Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schiedam

Coffeeshopbeleid Schiedam 2014 – 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchiedam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingCoffeeshopbeleid Schiedam 2014 – 2018
CiteertitelCoffeeshopbeleid Schiedam 2014 – 2018
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Nota coffeeshopbeleid Schiedam 1997 en de Nota Voortgang Coffeeshopbeleid Schiedam.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2014nieuwe regeling

19-12-2013

Gemeenteblad, 23-12-2013

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Coffeeshopbeleid Schiedam 2014 – 2018

 

 

Voorwoord

Coffeeshopbeleid moet rekening houden met veel verschillende belangen. Cannabisgebruikers, die op een veilige manier wiet of hasjiesj moeten kunnen gebruiken. Jeugdigen, die hiertegen moeten worden beschermd. Coffeeshopexploitanten, die de ruimte moeten krijgen een bedrijf te exploiteren. En niet te vergeten omwonenden van coffeeshops, die te maken kunnen krijgen met overlast. Deze Nota coffeeshopbeleid Schiedam 2014-2018 is bedoeld voor al deze betrokkenen. Het bevat in grote lijnen een voortzetting van al jaren goed lopend beleid, waar nodig zijn er aanpassingen gemaakt.

Zonder betrokkenheid van coffeeshops en omwonenden bij hun omgeving en bij elkaar is deze nota slechts een dode letter. Daarom zijn beide groepen ook betrokken bij de totstandkoming van het nieuwe beleid. Ze hebben suggesties kunnen doen voor veranderingen en hebben kunnen zeggen wat juist goed heeft gewerkt. Ik vind dit erg waardevol. Het past ook bij het uitgangspunt van de nota: eigen verantwoordelijkheid. De gemeente heeft niet altijd het antwoord. Coffeeshopexploitanten en omwonenden kunnen vaak sneller en beter bepaalde problemen oplossen dan de gemeente dit kan. Toezicht en handhaving door de gemeente zullen dan ook pas worden ingezet als beide partijen er niet met elkaar uit komen.

Ik hoop dat de samenwerking tussen gemeente, coffeeshopexploitanten en omwonenden in de toekomst zal blijven en verbeteren. Samen kunnen we van Schiedam een prettiger en veiliger stad maken.

 

C.H.J. Lamers

Burgemeester van Schiedam

1. Inleiding

1.1 Nieuw coffeeshopbeleid

Deze nota is de opvolger van het Coffeeshopbeleid Schiedam 1997 en de Nota voortgang coffeeshopbeleid 2000. De belangrijkste aanleiding voor deze nieuwe nota is de uitbreiding van de landelijke gedoogcriteria met het ingezetenencriterium per 1 januari 2013. Dit gedoogcriterium houdt in dat coffeeshops alleen cannabis mogen verkopen aan inwoners van Nederland.

 

Uit onderzoek, uitgevoerd door de gemeente Rotterdam, blijkt dat Rotterdam zeer weinig drugstoerisme kent. Schiedam is gelegen onder de rook van Rotterdam en is geen internationaal bekende stad. Nu Rotterdam al zeer weinig drugstoerisme kent, zal dit in Schiedam nagenoeg afwezig zijn. Eventuele drugstoeristen zullen daarnaast ook eerder naar Rotterdam reizen dan naar Schiedam. Uit mutaties en processen-verbaal van politie en gemeentelijke toezichthouders blijkt evenmin dat Schiedamse coffeeshops niet-ingezetenen van Nederland aantrekken. Daarom zal niet actief worden gehandhaafd op het ingezetenencriterium. Pas als blijkt dat Schiedam wel aantrekkelijk wordt voor drugstoeristen en dit overlast oplevert, zal het ingezetenencriterium worden gehandhaafd.

 

Een tweede aanleiding is dat de nieuwe Nota horecabeleid Schiedam 2013-2017 op 1 augustus 2013 in werking getreden. Coffeeshops zijn horecabedrijven en zijn daarom ook gehouden aan de algemeen voor horecabedrijven geldende regels uit het horecabeleid, voor zover daar in het coffeeshopbeleid niet van wordt afgeweken. Het is daarom wenselijk om ook het coffeeshopbeleid te actualiseren en te doen aansluiten op nieuwe Nota horecabeleid Schiedam 2013 - 2017.

 

Wat in de Nota horecabeleid Schiedam 2013 – 2017 wordt gezegd over eigen verantwoordelijkheid van ondernemers, geldt ook voor de coffeeshops. Van coffeeshopexploitanten wordt verwacht dat zij rekening houden met hun omgeving en de dialoog zoeken met omwonenden. Van omwonenden wordt verwacht dat zij bij ervaren overlast eerst contact zoeken met de coffeeshopexploitant. Handhaving van regels wordt zo veel mogelijk pas ingezet als partijen er onderling niet uitkomen.

