Organisatie | Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Indicatieprotocol Hulp bij Huishouden gemeente Krimpenerwaard 2015 |
Citeertitel | Indicatieprotocol HBH Krimpenerwaard |
Vastgesteld door | College van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | regelgeving wmo |
n.v.t.
n.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-05-2016 | Nieuwe regeling | 29-03-2016 | 16-0017644 |
Wanneer er sprake is van een langdurig disfunctioneren van het huishouden kan hulp bij het huishouden als maatwerkvoorziening worden ingezet binnen de Wmo. Dit kan gedeeltelijke of volledige overname zijn van huishoudelijke taken. Oorzaken van dit disfunctioneren zijn een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem. Het resultaat is een gestructureerd huishouden.
Hulp bij het huishouden richt zich op de volgende onderdelen:
Voor het verstrekken van de voorziening worden, conform de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Krimpenerwaard 2015 en de nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Krimpenerwaard 2015, de volgende zaken onderzocht:
Is er sprake van aantoonbare beperkingen op grond van een aandoening, beperking, handicap, chronische psychische of psychosociale probleem?
Vaststelling vindt plaats op objectieve wijze en kan ondersteund worden door een medische beoordeling. Voor bepaalde aandoeningen waarbij behandelmogelijkheden zijn, kan de inzet van hulp bij het huishouden anti-revaliderend werken. Dit moet worden vastgesteld door de medische adviseur. Echter, hulp bij het huishouden kan wél ingezet worden tijdens een behandeling en/of revalidatie als de verwachting is dat de behandeling lang dan zes maanden duurt.
Zijn er voorliggende voorzieningen?
Indien er sprake is van wettelijk voorliggende, algemene of algemeen gebruikelijke voorzieningen, dan is er geen recht op een individuele voorziening in het kader van de Wmo. Inzet van particuliere huishoudelijke hulp geldt als voorliggende voorziening, tenzij er in de financiële situatie van de aanvrager iets is veranderd (bijvoorbeeld verlies van baan ten gevolge van beperking) waardoor de aanwezige particuliere huishoudelijke hulp niet gecontinueerd kan worden. Enkel dan kan aanspraak worden gemaakt op de voorziening hulp bij het huishouden. Ook wanneer de particuliere hulp stopt om welke reden dan ook, en de hulpvraag blijft bestaan, kan er geen aanspraak worden gemaakt op de voorziening hulp bij het huishouden. De particuliere hulp wordt dan als voorliggend gezien. Immers, er is geen sprake van meerkosten.
De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verplicht de gemeente te onderzoeken of burgers met gebruikelijke hulp hun zelfredzaamheid kunnen verbeteren. De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 omschrijft gebruikelijke hulp als: "hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten". De wet omschrijft niet wat de algemeen aanvaarde opvattingen zijn. De gemeente Krimpenerwaard heeft deze normen in dit hoofdstuk omschreven.
Als tot de leefeenheid, waar de cliënt deel van uit maakt, één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten is er geen aanspraak op hulp bij het huishouden. Deze restrictie heet gebruikelijke hulp, hetgeen wil zeggen dat huisgenoten worden geacht elkaar ondersteuning te bieden, omdat zij als leefeenheid een gemeenschappelijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.
Het principe van gebruikelijke hulp heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt géén onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, de wijze van inkomensverwerving, drukke werkzaamheden/lange werkweken of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken.
Redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot een aanspraak. In die situaties kan in 2015 en 2016 gebruik worden gemaakt van de Huishoudelijke Hulp Toelage voor het aanleren hiervan.
Definitie huisgenoot: "Ieder persoon met wie de zorgvrager duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voert".
Definitie leefeenheid: "Alle bewoners van één adres die een gemeenschappelijk duurzaam huishouden voeren". Hierbij worden ook inbegrepen de ongehuwd samenwonenden en andere volwassenen die met elkaar en/ of met kinderen samenwonen.
Definitie duurzaam huishouden: "Alle huisgenoten met een gezamenlijke huisvesting, die samen bijdragen in de kosten van huishouding dan wel het op een andere wijze in elkaars verzorging voorzien".
