gemeente Lelystad zoveel mogelijk van toepassing op het personeel in dienst bij de Hulpverleningsdienst Flevoland. Dit geldt vooralsnog ook voor het personeel die na 1 januari 2003 in dienst treden bij deze organisatie.
In een afzonderlijk opgesteld sociaal plan is voor de medewerkers van de RBF, die op 1 januari 2003 in dienst treden bij de Hulpverleningsdienst Flevoland, een nadere regeling getroffen voor de afwijkende arbeidsvoorwaarden. Hierin zijn de rechten en plichten nader omschreven.
In artikel 11 van de Wet rampen en zware ongevallen is onder meer aangegeven dat de burgemeester het opperbevel heeft ingevolge rampen. Voorts wordt aangegeven dat degene die de leiding heeft over de brandweer belast is met de operationele leiding.
In het model rampenplan, de rampenplannen van de gemeenten en de GRIP procedure (vanaf GRIP 3) heeft de regionale commandant de operationele leiding. Om helderheid te verschaffen over de operationele leiding en door een relatie te leggen met wetgeving en regionale / gemeentelijke plannen is in de regeling een bepaling opgenomen over de operationele leiding.
Van de zogenaamde “tenzij bepaling” in artikel 11 van de Wet rampen en zware ongevallen wordt gebruikt gemaakt, omdat alle burgemeesters deze regeling aangaan.
Daarom is in eerste lid van dit artikel aangegeven dat de Regionaal Commandant belast is met de operationele leiding, tenzij de burgemeester een andere voorziening treft. Deze laatste aanvulling geeft de burgemeester de nodige vrijheid om in een concrete situatie de lokale brandweercommandant te belasten met de operationele leiding.
In aansluiting op het tweede lid is in het derde lid van dit artikel bepaald, dat het algemeen bestuur, indien nodig en passende binnen de betreffende regelgeving, nadere besluiten kan nemen over onder meer de samenstelling, de taak, de bevoegdheden en de werkwijze van de operationele staven en sectorcommando’s.
De “kapstok” voor de wettelijke eisen aan het financieel beheer zijn voor de gemeenschappelijke regelingen gekoppeld aan:
De controle is met verwijzing naar artikel 213 geregeld in artikel 38 van de regeling.
In beide artikelen wordt aangegeven dat de raden gedurende twee maanden na ontvangst van de ontwerpen (ontwerp begroting / ontwerp jaarrekening) hun opmerkingen schriftelijk ter kennis kunnen brengen van het algemeen bestuur. Daarmee wordt voldaan aan het gestelde in de Wet gemeenschappelijke regeling. In deze wet wordt aangegeven dat genoemde ontwerpen zes weken voordat zij worden vastgesteld toegezonden worden aan de gemeenten.
In de regeling is nog geen rekening gehouden met de bijdragesystematiek van het rijk met vernieuwde maatstaven vanaf 2003, omdat deze nog niet bekend zijn.
Indien één of meer gemeenten deelname aan de regeling wensen te beëindigen, wordt daartoe een verzoek ingediend bij het algemeen bestuur van de regeling.
Het algemeen bestuur bepaalt in ieder afzonderlijk geval onder welke voorwaarden de uittreding plaatsvindt. Daarbij kan het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur afwijken van de in het derde lid genoemde termijn.