 

Een derde aanleiding voor deze nieuwe nota is de evaluatie van het vorige coffeeshopbeleid. Hieruit zijn punten naar voren gekomen, die een aanpassing van het beleid noodzakelijk maken. In paragraaf 1.3 worden de belangrijkste conclusies uit de evaluatie besproken.

1.2 Doelen van het Schiedamse coffeeshopbeleid

Het voornaamste doel van het coffeeshopbeleid is de scheiding van de markten voor softdrugs en harddrugs en daarmee de bescherming van de volksgezondheid. Door de verkoop van cannabis (softdrugs) onder strikte voorwaarden te gedogen moet worden voorkomen dat kopers van cannabis in aanraking komen met harddrugs. De aandacht gaat hierbij in het bijzonder uit naar de bescherming van jeugdigen: coffeeshops mogen alleen cannabis verkopen aan personen van 18 jaar en ouder. In Schiedam geldt daarbij onder meer het aanvullende criterium dat coffeeshops niet mogen worden gevestigd binnen 200 meter van scholen voor primair onderwijs, scholen voor voortgezet onderwijs en scholen voor middelbaar beroepsonderwijs.

 

Een tweede doel van het coffeeshopbeleid is het voorkomen van verstoringen van de openbare orde en veiligheid en het tegengaan van ontoelaatbare overlast voor de woon- en leefsituatie. Door de verkoop van cannabis te reguleren en toe te staan in een beperkt aantal coffeeshops kan straathandel worden tegengegaan. Straathandel gaat immers veelal gepaard met overlast en andere vormen van criminaliteit, terwijl de verkoop in coffeeshops gebonden is aan strenge regels, onder meer een verbod op het geven van overlast.

In de praktijk blijkt dat de aanwezigheid van coffeeshops, net als andere horecabedrijven, altijd enige mate van overlast mee te brengen voor de woon- en leefsituatie. Echter, deze overlast is beperkter dan de overlast van straathandel. Bovendien kan een exploitant van een coffeeshop hierop worden aangesproken en kan de burgemeester hem opdragen maatregelen te treffen. De ervaring in Schiedam is dat er met het bestaande maximum van vier coffeeshops een goed evenwicht is tussen het tegengaan van overlast door straathandel en de overlast die de aanwezigheid van coffeeshops met zich meebrengt voor omwonenden. Wel zal de komende beleidsperiode gekeken worden naar de mogelijkheid van verplaatsing coffeeshops, waaronder in ieder geval Fat Freddy’s Cat, naar andere locaties. Dit is geen verplichting, enkel een mogelijkheid voor exploitanten die dit willen. Het initiatief hiervoor moet komen van de coffeeshopexploitanten zelf.

 

Tot slot heeft dit beleid als doel het tegengaan van criminaliteit in de coffeeshops en het tegengaan van criminele organisaties. Door de verkoop van cannabis te reguleren en hieraan voorwaarden te verbinden, moet de onderwereld buiten de deur van de coffeeshops worden gehouden. Middelen als de BIBOB-toetsing zijn ondersteunend hieraan.

1.3 Evaluatie coffeeshopbeleid

Begin 2013 hebben er drie evaluatiebijeenkomsten plaatsgevonden over het bestaande beleid: een bijeenkomst met omwonenden van coffeeshops, een bijeenkomst met coffeeshopexploitanten en een bijeenkomst met de politie, het gemeentelijke team Toezicht en Handhaving/LBB en het gemeentelijke team Veiligheid en Crisisbeheersing.

 

Omwonenden

De belangrijkste bevindingen uit het overleg met de omwonenden zijn dat hetgeen in de coffeeshops gebeurt in het algemeen goed is geregeld en dat overlast juist vooral op straat ervaren. Het gaat dan om parkeeroverlast, straatvuil, op sommige locaties intimiderend gedrag van personen die op straat rondhangen en het doorverkopen van cannabis aan minderjarigen. Niet al deze overlast is altijd direct te relateren aan een specifieke coffeeshop, er kunnen immers ook andere oorzaken zijn, maar verminderen het woongenot van omwonenden wel.

 

Coffeeshopexploitanten

De coffeeshopexploitanten kunnen zich in grote lijnen vinden in de voortzetting van het bestaande beleid. Wel ervaren ze de eis dat werknemers eerst een cursus Preventie Coffeeshopmedewerker van Bauman GGZ moeten hebben gevolgd, voordat ze mogen beginnen, als lastig. De cursus wordt in de praktijk drie- tot viermaal per jaar gegeven, waardoor medewerkers niet altijd op de gewenste datum in dienst kunnen treden. Verder wordt gevraagd om meer duidelijkheid over de wijze waarop de gemeente omgaat met de “achterdeur”, de bevoorrading van de coffeeshops. Tot slot hebben de exploitanten van Fat Freddy’s Cat en Spoenk aangegeven niet negatief te staan tegenover een mogelijke verplaatsing van de coffeeshops.

