Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bankreglement Den Haag 2016 |
Citeertitel | Bankreglement Den Haag 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Bankreglement Den Haag 2016 |
Het Bankreglement gemeente Den Haag 2013 wordt ingetrokken
Wet op het financieel toezicht
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-04-2016 | Nieuwe regeling | 19-04-2016 Dit besluit wordt gepubliceerd in het gemeenteblad en is met ingang van 21 april 2016, inclusief toelichting en bijlagen, terug te vinden op de site www.denhaag.nl/bestuurlijkestukken, onder risnummer 293885 | RIS 293885/ BSW/2016.18 |
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,
Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, de burgemeester,
Hoofdstuk I Algemene Bepalingen Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
overeenkomst op afstand: elke overeenkomst betreffende een financieel product tussen de kredietbanken een cliënt die gesloten wordt in het kader van een door de kredietbank georganiseerd systeem waarin tot en met de totstandkoming van deze overeenkomst gebruik wordt gemaakt van één of meer technieken voor communicatie op afstand;
sociaal krediet: een krediet dat door de kredietbank, anders dan in de vorm van een saneringskrediet wordt verleend aan de cliënt die dit elders niet, of niet tegen acceptabele voorwaarden, kan verkrijgen als gevolg van leeftijd, inkomen, tijdelijke verblijfsvergunning ofbeschadigd kredietverleden, dan wel indien de cliënt beschikt over een schriftelijke afwijzing van een gelijke kredietaanvraag bij een financiële instelling met een vergunning op grond van de wet;
Hoofdstuk II Doel, taakstelling beheer en toezicht
De kredietbank heeft tot doel:
Hoofdstuk III Financiële dienstverlening
De artikelen 3.2 tot en met 3.8 zijn van toepassing op financiële diensten en financiële producten waarop
Artikel 3.5 Zorgvuldige dienstverlening
De kredietbank draagt er zorg voor dat de door of namens haar verstrekte of beschikbaar gesteldeinformatie ter zake van een financieel product of financiële dienst, waaronder reclame-uitingen, geen afbreuk doet aan de bij of krachtens de wet aan de cliënt te verstrekken of beschikbaar te stellen informatie.
Paragraaf 1 Inleidende bepalingen
Artikel 4.3 Formulier standaardinformatie inzake consumptief krediet
In het geval dat de cliënt heeft verzocht de kredietovereenkomst tot stand te laten komen met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand waardoor de in het eerste lid bedoelde informatie niet schriftelijk of op een duurzame drager kan worden verstrekt voorafgaand aan de totstandkoming van de kredietovereenkomst, verstrekt de Kredietbank de informatie aan
de cliënt onmiddellijk na de totstandkoming van kredietovereenkomst.
Paragraaf 3 Kredietovereenkomst
De kredietbank wint in het belang van de kredietnemer voorafgaande aan de totstandkoming van de kredietovereenkomst informatie in over de financiële positie van de kredietnemer en beoordeelt, ter voorkoming van overkreditering van de kredietnemer en ter bescherming tegen onverantwoorde transactierisico’s, of het aangaan van de overeenkomst verantwoord is.
Artikel 4.11 Zakelijke of persoonlijke zekerheid
Indien omstandigheden met betrekking tot de kredietnemer dan wel het doel van de kredietverlening dit rechtvaardigen, kan de kredietbank verlangen dat zakelijke of persoonlijke zekerheid wordt gesteld.
Artikel 4.15 Kredietvergoeding niet doorlopend krediet
Indien een krediet met een van tevoren vastgestelde kredietsom is overeengekomen kunnen door de kredietbank vergoedingen in rekening worden gebracht:
Paragraaf 6 Opeisbaarheid en kwijtschelding
De kredietbank is bevoegd het krediet vervroegd op te eisen, indien:
de kredietnemer aan de kredietbank, met het oog op het aangaan van de kredietovereenkomst,bewust onjuiste inlichtingen heeft verstrekt van dien aard, dat de kredietbank de kredietovereenkomst geheel niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben aangegaan indien aan de kredietbank de juiste stand van zaken bekend zou zijn geweest.
Paragraaf 7 Hypothecair krediet en onderhoudskrediet
Artikel 4.20 Hypothecair krediet
De artikelen 3.2 tot en met 3.8, 4.2, 4.4 tot en met 4.14, artikel 4.17 eerste en tweede lid, artikel 4.18 en 4.19 zijn van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van hypothecair krediet, tenzij hiervan bij de kredietovereenkomst of in de algemene voorwaarden wordt afgeweken.
Artikel 4.21 Onderhoudskrediet
De artikelen 3.2 tot en met 3.8, 4.2, 4.4 tot en met 4.14, artikel 4.17 eerste en tweede lid, artikel 4.18 en 4.19 van dit reglement zijn van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van onderhoudskrediet, tenzij hiervan bij de kredietovereenkomst of in de algemene voorwaarden wordt afgeweken.