3.2 GEBRUIKELIJKE HULP DOOR (JONGE) HUISGENOTEN
Gebruikelijke hulp houdt in dat er zowel van volwassenen als jonge huisgenoten een bijdrage wordt verlangd in het huishouden. Hierbij dient echter wel rekening te worden gehouden met de ontwikkelingsfase van kinderen. Voor gezonde jonge huisgenoten geldt:
» Huisgenoten tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan het huishouden
» Huisgenoten van 5 tot en met 12 jaar worden naar eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden (bv. opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/ afdrogen, een boodschap doen en kleding in de wasmand gooien)
» Huisgenoten van 13 tot en met 17 jaar kunnen helpen bij lichte huishoudelijke werkzaamheden (bv. opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen, kleding in de wasmand gooien) en hun eigen kamer op orde houden (rommel opruimen, stofzuigen en bed verschonen)
» Huisgenoten van 18 tot en met 22 jaar kunnen een eenpersoonshuishouden voeren. Dit wil zeggen; 2 uur uitstelbare taken en 3 uur niet uitstelbare taken per week. Onder uitstelbare taken wordt verstaan; boodschappen doen, zwaar huishoudelijk werk en wasverzorging. Onder niet-uitstelbare taken wordt verstaan; maaltijden verzorgen, licht huishoudelijk werk, gezonde kinderen opvangen/verzorgen en dagelijkse organisatie van het huishouden voeren
» Huisgenoten vanaf 23 jaar kunnen de huishoudelijke taken volledig overnemen wanneer de cliënt uitvalt.
Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Zij dienen te zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, het zorgen voor hun geestelijke en lichamelijke welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid als ook zorg bij kortdurende ziekte. De hoeveelheid zorg is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind (zie onderstaande opsomming). Bij uitval van één van de ouders dient de andere ouder de zorg voor de kinderen over te nemen. Waarbij van hen wordt verwacht dat zij maximaal zoeken naar eigen oplossingen: zorgverlof, mantelzorg en andere voorliggende voorzieningen. De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of beëindigen van de relatie, maar er dient wel rekening gehouden te worden met de eventueel door de rechtbank vastgelegde afspraken. Zorgplicht voor gezonde kinderen:
» Kinderen van 0 tot en met 4 jaar:
» Kinderen van 5 tot en met 11 jaar:
» Kinderen van 12 tot en met 17 jaar:
3.4 UITZONDERINGEN BIJ BIJZONDERE TYPEN LEEFSITUATIES
Bij een aantal typen leefsituaties wordt anders omgegaan met het begrip duurzaam huishouden, waardoor er mogelijk geen/beperkt sprake zal zijn van gebruikelijke hulp:
Als een cliënt een kamer verhuurt aan een derde wordt de huurder niet tot de leefeenheid gerekend. De huurder wordt in staat geacht de gehuurde ruimte(n) schoon te houden en een evenredige bijdrage te leveren aan gezamenlijke ruimten. In de berekening van de omvang van de hulp wordt het schoonmaken van gehuurde ruimte(n) dus niet meegerekend.
Denk hierbij aan Thomashuizen of het "op kamers wonen". Een cliënt woont zelfstandig, met meerdere mensen in één huis zonder hiermee een leefeenheid te vormen. Met andere woorden; de cliënt vormt geen duurzaam huishouden met de huisgenoten. In dergelijke situaties heeft men in ieder geval wel een eigen woon/slaapkamer en de overige ruimten worden in meer of mindere mate gemeenschappelijk gebruikt. In de berekening van deomvang van hulp wordt het schoonmaken van de eigen woonruimte(n) en slechts een evenredig deel van de gemeenschappelijke ruimten meegerekend.
» Leef- en woongemeenschappen:
Een cliënt woont zelfstandig met meerdere mensen in één gebouw én vormt hiermee wel een leefeenheid. Met andere woorden; cliënt vormt een duurzaam huishouden met de huisgenoten. Vrijwel alle leefgemeenschappen kennen een of meer gezamenlijke bindende factoren, meestal met een religieuze of spirituele inhoud. Een voorbeeld hier van zijn kloostergemeenschappen waarbij er sprake is van een leefeenheid, maar de taakverdeling zich niet leent voor overname. In die situaties kan een cliënt hulp krijgen voor het schoonmaken van de eigen kamer en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten die vallen binnen het niveau van de sociale woningbouw. Bibliotheken, gebedsruimten etc. vallen buiten het niveau van de sociale woningbouw en behoren daardoor tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap.
3.5 UITZONDERINGEN VOOR GEBRUIKELIJKE HULP
In een aantal situaties waarbij er sprake is van een duurzaam huishouden mag er worden afgeweken van het principe van gebruikelijke hulp:
» Medisch geobjectiveerde aandoening:
Als uit objectief onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem, waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden, is gebruikelijke hulp niet van toepassing.
