Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Geertruidenberg

Sanctiebeleid gemeente Geertruidenberg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGeertruidenberg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSanctiebeleid gemeente Geertruidenberg
CiteertitelSanctiebeleid gemeente Geertruidenberg
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. De landelijke kwaliteitscriteria voor de professionalisering van de handhaving
  2. Opiumwet, art. 13b
  3. Wet wapens en munitie

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-01-2014Nieuwe regeling

26-09-2013

De Langstraat, 23 januari 2014

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Sanctiebeleid gemeente Geertruidenberg

Nummer  

 

De raad van de gemeente Geertruidenberg;

 

gelezen het voorstel van het college van;

13 augustus 2013

 

gelet op ;

de landelijke kwaliteitscriteria voor de professionalisering van de handhaving evenals artikel 13b van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie,

 

gezien ;

het voorgelegde “Sanctiebeleid gemeente Geertruidenberg”.

 

besluit:

De raad besluit:

Het sanctiebeleid gemeente Geertruidenberg vaststellen.

 

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 26 september 2013,

 

De raad van Geertruidenberg,

de griffier,

drs. K.M.C. Millenaar-Rammelaere  

 

de voorzitter,

drs. W. van Hees

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 .................... 4

Inleiding

 

Hoofdstuk 2 .................... 6

Opbouw en uitgangspunten

 

Hoofdstuk 3 .................... 8

Sanctiebeleid taakveld milieu

 

Hoofdstuk 4 .................... 10

Sanctiebeleid taakveld brandweer

 

Hoofdstuk 5 .................... 12

Sanctiebeleid taakveld ruimtelijke ordening (bouwen en wonen)

 

Hoofdstuk 6 .................... 14

Sanctiebeleid APV en bijzondere wetten

 

Hoofdstuk 7 .................... 16

Sanctiebeleid artikel 13b Opiumwet

 

Hoofdstuk 8 .................... 26

Sanctiebeleid Wet Wapens en Munitie

 

Hoofdstuk 9 .................... 28

Sanctiebeleid Drank- en Horecawet

(gereserveerd)

 

Bijlage A .................... 29

Begrippenlijst

 

Bijlage B .................... 31

Toelichting

 

Bijlage C .................... 34

Toelichting artikel 13b Opiumwet

 

Bijlage D .................... 36

Wrakingsbrief 1 (specifiek)

 

Bijlage E .................... 37

Wrakingsbrief 2 (algemeen)

Hoofdstuk 1 Inleiding

Om te voldoen aan de landelijke kwaliteitscriteria voor de professionalisering van de handhaving dient de gemeente Geertruidenberg een sanctiebeleid op te stellen voor het toezicht op alle taakvelden.

De navolgende taakvelden kunnen worden onderscheiden:

  • Het taakveld milieu ► kleurspoor grijs

  • Het taakveld brandweer ► kleurspoor paars

  • Het taakveld ruimtelijke ordening (bouwen en wonen) ► kleurspoor rood

  • Het taakveld APV en bijzondere wetten ► kleurspoor paars

 

Dit sanctiebeleid is gericht op het rode, grijze, en paarse kleurspoor. Er is wel afstemming met het blauwe, bruine en het groene kleurspoor.

 

Daarnaast is in dit sanctiedocument een afzonderlijk sanctiebeleid opgesteld voor overtredingen van de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie.

 

In het sanctiedocument staan de volgende aandachtspunten centraal:

  • Uniforme en effectieve aanpak;

  • Geschiktheid (voor specifieke situaties per taakveldveld);

  • Gedogen (expliciet en alleen in uitzonderingsgevallen en mits beperkt in omvang en/of tijd).

 

Uniforme en effectieve aanpak

De uniformiteit bestaat eruit dat binnen de gemeente Geertruidenberg eenzelfde beleid wordt gehanteerd bij de aanpak van soortgelijke overtredingen. De effectiviteit bestaat eruit dat slechts een beperkt aantal stappen in een handhavingstraject worden gezet (afhankelijk van het soort overtreding).

 

Geschiktheid voor specifieke situaties per beleidsveld

Doordat per taakveld een afzonderlijk sanctiebeleid is opgesteld, kan dit sanctiedocument worden toegepast op alle taakvelden.

 

Gedogen: expliciet en alleen in uitzonderingsgevallen en mits beperkt in omvang en/of tijd

Onder gedogen wordt verstaan: het bestuur dat bevoegd is tot handhaving ziet willens en wetens af van optreden tegen een overtreding. Alleen in uitzonderingsgevallen kan gedogen aanvaardbaar of zelfs geboden zijn. Gewaarborgd dient te zijn, dat van de bevoegdheid tot gedogen een terughoudend, zorgvuldig en verantwoord gebruik wordt gemaakt en dat gedogen beperkt blijft tot uitzonderingsgevallen.

 

Daarnaast is er een aantal eisen waaraan een sanctiebeleid moet voldoen.

Een sanctiebeleid moet:

  • 1.

    effectief zijn; dat wil zeggen dat de reactie op een overtreding evenredig moet zijn aan de ernst van de inbreuk op de gestelde norm en voorts te zijn afgestemd op de urgentie van beschermende of herstellende maatregelen;

  • 2.

    efficiënt zijn; dat wil zeggen dat met de gekozen weg(en) op de meest doelmatige wijze het beoogde resultaat moet worden bereikt;

  • 3.

    leiden tot een consequente en stelselmatige uitvoeringspraktijk. Overtredingen mogen niet onbelemmerd worden gelaten en dienen te leiden tot een passende en eenduidige reactie van de overheid. Vergelijkbare gevallen moeten vergelijkbaar worden behandeld;

  • 4.

    leiden tot een op elkaar afgestemd bestuursrechtelijk – strafrechtelijk optreden tegen overtreding van de gestelde normen op alle taakvelden;

  • 5.

    leiden tot een stringentere reactie bij voortduring van de overtreding.

Hoofdstuk 2 Opbouw en uitgangspunten

De basis van dit beleid wordt gevormd door een stappenplan. Op basis van een aantal stappen wordt hierin bepaald welke sanctie wordt toegepast, en welke vervolgstappen volgen als deze sanctie niet tot het gewenste resultaat leidt.

 

Voor het opstellen van dit sanctiebeleid is uitgegaan van het volgende uitgangspunt:

  • Het sanctiebeleid is een beslissingsondersteunend model. Dit betekent dat het sanctiebeleid de handhaver stuurt in het proces om te komen tot een besluit over de wijze waarop in principe op een overtreding gereageerd moet worden. Door iedere handhaver dezelfde stappen te laten volgen, komt er meer uniformiteit in de uiteindelijke besluitvorming.

 

Dat betekent niet dat er volledige uniformiteit ontstaat; gemotiveerd afwijken is toegestaan.

 

Indeling in categorieën

Het sanctiebeleid is opgesteld aan de hand van een indeling in categorieën. Er zijn vier categorieën overtredingen waarbij de sanctiezwaarte van de overtredingen oplopend zijn weergegeven.

Een schematische weergave van indeling in categorieën ziet er als volgt uit:

Aan de indeling in categorieën zijn de volgende begrippen gekoppeld:

Overtreding categorie I overlast

Overtreding categorie II hinder

Overtreding categorie III ernstige hinder

Overtreding categorie IV onduldbare hinder

 

Bedragen

Aan de indeling in categorieën zijn vervolgens bedragen verbonden:

Categorie IV €2500,-

Categorie III €1500,-

Categorie II €1000,-

Categorie I €500,-

 

Bovenstaande bedragen worden als minimumbedragen aangemerkt. De minimumbedragen kunnen worden opgelegd per overtreding, maar ook per tijdseenheid en dat is afhankelijk van de situatie.

Deze bedragen kunnen worden gezien als een basisbedrag en dit kan eventueel worden aangevuld met het financiële voordeel dat door het overtreden behaald kan worden. Ook de bedrijfsomvang kan leiden tot een extra verhoging van het minimum bedrag. Met bedrijfsomvang wordt bedoeld dat onderscheid wordt gemaakt tussen een eenmanszaak en een grote onderneming, oftewel draagkracht.

 

Recidive

Recidive is een criterium om de ernst van de overtreding te bepalen. In het bestuursrecht is van recidive sprake als in de vijf jaar ervoor een sanctiebeschikking tegen de overtreder is genomen.

In geval van recidive wordt het maximum van een eerder opgelegde sanctie met 50% verhoogd. Dit houdt concreet in dat als de eerste dwangsom op maximaal €8.000,- is vastgesteld, bij recidive een dwangsom van €12.000,- wordt opgelegd.

 

Wrakingsbrief

Het kan voorkomen dat een overtreding wordt geconstateerd waarbij op basis van prioritering niet direct actie wordt ondernomen(bijvoorbeeld door gebrek aan beschikbare capaciteit). In dit geval is het gewenst dat een wrakingsbrief wordt verstuurd aan de overtreder. Hierin wordt de overtreder in kennis gesteld van de overtreding waarbij hij op zijn eigen verantwoordelijkheid wordt gewezen om de overtreding ongedaan te maken. In deze brief moet worden vermeld, dat binnen afzienbare tijd gestart zal worden met een handhavingsactie, maar dat de uitvoering daarvan nog enige tijd op zich zal laten wachten. Als gevolg van het versturen van een wrakingsbrief zal volgens de jurisprudentie de mogelijkheid om tegen de overtreding op te treden, niet verjaren.

Hoofdstuk 3 Sanctiebeleid taakveld milieu

Het sanctiebeleid neemt als beginpunt het moment waarop door een toezichthouder een overtreding wordt geconstateerd. De voorkomende handhavingssituaties zijn erg divers, waardoor in het stappenschema onderscheid is aangebracht in diverse situaties.

Dit stappenschema is van toepassing op alle handhavingstaken van de gemeente Geertruidenberg binnen het taakveld milieu.

 

Categorie IV

  • -

    Spoedeisend / directe milieuschade

  • -

    Situatie waarbij sprake is van onduldbare hinder

 

Categorie III

  • -

    Spoedeisend / geen directe milieuschade

  • -

    Overtredingen die duiden op grove nalatigheid, een calculerende en/of malafide instelling van de overtreder

  • -

    Situatie waarbij sprake is van ernstige hinder

 

Categorie II

  • -

    Niet spoedeisend / geen directe milieuschade

  • -

    Situatie waarbij sprake is van hinder

 

Categorie I

  • -

    Niet spoedeisend / geen directe milieuschade

  • -

    Situatie waarbij sprake is van overlast

 

 

 

Toelichting categorie IV:

IV -> Overtreding op het taakveld milieu waarbij sprake is van directe milieuschade en spoedeisend ingrijpen noodzakelijk is

  • a.