Artikel 4.22 Typen pandbeleningen
De overeenkomst van pandbelening wordt door de kredietbank uitsluitend aangegaan onder het bedingvan artikel 130 eerste lid onder a van het Burgerlijk Wetboek, waarin bepaald wordt dat de pandbelener die een zaak in de macht van de kredietbank heeft gebracht recht houdt op teruggave van de zaak indien deze binnen de beleentermijn de ter beschikking gestelde geldsom volledig aan de kredietbank heeft terugbetaald en de pandbeleningsvergoeding volledig heeft voldaan.
Artikel 4.26 Overeenkomst van pandbelening
de pandbeleningsvergoeding, zoals bepaald in artikel 4.31, uitgedrukt in het bedrag dattezamen met de beleensom moet worden betaald wanneer het pand op de laatste dag van de beleentermijn wordt teruggehaald, alsmede de wijze waarop deze wordt berekend indien de beleende zaak op een eerder tijdstip wordt teruggehaald;
Artikel 4.28 Afwikkeling van de overeenkomst van pandbelening.
De meeropbrengst als bedoeld in het vijfde lid van dit artikel wordt bepaald door de opbrengstbij verkoop, minus de ter beschikking geldsom, de pandbelenersvergoeding berekend over de periode tot en met de dag van verkoop en eventuele kosten die voor de feitelijke verkoop gemaakt moesten worden, zoals veilingkosten.
Artikel 4.29 Verlenging en op nieuw belenen
Roerende zaken die eerder zijn beleend en waarbij de overeenkomst van pandbelening volledig isnagekomen door betaling van de ter beschikking gestelde geldsom en pandbeleningsvergoeding mogen opnieuw ter belening worden aangeboden; Hierbij wordt de beleende zaak gelost, wordt de bestaande overeenkomst tot pandbelening beëindigd, en komt een nieuwe overeenkomst tot pandbelening tot stand. Het te betalen bedrag dat voortkomt uit de beëindiging van de
bestaande overeenkomst van pandbelening wordt verrekend met het te ontvangen bedrag voor de nieuwe overeenkomst van pandbelening.
Artikel 4.30 Aangifte verloren en ontvreemde zaken
De kredietbank houdt aantekening van aangifte van en inlichtingen omtrent ter belening aangebodenroerende zaken die verloren of ontvreemd zijn of waarvan vermoed wordt dat zij verloren of ontvreemd zijn. In pand aangeboden roerende zaken, die met een duidelijke omschrijving als ontvreemd of verloren bij de kredietbank zijn aangegeven of waarvan vermoed wordt dat zij ontvreemd of verloren zijn, worden aangehouden.
Paragraaf 4 Overige bepalingen
Artikel 5.4 Overige bepalingen
De kredietbank is bevoegd aan de rekeninghouder een vergoeding in rekening te brengen voor de kosten van het budgetbeheer of budgetbegeleiding en voor het opnieuw verstrekken van een al eerder toegezonden periodiek afschrift of eindafrekening. De directeur bepaalt de hoogte van de in rekening te brengen kosten.
De klachtenregeling van de dienst SZW is van toepassing op klachten over handelingen ofgedragingen van medewerkers van de kredietbank dan wel de gang van zaken rond kredietverstrekking of budgetbeheer. Indien cliënt zich niet kan verenigen hiermee kan hij hierover een klacht indienen overeenkomstig de klachtenprocedure van de dienst.
De werkzaamheden van de Gemeentelijke Kredietbank worden geregeld in een bankreglement. Dit vloeit voort uit een verplichting die is opgenomen in de Wet op het financieel toezicht (Wft).
In de Wft is het toezicht op financiële markten belegd bij De Nederlandse Bank (DNB) voor het prudentieel toezicht en bij de Autoriteit Financiële Markten(AFM) voor het gedragstoezicht.
Het onderdeel over gedragstoezicht is echter niet van toepassing op het aanbieden van krediet door een gemeentelijke kredietbank indien voor de bedrijfsvoering van die gemeentelijke kredietbank een reglement is vastgesteld.
De verplichting tot opstellen van dit bankreglement is opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. Sinds oktober 2012 is de verplichting vervallen om het bankreglement na vaststelling door het college nog ter goedkeuring voor te leggen aan Gedeputeerde Staten.
In de Pandhuiswet 1910 was eveneens een verplichting opgenomen om de werkzaamheden van de kredietbank of van een gemeentelijk pandhuis te regelen in een bankreglement. Met de intrekking van deze Pandhuiswet 1910 is deze verplichting vervallen. De meer algemeen geformuleerde verplichting uit de Wft is echter gehandhaafd. Aangenomen moet worden dat deze verplichting ook ziet op de kredietverlening in de vorm van pandkredieten, omdat immers het gemeentelijk Pandhuis onderdeel is van de Gemeentelijke Kredietbank.