» Ouderen met een hoge leeftijd:
Indien een huisgenoot een dusdanig hoge leeftijd heeft bereikt dat het aanleren van nieuwe taken redelijkerwijs niet meer kan worden verwacht, kan dit leiden tot overname van de zware huishoudelijke taken die anders tot de gebruikelijke hulp zouden worden gerekend.
» Fysieke afwezigheid in verband met werk:
Er wordt geen rekening gehouden met drukke werkzaamheden, lange werkweken of veel reistijd. Over het algemeen kan alleen rekening worden gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Dit is bijvoorbeeld bij internationaal vrachtwagenchauffeurs, medewerkers in de off-shore of mariniers. Het gaat namelijk te ver deze mensen te dwingen een andere baan of functie te zoeken.
De afwezigheid dient echter wel te voldoen aan de volgende kenmerken:
5.3 Eventueel behorend bij licht huishoudelijk werk: De afwas doen
Strijken van de bovenkleding is opgenomen in de normtijd. Extra tijd voor strijken van onderkleding en/of beddengoed is alleen mogelijk indien dit medisch noodzakelijk is. Er wordt vanuit gegaan dat extrawas als gevolg van bedlegerigheid, extra bewassing etc. niet leidt tot meer strijkwerk. Cliënt heeft ookeen verantwoordelijkheid in het aanschaffen van kleding die niet of nauwelijks gestreken hoeft teworden.
5.6 Boodschappen voor het dagelijkse leven doen
5.7 Bereiding broodmaaltijd/ warme maaltijd
5.8 Dagelijkse organisatie van het huishouden (HH3)
6. AFBAKENING HULP BIJ HET HUISHOUDEN EN BEGELEIDNG
Hulp bij het huishouden gaat om het overnemen van huishoudelijke taken, al dan niet incombinatie met het overnemen van de organisatie van dezetaken". Wanneer de aanvragerdeze huishoudelijke hulp wel zelf kanuitvoeren, maar iemand anders moet toezien/stimulerenen de hulpverlener moet tijdens het uitvoeren van deze huishoudelijke taken aanwezig zijn,dan behoort deze ondersteuning tot hulp bij het huishouden. Dit geldt ook wanneer deaanvrager deze huishoudelijke taken soms wel of soms niet zelf kan uitvoeren.
In het geval de hulp bij de regie/structuur van het huishouden zich richt op het plannen,stimuleren en voorbespreken van deze huishoudelijke taken, waarna de aanvrager die takendan zelf uitvoert, dan kan deze hulp een aanspraakzijn op begeleiding. De aanvrager zal in demeeste gevallen beperkingen hebben op meerdere levensgebieden.
7. AFBAKENING HULP BIJ HET HUISHOUDEN EN EEN WLZ INDICATIE (ZZP)
Cliënten die zorg middels een indicatie voor verblijfszorg ontvangen op grond van de Wetlangdurige zorg (Wlz) hebben een aantal keuzes om deze zorg te verzilveren. Afhankelijk vandeze keuze valt de hulp bij het huishouden óf onder de Wmo óf onder de Wlz. Schematisch zijnde volgende mogelijkheden aanwezig:
De client woont niet in een instelling maar ontvangt wel de zorg van een instelling. Deze wordtdan bij hem thuis geleverd.
Cliënt wil met een Wlz indicatie niet naar een intramurale voorziening, maar kiest ervoorlangdurig thuis te blijven wonen en de zorg door een zorgaanbieder thuis in te laten zetten.
Het VPT bevat ook huishoudelijke hulp en derhalve wordt de hulp bij het huishoudengefinancierd vanuit de Wlz. Het zorgkantoor weet of de cliënt een Volledig Pakket Thuis heeft.
Cliënt wil met een Wlz indicatie niet naar een intramurale voorziening, maar kiest ervoorlangdurig thuis te blijven wonen en de zorg deels door een instelling te laten leveren en deelszorg in te kopen met een pgb (voorheen omzetting in functies en klassen). Hulp bij hethuishouden zit hier niet in. Er kan aanspraak zijn op hulp bij huishouden op grond van deWmo.
Cliënt wil met het Wlz indicatie naar een intramurale voorziening (verblijfssetting), maar komtop een wachtlijst te staan. Cliënt zal dan thuis overbruggingszorg ontvangen totdat het verblijfwordt verzilverd. Omdat de cliënt nog niet opgenomen is, is er sprake is vanoverbruggingszorg tot aan opname, en wordt in 2015 de hulp bij het huishouden gefinancierdvanuit de Wmo.