    Direct opleggen van een last onder dwangsom, dan wel bestuursdwang toepassen (spoedshalve bestuursdwang);

  • b.

    ten uitvoer legging van de sanctie.

 

 

 

Toelichting categorie III:

III -> Overtreding op het taakveld milieu waarbij spoedeisend optreden niet noodzakelijk is (geen directe milieuschade), maar er moet wel op korte termijn worden ingegrepen.

  • a.

    een last onder dwangsom opleggen dan wel bestuursdwang toepassen met een korte begunstigingstermijn;

  • b.

    ten uitvoer legging van de sanctie.

 

 

 

Toelichting categorie II:

II -> Overtreding op het taakveld milieu waarbij niet direct moet worden opgetreden, maar wel op termijn

  • a.

    het versturen van een bestuurlijke waarschuwingsbrief met termijnstelling;

  • b.

    een last onder dwangsom opleggen met een langere begunstigingstermijn;

  • c.

    ten uitvoer legging van de sanctie.*

 

* Heeft inning van de dwangsom plaatsgevonden en heeft het opleggen van een last onder dwangsom geen effect gehad, dan kan alsnog worden overgegaan tot het toepassen van bestuursdwang.

 

 

 

Toelichting categorie I:

I -> Overtreding op het taakveld milieu zonder de noodzaak dat direct moet worden ingegrepen

  • a.

    het versturen van een toezichtbrief met termijnstelling gericht op het doen naleven van de voorschriften;

  • b.

    het versturen van een bestuurlijke waarschuwingsbrief met termijnstelling;

  • c.

    een last onder dwangsom opleggen met een langere begunstigingstermijn ingeval van voortduring overtreding;

  • d.

    ten uitvoer legging van de sanctie.*

 

* Heeft inning van de dwangsom plaatsgevonden en heeft het opleggen van een last onder dwangsom geen effect gehad, dan kan alsnog worden overgegaan tot het toepassen van bestuursdwang.

Hoofdstuk 4 Sanctiebeleid taakveld brandweer

Het sanctiebeleid neemt als beginpunt het moment waarop door een toezichthouder een overtreding wordt geconstateerd. De voorkomende handhavingssituaties zijn erg divers, waardoor in het stappenschema onderscheid is aangebracht in diverse situaties.

Dit stappenschema is van toepassing op alle handhavingstaken van de gemeente Geertruidenberg binnen het taakveld brandweer.

 

Categorie IV

  • -

    Spoedeisend, groot risico voor gevaar

  • -

    Situatie waarbij sprake is van onduldbare hinder

 

Categorie III

  • -

    Spoedeisend, boven gemiddeld risico voor gevaar

  • -

    Situatie waarbij sprake is van ernstige hinder

 

Categorie II

  • -

    Niet-spoedeisend, geen direct groot risico voor gevaar

  • -

    Situatie waarbij sprake is van hinder

 

Categorie I

  • -

    Geen enkele spoedeisendheid, klein risico voor gevaar

  • -

    Situatie waarbij sprake is van overlast

 

 

 

Toelichting categorie IV:

IV -> Er is sprake van een zeer grote overtreding. Er is een groot risico voor gevaar en er moet direct worden opgetreden.

  • a.

    In dit geval wordt direct:

    - het recht tot gebruik beperkt en tot sluiting overgegaan;

    - een last onder dwangsom opgelegd dan wel bestuursdwang toegepast zonder dan wel met zeer korte termijn, tenzij sprake is van een situatie van overmacht of een calamiteit;

  • b.

    Het ten uitvoerleggen van de sanctie.

 

 

 

Toelichting categorie III:

III  Er is sprake van een grote overtreding. Er is een boven gemiddeld risico voor gevaar en er moet direct aan de voorschriften worden voldaan.

  • a.

    Het recht tot gebruik kan worden beperkt;

  • b.

    Het versturen van een handhavingsbeschikking met hierin opgenomen een relatief korte begunstigingstermijn (afhankelijk van de situatie);

  • c.

    Het ten uitvoerleggen van de sanctie.

 

 

 

Toelichting categorie II:

II -> Er is sprake van een overtreding. Er is geen direct groot risico voor gevaar maar op korte termijn moet aan de voorschriften worden voldaan.

  • a.

    Het versturen van een vooraankondiging tot bestuursrechtelijk optreden met termijnstelling;

  • b.

    Bij het in gebreke blijven wordt een bestuurlijke sanctie opgelegd in de vorm van een dwangsom of bestuursdwang;

  • c.

    De sanctie wordt ten uitvoer gelegd.

 

 

 

Toelichting categorie I:

I -> Er is sprake van een kleine overtreding, er is geen direct risico voor gevaar maar op termijn moet aan de voorschriften worden voldaan.

  • a.

    Het versturen van een schriftelijke waarschuwing;

  • b.

    Het versturen van een vooraankondiging tot bestuursrechtelijk optreden met termijnstelling;

  • c.

    Bij het in gebreke blijven wordt een bestuurlijke sanctie opgelegd in de vorm van een dwangsom of bestuursdwang, tevens wordt dan een proces-verbaal opgemaakt;

  • d.

    De sanctie wordt ten uitvoer gelegd.

Hoofdstuk 5 Sanctiebeleid taakveld ruimtelijke ordening (bouwen en wonen)

Het sanctiebeleid neemt als beginpunt het moment waarop door een toezichthouder een overtreding wordt geconstateerd. Met een overtreding wordt zowel bedoeld het gebruik in strijd met het bestemmingsplan, het niet voldoen aan de bouwvoorschriften en het zonder vergunning oprichten van een bouwwerk.

De voorkomende handhavingssituaties zijn erg divers, waardoor in het stappenschema onderscheid is aangebracht in diverse situaties.

Het stappenplan is van toepassing op alle handhavingstaken van de gemeente Geertruidenberg binnen het taakveld ruimtelijke ordening.

 

Categorie IV

  • -

    Spoedeisend, directe schade

  • -

    Situatie waarbij sprake is van onduldbare hinder

 

Categorie III

  • -

    Spoedeisend, geen directe schade

  • -

    Overtredingen die duiden op grove nalatigheid, een calculerende en/of malafide instelling

  • -

    Situatie waarbij sprake is van ernstige hinder

 

Categorie II

  • -

    Niet-spoedeisend

  • -

    Situatie waarbij sprake is van hinder

 

Categorie I

  • -

    Niet-spoedeisend

  • -

    Situatie waarbij sprake is van overlast

 

 

 

Toelichting categorie IV:

IV -> Overtreding op het taakveld Bouwen en Wonen dat absoluut niet getolereerd kan worden en waarbij direct moet worden ingegrepen.

  • a.

    In dit geval wordt direct:

    - de betreffende bouwactiviteit stilgelegd;

    - een last onder dwangsom opgelegd, dan wel bestuursdwang toegepast (spoedshalve bestuursdwang);

  • b.

    ten uitvoer legging van de sanctie.

 

 

 

Toelichting categorie III:

III -> Overtreding op het taakveld Bouwen en Wonen waarbij spoedeisend optreden niet noodzakelijk is, maar wel op korte termijn moet worden ingegrepen.

  • a.

    het versturen van een bestuurlijke waarschuwing met termijnstelling;

  • b.

    een last onder dwangsom opleggen dan wel bestuursdwang toepassen met een korte begunstigingstermijn;

  • c.

    ten uitvoer legging van de sanctie.

 

 

 

Toelichting categorie II:

II -> Overtreding op het taakveld Bouwen en Wonen waarbij niet direct moet worden ingegrepen, maar wel op termijn

  • a.

    het versturen van een bestuurlijke waarschuwing met termijnstelling;

  • b.

    een last onder dwangsom opleggen met een langere begunstigingstermijn;

  • c.

    ten uitvoer legging van de sanctie.*

 

* Heeft inning van de dwangsom plaatsgevonden en heeft het opleggen van een last onder dwangsom geen effect gehad, dan kan alsnog worden overgegaan tot het toepassen van bestuursdwang.

 

 

 

Toelichting categorie I:

I -> Overtreding op het taakveld Bouwen en Wonen zonder de noodzaak dat direct Moet worden ingegrepen.

  • a.

    het versturen van een toezichtbrief met termijnstelling;

  • b.

    het versturen van een bestuurlijke waarschuwing met termijnstelling;

  • c.

    een last onder dwangsom opleggen met een langere begunstigingstermijn;

  • d.

    ten uitvoer legging van de sanctie.*

 

* Heeft inning van de dwangsom plaatsgevonden en heeft het opleggen van een last onder dwangsom geen effect gehad, dan kan alsnog worden overgegaan tot het toepassen van bestuursdwang.

Hoofdstuk 6 Sanctiebeleid taakveld APV en bijzondere wetten

Het sanctiebeleid neemt als beginpunt het moment waarop door een toezichthouder een overtreding wordt geconstateerd. De voorkomende handhavingssituaties zijn erg divers, waardoor in het stappenschema onderscheid is aangebracht in diverse situaties. Opgemerkt moet worden dat de politie bij de sanctionering van bovengenoemde normen een eigen taak en sanctiemiddelen heeft, gebaseerd op strafrechtelijke bevoegdheden. Politie en gemeente zullen in veel gevallen gecoördineerd optreden.

Het stappenplan is van toepassing op alle handhavingstaken van de gemeente Geertruidenberg binnen het taakveld APV en bijzondere wetten

 

Categorie IV

  • -

    Spoedeisend, directe schade

  • -

    Situatie waarbij sprake is van onduldbare hinder

 

Categorie III

  • -

    Spoedeisend, geen-directe schade

  • -

    Situatie waarbij sprake is van ernstige hinder

 

Categorie II

  • -

    Niet-spoedeisend, wel (grove) nalatigheid en/of recidive

  • -

    Situatie waarbij sprake is van hinder

 

Categorie I

  • -

    Geen enkele spoedeisendheid, ook geen (grove) nalatigheid of recidive

  • -

    Situatie waarbij sprake is van overlast

 

 

 

Toelichting categorie IV:

IV -> Overtredingen die absoluut niet kunnen worden getolereerd, waardoor bv. (onherstelbare) schade kan ontstaan en direct optreden vereist is.