 

Politie en gemeente

De ervaring van de politie, de LBB en de medewerkers van het team Veiligheid en Crisisbeheersing is dat het huidige coffeeshopbeleid voldoet en slechts op enkele punten moet worden aangepast. De opmerking van de coffeeshopexploitanten over de cursus Preventie Coffeeshopmedewerker wordt gedeeld. Er zijn twee mogelijke oplossingen: medewerkers gaan de cursus elders in het land volgen of ze mogen alvast beginnen als medewerker van de coffeeshop, waarna ze de eerst mogelijke cursus van Bauman GGZ moeten volgen. De voorkeur gaat uit naar de laatste optie, omdat zo de gewenste kwaliteit van de cursus kan worden gewaarborgd. Bovendien volgen ook medewerkers van coffeeshops uit de buurgemeenten van Schiedam deze cursus, zodat er veel lokale kennis aanwezig is.

Verder wordt voorgesteld om de minimumleeftijd van leidinggevenden van coffeeshops (houders op de exploitatievergunning) te verhogen van 18 tot 21 jaar. Dit naar analogie van leidinggevenden op een drank- en horecavergunning die op grond van de Drank- en Horecawet ook minimaal 21 jaar moeten zijn. Cannabis is net als alcohol immers een psychotrope stof, waarbij zwaardere eigen mogen worden gesteld aan leidinggevenden. Tevens wordt voorgesteld om als ondernemingsvorm alleen eenmanszaken en vennootschappen onder firma toe te staan. BV’s en NV’s kunnen immers leiden tot een ondoorzichtige ondernemingsstructuur. Tot slot is aangegeven dat het niet wenselijk is om coffeeshops te verplaatsen naar industriegebieden. Alhoewel de druk op het Centrum en op woongebieden hiermee vermindert, kan het gebrek aan sociale controle leiden tot onveilige situaties op de industrieterreinen. Het meest geschikt zijn overgangsgebieden tussen woongebieden en industrie. Verderop in de nota zullen enkele van deze gebieden worden benoemd.

1.4 Inspraak

Naast de evaluatiebijeenkomsten met onder meer omwonenden en coffeeshopexploitanten, heeft deze nota vier weken ter inzage gelegen. Coffeeshopexploitanten en bewonersverenigingen zijn hier schriftelijk over geïnformeerd. Ook is mededeling gedaan van de inzageperiode op de gemeentepagina en op de gemeentelijke website. In deze periode zijn drie zienswijzen ingediend. De reacties op de zienswijzen zijn individueel beantwoord en toegezonden aan de insprekers.

1.5 Leeswijzer

Naast dit inleidende hoofdstuk bevat de nota nog twee hoofdstukken. In hoofdstuk 2 staan de kaders voor het gedogen van de coffeeshops, bestaande uit de landelijke en de gemeentelijke gedoogcriteria. Hoofdstuk 3 bevat de regels over vergunningverlening, toezicht en handhaving.

2. Gedoogcriteria

Het Nederlandse gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops is gebaseerd op de Opiumwet en is concreet uitgewerkt in de Aanwijzing Opiumwet. De Aanwijzing Opiumwet geeft aan in welke gevallen wordt afgezien van handhavend optreden, zowel strafrechtelijk door het openbaar Ministerie (OM) als bestuursrechtelijk door de burgemeester. De handhavende bevoegdheid van de burgemeester is geregeld in artikel 13b van de Opiumwet en vormt mede de basis van het gedoogbeleid. De burgemeester kan immers besluiten om onder voorwaarden niet handhavend op te treden tegen de verkoop van cannabis. Met andere woorden, de burgemeester kan de verkoop van cannabis in coffeeshops gedogen, mits wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden (gedoogcriteria). Deze gedoogcriteria worden in eerste instantie landelijk vastgesteld (zie paragraaf 2.1) en kunnen worden aangevuld met gemeentelijke criteria (zie paragraaf 2.2).

2.1 Landelijke gedoogcriteria

In de Opiumwet is vanwege volksgezondheidsoverwegingen het onderscheid gemaakt tussen softdrugs en harddrugs. Harddrugs zijn als stoffen met een onaanvaardbaar risico op lijst I bij de wet geplaatst. Op lijst II staan de softdrugs, waaronder de cannabisproducten hennep en hasjiesj. Alle bezit en verkoop van de drugs die op deze lijsten staan, is verboden. De verkoop van cannabis in coffeeshops is dus niet legaal en daarmee in beginsel strafbaar, maar er wordt onder voorwaarden niet handhavend tegen opgetreden (gedogen). Het gebruik van drugs is niet strafbaar.

