Overheidsorganisatie | Gemeente Oldenzaal |
---|---|
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening Ioaw en Ioaz 2013 |
Citeertitel | Maatregelenverordening Ioaw en Ioaz 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Maatregelenverordening Ioaw en Ioaz 2010.
Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2013.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-03-2013 | 01-01-2013 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 25-02-2013 Gemeenteblad, 05-03-2013 | INTB-13-00566 |
De raad van de gemeente Oldenzaal;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 januari 2013, nr. 4/5, reg.nr. INTB-13-00566;
gelet op artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 30, tweede lid van de Ioaw, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, eerste lid van de Ioaz;
b e s l u i t :
vast te stellen de Maatregelenverordening Ioaw en Ioaz 2013
1. Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Deze verordening verstaat onder:
wet: de Ioaw en Ioaz;
uitkering: de uitkering bedoeld in artikel 5, eerste lid van de wet;
uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde bruto grondslag, bedoeld in artikel 5 van de wet;
college: het college van burgemeester en wethouders;
werk-/trajectplan: een individueel plan, gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces;
rechthebbende: degene die recht heeft op een uikering op grond van de wet.
3. De verlaging van de uitkering zoals bedoeld in deze verordening wordt toegepast op de uitkeringsnorm.
Bij het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf, dan wel deinschrijving niet of niet tijdig verlengen, wordt de uitkering verlaagd met 5% van de uitkeringsnorm gedurende een maand.
Bij het niet binnen de gestelde termijn ondertekenen of aan het college retourneren van een exemplaar van het werk-/trajectplan, wordt de uitkering verlaagd met 10% van de uitkeringsnorm gedurende een maand.
Bij de volgende gedragingen wordt de uitkering verlaagd met 20% van de uitkeringsnorm gedurende een maand:
het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de arbeidsinschakeling, op een aangegeven plaats en tijd verschijnen;
het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding;
gedragingen die de inschakeling in de algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;
het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen.
Bij het in onvoldoende mate nakomen van de verplichting gebruik te maken van de geboden voorzieningen gericht op reïntegratie en integratie van de belanghebbende, wordt de uitkering verlaagd met 50% van de uitkeringsnorm gedurende een maand.
Bij het weigeren gebruik te maken van de aangeboden voorzieningen tot arbeidsintegratie of de aangeboden ondersteuning gericht op arbeidsintegratie, wordt de uitkering verlaagd met 100% van de uitkeringsnorm gedurende een maand.
1. Het college verlaagt voor onbepaalde duur de uitkering indien de rechthebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en:
aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; dan wel
de dienst betrekking is beëindigd door of op verzoek van de rechthebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.
2. De hoogte van de verlaging is gelijk aan het door dit gedrag verloren bruto inkomen.
3. Het college heroverweegt een besluit als bedoeld in het eerste lid binnen een door hem te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.
1. Het college verlaagt voor onbepaalde duur de uitkering indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de Ioaw en weigert aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.
2. De hoogte van de verlaging is gelijk aan het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.
3. Het college heroverweegt een besluit als bedoeld in het eerste lid binnen een door hem te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.
1. Van de in de artikelen 2 tot en met 11 genoemde percentages kan naar beneden of naar boven worden afgeweken op grond van de ernst van de gedraging, de mate waarin de rechthebbende de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin rechthebbende verkeert.
2. Van het opleggen van een verlaging wordt in ieder geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
3. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten af te zien van het opleggen van een verlaging.
1. De verlaging bedoeld in de artikelen 2 tot en met 11 wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand, volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de verla-ging aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.
2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.
3. Indien de verlaging bedoeld in het eerste lid niet binnen een termijn van twaalf maanden nadat het besluit tot het opleggen van de maatregel is genomen kan worden opgelegd, komt de maatregel te vervallen.
1. De duur van de verlaging van de uitkering, zoals bedoeld in de artikelen 2 tot en met 11, wordt verdubbeld, indien de rechthebbende zich binnen 12 maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan dezelfde of ernstiger verwijtbare gedraging van het betreffende hoofdstuk.
2. Indien er sprake is van meerdere verwijtbare gedragingen, zoals bedoeld in de artikelen 2 tot en met 11, die zich tegelijk voordoen, worden de verlagingen gecumuleerd.
3. Indien er sprake is van schendingen van meerdere verplichtingen, zoals bedoeld in de artikelen 2 tot en met 11, door één gedraging, wordt tenminste de hoogste verlaging toegepast.
1. Indien de rechthebbende na de recidive bedoeld in artikel 14 volhardt in de gedraging, kan de uitkering voor onbepaalde tijd verlaagd worden. Er dient dan telkens na uiterlijk 3 maanden een heroverweging van de verlaging plaats te vinden.
2. Wanneer er ingevolge de artikelen 2 tot en met 11 een verlaging van de uitkering plaatsvindt gedurende een langere periode dan drie maanden, dient elke drie maanden te worden nagegaan of de hoogte en de duur van de verlaging op basis van de omstandigheden van de rechthebbende die-nen te worden aangepast.
Het college informeert de gemeenteraad door middel van een handhavingsplan, over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand, de Ioaw en de Ioaz en de te verwachten resultaten en rapporteert hierover jaarlijks aan de gemeenteraad.
Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.
In gevallen, die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
De Maatregelenverordening Ioaw en Ioaz 2010 wordt ingetrokken.
Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2013 en werkt terug tot 1 januari 2013.
Deze verordening kan worden aangehaald als Maatregelenverordening Ioaw en Ioaz 2013.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 25 februari 2013,
de griffier, de voorzitter,
J.H. Brokers T.J. Schouten