In deze categorie verdienen “evenementen” aparte aandacht. Gedacht kan worden aan een jaarmarkt, straatfeest, kermis, circus etc. Deze activiteiten zijn meestal incidenteel en van korte duur. Bij overtreding dient acuut te worden opgetreden omdat het evenement anders is beëindigd en optreden geen zin meer heeft.

  • a.

    Terstond de sanctie bekend maken.

    In dit geval wordt een keuze gemaakt uit:*

    • de betreffende activiteit wordt direct stilgelegd;

    • de vergunning wordt gedeeltelijk ingetrokken en/of;

    • weigering van de vergunning voor het volgende jaar;

    • een last onder dwangsom opgelegd dan wel bestuursdwang toepassen zonder dan wel met zeer korte termijn;

  • b.

    Het ten uitvoerleggen van de sanctie.

 

* Afhankelijk van de situatie wordt bezien welke sanctie het meest geschikt is.

 

 

 

Toelichting categorie III:

III -> Overtredingen met een spoedeisend karakter, waartegen onmiddellijk optreden is vereist.

  • a.

    Terstond de sanctie bekend maken

  • b.

    In dit geval wordt een keuze gemaakt uit:*

    • de vergunning kán gedeeltelijk worden ingetrokken;

    • weigering of een gedeeltelijke weigering van de vergunning voor het volgende jaar;

    • een last onder dwangsom opgelegd dan wel bestuursdwang toepassen met een kort begunstigingstermijn;

  • c.

    Het ten uitvoerleggen van de sanctie.

 

* Afhankelijk van de situatie wordt bezien welke sanctie het meest geschikt is.

 

 

 

Toelichting categorie II:

II -> Overtreding met niet-spoedeisend karakter, waartegen onmiddellijk optreden niet isvereist.

  • a.

    het versturen van een bestuurlijke waarschuwing met termijnstelling indien mogelijk en anders terstond de sanctie bekend maken;

  • b.

    er wordt een keuze gemaakt uit:*

    • er kunnen strengere voorschriften verbonden worden aan een volgende vergunning;

    • een last onder dwangsom opleggen met een begunstigingstermijn;

  • c.

    ten uitvoer legging van de sanctie.

 

* Afhankelijk van de situatie wordt bezien welke sanctie het meest geschikt is.

 

 

 

Toelichting categorie I:

I -> Overtreding met geen enkel spoedeisend karakter waarbij ook geen sprake is van (grove) nalatigheid of recidive.

  • a.

    Het versturen van een schriftelijke waarschuwing, of direct punt b;

  • b.

    Het versturen van een vooraankondiging tot bestuursrechtelijk optreden met termijnstelling;

  • c.

    er wordt een keuze gemaakt uit:*

    • er kunnen strengere voorschriften verbonden worden aan een volgende vergunning;

    • een last onder dwangsom opleggen met een begunstigingstermijn;

  • d.

    ten uitvoer legging van de sanctie.

 

* Afhankelijk van de situatie wordt bezien welke sanctie het meest geschikt is.

Hoofdstuk 7 Sanctiebeleid artikel 13b Opiumwet

Inleiding

Steeds vaker worden gemeenten geconfronteerd met illegale verkooppunten van verdovende middelen. Dit kunnen o.a. woningen of lokalen zijn. Naast het feit dat er sprake is van strafbare feiten, die strafrechtelijk worden benaderd, kan de verkoop vanuit drugspanden gevolgen hebben voor de openbare orde.

 

In verband daarmee is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend om met toepassing van artikel 13b Opiumwet daartegen met een last onder bestuursdwang op te treden. Een last onder bestuursdwang is een bestuurlijke sanctie die strekt tot het ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.

 

Bestuursrechtelijke maatregelen zijn reparatoire maatregelen, dat wil zeggen gericht op het ongedaan maken van de overtreding. Zij mogen niet dienen als punitieve sancties, dat wil zeggen niet zijn gericht op het bestraffen van overtredingen.

 

Doelstelling

In verband met het toepassen van de bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet is het gewenst dat daaraan beleid ten grondslag ligt. Dit beleid heeft tot doel:

  • -

    de handhavingsactiviteiten van politie, justitie en gemeente op elkaar af te stemmen en waar mogelijk complementair te laten zijn (handhavingsarrangement);

  • -

    te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een adequate reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding en het beoogde effect heeft, namelijk het handhaven van de Opiumwet;

  • -

    kenbaar te maken aan de ‘overtreder’ welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding, waardoor er mogelijk tevens een preventieve werking vanuit gaat.

 

Onder deze hoofdstuk wordt vastgelegd hoe de burgemeester van de gemeente Geertruidenberg zal omgaan met de bevoegdheid als bedoeld in artikel 13b Opiumwet

 

Nulbeleid gemeente Geertruidenberg

De gemeente Geertruidenberg kent een nuloptiebeleid. Dat wil zeggen dat in de gemeente Geertruidenberg een nuloptiebeleid wordt gevoerd ten gevolge waarvan geen horeca-exploitatievergunningen worden verstrekt als de exploitatie van de inrichting mede is gericht op de verkoop of handel in softdrugs. De gemeente Geertruidenberg heeft één growshop, gevestigd op het industrieterrein Dombosch.

 

Relatie tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving

De effectiviteit van het optreden tegen illegale drugshandel is groter naarmate de te treffen maatregelen ingrijpender zijn en langer doorwerken. Uitsluitend strafrechtelijk optreden tegen eigenaars, bewoners of exploitanten van illegale verkooppunten is niet altijd voldoende. Zodra zij strafrechtelijk worden vervolgd, wordt hun plaats relatief eenvoudig ingenomen door anderen. Het illegale verkooppunt blijft dan bestaan. Het daadwerkelijk opheffen van een illegaal verkooppunt zal een aanzienlijk hogere drempel voor voortzetting van de activiteiten betekenen, hoewel verplaatsing naar elders natuurlijk nooit uitgesloten kan worden.

De systematiek van het bestuursrecht is een andere dan die van het strafrecht. Het doel van het bestuursrecht is het wegnemen van de illegale/ongewenste situatie en niet het opleggen van een sanctie. Daarom zijn de procedurevoorschriften van het bestuursrecht anders en dient er altijd een belangenafweging plaats te vinden.

 

Afstemming met Openbaar Ministerie en politie

Voor handhaving van de Opiumwet is de gecoördineerde inzet van het openbaar bestuur, het openbaar ministerie en de politie vereist. Uitgangspunt is dat de burgemeester handhavend optreedt als er een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet heeft plaatsgevonden. Deze beleidsregel, in de vorm van een handhavingsprotocol geeft aan hoe er wordt opgetreden.

 

De gemeente wil goede afspraken maken met de bevoegde instanties met betrekking tot de gewenste handhaving. Dit betekent dat de beleidsregels zijn afgestemd in overleg tussen burgemeester, de officier van justitie en de unitchef van politie.

 

Voor de bestuurlijke handhaving verstrekt de politie de benodigde informatie aan de burgemeester. Deze informatieverstrekking vindt schriftelijk plaats in de vorm van een proces-verbaal van bevindingen waarbij de burgemeester informatie krijgt over de geconstateerde feiten, het optreden en de bevindingen van de politie die voortvloeien uit een strafrechtelijk onderzoek. Deze verstrekking vindt plaats na toestemming van de zaaksofficier en informatieofficier (op basis van de verplichting die uit de Wet politiegegevens voortvloeit) en indien het strafrechtelijk onderzoek dit toelaat. Het RIEC kan bij deze informatie-uitwisseling advies en ondersteuning verlenen.

 

Wettelijk kader

De sluitingsbevoegdheid in geval van de aanwezigheid van drugs is opgenomen in artikel 13b van de Opiumwet. Artikel 13b van de Opiumwet luidt:

 

1. De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

 

Er hoeft geen sprake te zijn van overlast ten gevolge van druggerelateerde activiteiten om artikel 13b van de Opiumwet te kunnen toepassen. De enkele omstandigheid dat is geconstateerd dat drugs zijn verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn, is voldoende voor de toepassing ervan.

 

Daarnaast is in artikel 2:74 en 2:74a Algemene Plaatselijke Verordening Geertruidenberg een regeling opgenomen wat betreft drugsoverlast. De burgemeester kan optreden op grond van deze artikelen, als er geen sprake is van een handelshoeveelheid drugs. Als er sprake is van een handels-hoeveelheid drugs, geldt artikel 13b Opiumwet.

 

Artikel 2:74 APV Geertruidenberg luidt:

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

 

Artikel 2:74a APV Geertruidenberg luidt:

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

Het is verboden om op of aan de weg, op een openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, een middel als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

 

Algemene uitgangspunten

Onderscheid tussen harddrugs en softdrugs

Wat betreft de bestuursrechtelijke aanpak wordt onderscheid gemaakt tussen de aanpak van gevallen waarin softdrugs dan wel harddrugs zijn betrokken. Aan activiteiten die te maken hebben met harddrugs zijn maatschappelijk gezien grotere volksgezondheidsrisico’s verbonden en ze kunnen een grotere negatieve invloed hebben op het woon- en leefklimaat dan softdrugs. Bij overtredingen van lijst I (harddrugs) worden langere sluitingstijden ook noodzakelijk geacht om een einde aan de overtredingen te maken, dan wel herhalingen te voorkomen, omdat de handel meestal plaatsvindt in een harder crimineler milieu. Een langere sluitingstermijn is noodzakelijk om de situatie te normaliseren.

 

Onderscheid tussen woningen en lokalen

Bestuursrechtelijke maatregelen gericht tegen woningen zijn in beginsel minder zwaar/ingrijpend dan bestuursrechtelijke maatregelen gericht tegen lokalen. Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen, wordt in het bij deze beleidsregel behorende handhavingsarrangement onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. Het recht op ongestoord woongenot rechtvaardigt een minder vergaande aanpak ten aanzien van woningen (artikel 8 van het EVRM).

