Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zevenaar

nr 09.03 Bomenverordening Zevenaar 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZevenaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingnr 09.03 Bomenverordening Zevenaar 2010
CiteertitelBomenverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

inwerkingtreding gekoppeld aan Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201007-12-2019Onbekend

30-06-2010

Zevenaar Post, 1-9-2010

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Bomenverordening Zevenaar 2010

 

 

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    houtopstand: één of meer bomen of boomvormers zowel vitaal als afgestorven, of

    andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een

    houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van

    bosplantsoen een struweel.

  • b.

    waardevolle/monumentale boom: bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere functie voor de omgeving.

  • c.

    vellen: rooien; kappen; verplanten; kandelaberen; het verrichten of nalaten van

handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

d.dunning: velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering

van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd.

e.rooien: het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de

houtopstand.

f.kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de

houtopstand.

  • g.

    kandelaberen: het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen.

  • h.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld overeenkomstig artikel

1 lid 5 van de Boswet.

i.boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest

recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • j.

    bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.

  • k.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

ARTIKEL 2: Kapverbod

  • 1.

    Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstand die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 van de Boswet.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9 en 10 van deze verordening;

    • b.

      op houtopstanden in voor-, zij- en/of achtertuinen bij woningen en bedrijven, gelegen binnen de bebouwde kom, onverminderd de uitzondering als bedoeld in artikel 5;

    • c.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • d.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

ARTIKEL 3: Aanvraag vergunning

  • 1.

    De vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd, onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken. De indieningsvereisten zijn geregeld in de Ministeriële regeling omgevingsrecht.

  • 2.

    Wanneer door of namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het bevoegd gezag een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het bevoegd gezag dit afschrift mede als een vergunningsaanvraag.

ARTIKEL 4: Weigeringsgronden/Criteria

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan de vergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2.

    Een vergunning kan worden geweigerd indien het belang van verlening niet opweegt tegen één of meer van de volgende waarden van behoud van houtopstand:

  • -

    natuur- en milieuwaarden;

  • -

    landschappelijke waarden;

  • -

    cultuurhistorische waarden;

  • -

    waarden van stads- en dorpsschoon;

  • -

    waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 3.

    In beginsel wordt geen vergunning verleend voor houtopstanden voorkomend op de vastgestelde lijst van bijzondere/monumentale bomen, als bedoeld in artikel 5.

  • 4.

    In beginsel wordt geen vergunning verleend indien velling in strijd is met het vigerende bestemmingsplan, de Flora en faunawet, de Habitatrichtlijn of andere regelgeving inzake natuurbescherming.

  • 5.

    Een vergunning tot vellen kan worden opgeschort of geweigerd, nadat een omgevingsvergunning voor bouw of aanleg is verleend, indien de rechthebbende aanvrager van de vergunning tot vellen niet, of niet tijdig, of niet volledig de aanwezigheid van een beeldbepalende of anderszins waardevolle houtopstand heeft gemeld aan het bevoegd gezag.

  • 6.

    Het bevoegd gezag verwijst ter motivering van de in lid 2, 3, 4 en 5 van dit artikel

genoemde criteria naar de hieraan ten grondslag liggende beleidsregels.

7.De burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van acuut

7. gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang.

ARTIKEL 5: Bijzondere/monumentale bomen en bijzondere houtopstand

  • 1.

    De gemeente bezit een lijst met bijzondere/monumentale bomen en bijzondere houtopstand, waarvoor in beginsel geen kapvergunning wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde lijst bevat in ieder geval de bomen voorkomende in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de landelijke Bomenstichting, aangevuld met lokale en toekomstige monumentale bomen en andere bijzondere houtopstand.

  • 3.

    De regelmatig bijgewerkte lijst met bijzondere/monumentale bomen omvat in ieder geval een voor een ieder goed herkenbare omschrijving, de standplaats, het kadastrale perceelsnummer, de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en de reden van registratie van iedere houtopstand.

