Regeling met betrekking tot het verweerrecht van ambtenaren

Het college van burgemeester en wethouders en de desbetreffende ambtenaar c.q. ambtenaren zijn verplicht te trachten in onderling overleg tot een oplossing van gerezen problemen, daaronder begrepen een eventueel te volgen procedure, te komen.

Ingeval het overleg bedoeld in artikel 1 naar het oordeel van de ambtenaar niet tot een bevredigende oplossing heeft geleid, is de ambtenaar, eerst 14 dagen nadat hij tot dit oordeel is gekomen, bevoegd gebruik te maken van het recht verweer te voeren, behoudens in geval zijns inziens een zeer snelle uitoefening van het verweerrecht gewenst is, in welk geval de ambtenaar meteen bevoegd is van zijn recht tot het voeren van verweer gebruik te maken.

De ambtenaar heeft het recht zijn verweer te voeren in een openbare vergadering van de raadscommissie, die het meest bij de aard van de zaak betrokken is.

De ambtenaar, die de wens te kennen heeft gegeven gebruik te willen maken van zijn recht tot het voeren van verweer, ontvangt schriftelijk een uitnodiging te verschijnen in de eerstvolgende vergadering van de in het vorige artikel bedoelde commissie.

De commissie spreekt, nadat de ambtenaar zijn verweerrecht heeft gevoerd, uit of het college van burgemeester en wethouders al dan niet de goede naam van de ambtenaar heeft beschermd. De ambtenaar ontvangt hiervan schriftelijk mededeling.

Deze regeling treedt in werking op 1 mei 1981.