De wetgever heeft ervan afgezien het begrip woning te definiëren. De burgemeester verstaat onder woning een voor bewoning gebruikte ruimte. Of een woning gebruikt wordt als woonruimte blijkt uit de Gemeentelijk Basis Administratie. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de GBA staat ingeschreven, wordt niet aangemerkt als bewoner. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning, kan aangemerkt worden als lokaal.

 

Handelshoeveelheden

In deze beleidsregels wordt aangesloten bij wat volgens de justitiële gedoogregels op het moment van de overtreding wordt aangemerkt als handelshoeveelheden. Op dit moment is er sprake van handelshoeveelheden bij 30 gram softdrugs en 0,5 gram harddrugs. Daarmee zijn het bestuurlijk en strafrechtelijk beleid met elkaar in overeenstemming. Indien de aanwezigheid in een lokaal/woning van een handelshoeveelheid drugs (zowel soft- als harddrugs) is aangetoond, dan kan de burgemeester artikel 13b Opiumwet toepassen.

 

Geen last onder dwangsom maar sluiting

Bij het toepassen van bestuursrechtelijke herstelsancties kan het bestuursorgaan – in dit geval de burgemeester – kiezen tussen een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang. Bij de keuze speelt de effectiviteit van de sanctie om de overtreding zo snel mogelijk te beëindigen een rol.

 

Bij het opleggen van een dwangsom is er geen zekerheid dat de overtreder de overtreding op korte termijn feitelijk beëindigt en is hier dus geen geschikt middel. Een bevel van de burgemeester tot sluiting van een lokaal als bedoeld in artikel 13b Opiumwet strekt tot uitoefening van bestuursdwang. Op het sluitingsbevel is dan ook afdeling 5.3.1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: Awb) van toepassing en uit jurisprudentie blijkt dat in het sluitingsbevel – in beginsel – een begunstigingstermijn moet worden opgenomen.

 

De last onder bestuursdwang is een directer middel dat het bestuursorgaan de zekerheid geeft dat het op korte termijn tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden. De last onder bestuursdwang bestaat in dit geval in een tijdelijke sluiting van de woning of het lokaal. Met deze maatregel wordt beoogd de “loop” naar het verkooppunt eruit te halen en aldus overtredingen te beëindigen, dan wel herhalingen van de overtredingen te voorkomen.

 

Het toepassen van bestuursdwang op grond van artikel 13b Opiumwet geschiedt volgens een stappenplan:

 

1. Voorbereiding

2. Voornemen tot sluiting

3. Belangenafweging en vervolgstappen

4. Motivering sluitingsbevel

5. Bekendmaking sluitingsbevel

6. Feitelijke sluiting

7. Kostenverhaal

8. Heropening

 

1. Voorbereiding

Indien uit eigen onderzoek blijkt of bij de woningcorporaties een melding van de illegale verkoop, afleveren verstrekken en/of voorhanden hebben van drugs in of vanuit een woning of lokaal wordt ontvangen, dan stellen zij elkaar hiervan in kennis en voeren hierover overleg.

De politie stelt aan de hand van de melding van de illegale verkoop, afleveren verstrekken en/of voorhanden hebben van drugs een onderzoek in. De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs, of het aantreffen van daartoe aanwezige drugs is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te treden.

Alle meldingen en feitelijke constateringen van de illegale verkoop, afleveren verstrekken en/of voorhanden hebben van drugs worden door de politie aan de burgemeester en aan het openbaar ministerie gemeld in een rapport of proces-verbaal van bevindingen. De overtreding moet voldoende concreet zijn en de plaats, tijd en omstandigheden moeten worden vermeld.

Het openbaar ministerie kan op basis van de politiemelding overgaan tot vervolging:

  • 1.

    Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs en aanwijzing Opiumwet.

  • 2.

    Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, harddrugs en aanwijzing Opiumwet.

De gemeente verzamelt en bundelt deze samen met eventuele waarschuwingsbrieven aan de bewoners of de exploitant. Op grond van deze feiten kan de burgemeester uiteindelijke overgaan tot sluiting van het pand. In tegenstelling tot de dossiervorming bij de toepassing van artikel 174a Gemeentewet, hoeft er bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet geen overlast aangetoond te worden.

Het komt voor dat omwonenden van een woning of lokaal bang zijn voor represailles en niet willen dat hun persoonsgegevens worden toegevoegd aan het dossier. Dan kunnen verklaringen geanonimiseerd aan het dossier worden toegevoegd (Raad van State 4 augustus 2004, LJ-Nummer AQ6022). Op basis van meldingen via Meld Misdaad Anoniem kan de politie een onderzoek verrichten. De melding zelf vormt geen bewijs.

 

2. Voornemen tot sluiting

De woningcorporatie gaat naar aanleiding van de geconstateerde feiten in gesprek met de huurder van ‘hun’ woning of lokaal.

De burgemeester zal de overtreder en de eigenaar/verhuurder (rechthebbende) op grond van de geconstateerde feiten schriftelijk - door middel van een waarschuwingsbrief - op de hoogte brengen van zijn voornemen tot sluiten en hen uitnodigen voor een gesprek (zienswijzen op voornemen) op het gemeentehuis. Bij het gesprek is een vertegenwoordiger van de politie aanwezig.

 

In beide gesprekken worden de geconstateerde feiten besproken. Er wordt bekeken hoe de overtreding door de overtreder binnen een vastgestelde periode kan worden beëindigd en wat de eventuele consequenties zullen zijn bij voortzetting. Hierbij wordt verwezen naar de in dit stappenplan weergegeven en vastgestelde afspraken en maatregelen.

 

SPOEDEISENDHEID

In geval van een spoedeisende situatie kan de burgemeester een drugspand direct sluiten.

Indien zich een spoedeisende situatie voordoet, kan de burgemeester besluiten op grond van artikel 5:31 lid 1 Awb bestuursdwang toe te passen zondervoornemen. Artikel 5:31 lid 2 Awb geeft de burgemeester de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen indien een situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht. Het betreft dan een spoedsluiting. In dat bijzondere geval wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit bekend gemaakt.

 

3. Belangenafweging en vervolgstappen

Als het vooroverleg met de overtreders niet leidt tot beëindiging van de illegale drugshandel binnen de vastgestelde periode, kan de burgemeester overgaan tot het opleggen van een volgende maatregel uit het lokale handhavingsarrangement.

De burgemeester kan ook besluiten tot het tijdelijk sluiten van een woning of een lokaal. De burgemeester moet voor het nemen van dit sluitingsbesluit de gevolgen van zijn besluit afzetten tegen de gevolgen die dit met zich mee brengt voor de overtreder.

 

4. Motivering sluitingsbevel

Is de overtreding van de Opiumwet niet beëindigd en gaat de burgemeester over tot een (tijdelijke) sluiting, dan zal dit besluit voldoende moeten worden gemotiveerd. Bij deze motivering kan de burgemeester een aantal factoren betrekken.

De duur van de sluiting is in de eerste plaats afhankelijk van de bestemming van het pand: gaat het om een (huur)woning of een lokaal? Gaat het om een gehuurde woning en wordt civielrechtelijk de huurovereenkomst door de woningcorporatie of de particuliere verhuurder ontbonden, dan is een verdere sluiting van de woning niet nodig, maar wel mogelijk. Gaat het om een koopwoning, dan kan het van belang zijn of deze daadwerkelijk wordt bewoond of in schijn wordt bewoond. In het geval van een bewoond pand worden de bewoners uit de woning geplaatst. Dit is bij schijnbewoning niet het geval. Er zijn immers geen bewoners. In dit laatste geval is de eigenaar van het pand de belanghebbende.

In de tweede plaats kan de duur van de sluiting afhankelijk zijn van de zwaarte van de overtreding. Het gaat hierbij om de hoeveelheid en het soort drugs. Gezien de eis van proportionaliteit geldt hier dat hoe meer en hoe zwaarder de categorie drugs is, hoe zwaarder de maatregel kan zijn.

In de laatste plaats zal de duur van de sluiting afhankelijk zijn van de mate van herhaling en de duur van de overtreding. Ook hierbij geldt de eis van proportionaliteit: hoe vaker de overtreding plaats vindt, hoe zwaarder de maatregel kan zijn. Wat betreft de duur van de overtreding is het van belang dat de toeloop naar het pand zal beëindigen. Wanneer de sluitingstermijn te kort blijkt kan de burgemeester de sluiting verlengen.

Het bevel tot sluiting van een pand is een besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht (Awb). De overige bepalingen van deze wet zijn dan ook van toepassing. Dit betekent dat alle belanghebbenden tegen het besluit bezwaar kunnen aantekenen en vervolgens, na de beslissing op het bezwaarschrift, beroep bij de bestuursrechter kunnen instellen.

 

Voorbereiding van het besluit tot bestuursdwang

Ter voorbereiding van een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, wordt het voornemen bekend gemaakt waartegen zienswijzen, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, kunnen worden ingediend (artikel 4:8 en 4:9 Awb). Hiervan wordt afgezien indien de vereiste spoed zich daartegen verzet (artikel 4:11, onder a Awb).

 

5. Bekendmaking sluitingsbevel

Het sluitingsbevel op grond van artikel 13b Opiumwet wordt op schrift gesteld en verzonden. In het bevel tot sluiting worden doorgaans de volgende elementen opgenomen:

1. Sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet;

2. Welk pand is gesloten;

3. Waarom tot sluiting is overgegaan (subsidiariteit, proportionaliteit);

4. De termijn van de sluiting;

5. De begunstigingstermijn;

6. Welke dwangmiddelen zullen worden toegepast;

7. Dat tegen het besluit bezwaar en beroep mogelijk is.

 

Registratie

Het besluit zal aangetekend worden verzonden en uitgereikt aan de eigenaar en ingeval van verhuur zowel aan de huurder als de eigenaar. De sluiting van het pand zal door of vanwege de gemeente worden bekendgemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze. Op grond van de Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen Onroerende Zaken (WKPB) moet een bestuursorgaan dat publiekrechtelijke beperkingen mag opleggen (bijvoorbeeld een sluiting) hiervan een registratie (beperkingenregister) bijhouden. Daarnaast is het bestuursorgaan verplicht de gegevens over kadastrale objecten waarop een beperking rust te melden aan de zogenaamde Landelijke Voorziening. Dit betekent dat elk besluit dat op basis van artikel 13b Opiumwet wordt genomen, centraal binnen de gemeente wordt geregistreerd waarna de melding aan de Landelijke Voorziening wordt verzorgd. Iedereen kan op deze wijze kennis nemen van eventueel van kracht zijnde of eerdere sluiting(en) van een pand of perceel.

