Organisatie | Dongeradeel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening Dongeradeel |
Citeertitel | Maatregelenverordening WWB Dongeradeel |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet werk en bijstand, art. 8
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-10-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2015 | art. 14a (ingetrokken), art. 7 | 11-10-2012 Nieuwe Dockumer Courant, 24oktober 2012 | 76/'12 |
01-01-2012 | 25-10-2012 | art. 14a | 22-12-2011 Nieuwe Dockumer Courant, 28 december 2011 | 90/'11 | |
22-04-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 18-02-2010 Nieuwe Dockumer Courant, 14 april 2010 | 11/'10 |
De raad der gemeente Dongeradeel
overwegende, dat de Afstemmingsverordening, c.q. Maatregelenverordening niet meer actueel is en op verschillende punten dient te worden aangepast:
door een extra artikel in de verordening op te nemen m.b.t. de doelgroep 65+ met een financiële aanvulling (WWB) op AOW;
door artikelen samen te voegen en/of tekst te verwijderen waar sprake is van doublures in de tekst;
door de maatregelen in hoogte te wijzigen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 januari 2010, no. 11/10;
gelet op het bepaalde in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en artikel 18 van de Wet werk en bijstand, artikel 147 van de Gemeentewet en de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht;
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, dan wel de uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
de gedraging meer dan een jaar voor constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Van het opleggen van een maatregel wegens een gedraging van de eerste categorie kan worden afgezien en kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van de verwijtbare gedraging bedoel in artikel 7, eerste lid, tenzij het niet nakomen van deze verplichtingen plaatsvindt binnen een periode van twee jaren, te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.
Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt met toepassing van artikel 54 van de wet een maatregel opgelegd van tien procent (10%) van de bijstandsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 17 van de wet, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, tweede lid, tien procent (10%) van de bijstand gedurende een maand.
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer een beroep moet doen op de bijstand, op de ernst van de gedragingen, mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waarin hij verkeert.
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn medewerkers, stemt het college de uitkering van belanghebbende af door de hoogte van de uitkering te verlagen. De maatregel bedraagt
Het opleggen van een maatregel laat de mogelijkheid onverlet om de door de gedraging veroorzaakte schade op de belanghebbende te verhalen.
De duur van een maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van en besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een gedraging genoemd in het eerste lid.
In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.
In afwijking van het genoemde in deze verordening is op de uitkeringsgerechtigden, die op grond van een mandaatregeling van de Sociale verzekeringsbank (SVB) een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand ontvangen, het maatregelenbeleid van de SVB van toepassing.