Organisatie | Zevenaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | nr 09.03 Bomenverordening Zevenaar 2010 |
Citeertitel | Bomenverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
inwerkingtreding gekoppeld aan Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2010 | 07-12-2019 | Onbekend | 30-06-2010 Zevenaar Post, 1-9-2010 | Onbekend |
ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
d.dunning: velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering
van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd.
e.rooien: het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de
f.kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de
i.boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest
recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.
ARTIKEL 3: Aanvraag vergunning
De vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd, onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken. De indieningsvereisten zijn geregeld in de Ministeriële regeling omgevingsrecht.
ARTIKEL 4: Weigeringsgronden/Criteria
Een vergunning tot vellen kan worden opgeschort of geweigerd, nadat een omgevingsvergunning voor bouw of aanleg is verleend, indien de rechthebbende aanvrager van de vergunning tot vellen niet, of niet tijdig, of niet volledig de aanwezigheid van een beeldbepalende of anderszins waardevolle houtopstand heeft gemeld aan het bevoegd gezag.
genoemde criteria naar de hieraan ten grondslag liggende beleidsregels.
7.De burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van acuut
ARTIKEL 7: Standaardvoorwaarde van niet-gebruik
Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het standaardvoorschrift dat niet tot vellen mag worden overgegaan en de vergunning pas van kracht wordt met ingang van de dag na de dag waarop de bezwaartermijn afloopt. Indien gedurende de bezwaartermijn een bezwaar of een voorlopige voorziening is ingediend, wordt de vergunning pas van kracht één week nadat op dat bezwaar of die voorlopige voorziening is beslist.
ARTIKEL 9: Bijzondere vergunningsvoorschriften
Tot aan de vergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift
behoren dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of
andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien
andere vergunningen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn
of de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.
ARTIKEL 10: Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
Indien een voor zover blijkt dat een belanghebbende door toepassing van artikel 2, 9, of 10 schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet of anderszins is verzekerd, kent het bevoegd gezag hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
ARTIKEL 12: Bestrijding van iepenziekte
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van de iepenziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
b.Het verbod onder a is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op
iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter;
c.Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder a.
ARTIKEL 13: Bescherming publieke houtopstand
Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een publieke houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van burgemeester en wethouders.
Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 4, vijfde en zesde lid, artikel 5 vierde lid, artikel 7, artikel 8 eerste en tweede lid, artikel 9 eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste lid, artikel 10 eerste, tweede, derde en vijfde lid, artikel 13 tweede, derde en vierde lid en artikel 14 eerste en tweede lid is gegeven, onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in artikel 10 derde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.
Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, danwel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet na komt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.
De griffier, De voorzitter,
Toelichting Bomenverordening Zevenaar 2010
De Bomenverordening Zevenaar 2010 sluit aan op de systematiek van de Bomenverordening 2007 en daarmee op de modelbomenverordening 2004 van de Bomenstichting en de kapverordening 1987 van de voormalige gemeente Zevenaar. Na de gemeentelijke herindeling heeft de gemeente met twee regimes gewerkt. Met de nieuwe bomenverordening vervallen de oude verordeningen van de voormalige gemeenten. Uitgangspunt bij de nieuwe verordening is dat bescherming van houtopstanden uit overwegingen van milieu en landschapsbehoud van wezenlijk belang is, maar dat de lasten en beperkingen slechts in redelijkheid aan betrokkenen kunnen worden opgelegd.
Vanuit deze visie zijn net als in de kapverordening 1987 bomen binnen de bebouwde kom in voor-, zij- en/of achtertuinen vrijgesteld van een kapvergunning. Voor bomen buiten de bebouwde kom is de regeling van toepassing dat bomen met een diameter, op een hoogte van 1,30 meter boven maaiveld, kleiner dan 20 cm doorsnede vrijgesteld zijn van een kapvergunning. Alleen voor waardevolle en monumentale bomen is een kapvergunning nodig om deze te vellen.
Artikel 1: Begripsomschrijvingen
a. Houtopstand. Het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.
Hoofdbomenstructuur. Vastgestelde opbouw en onderlinge samenhang van houtopstand in een bepaald gebied, in relatie tot het desbetreffende gebied.
Boom. Een houtachtig, opgaand gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking van het hiervoor gestelde kan de dwarsdoorsnede kleiner zijn dan 20 cm op 1,3 meter boven het maaiveld, indien sprake is van: een monumentale boom of bijzonder beschermwaardige houtopstand als bedoeld in artikel 5; een houtopstand in het kader van een herplant-of instandhoudingsplicht als bedoeld in artikelen 9 en 10.
