Organisatie | Losser |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels taaleis Participatiewet 2016 gemeente Losser |
Citeertitel | Beleidsregels taaleis Participatiewet Losser |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Artikel 7 bevat een hardheidsclausule.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-05-2016 | nieuwe regeling | 26-04-2016 Elektronisch Gemeenteblad, 06-05-2016 | Onbekend. |
Artikel 5. Niet nakomen verplichtingen
Belanghebbende wordt na uitkomst van de toets, waaruit blijkt dat hij niet of niet in voldoende mate de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst, binnen een termijn van 8 weken na het bekend worden van de uitkomst van de toets, door het college schriftelijk in kennis gesteld van het redelijk vermoeden dat belanghebbende niet of in onvoldoende mate de Nederlandse taal beheerst.
Als de uitkering van de uitkeringsgerechtigde is verlaagd op grond van artikel 18b Participatiewet en de uitkeringsgerechtigde aantoont weer voldoende inspanningen te verrichten om op het gewenste taalniveau te komen, kan het college dit zien als omstandigheden van de belanghebbende als bedoeld in artikel 18b, zevende lid, Participatiewet en de verlaging stopzetten.
De taaltrajecten voor de wet taaleis worden door de gemeente kosteloos aangeboden binnen de kaders van de Educatieve Raamovereenkomst 2016 en 2017.
Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 26 april 2016 van het college van burgemeester en wethouders van Losser
de secretaris, de burgemeester,
drs. J. van Dam Mr. Drs. M. Sijbom
De Participatiewet kent een brede arbeids- en re-integratieverplichting. Gezien het belang van de beheersing van de Nederlandse taal voor arbeidsinschakeling is ervoor gekozen om de Participatiewet uit te breiden met een taaleis. Met de Wet taaleis krijgen gemeenten de verplichting om van bijstandsgerechtigden te verlangen dat zij actief werken aan hun taalvaardigheid. Zonder Nederlands te begrijpen en te spreken is het immers veel moeilijker om aan het werk te komen en daarmee uit de bijstand te komen. Ook eenvoudige werkzaamheden vragen vaak een basiskennis van de Nederlandse taal. Voor de arbeidsparticipatie is het daarom van wezenlijk belang dat men zich in voldoende mate kan uitdrukken in de Nederlandse taal (mondeling en schriftelijk). Bovendien draagt kennis van de Nederlandse taal bij aan maatschappelijke participatie.
De taaltrajecten die de gemeente aanbiedt, zijn bedoeld als traject richting arbeidsinschakeling en daarmee in principe voor mensen met een arbeidsverplichting. Om die reden is in het kader van prioritering ook lid 3 opgenomen. Dit neemt niet weg dat de gemeente iemand die volledig ontheven is van de arbeidsverplichtingen ook kan ondersteunen bij het halen van een bepaald taalniveau. Hiervoor zijn echter ook andere manieren dan het genoemde taaltraject mogelijk.
De handreiking Wet Taaleis biedt de mogelijkheid om in een onderzoeksplan aan te geven welke groepen uit het zittende bestand eerst en welke groepen later worden gescreend voor de taaleis. Prioritering biedt de mogelijkheid om gericht actie te ondernemen naar groepen die baat hebben bij het leveren van een taalinspanning. Tevens kan de prioriteitstelling ingezet worden om binnen de ruimte van het educatiebudget taaltoetsen en taaltrajecten aan te bieden.
Als een uitkeringsgerechtigde bij de aanvraag van de uitkering niet kan bewijzen dat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst, neemt het college binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag een taaltoets af.
Het is niet de bedoeling van de wetgever dat een uitkeringsgerechtigde op basis van de Wet inburgering én op basis van de Wet taaleis twee afzonderlijke taaltrajecten doorloopt. Daarom beschouwt het college een taaltraject in het kader van de Wet inburgering, als voldoende inspanning van de uitkeringsgerechtigde, zoals bedoeld in de taaleis van de Participatiewet (Wet taaleis). Wel monitort het college de voortgang die de uitkeringsgerechtigde maakt. De taaltoets kan hiertoe als nulmeting dienen.
Als de uitkeringsgerechtigde niet voldoet aan de voortgang die van hem verwacht mag worden, dan kan dit leiden tot een verlaging van de uitkering op grond van artikel 18b Participatiewet.
De toets die het college laat afnemen door het ROC om te beoordelen of de vaardigheden in de Nederlandse taal voldoende door de betrokkene beheerst worden, voldoet aan de regels die in het Besluit taaltoets Participatiewet zijn vastgelegd. Voor de niet-inburgeraars worden de afspraken over het taaltraject in een taalplan opgenomen, inclusief de redelijke en reële termijn waarin de verbetering van de Nederlandse taal dient plaats te vinden.
Artikel 5. Niet nakomen verplichtingen
Als de uitkomst van de toets onvoldoende is, moet het college de uitkeringsgerechtigde binnen 8 weken na de uitkomst van de toets, schriftelijk op de hoogte brengen van het redelijk vermoeden dat de uitkeringsgerechtigde niet of niet in voldoende mate de Nederlandse taal beheerst. Vanaf deze schriftelijke kennisgeving vindt in beginsel de verlaging van de uitkering plaats, tenzij de uitkeringsgerechtigde zich bereid verklaart binnen een maand vanaf de kennisgeving, te starten met een taaltraject, of elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Bij de beoordeling of de verwijtbaarheid volledig ontbreekt als bedoeld in artikel 18b, zesde lid, Participatiewet, kunnen in ieder geval de volgende omstandigheden mee spelen:
- de uitkeringsgerechtigde is ontheven of vrijgesteld voor zijn inburgeringsplicht en deze omstandigheden zijn nog onverkort van toepassing;
- de uitkeringsgerechtigde heeft ondanks voldoende inspanningen, (nog) niet het vereiste taalniveau bereikt;
- de uitkeringsgerechtigde was vanwege persoonlijke omstandigheden niet in staat om te voldoen aan de inspanningsverplichting.
De kaders betreffen de financiële kaders, maar ook de inhoudelijke kaders van het raamcontract Educatie (dus we gaan niet alleen voor A2/1F, maar naar 2F eventueel in combinatie met beroepsopleidingen).