  • 4.

    De eigenaar van een houtopstand die vermeld staat op de lijst van monumentale bomen is verplicht het bevoegd gezag onmiddellijk mededeling te doen van:

  • -

    eigendomsoverdracht van de houtopstand;

  • -

    het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand;

  • -

    de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

  • 5.

    De gemeenteraad stelt een regeling vast voor het subsidiëren van kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van de bijzondere/monumentale bomen en bijzondere houtopstand.

ARTIKEL 6: Procedure

Vervallen (geregeld in Wabo)

ARTIKEL 7: Standaardvoorwaarde van niet-gebruik

Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het standaardvoorschrift dat niet tot vellen mag worden overgegaan en de vergunning pas van kracht wordt met ingang van de dag na de dag waarop de bezwaartermijn afloopt. Indien gedurende de bezwaartermijn een bezwaar of een voorlopige voorziening is ingediend, wordt de vergunning pas van kracht één week nadat op dat bezwaar of die voorlopige voorziening is beslist.

ARTIKEL 8: Vervaltermijn vergunning

Vervallen (geregeld in Wabo)

ARTIKEL 9: Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1.

    Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat

    binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven

    aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2.

    In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke

    termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden

    vervangen.

  • 3.

    Tot aan de vergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift

    behoren dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of

    andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien

    andere vergunningen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn

    of de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 4.

    Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften behoren aanwijzingen ter

    bescherming van nabijgelegen houtopstand en voorschriften ter bescherming van in

    en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 5.

    Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het

    opstellen en overleggen van een bomen effect analyse in geval van bouw of aanleg

    van werken nabij te behouden bomen.

  • 6.

    Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is

    opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 10: Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2.

    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3.

    Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

  • -

    overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijnvoorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

  • -

    een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden.

  • 4.

    Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 11: Schadevergoeding

Indien een voor zover blijkt dat een belanghebbende door toepassing van artikel 2, 9, of 10 schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet of anderszins is verzekerd, kent het bevoegd gezag hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

ARTIKEL 12: Bestrijding van iepenziekte

  • 1.

    Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepenziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • b.

      iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus.

  • 2.

    Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van de iepenziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen ter plaatse te ontbasten en de bast te vernietigen;

    • c.

      de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepenziekte wordt voorkomen.

  • 3.

    a. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te

hebben of te vervoeren;

b.Het verbod onder a is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op

iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter;

c.Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder a.

c. van dit lid gestelde verbod.

ARTIKEL 13: Bescherming publieke houtopstand

Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een publieke houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van burgemeester en wethouders.

ARTIKEL 14: Strafbepaling

  • 1.

    Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 4, vijfde en zesde lid, artikel 5 vierde lid, artikel 7, artikel 8 eerste en tweede lid, artikel 9 eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste lid, artikel 10 eerste, tweede, derde en vijfde lid, artikel 13 tweede, derde en vierde lid en artikel 14 eerste en tweede lid is gegeven, onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in artikel 10 derde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2.

    Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, danwel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet na komt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

ARTIKEL 15: Opsporing

Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering, belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

ARTIKEL 16: Overgangsbepaling

Vervallen (geregeld in Wabo)

ARTIKEL 17: Slotbepaling

Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening Zevenaar 2010.

Zij treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking. Op datzelfde tijdstip vervalt de Bomenverordening Zevenaar 2007.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zevenaar,

gehouden op 30 juni 2010.

De griffier, De voorzitter,

Toelichting Bomenverordening Zevenaar 2010

Algemene toelichting

De Bomenverordening Zevenaar 2010 sluit aan op de systematiek van de Bomenverordening 2007 en daarmee op de modelbomenverordening 2004 van de Bomenstichting en de kapverordening 1987 van de voormalige gemeente Zevenaar. Na de gemeentelijke herindeling heeft de gemeente met twee regimes gewerkt. Met de nieuwe bomenverordening vervallen de oude verordeningen van de voormalige gemeenten. Uitgangspunt bij de nieuwe verordening is dat bescherming van houtopstanden uit overwegingen van milieu en landschapsbehoud van wezenlijk belang is, maar dat de lasten en beperkingen slechts in redelijkheid aan betrokkenen kunnen worden opgelegd.