In het bijgevoegde nieuwe Bankreglement Den Haag 2016 zijn wijzigingen doorgevoerd die voortvloeien uit de intrekking van de Pandhuiswet 1910 en de opname van de regels met betrekking tot pandbeleningen in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Voorts is bij de sociale kredietverlening een aantal wijzigingen doorgevoerd in overeenstemming met wijzigingen in Europese wetgeving.
De belangrijkste kenmerken van de nieuwe bepalingen voor pandbeleningen, voor zover van belang voor gemeentelijke pandhuizen en dus voor dit bankreglement, zijn de volgende:
De wet biedt twee mogelijke vormen van pandbeleningen. De klassieke verpanding, waarbij de zaakeigendom blijft van de belener, en het pandhuis gehouden is de beleende zaak aan de pandbelener terug te geven zodra hij binnen de beleentermijn de pandlening en de pandbeleningskosten (rente) volledig heeft voldaan en de zogenaamde “verkoop met recht op terugkoop” waarbij de pandbelener de zaak direct aan het pandhuis in eigendom overdraagt maar het pandhuis gehouden is de zaak aan de pandbelener terug te geven zodra deze binnen de beleentermijn het leenbedrag en de pandbeleningskosten volledig heeft voldaan. In de overeenkomsten moet expliciet worden aangegeven welke vorm van pandbelening het betreft. Het Pandhuis van de gemeente Den Haag heeft vanouds alleen de eerste vorm van pandbeleningen en continueert dit. In het bankreglement wordt dit expliciet opgenomen als enige vorm die de kredietbank toepast.
Er geldt in de nieuwe bepalingen een maximale pandbelenersvergoeding. Er bestond geen maximumonder de Pandhuiswet 1910. De maximale pandbelenersvergoeding onder de Nieuwe Pandhuiswet bedraagt 4,5% per maand (gedurende een overgangsjaar mocht nog 9% per maand worden gerekend). Deze maximale percentages staan ver af van het beleid van de Kredietbank waar sinds 2012 niet meer dan 1,33% per maand in rekening wordt gebracht. Deze positieve afwijking komt voort uit de maatschappelijke taakstelling van de kredietbank.
Er is een wijziging doorgevoerd met betrekking tot de beleenperiode en de mogelijkheid dezete verlengen. De standaard beleenperiode van zes maanden, met de mogelijkheid deze te verlengen (doorgaans weer met zes maanden) en waarbij in ieder geval betaling verlangd werd van de opgebouwde rente (en soms een deel van de beleensom) is vervallen en vervangen door de mogelijkheid per categorie zaken een verschillende beleenperiode te hanteren. Er wordt niet meer gesproken over verlenging van de pandbelening. Wel kan op dezelfde zaak een nieuwe pandbelening tegen actuele voorwaarden worden afgesloten, waarbij verrekening van de aflossing met de nieuwe beleensom mogelijk is. Hiermee wordt aangesloten bij het uitgangspunt van de nieuwe wetgeving dat als de belener uiteindelijk besluit zijn pand toch niet op te halen, er voor hem geen restschuld overblijft. Tegelijkertijd blijft hij in staat om bij opnieuw belenen alvast een deel van de kosten te voldoen en zo cumulatie van uiteindelijk op te brengen pandbeleningskosten te voorkomen.
In het bankreglement zijn de begrippen voor pandbeleningen aangepast aan die welke in hetBurgerlijk Wetboek (Regels m.b.t. pandbeleningen) worden gehanteerd. In plaats van pandlening wordt gesproken over pandbeleningsovereenkomst. De pandbeleningsvergoeding omvat àlle kosten die over het pandkrediet in rekening kunnen worden gebracht. De beleentermijn betreft de termijn waarbinnen de pandgever te allen tijde het recht heeft op teruggave tegen vergoeding van de kosten. Deze is in de wet minimaal op twee maanden gesteld.
Op grond van Europese bepalingen (Consumers Credit Directive) wordt aan kredietinstellingeneen aantal regels opgelegd met betrekking tot reclame-uitingen, 14-dagen bedenktermijn, precontractuele informatieverplichtingen en gebruik van het ESIC-formulier (Europese Standaardinformatie inzake Krediet). De brancheorganisatie voor kredietverlening en schuldhulpverlening, de NVVK, heeft vastgesteld dat deze regels niet van toepassing zijn op een kredietbank die zich kwalificeert als openbaar lichaam en kredieten verleent aan een beperkt publiek met een doelstelling van algemeen belang. De Gemeentelijke Kredietbank is onderdeel van de dienst SZW en als zodanig onderdeel van een openbaar lichaam. De beperkte reikwijdte van de sociale kredietverlening is in dit bankreglement vastgelegd. Toch wordt, in navolging van het advies van de brancheorganisatie, de precontractuele informatieverplichting uitgevoerd in overeenstemming met de Europese richtlijnen. Hiermee wordt de consument alle bescherming en informatie bedoeld die in de CCD is bedoeld. Er wordt gebruik gemaakt van het ESIC formulier. Dit is in het bankreglement vastgelegd.