 

Begunstigingstermijn

In een last onder bestuursdwang moet, krachtens jurisprudentie, in de regel een begunstigingstermijn worden opgenomen. Begunstiging houdt in dat de overtreder de gelegenheid krijgt zelf aan het bevel te voldoen. Deze termijn moet zodanig zijn dat in redelijkheid de overtreder de gelegenheid heeft gevolg te geven aan het bevel. Alleen in het uitzonderlijke geval van onmiddellijk gevaar, zal gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang. In dat geval wordt tot onmiddellijke sluiting overgegaan en wordt het bevel vervolgens schriftelijk bekend gemaakt aan de overtreder (artikel 5:31 Awb).

 

6. Feitelijke sluiting

Na afloop van de begunstigingstermijn gaat de gemeente ertoe over om de betreffende ruimte zonodig fysiek te sluiten. Dit kan op verschillende manieren worden geregeld. Bij de uitvoering van de sluiting kunnen naast medewerkers van de gemeente ook anderen, bijvoorbeeld een aannemer, nutsbedrijf of de politie aanwezig zijn. De in het pand aanwezige personen worden hieruit verwijderd. Zo nodig wordt het pand eerst ontsmet en worden de nutsvoorzieningen afgesloten. In sommige gevallen is het ophangen van een bekendmaking op de toegangsdeur met de mededeling dat het pand gesloten is, voldoende. In andere gevallen is het noodzakelijk het pand (deuren en ramen) daadwerkelijk dicht te timmeren en eventueel te verzegelen. Het doorbreken van het zegel levert een strafbaar feit op grond van artikel 199 van het Wetboek van Strafrecht op. Op de deur wordt een sluitingsbevel aangebracht. Op grond van artikel 2.41 van de Algemene Plaatselijke Verordening Geertruidenberg (APV) kan opgetreden worden tegen personen die een krachtens artikel 13b Opiumwet gesloten lokaal of woning betreden.

 

Vervangende woonruimte

Het kan voorkomen dat bewoners die niet met de illegale verkoop, afleveren, verstrekken en/of voorhanden hebben van drugs in en rond het pand te maken hebben, getroffen worden door het sluitingsbevel op grond van artikel 13b Opiumwet.

Uit jurisprudentie met betrekking tot artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (ERVM) blijkt dat in dat geval aan de ‘onschuldige’ bewoners passende vervangende woonruimte moet worden aangeboden.

 

7. Kostenverhaal

De kosten van de sluiting van een woning of lokaal kunnen de overtreder redelijkerwijs in het geheel of gedeeltelijk worden toegerekend. In de dwangbeschikking moet hiervan melding worden gemaakt.

Als niet tijdig is betaald en de schuldenaar dus in verzuim is, laat het bestuursorgaan voordat het overgaat tot het uitvaardigen van een dwangbevel een schriftelijke aanmaning volgen waarin wordt verzocht om binnen twee weken alsnog te betalen (artikel 4:112 lid 1 Awb).

 

8. Heropening

Na afloop van de sluitingstermijn vindt overleg plaats tussen de gemeente en de eigenaar/verhuurder van het pand. De betrokkenen worden bij de verlenging opnieuw gehoord. Wanneer na heropening van een pand de drugshandel opnieuw plaatsheeft, wordt opnieuw een sluitingsbevel uitgevaardigd.

 

 

 

 

Handhavingsmatrix Opiumwet A

 

 

 

 

Drugs in handelshoeveelheid in woningen dan wel in of bij woningen behorende erven

 

Bij woningen, waar de privacy een erg prominente rol speelt en het feitelijk dakloos worden van de betrokkenen erg ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer is het eerst geven van een (mondelinge en) schriftelijke waarschuwing proportioneel te noemen. De waarschuwing geldt voor twee jaren. Is er binnen deze termijn geen sprake van recidive, dan zal bij een nieuw Opiumwet delict weer eerst een waarschuwing worden gegeven.

 

Softdrugs (lijst II Opiumwet)

politie

bestuursrechtelijk

1e overtreding

Constateren overtreding, inbeslagname en opmaken proces verbaal.

Melding aan burgemeester en toesturen bestuurlijke rapportage.

Uitnodiging voor gesprek met de burgemeester en uitreiking/verzending schriftelijke waarschuwing

Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na schriftelijke waarschuwing

Idem

Sluiting van de woning voor 3 maanden

Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 1e sluiting

Idem

Sluiting van de woning voor 6 maanden

Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 2e sluiting

Idem

Sluiting van de woning voor 12 maanden

Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 3e sluiting

Idem

Sluiting van de woning voor onbepaalde tijd en mogelijk opstarten van de in artikel 14 Woningwet neergelegde procedure (collegebevoegdheid). Indien de uitoefening van de bevoegdheden van artikel 14 Woningwet geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van de openbare orde rond de woning, welke is verstoord door gedragingen in de woning en/of op het daarbij behorende erf, kan onteigening volgen (artikel 77 Onteigeningswet).

Harddrugs (lijst I Opiumwet)

 

 

1e overtreding

Constateren overtreding, inbeslagname en opmaken proces verbaal.

Melding aan burgemeester en toesturen bestuurlijke rapportage.

 

Uitnodiging voor gesprek met de burgemeester en uitreiking/verzending schriftelijke waarschuwing

Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 1e sluiting

Idem

Sluiting van de woning voor 6 maanden

Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 2e sluiting

Idem

Sluiting van de woning voor 12 maanden

Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 3e sluiting

Idem

Sluiting van de woning voor onbepaalde tijd en mogelijk opstarten van de in artikel 14 Woningwet neergelegde procedure (collegebevoegdheid). Indien de uitoefening van de bevoegdheden van artikel 14 Woningwet geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van de openbare orde rond de woning, welke is verstoord door gedragingen in de woning en/of op het daarbij behorende erf, kan onteigening volgen (artikel 77 Onteigeningswet).

 

 

 

Handhavingsmatrix Opiumwet A

 

Drugs in handelshoeveelheid in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of bij zodanige lokalen behorende erven

 

Onder de in deze rubriek bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals winkels en horecabedrijven en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten.

 

De vraag kan worden gesteld of een bestuurlijke waarschuwing voorafgaande aan de sluiting van lokalen, zoals dat voor (bewoonde) woningen heeft te gelden, een optie is. Een waarschuwing druist in tegen de noodzaak om onmiddellijk en effectief op te treden tegen de verstoring van de openbare orde. Bestuurlijk waarschuwen kan verder leiden tot een minder alert zijn van betrokkenen (ondernemer, verhuurder, exploitant, etc.) en anticiperend gedrag, omdat ervan uit wordt gegaan dat eerst wordt gewaarschuwd. Daarnaast speelt bij lokalen niet het aspect zoals bij woningen, waar de privacy een erg prominente rol speelt en het feitelijk dakloos worden van de betrokkenen erg ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer. Derhalve is in dit beleid niet gekozen voor een mondelinge en schriftelijke waarschuwing in het geval van lokalen, behalve in de situatie dat bij eerste overtreding slechts een kleine handelshoeveelheid (< 30 gram ) softdrugs wordt aangetroffen. In die situatie acht de burgemeester het bij een eerste overtreding disproportioneel om te kunnen spreken van een zodanig ernstig geval dat niet met een waarschuwing of soortgelijke maatregel kan worden volstaan. In geval van een eerste overtreding met een handelsvoorraad van 30 gram of meer softdrugs c.q. beroeps- en/of bedrijfsmatige hennepteelt (meer dan 5 hennepplanten) of een eerste overtreding met een handelsvoorraad harddrugs wordt de openbare orde in dermate ernstige wijze verstoord dat geen waarschuwing wordt gegeven, doch tot sluiting van het lokaal wordt overgegaan.

 

Softdrugs(lijst II Opiumwet)

politie

bestuursrechtelijk

1e overtreding

Constateren overtreding, inbslagname en opmaken proces verbaal.

Melding aan burgemeester en toesturen bestuurlijke rapportage.

Uitnodiging voor gesprek met de burgemeester en uitreiking/verzending schriftelijke waarschuwing, indien het een kleine handelshoeveelheid (< 30 gram) betreft.

 

of

 

Sluiting voor 3 maanden, indien het een grotere handelshoeveelheid (30 gram of meer) c.q. beroeps- en/of bedrijfsmatige hennepteelt betreft.

Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na schriftelijke waarschuwing

Idem

Sluiting voor 3 maanden

Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 1e sluiting (als bedoeld in stap 1 of 2)

Idem

Sluiting voor 6 maanden

Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 2e sluiting

Idem

Sluiting voor 12 maanden

Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 3e sluiting

Idem

Sluiting voor onbepaalde tijd en mogelijk opstarten van de in artikel 14 Woningwet neergelegde procedure (collegebevoegdheid). Indien de uitoefening van de bevoegdheden van artikel 14 Woningwet geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van de openbare orde rond het lokaal, welke is verstoord door gedragingen in het lokaal en/of op het daarbij behorende erf, kan onteigening volgen (artikel 77 Onteigeningswet).

Harddrugs

(lijst I Opiumwet)

 

 

1e overtreding

Constateren overtreding, inbeslagname en opmaken proces verbaal.

Melding aan burgemeester en toesturen bestuurlijke rapportage.

Sluiting voor 6 maanden

Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 1e sluiting

Idem

Sluiting voor 12 maanden

Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 2e sluiting

Idem

Sluiting voor onbepaalde tijd en mogelijk opstarten van de in artikel 14 Woningwet neergelegde procedure (collegebevoegdheid). Indien de uitoefening van de bevoegdheden van artikel 14 Woningwet geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van de openbare orde rond het lokaal, welke is verstoord door gedragingen in het lokaal en/of op het daarbij behorende erf, kan onteigening volgen (artikel 77 Onteigeningswet).

 

Hardheidsclausule

De burgemeester kan gemotiveerd afwijken van de maatregelen zoals vastgesteld in dit beleid (inherente afwijkingsbevoegdheid is neergelegd in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht). Afwijking van het beleid kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn indien zich bijzondere feiten of omstandigheden voordoen. Toepassing van deze maatregel is immers maatwerk.