Vanuit deze visie zijn net als in de kapverordening 1987 bomen binnen de bebouwde kom in voor-, zij- en/of achtertuinen vrijgesteld van een kapvergunning. Voor bomen buiten de bebouwde kom is de regeling van toepassing dat bomen met een diameter, op een hoogte van 1,30 meter boven maaiveld, kleiner dan 20 cm doorsnede vrijgesteld zijn van een kapvergunning. Alleen voor waardevolle en monumentale bomen is een kapvergunning nodig om deze te vellen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

a. Houtopstand. Het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.

Hoofdbomenstructuur. Vastgestelde opbouw en onderlinge samenhang van houtopstand in een bepaald gebied, in relatie tot het desbetreffende gebied.

Boom. Een houtachtig, opgaand gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking van het hiervoor gestelde kan de dwarsdoorsnede kleiner zijn dan 20 cm op 1,3 meter boven het maaiveld, indien sprake is van: een monumentale boom of bijzonder beschermwaardige houtopstand als bedoeld in artikel 5; een houtopstand in het kader van een herplant-of instandhoudingsplicht als bedoeld in artikelen 9 en 10.

Boomvormer. Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester-struik-struikachtige boom-(meerstammige) boom.

Hakhout. Eén of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

Houtwal. Lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers.

(lint) Begroeiing. Vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijv

meidoorn-of mispelhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat begroeiing in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden.

Bosplantsoen. Aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk heester, struiken en

boomvormers.

Struweel. Een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.

Dode bomen. Met “zowel vitaal als afgestorven” is bedoeld ook het vellen van dode of bijna dode bomen vergunningplichtig te maken. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende eigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of “bij vergissing” een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologische waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

b.Vellen. Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandalaberen of het snoeien van meer dan 50% van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandalaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer kandalaberen of knotten is wel vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningplichtig.

c. Monetaire boomwaarde. De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel 155-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.

d.Bomen effect analyse. Waardevolle houtopstanden worden regelmatig beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. De bomen effect analyse is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

Artikel 2: Kapverbod

  • 1.

    Dit verbod is in vele opzichten ruimer dan het lijkt. Vellen is meer dan alleen omzagen en een houtopstand is meer dan alleen een boom (zie artikel 1).

  • 2.

    De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15 lid 2.

Boswet genoemde houtopstand:

  • a.

    populieren of wilgen als wegbeplantingen of eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

  • b.

    fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

  • c.

    fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

  • d.

    kweekgoed;

  • e.

    houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde

bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

  • -

    ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

  • -

    ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totaal aantal rijen.

De zinsnede “die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd bedoelt de alle hiervoor genoemde uitzonderingen conform de Memorie van Toelichting op de boswet te beperken tot bomen met een aantoonbaar economisch doel en te onderscheiden van sierbomen. Bij vrucht of fruitbomen, zijn sierbomen die vruchten dragen dus wel kapvergunningplichtig. Onder het kapverbod valt het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet.

3.Het vellen van houtopstanden in voor-, zij- en/of achtertuinen binnen de bebouwde kom is vrijgesteld van een kapvergunning. De achterliggende gedachte hiervan is dat bescherming van houtopstanden uit overwegingen van milieu- en landschapsbehoud van wezenlijk belang is, maar dat de lasten en beperkingen slechts in redelijkheid aan betrokkenen kunnen worden opgelegd. In de praktijk van vergunningen wordt in 90% van de gevallen de vergunning verleend. Met deze bepaling worden onnodige administratieve handelingen voorkomen. Voor houtopstanden buiten de bebouwde kom geldt dat bomen met een diameter kleiner dan 20 cm zijn vrijgesteld van vergunning. De reden hiervoor is het feit dat landschappelijke kwaliteit zeer sterk samenhangt met particuliere houtopstanden. Desalniettemin wordt ook hier een vereenvoudiging van regelgeving bereikt.