Boomvormer. Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester-struik-struikachtige boom-(meerstammige) boom.
Hakhout. Eén of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.
Houtwal. Lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers.
(lint) Begroeiing. Vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijv
meidoorn-of mispelhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat begroeiing in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden.
Bosplantsoen. Aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk heester, struiken en
Struweel. Een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.
Dode bomen. Met “zowel vitaal als afgestorven” is bedoeld ook het vellen van dode of bijna dode bomen vergunningplichtig te maken. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende eigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of “bij vergissing” een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologische waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.
b.Vellen. Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandalaberen of het snoeien van meer dan 50% van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandalaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer kandalaberen of knotten is wel vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningplichtig.
c. Monetaire boomwaarde. De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel 155-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.
d.Bomen effect analyse. Waardevolle houtopstanden worden regelmatig beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. De bomen effect analyse is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.
bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:
De zinsnede “die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd bedoelt de alle hiervoor genoemde uitzonderingen conform de Memorie van Toelichting op de boswet te beperken tot bomen met een aantoonbaar economisch doel en te onderscheiden van sierbomen. Bij vrucht of fruitbomen, zijn sierbomen die vruchten dragen dus wel kapvergunningplichtig. Onder het kapverbod valt het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet.
3.Het vellen van houtopstanden in voor-, zij- en/of achtertuinen binnen de bebouwde kom is vrijgesteld van een kapvergunning. De achterliggende gedachte hiervan is dat bescherming van houtopstanden uit overwegingen van milieu- en landschapsbehoud van wezenlijk belang is, maar dat de lasten en beperkingen slechts in redelijkheid aan betrokkenen kunnen worden opgelegd. In de praktijk van vergunningen wordt in 90% van de gevallen de vergunning verleend. Met deze bepaling worden onnodige administratieve handelingen voorkomen. Voor houtopstanden buiten de bebouwde kom geldt dat bomen met een diameter kleiner dan 20 cm zijn vrijgesteld van vergunning. De reden hiervoor is het feit dat landschappelijke kwaliteit zeer sterk samenhangt met particuliere houtopstanden. Desalniettemin wordt ook hier een vereenvoudiging van regelgeving bereikt.
De vergunning voor het vellen van houtopstanden is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder g. van de Wabo. Vaak zal naast de vergunning nog een vergunning, ontheffing of vrijstelling op grond van de Natuurbeschermingswet of de Flora- en Faunawet nodig zijn in verband met de bescherming van vogels en hun nesten in de bomen. De Natuurbeschermingswet en Flora- en Faunawet haken aan bij de Wabo. Er wordt dan dus één omgevingsvergunning verleend of geweigerd. De Boswet haakt echter niet aan bij de Wabo. Indien die van toepassing is, blijft dus een aparte vergunning vereist.
Artikel 3: Aanvraag vergunning
In de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) zijn indieningsvereisten voor de aanvraag van een omgevingsvergunning opgenomen. Naast een aantal algemene indieningsvereisten zijn er in artikel 7.3 van de Mor nog een aantal speciale indieningsvereisten voor het vellen van houtopstanden opgenomen. Dit artikel 7.3 luidt als volgt:
In of bij de aanvraag om een vergunning met betrekking tot het vellen van houtopstand, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de wet, identificeert de aanvrager op de aanduiding als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van deze regeling, iedere houtopstand waarop de aanvraag betrekking heeft met een nummer.
Dit artikel bevat criteria die in ieder besluit inzake een aanvraag tot vellen genoemd moeten worden. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of gevaarlijke bomen altijd voor een vergunning in aanmerking zullen komen. Ervaring leert dat de algemene termen waarin hier genoemde weigeringsgronden gesteld zijn nadere uitwerking behoeven van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang. Deze criteria kunnen in een afwegingsmodel worden geplaatst dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt gehanteerd. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar beleidsbesluiten. Ook de derde-belanghebbenden ingediende zienswijzen moeten meegewogen worden. Op grond va de Algemene wet bestuursrecht(artikelen 3:46-3:50 en 4:82-4:84) dient de motivering van het besluit van burgemeester en wethouders te verwijzen naar gemeentelijke beleidsregels.