Hoofdstuk 8 Sanctiebeleid Wet Wapens en Munitie

De Wet Wapens en Munitie is opgesteld met het oog op een veilige samenleving. Het bezitten van wapens kan de veiligheid van veel mensen in gevaar brengen. Er kunnen situaties ontstaan waarbij ongelukken gebeuren, geweldssituaties uit de hand lopen of wapens in verkeerde handen vallen.

Het tegengaan van illegaal wapenbezit is één van de projecten uit het ‘Actieplan tegen Geweld’ dat het toenmalige kabinet in november 2005 presenteerde. In dit actieplan werden maatregelen vastgelegd om illegaal wapenbezit te voorkomen. Maatregelen zoals controle op wapenbezit op scholen en in de horeca, voorlichting geven aan jongeren en het vergroten van de mogelijkheden tot preventief fouilleren. Door middel van dit actieplan komt de prioriteit tot uiting. Georganiseerde criminaliteit moet worden bestreden en inden nodig worden aangepakt.

Juist omdat de gevaarzetting rondom wapens en munitie groot is (zowel het risico als het effect is groot), heeft dit onderwerp hoge prioriteit.

 

Overtreding

Het gaat hier om het aanwezig hebben van slag-, steek- en (geladen) vuurwapens en scherpe munitie, het verhandelen daarvan of een incident met een wapen in of vanuit het horecabedrijf. Voor alle duidelijkheid wordt vermeld, dat ook terrassen bij het horecabedrijf horen.

 

De gevaarzetting rondom wapens en munitie, alsmede de mogelijk daarmee gepaard gaande criminele activiteiten vraagt om een zeer strenge handhaving van deze wet door politie en O.M.

Dit betekent dat – indien mogelijk – zowel tegen de exploitant (een vorm van medeplegen door deze is namelijk mogelijk) als de bezoeker strafrechtelijk zal worden opgetreden.

 

Vanuit bestuursrechtelijk oogpunt is handhavend optreden eveneens noodzakelijk omdat wapens in of bij horecabedrijven al snel leiden tot gevaar voor de openbare orde en veiligheid.

Doorgaans zal het gemeentelijk optreden zijn gebaseerd op een politierapport of op advies van de politiecommandant, die daartoe de nodige gegevens overlegt aan de gemeente.

De zwaarte van de bestuurlijke maatregel dient te zijn afgestemd op de mate van het risico en gevaar (voor bezoekers), de openbare orde en veiligheid. De maatregel heeft betrekking op de exploitant van het horecabedrijf of het personeel, dat onder haar/zijn verantwoordelijkheid valt.

 

Horecabedrijven

De maatregel voor horeca-exploitanten is gebaseerd op artikel 172 jo 174 Gemeentewet en op grond van artikel 2:30 van de Algemene plaatselijke verordening (afwijking sluitingsuren; tijdelijke sluiting).

Gezien de ernst van het feit, is als maatregel gekozen voor tijdelijke sluiting.

 

De burgemeester legt in onderstaande gevallen de daarbij behorende maatregelen op:

A. Het aanwezig hebben van wapens.

1e constatering:

  • -

    een waarschuwingsbrief;

  • -

    sluiting voor twee weken, indien sprake van medeplegen door exploitant (blijkens politierapport); mogelijk (tijdelijk) extra veiligheidsvoorschriften verbinden aan de exploitatievergunning (o.a. toegangscontrole);

2e constatering: sluiting voor maximaal één maand;

3e constatering: sluiting voor maximaal drie maanden.

 

B. Handel met wapens.

1e constatering: sluiting voor twee weken;

2e constatering: sluiting voor maximaal één maand;

3e constatering: sluiting voor maximaal drie maanden.

 

C. Incidenten met wapens.

1e constatering:

  • -

    een waarschuwingsbrief;

  • -

    sluiting voor twee weken, indien sprake van medeplegen door exploitant (blijkens politierapport); mogelijk (tijdelijk) extra veiligheidsvoorschriften verbinden aan de exploitatievergunning (o.a. toegangscontrole);

2e constatering: sluiting voor één maand;

3e constatering: sluiting voor drie maanden.

 

Aanvullend kan de burgemeester de exploitatievergunning intrekken op grond van artikel 1:6 APV, voor bepaalde of onbepaalde tijd. Per concreet geval wordt beoordeeld of de vergunning wordt ingetrokken.

 

Daarnaast in de burgemeester bevoegd om tot sluiting van een woning over te gaan op grond van artikel 174a Gemeentewet.

Hoofdstuk 9 Sanctiebeleid Drank- en Horecawet

(gereserveerd)

 

Het toezicht op de Drank- en Horecawet gaat per 1 januari 2013 veranderen. De nieuwe Drank- en Horecawet regelt de overdracht van het toezicht naar de gemeenten. Op dit moment is dat toezicht nog de taak van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

De burgemeester wordt belast met de uitvoering van de wet en niet het college van burgemeesters en wethouders. Daarnaast krijgen gemeenten meer wetgevende bevoegdheden. Gemeenten krijgen bijvoorbeeld de mogelijkheid om een toegangsleeftijd te koppelen aan sluitingstijden, of om de toepassing van prijsacties in een verordening te regelen.

Bijlage A

Begrippenlijst

 

Begunstigingstermijn (5:32a lid 2 Awb)

 

Dit is het termijn dat gesteld is in een dwangsombeschikking waarbinnen de overtreder de overtreding ongedaan kan maken zonder dat een dwangsom wordt verbeurd en de termijn gesteld in een bestuursdwangbeschikking waarbinnen de belanghebbenden de tenuitvoerlegging van bestuursdwang kunnen voorkomen door zelf maatregelen te treffen.

 

Bestuursdwang

(art. 5:21 Awb)

 

 

Bestuursdwang is een sanctiemiddel waarbij door het bevoegd gezag, feitelijke handelingen worden verricht met als doel de overtreding te beëindigen. Dit alles op kosten van de overtreder. Het bevoegde gezag neemt maatregelen die eigenlijk de overtreder moet nemen.

Bestuursdwang is een direct werkende sanctievorm die puur gericht is op het beëindigen van overtredingen. Het is voor het bestuursorgaan een arbeidsintensieve procedure waaraan risico’s zijn verbonden omdat de gemaakte kosten soms niet of moeilijk verhaalbaar zijn op de overtreders.

 

Dwangsom

(art. 5:31d Awb)

 

 

Net als bestuursdwang heeft een dwangsom als doel het ongedaan maken van overtredingen en niet op bestraffing van de overtreder.

Het bedrag van de dwangsom moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsom. De hoogte van dwangsom moet de overtreder er toe aanzetten om de overtreding ongedaan te maken.

 

Hersteltermijn /

Termijnstelling

 

 

Termijn gesteld in een handhavingswaarschuwing waarbinnen de overtreding ongedaan kan worden gemaakt zonder dat over wordt gegaan tot het opleggen van een bestuursrechtelijke sanctie (last onder dwangsom/bestuursdwang). Dit begrip wordt gehanteerd in het informele traject.

 

Intrekken vergunning

 

Het bevoegde gezag kan als sanctie een vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken. Het intrekken van een vergunning kan voor bepaalde of onbepaalde tijd.

Door intrekking van een vergunning ontneemt het bevoegde gezag de overtreder de juridische basis van zijn activiteit.

 

Recidive

 

Recidive is een criterium om de ernst van de overtreding te bepalen. Wanneer een zelfde type overtreding voor de tweede keer wordt begaan (herhaling), wordt dit recidive genoemd.

In het bestuursrecht is van recidive sprake als in de vijf jaar ervoor een sanctiebeschikking tegen de overtreder is genomen.

 

Spoedshalve bestuursdwang

(art. 5:31 Awb)

 

 

In sommige gevallen zal het noodzakelijk worden bevonden om direct op te treden. Dit zal zich voordoen bij een situatie waarbij er sprake is van een zeer hoog risiconiveau. Dit handelen kan bijvoorbeeld bestaan uit het daadwerkelijk sluiten of ontruimen van een inrichting. In dergelijke gevallen is het niet mogelijk om vooraf de beslissing tot bestuursdwang op schrift te stellen. Dit moet dan zo spoedig mogelijk daarna gebeuren en worden bekendgemaakt.

 

Waarschuwingsbrief

 

Schriftelijke waarschuwing van het bevoegd gezag dat als een geconstateerde overtreding niet binnen de gestelde hersteltermijn ongedaan wordt gemaakt, een bestuursrechtelijke sanctie en/of strafrechtelijke sanctie kan worden opgelegd.

 

Wrakingsbrief

 

Met deze brief wordt de overtreder in kennis gesteld, dat geconstateerd is, dat er sprake is van een overtreding. Voorts zal in deze brief moeten worden vermeld, dat binnen afzienbare tijd gestart zal worden met een handhavingsactie, maar dat de uitvoering daarvan nog enige tijd op zich zal laten wachten.

Als gevolg van het doen uitgaan van de wrakingsbrief zal de mogelijkheid om tegen de overtreding op te treden overtreding, niet verjaren.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage B

Toelichting

 

Helderheid bij het opleggen van de sanctie

Behalve de wettelijke eisen die worden gesteld aan een sanctiebeleid, moet het beleid ook helder zijn voor het bestuursorgaan, de burger en de ondernemer. Het moet duidelijkheid zijn welke termijnen worden verbonden aan het opheffen van overtredingen en de wijze waarop de hoogte van eventuele sancties worden bepaald. Om het bestuursorgaan zoveel mogelijk helderheid te bieden, wordt daarvoor aansluiting gezocht bij de ‘handreiking bestuurlijke sanctiemiddelen van de handhavingssamenwerking Noord-Brabant’. Het doel hiervan is:

  • (a)

    willekeur tegen te gaan en,

  • (b)

    het bestuursorgaan gemakkelijker te maken om een meetpunt te hebben.

 

Een bestuursorgaan heeft bij het bepalen van de hoogte van de sanctie en het maximale bedrag dat kan worden verbeurd bij een dwangsom, een ruime mate van beleidsvrijheid.