De vergunning voor het vellen van houtopstanden is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder g. van de Wabo. Vaak zal naast de vergunning nog een vergunning, ontheffing of vrijstelling op grond van de Natuurbeschermingswet of de Flora- en Faunawet nodig zijn in verband met de bescherming van vogels en hun nesten in de bomen. De Natuurbeschermingswet en Flora- en Faunawet haken aan bij de Wabo. Er wordt dan dus één omgevingsvergunning verleend of geweigerd. De Boswet haakt echter niet aan bij de Wabo. Indien die van toepassing is, blijft dus een aparte vergunning vereist.

Artikel 3: Aanvraag vergunning

In de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) zijn indieningsvereisten voor de aanvraag van een omgevingsvergunning opgenomen. Naast een aantal algemene indieningsvereisten zijn er in artikel 7.3 van de Mor nog een aantal speciale indieningsvereisten voor het vellen van houtopstanden opgenomen. Dit artikel 7.3 luidt als volgt:

  • 1.

    In of bij de aanvraag om een vergunning met betrekking tot het vellen van houtopstand, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de wet, identificeert de aanvrager op de aanduiding als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van deze regeling, iedere houtopstand waarop de aanvraag betrekking heeft met een nummer.

  • 2.

    In of bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, vermeldt de aanvrager per genummerde houtopstand:

  • a.

    de soort houtopstand;

  • b.

    de locatie van de houtopstand op het voor-, zij- dan wel achtererf;

  • c.

    de diameter in centimeters, gemeten op 1,30 meter vanaf het maaiveld;

  • d.

    de mogelijkheid tot herbeplanten, alsmede het eventuele voornemen om op een daarbij te vermelden locatie tot herbeplanten van een daarbij te vermelden aantal soorten over te gaan.

Artikel 4: Criteria

Dit artikel bevat criteria die in ieder besluit inzake een aanvraag tot vellen genoemd moeten worden. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of gevaarlijke bomen altijd voor een vergunning in aanmerking zullen komen. Ervaring leert dat de algemene termen waarin hier genoemde weigeringsgronden gesteld zijn nadere uitwerking behoeven van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang. Deze criteria kunnen in een afwegingsmodel worden geplaatst dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt gehanteerd. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar beleidsbesluiten. Ook de derde-belanghebbenden ingediende zienswijzen moeten meegewogen worden. Op grond va de Algemene wet bestuursrecht(artikelen 3:46-3:50 en 4:82-4:84) dient de motivering van het besluit van burgemeester en wethouders te verwijzen naar gemeentelijke beleidsregels.

Artikel 5: Waardevolle/monumentale bomen en bijzondere houtopstand

1.De lijst met waardevolle/monumentale bomen bevat bijzondere beschermwaardige bomen en andere houtopstand. De lijst kan houtopstand bevatten met een kleinere dwarsdoorsnede dan in artikel 1 genoemd. Op deze wijze kan (landschappelijk) waardevolle houtopstand, zoals beeldbepalende Rhododendrons, Magnolia’s of een nieuwe aangeplante herdenkingsboom met een kleinere diktemaat toch bescherming genieten. Duurzaam behoud van houtopstand op de lijst van waardevolle/monumentale bomen heeft een hoge

prioriteit.

2.Dit artikel geeft een aantal algemene richtlijnen waaraan een lokale waardevolle/monumentale bomenlijst minimaal moet voldoen.

Artikel 6: Procedure

De procedure is geregeld in de Wabo, waardoor dit artikel is komen te vervallen.

Aanvragers kunnen slechts zijn: eigenaren van of zakelijk gerechtigden tot een houtopstand.