Artikel 5: Waardevolle/monumentale bomen en bijzondere houtopstand
1.De lijst met waardevolle/monumentale bomen bevat bijzondere beschermwaardige bomen en andere houtopstand. De lijst kan houtopstand bevatten met een kleinere dwarsdoorsnede dan in artikel 1 genoemd. Op deze wijze kan (landschappelijk) waardevolle houtopstand, zoals beeldbepalende Rhododendrons, Magnolia’s of een nieuwe aangeplante herdenkingsboom met een kleinere diktemaat toch bescherming genieten. Duurzaam behoud van houtopstand op de lijst van waardevolle/monumentale bomen heeft een hoge
2.Dit artikel geeft een aantal algemene richtlijnen waaraan een lokale waardevolle/monumentale bomenlijst minimaal moet voldoen.
De procedure is geregeld in de Wabo, waardoor dit artikel is komen te vervallen.
Aanvragers kunnen slechts zijn: eigenaren van of zakelijk gerechtigden tot een houtopstand.
Zakelijk gerechtigden zijn in beginsel degenen die een notariële akte kunnen overleggen inzake een recht van erfpacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of pootrecht betreffende de houtopstand. Huurders hebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor kapaanvraag van de verhuurder, die eigenaar van de houtopstand is, overleggen. De eigenaar van een houtopstand kan bij (huur)overeenkomst of bij machtiging zijn huurders het recht tot vergunningaanvraag verlenen.
Ook de gemeente zelf, waterschappen of andere publiekrechterlijke instanties kunnen aanvrager zijn. Zij volgen dezelfde procedure als andere aanvragers.
Artikel 7: Standaardvoorwaarde van niet-gebruik
Dit artikel is bedoeld om te vermijden dat de boom al feitelijk gekapt is voordat derden kennis van de kapvergunning hebben kunnen nemen. Aansluiting is gezocht met de formuleringen en systematiek uit de rechtspraak en de afstemming van de bouwvergunning op de milieuvergunning. Bezwaarmakers moeten om tussentijdse kap te voorkomen tijdens de beroepstermijn tegelijkertijd met het indienen van een beroepsschrift een verzoek tot voorlopige voorziening indienen bij de afdeling bestuursrechtspraak van de rechtbank. Ter voorkoming van directe kap na het ongegrond verklaren van de bezwaren, is een termijn van één week vastgesteld waarin niet gekapt mag worden en de bezwaarmakers de mogelijkheid hebben een beroepsschrift een verzoek tot voorlopige voorziening in te dienen.
Artikel 8: Vervaltermijn vergunning
Dit artikel was nodig om misbruik van (zeer) oude kapvergunningen tegen te gaan. Het artikel is vervallen, de Wabo regelt dit overigens op eenzelfde wijze.
Artikel 9: Bijzondere vergunningsvoorschriften.
Herplantplicht. De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie boomsoort of grootte. Andere werken Lid 4 verwoordt de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om de vergunningverlening afhankelijk te stellen van andere vergunningplichtige werken en de uitvoering daarvan. Soms kan in een eerder fase dan bij vergunning om te vellen al tot een aanhouding van het kapbesluit besloten worden op grond van artikel 4 van deze verordening.
Artikel 10: Herplant-/instandhoudingplicht
Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven.
Een financiële herplantplicht dient alleen voor herplant ingezet te worden zo nabij als mogelijk.
De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de gepubliceerde rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te vellen geweigerd wordt.
Artikel 12: Bestrijding iepenziekte
Belangrijk is dat na velling het hout direct wordt afgevoerd naar een gecertificeerd composteerbedrijf of wordt ontbast, om potentieel broedhout en verspreiding van de besmetting te voorkomen.
Artikel 13: bescherming publieke houtopstand
Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat bomen dienst doen als uithangbord waarop reclame wordt aangebracht of spandoeken aan worden bevestigd. Veelal blijven er resten touw achter in de boom die onnodige beschadigingen aan bomen opleveren waardoor ze onveilig kunnen worden.
De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schade vergoeding wegens schade aan bomen of houtopstand.
De strafmaatbepalingen zijn de basis voor aangifte bij de politie en eventuele strafvervolging door justitie. De bepalingen zijn overeenkomstig de grenzen van de Gemeentewet vastgesteld.
Ook het samengaan met andere delicten (vernieling van eigendom, belediging van personen, enz ) is vaak aanleiding om een illegale kap of beschadiging door justitie aan te laten pakken.
Zo dikwijls de zorg voor naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, bevoegdheid gegeven tot opsporing behoudens de strafrechtelijke grenzen in de overige wetgeving. In hoofdstuk 5 van de Algemene wet Bestuursrecht(artikelen 5:11-5-20) staan de bijzondere bevoegdheden van toezichthouders.