Afwijken van het sanctiebeleid is alleen in bijzondere omstandigheden toegestaan en moet extra worden gemotiveerd. 1 Zowel het afwijken van de bedragen in het sanctiebeleid ten voordele van de overtreder, als het afwijken van de bedragen ten nadele van de overtreder wordt niet zonder meer toelaatbaar geacht door de rechter.2

 

Hoogte van de last onder dwangsom

Er is geen algemene richtlijn te geven voor het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximaal te verbeuren bedrag. Het is wel vereist dat het vastgestelde bedrag in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang, de beoogde werking van de dwangsomoplegging en de hoogte van de kosten van de te treffen voorzieningen in relatie tot het genoten voordeel van de overtreder bij voortzetting van de overtreding.

 

De hoogte van de dwangsom moet worden afgestemd op de ernst van de overtreding (evenredigheid) en tot doel hebben de overtreding tegen te gaan of te voorkomen (effectiviteit). De hoogte van het bedrag moet tot doel hebben de overtreding ongedaan te (laten) maken of te voorkomen. De dwangsom moet in ieder geval zo hoog zijn dat er een voldoende prikkel van uitgaat om de overtreder te bewegen de overtreding te beëindigen of te voorkomen. 3

Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast op een bedrag ineens, op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd of per overtreding van de last, art. 5:32b lid 1 Awb. Wanneer het gaat om een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd of per overtreding van de last, wordt tevens een bedrag genoemd waarboven geen dwangsom meer zal worden verbeurd, art. 5:32b lid 2 Awb. Na het bereiken van het maximum kan een nieuwe last onder dwangsom worden opgelegd of voor een andere sanctie worden gekozen.

 

Het bepalen van de hoogte van de dwangsom blijft maatwerk en afhankelijk van de situatie. Het bestuursorgaan moet altijd een deugdelijke motivering voor de gekozen bedragen in de beschikking opnemen, art. 3:47 Awb.

 

Maatstaven voor het bepalen van de dwangsom

Een maatstaf bij het bepalen van het bedrag kan (onder meer) zijn het (geschatte) financiële voordeel dat de overtreding oplevert. De omvang van de onderneming speelt hierbij zeker een rol. Een dwangsom voor een multinational zal een andere zijn als die voor een eenmanszaak. In een uitspraak van de Raad van State werd bepaald dat het opleggen van een last onder dwangsom tot doel heeft de overtreder te bewegen tot naleving van de voor hem geldende regels. Om dit doel te bereiken kan de hoogte van het bedrag worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van deze regels.4

 

Duidelijk is dat de hoogte van een dwangsom afhankelijk is van:

  • de (geschatte) kosten die de overtreder moet maken om de overtreding op te heffen of met andere woorden de dwangsom moet hoger zijn dan het (geschatte) financiële voordeel;

  • de dwangsom moet voldoende dwang tot gevolg hebben om de overtreding op te heffen c.q. te beëindigen;

  • voorkoming van herhaling, beperking van schade en herstel in de oorspronkelijke toestand;

  • de financiële draagkracht van de overtreder.

 

De financiële omstandigheden van een overtreder (anders dan de draagkracht) kunnen niet bepalend zijn voor het vaststellen van de hoogte van de dwangsom. Ook is het niet toegestaan om kosten van het handhavingstraject (zoals personeelskosten) in de dwangsom op te nemen, met andere woorden: verkapt kostenverhaal mag niet plaatsvinden.5

 

Een reeds behaald financieel voordeel mag geen rol spelen bij de bepaling van de hoogte van de dwangsom. Het opleggen van een dwangsom zou hiermee immers het karakter van een bestraffende sanctie krijgen. De Raad van State heeft uitgesproken dat een dwangsom in een aannemelijke verhouding moet staan tot het benadeelde belang en de beoogde werking van het opleggen van de last onder dwangsom.6

 

Als de hoogte van de dwangsom niet vooraf in het sanctiebeleid wordt opgenomen, is er geen sprake van strijdigheid met het rechtszekerheidsbeginsel. Er is over het algemeen sprake van strijdigheid met rechtszekerheid als niet duidelijk is omschreven welk voorschrift is overtreden, wat de exacte omvang van de lastgeving is.7

 

Hoogte van de last onder bestuursdwang

De hoogte van de last onder bestuursdwang is makkelijker te bepalen dan de hoogte van de dwangsom. De hoogte van de last onder bestuursdwang wordt vastgesteld aan de hand van de kosten die met de voorbereiding van deze sanctie en het uitvoeren zijn gediend, art. 5:25 lid 3 Awb.8

Omdat de overtreder bij het opleggen van een last onder bestuursdwang nauwelijks de mogelijkheid heeft om de overtreding zelf ongedaan te maken, wordt bestuursdwang als uiterst middel gehanteerd.9

 

Begunstigingstermijn

Bij het opleggen van een dwangsom wordt in de beschikking een termijn gesteld waarin de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd. Dit wordt een begunstigingstermijn genoemd .

De wet bevat geen regels voor de lengte van de begunstigingstermijn. Eigenlijk staat alleen vast dat de termijn lang genoeg moet zijn om de vereiste maatregelen daadwerkelijk te kunnen treffen, met andere woorden: ‘een redelijke termijn’. 10

 

Om te beginnen mag de begunstigingstermijn behalve te kort ook niet te lang zijn, omdat dan sprake is van verkapt gedogen.11

Bij het bepalen van een redelijke termijn kunnen verschillende factoren een rol spelen.

Factor 1: de aard van de maatregelen die moeten worden getroffen

Factor 2: hoe lang de onrechtmatige situatie al bestaat (Naarmate een overtreding langer bestaat - en daartegen niet echt is opgetreden -, zal een korte begunstigingstermijn eerder onredelijk zijn. Aan de andere kant moet ook het beschermde belang in het oog worden gehouden, alsmede de belangen van derden.)

Factor 3: in hoeverre het voortduren of herhalen van de overtreding het beschermde belang schaadt (zijn er risico's voor de volksgezondheid? zijn de gevolgen van de overtreding al dan niet onomkeerbaar? wat is de omvang van de schade?

 

Door de termijnstelling per situatie te beoordelen, kan het handhavingsproces worden versneld. Op deze manier kan bij lichte overtredingen die eenvoudig te verhelpen zijn een termijn van twee weken worden gehanteerd.

Daarnaast kan in spoedeisende gevallen een kortere begunstigingstermijn worden genoemd. Een voorbeeld hiervan is de uitspraak van de Afdeling waarin het opnemen van een begunstigingstermijn van slechts één week, voor het opruimen van asbest, gerechtvaardigd was in verband met het risico van verspreiding.12 In spoedeisende gevallen hoeft zelfs geen begunstigingstermijn hoeft te worden gegeven (art. 5:32 lid 2 Awb). Ten slotte speelt een rol of de overtreder het sanctiebesluit kon zien aankomen, bijvoorbeeld door eerdere waarschuwingen of vooraankondigingen. Een begunstigingstermijn van zeven dagen voor het verwijderen van in een watergang gegooide pallets werd als zeer kort, maar vanwege eerdere waarschuwingen niet té kort ervaren.13

 

Recidive

Recidive is een criterium om de ernst van de overtreding te bepalen. In het bestuursrecht is van recidive sprake als in de vijf jaar ervoor een sanctiebeschikking tegen de overtreder is genomen. In het sanctiebeleid moet worden opgenomen op welke wijze wordt omgegaan als er sprake is van recidive.

Als een overtreding eerder is voorgekomen, maar de overtreding is juridisch gezien niet gelijk, dan is in formele zin geen sprake van recidive. Als kan worden aangetoond dat de overtreder dezelfde natuurlijke persoon is, dan moet de overtreding worden aangemerkt als recidive. Bij het opleggen van een sanctiemiddel terwijl er sprake is van recidive, dan moet dit uitgebreid worden toegelicht.14 Als er sprake is van recidive, is bovenwaartse bijstelling van de sanctie hoogte toegestaan.15 Deze bijstelling mag worden berekend aan de hand van het geschonden belang, de effectiviteit van de handhavingsmaatregel en het financiële voordeel van de overtreder bij de overtreding. Bovenwaartse bijstelling betekent niet dat een dwangsom mag worden vervijfvoudigd. 16 De rechter acht een bijstelling van 50% als rechtvaardig.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage C

Toelichting bij artikel 13b Opiumwet

 

Beleid nodig

Handhaven zonder beleid is weliswaar mogelijk, maar de motivering van het besluit is een stuk moeilijker.

Hoewel in de memorie van toelichting bij de wijziging van de Opiumwet (die tot de bepaling van artikel 13b heeft geleid) is gesteld dat een duidelijk lokaal beleid onmisbaar is bij de uitoefening van de bestuursdwangbevoegdheid, is door de Afdeling uitgesproken dat het niet noodzakelijk is dat een gemeente een beleid heeft vastgesteld.17

 

Handelsvoorraad

Een voorwaarde voor het toepassen van artikel 13b Opiumwet is dat er sprake moet zijn van een handelsvoorraad softdrugs of harddrugs.18

In de aanwijzing Opiumwet staat beschreven wanneer van een handelsvoorraad sprake is.

Voor softdrugs geldt: 30 gram of meer

Voor harddrugs geldt: 0,5 gram of meer

 

Waarschuwing

In een aantal gevallen wordt voordat een maatregel wordt genomen, eerst een waarschuwing gegeven.19 Dit is voornamelijk bij de aanwezigheid van softdrugs van belang.

Wanneer het gaat om de aanwezigheid van harddrugs, dan is sprake van een dusdanig ernstige kwestie, dat meteen besloten wordt om direct bestuursdwang toe te passen. De bekendmaking van een dergelijk beleid is voor alle ondernemingen een waarschuwing dat de burgemeester in dergelijke gevallen direct tot sluiting overgaat. 20

 

Verwijtbaarheid

Volgens vaste jurisprudentie speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de exploitant geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet die tot sluiting van inrichting noopt. De exploitant is verantwoordelijk voor de gang van zaken in de door hem geëxploiteerde inrichting.21

 

Duur van de sluiting

Met de sluiting wordt bij lokalen beoogd de gewoonte te doorbreken van bepaalde klanten om de inrichting ten behoeve van drugsbevoorrading te bezoeken. Het doel is ook de toestroom van handelaren naar de inrichting te doen afnemen alsmede de verstoring van de openbare orde die met de toeloop van gebruikers en handelaren gepaard gaat.