Zakelijk gerechtigden zijn in beginsel degenen die een notariële akte kunnen overleggen inzake een recht van erfpacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of pootrecht betreffende de houtopstand. Huurders hebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor kapaanvraag van de verhuurder, die eigenaar van de houtopstand is, overleggen. De eigenaar van een houtopstand kan bij (huur)overeenkomst of bij machtiging zijn huurders het recht tot vergunningaanvraag verlenen.

Ook de gemeente zelf, waterschappen of andere publiekrechterlijke instanties kunnen aanvrager zijn. Zij volgen dezelfde procedure als andere aanvragers.

Artikel 7: Standaardvoorwaarde van niet-gebruik

Dit artikel is bedoeld om te vermijden dat de boom al feitelijk gekapt is voordat derden kennis van de kapvergunning hebben kunnen nemen. Aansluiting is gezocht met de formuleringen en systematiek uit de rechtspraak en de afstemming van de bouwvergunning op de milieuvergunning. Bezwaarmakers moeten om tussentijdse kap te voorkomen tijdens de beroepstermijn tegelijkertijd met het indienen van een beroepsschrift een verzoek tot voorlopige voorziening indienen bij de afdeling bestuursrechtspraak van de rechtbank. Ter voorkoming van directe kap na het ongegrond verklaren van de bezwaren, is een termijn van één week vastgesteld waarin niet gekapt mag worden en de bezwaarmakers de mogelijkheid hebben een beroepsschrift een verzoek tot voorlopige voorziening in te dienen.

Artikel 8: Vervaltermijn vergunning

Dit artikel was nodig om misbruik van (zeer) oude kapvergunningen tegen te gaan. Het artikel is vervallen, de Wabo regelt dit overigens op eenzelfde wijze.

Artikel 9: Bijzondere vergunningsvoorschriften.

Herplantplicht. De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie boomsoort of grootte. Andere werken Lid 4 verwoordt de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om de vergunningverlening afhankelijk te stellen van andere vergunningplichtige werken en de uitvoering daarvan. Soms kan in een eerder fase dan bij vergunning om te vellen al tot een aanhouding van het kapbesluit besloten worden op grond van artikel 4 van deze verordening.

Artikel 10: Herplant-/instandhoudingplicht

Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven.

Een financiële herplantplicht dient alleen voor herplant ingezet te worden zo nabij als mogelijk.

Artikel 11: Schadevergoeding

De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de gepubliceerde rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te vellen geweigerd wordt.

Artikel 12: Bestrijding iepenziekte

Belangrijk is dat na velling het hout direct wordt afgevoerd naar een gecertificeerd composteerbedrijf of wordt ontbast, om potentieel broedhout en verspreiding van de besmetting te voorkomen.

Artikel 13: bescherming publieke houtopstand

Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat bomen dienst doen als uithangbord waarop reclame wordt aangebracht of spandoeken aan worden bevestigd. Veelal blijven er resten touw achter in de boom die onnodige beschadigingen aan bomen opleveren waardoor ze onveilig kunnen worden.

Artikel 14: Strafbepaling

De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schade vergoeding wegens schade aan bomen of houtopstand.

De strafmaatbepalingen zijn de basis voor aangifte bij de politie en eventuele strafvervolging door justitie. De bepalingen zijn overeenkomstig de grenzen van de Gemeentewet vastgesteld.

Ook het samengaan met andere delicten (vernieling van eigendom, belediging van personen, enz ) is vaak aanleiding om een illegale kap of beschadiging door justitie aan te laten pakken.

Artikel 15: Opsporing

Zo dikwijls de zorg voor naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, bevoegdheid gegeven tot opsporing behoudens de strafrechtelijke grenzen in de overige wetgeving. In hoofdstuk 5 van de Algemene wet Bestuursrecht(artikelen 5:11-5-20) staan de bijzondere bevoegdheden van toezichthouders.