Uit de jurisprudentie blijkt dat een beleid volgens welke bij aanwezigheid of verkoop van harddrugs besloten wordt om de inrichting voor de duur van 1 jaar te sluiten, als redelijk wordt geacht. Dit geldt voor alle inrichtingen.22

Wanneer het gaat om de aanwezigheid van softdrugs in handelshoeveelheid of om de verkoop van softdrugs in een lokaal, dan wordt het lokaal gesloten voor de minimale duur van 3 maanden.23

 

Begunstigingstermijn

Ingevolge artikel 5:31 jo 5:24 lid 1 en 2 Awb wordt in de beslissing tot toepassing van bestuursdwang een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door zelf

maatregelen te nemen. De belanghebbende kan dan de inrichting zelf sluiten (en eventueel vooraf alle voorraad aan eetwaren en drank en/of andere verkoopartikelen weghalen).

Het vijfde lid bepaalt dat geen termijn hoeft te worden gegund, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.

Wanneer er in een niet gedoogde coffeeshop sprake is van aanwezigheid van harddrugs/softdrugs in handelshoeveelheid of verkoop van harddrugs/softdrugs, dan zullen de drugs door de politie in beslag genomen worden en zal er in de meeste gevallen niet meer direct sprake zijn van een zodanig ernstige inbreuk op de openbare orde dan wel gevaar voor de veiligheid of gezondheid dat een directe sluiting zonder begunstigingstermijn geboden is. Ook in die gevallen zal dus een begunstigingstermijn gegeven moeten worden. In het algemeen zal slechts een korte begunstigingstermijn gegeven worden.

 

Rechtsopvolging

Beleid met betrekking tot artikel 13b Opiumwet is gerelateerd aan de inrichting en niet aan de drijver van die inrichting. Waarschuwingen en maatregelen aan een exploitant gelden dus ook voor de rechtsopvolger van die exploitant.24

Een besluit tot toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b van de Opiumwet is een beperkingsbesluit dat valt onder de Wet kenbaarheid publieksrechtelijke beperkingen onroerende zaken en wordt dan ook opgenomen in het gemeentelijk beperkingen register.25

 

Motivering

Bij de motivering van het besluit kan de burgemeester allereerst naar de beleidsregel verwijzen.26

 

Van belang bij de motivering van het sluitingsbevel zijn een aantal zaken die hieronder kort genoemd worden.

Zaken die van belang zijn bij de motivering:

• is het een woning of een al dan niet voor publiek toegankelijk lokaal;

• is de woning bewoond of vind er schijnbewoning plaats;

• gaat het om softdrugs of om harddrugs;

• hoeveel hennepplanten worden aangetroffen;

• is het een 1ste keer of is er sprake van herhaling.

 

Kostenverhaal

De kosten van sluiting kunnen ingevolge artikel 5:25 lid 1 Awb op de overtreder worden verhaald. Als de eigenaar van een woning is ingeschreven in het GBA op het betreffende adres dan mag er vanuit worden gegaan dat hij/zij de overtreder is.27 Als overtreder geldt niet altijd de eigenaar van de woning.28

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1 ABRvS14 juli 2010, LJN BN1058.

2 ABRvS 24 november 2010, LJN BO4851.

3 ABRvS 27 oktober 2004, LJN AR4609.

4 ABRvS 13 maart 2001, nr. 19990086/1.

ABRvS 27 oktober 2004, LJN AR4609.

5 Rb. Arnhem 4 april 2012, LJN BW4966.

6 ABRvS 29 januari 1998, F03.97.1071.

7 Rb ’s-Hertogenbosch 15 juni 2012, LJN BW9822.

Rb Amsterdam 13 december 2011 LJN BV0318.

 

8 Van der Meijden 2011, p.112.

9 Van Buuren e.a. 1999, p.43.

10 Van Buuren e.a. 1999, p. 44.

11 ABRvS 4 augustus 1994, AB 1995, 447.

12 ABRvS 24 maart 2004. LJN AO5187.

13 ABRvS 2 april 1998, AB 1998, 239.

14 Rb Rotterdam, 26 november 2008, LJN BH3058.

15 Rb Arnhem 21 maart 2012, LJN BW0631.

16 ABRvS 10 augustus 2011, LJN BR4590.

Rb Arnhem 21 maart 2012, LJN BW0631.

 

17 ABRvS 4 februari 2004, LJN AO2883.

18 Aanwijzing Opiumwet

19 ABRvS 15 februari 2006, LJN AV1811.

20 ABRvS 30 december 2009, LJN BK7972.

ABRvS 21 september 2005, LJN AU2976.

Voorzieningenrechter Rb. Breda 16 november 2011, LJN BU4484.

21 Rb. 's-Hertogenbosch 3 september 2010, LJN BN5919.

ABRvS 4 juli 2001, 200004191/1.

ABRvS 1 september 2004, 200404807/1.

ABRvS 5 januari 2005, 200401581/1.

22 ABRvS 30 december2009, LJN BK7972.

Rb Groningen 24 juli 2006, LJN AY5125.

Rb ’s-Gravenhage 12 maart 2009, LJN BH5737

23 Rb. Leeuwarden 6 juli 2012, LJN BX0171.

 

24 ABRvS 15 februari 2006, LJN AV1811.

25 AANWIJZINGSBESLUIT WET KENBAARHEID PUBLIEKRECHTELIJKE BEPERKINGEN ONROERENDE ZAKEN, Hoofdstuk VI: Categorieën van beperkingenbesluiten krachtens wetten op het gebied van volksgezondheid, welzijn en sport.

26 Rb Roermond, 20 december 2010, LJN BO4798.

27 ABRvS, 13 oktober 2010, LJN BO0260.

28 ABRS, 7 april 2010, LJN BM0180.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage D

Wrakingsbrief 1 (specifiek)

 

Geachte heer/mevrouw,

 

 

Volgens artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden om te bouwen zonder omgevingsvergunning.

 

Tijdens een onderzoek van onze toezichthouder is vastgesteld dat op uw perceel aan de …………., waarvan u bewoner en tevens eigenaar bent, zonder omgevingsvergunning een ………………. Is/heeft gerealiseerd/geplaatst of in gebruik heeft. Echter voor het realiseren/plaatsen in gebruik hebben van ………………….. is een omgevingsvergunning vereist. Naar aanleiding hiervan bent u in overtreding met het bovenstaand artikel.

 

Legalisatie onderzoek

Wij hebben onderzocht of alsnog een omgevingsvergunning verleend kan worden voor (omschrijving bouwwerk / gebruik). Maar dat is niet mogelijk omdat omschrijving uitkomst legalisatie onderzoek. U mag het (omschrijving bouwwerk / gebruik) dus niet laten staan /voortzetten.

 

Of

 

Aan deze illegale situatie moet door u, als eigenaar/bewoner van het perceel, een eind worden gemaakt. Dit kunt u doen door voor het bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning aan te vragen. Dit kan via www.omgevingsloket.nl. Voor meer informatie hierover kunt u contact opnemen met de Gemeentewinkel (telefoonnummer 14 0162).

 

Verzoek

Omdat legalisatie niet mogelijk is, vragen wij u vriendelijk de (omschrijving bouwwerk / gebruik) te verwijderen / te staken. Als u de overtreding ongedaan heeft gemaakt, horen wij dat graag van u middels een melding bij het cluster Vergunningverlening en Toezicht. In dat geval is verdere actie van onze kant namelijk niet nodig. Wij zullen dan de geregistreerde illegale situatie uit ons systeem verwijderen.

 

Wat gebeurt er als u geen actie onderneemt?

Wij wijzen u er op dat wij voornemens zijn in de nabije toekomst een formele handhavingsprocedure op te starten in die gevallen die op dat moment nog altijd niet aan de wet- en regelgeving voldoen. Deze procedures zullen gefaseerd worden opgestart. Wij gaan er vanuit dat dit vriendelijke verzoek voldoende is waardoor een dergelijke procedure achterwege kan blijven.

 

Deze brief is geen besluit als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht, waartegen volgens de bepalingen omtrent bezwaar en beroep van deze wet, bezwaar kan worden ingesteld.

 

Vragen?

Wanneer u naar aanleiding van deze brief nog vragen heeft, dan kunt u contact opnemen met het cluster Vergunningverlening en Toezicht onder bovenstaand telefoonnummer.

 

Wij vertrouwen erop u hiermee vooralsnog afdoende te hebben geïnformeerd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage E

Wrakingsbrief 2 (algemeen)

 

Geachte heer/mevrouw,

 

U heeft (omschrijving overtreding).

 

Vergunningplicht

U heeft zich waarschijnlijk niet gerealiseerd dat hiervoor een

bouw/reclame/monumentenvergunning nodig is / dit niet mag volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan.

 

Legalisatie onderzoek

Wij hebben onderzocht of achteraf alsnog een bouw/reclame/monumentenvergunning verleend kan worden voor (omschrijving bouwwerk / gebruik). Maar dat is niet mogelijk omdat omschrijving uitkomst legalisatie onderzoek. U mag de (omschrijving bouwwerk / gebruik) dus niet laten staan / voortzetten.

 

Verzoek

Omdat legalisatie niet mogelijk is, vragen wij u vriendelijk de (omschrijving bouwwerk / gebruik) te verwijderen / te staken. Als u de overtreding ongedaan heeft gemaakt, horen wij dat graag van u middels een melding bij het cluster Vergunningverlening en Toezicht. In dat geval is verdere actie van onze kant namelijk niet nodig. Wij zullen dan de geregistreerde illegale situatie uit ons systeem verwijderen.

 

Wat gebeurt er als u geen actie onderneemt?

Wij wijzen u er op dat wij voornemens zijn in de nabije toekomst een formele handhavingsprocedure op te starten in die gevallen die op dat moment nog altijd niet aan de wet- en regelgeving voldoen. Deze procedures zullen gefaseerd worden opgestart. Wij gaan er vanuit dat dit vriendelijke verzoek voldoende is waardoor een dergelijke procedure achterwege kan blijven.

 

Deze brief is geen besluit als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht, waartegen volgens de bepalingen omtrent bezwaar en beroep van deze wet, bezwaar kan worden ingesteld.

 

Vragen?

Wanneer u naar aanleiding van deze brief nog vragen heeft, dan kunt u contact opnemen met het cluster Vergunningverlening en Toezicht onder bovenstaand telefoonnummer.

 

Wij vertrouwen erop u hiermee vooralsnog afdoende te hebben geïnformeerd.