 

Doelen landelijk gedoogbeleid

Het landelijke gedoogbeleid is gericht op:

  • het beheersbaar maken en houden van het gebruik en de verkoop van softdrugs (cannabis);

  • het scheiden van de markten van hard- en softdrugs;

  • de afname van het aantal cannabisverkooppunten (kwantitatieve sanering);

  • een toename van het aantal bonafide ondernemingen (kwalitatieve sanering);

  • een afname van het gebruik van (soft)drugs onder minderjarigen.

 

AHOJGI+-criteria

De verkoop van cannabis wordt alleen gedoogd in inrichtingen die zich houden aan de gedoogcriteria uit de Aanwijzing Opiumwet, eventueel aangevuld met gemeentelijke criteria. Deze inrichtingen worden coffeeshops genoemd en zijn in hoofdzaak gericht op de verkoop van cannabisproducten. Eventuele verkoop van etenswaren, drinkwaren en rookwaren is ondergeschikt aan deze hoofdfunctie.

 

Coffeeshops moeten voldoen aan de zogeheten AHOJGI+-criteria die staan voor de volgende gedoogvoorwaarden:

  • geen affichering (A): coffeeshops mogen geen reclame maken voor hun handelswaar, anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;

  • geen verkoop van harddrugs (H): coffeeshops mogen geen harddrugs verkopen en/of voorhanden hebben;

  • geen overlast (O): coffeeshops mogen geen overlast veroorzaken. Hieronder wordt in ieder geval verstaan parkeeroverlast, geluidshinder, vervuiling en voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten;

  • geen toegang en geen verkoop aan jeugdigen (J): coffeeshops mogen geen bezoekers onder de 18 jaar toelaten noch cannabis aan hen verkopen ;

  • geen verkoop van grote hoeveelheden (G): coffeeshops mogen niet meer dan 5 gram cannabis per persoon per dag verkopen en maximaal 500 gram cannabis in voorraad hebben. De voorraad moet in de coffeeshop aanwezig zijn;

  • geen toegang voor en verkoop aan niet-ingezetenen van Nederland (I): coffeeshops mogen geen toegang verlenen aan anderen dan ingezetenen van Nederland. De nationaliteit van de ingezetene is niet van belang, zolang hij ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie van een Nederlandse gemeente.

  • alcoholverbod (+): coffeeshops zijn altijd alcoholvrije horecagelegenheden. In een coffeeshop mag geen alcohol verkocht worden. De exploitant dient er op toe te zien dat er in de coffeeshop geen alcohol wordt genuttigd.

2.2 Gemeentelijke gedoogcriteria

De burgemeester treedt in beginsel handhavend op tegen de verkoop van drugs, tenzij dit in een vergunde coffeeshop gebeurt. Deze coffeeshops moeten zich houden aan de in paragraaf 2.1 genoemde AHOJGI+-criteria, aangevuld met onderstaande gemeentelijke criteria:

 

  • de coffeeshop mag niet gelegen zijn binnen een straal van 200 meter loopafstand van een school voor primair onderwijs, een school voor voortgezet onderwijs instelling, een school voor middelbaar beroepsonderwijs instelling, andere coffeeshops, jeugd- en jongereninstellingen en centra voor verslavingszorg;

  • in de coffeeshop wordt aandacht gegeven worden aan voorlichting en preventie, onder meer door het aanbieden van voorlichtingsfolders;

  • medewerkers van de coffeeshop die als houder op de exploitatievergunning worden bijgeschreven, moeten in het bezit zijn van een certificaat van een cursus Preventie Coffeeshopmedewerker uit de regio Rotterdam. Als zij op het moment van bijschrijven niet in het bezit zijn het certificaat, wordt als voorwaarde in de exploitatievergunning opgenomen dat zij het certificaat bij de eerstvolgende te geven cursus moeten behalen;

  • om transparantie over de eigendomsrechten van de coffeeshop te waarborgen en daarmee verwevenheid met criminaliteit tegen te gaan, is als rechtsvorm voor de coffeeshop alleen de eenmanszaak of de venootschap onder firma (bestaande uit natuurlijke personen) toegestaan. Een besloten vennootschap (BV) of naamloze vennootschap (NV) is niet toegestaan. Bestaande coffeeshops die een BV of NV als rechtsvorm hebben, kunnen ongewijzigd doorgaan met de exploitatie van de coffeeshop zolang er geen nieuwe vennoten aantreden binnen de BV of NV.

2.3 Aantal en locatie coffeeshops

Gemeenten kunnen zelf bepalen hoeveel coffeeshops er worden toegestaan binnen hun grondgebied. Een gemeente kan daarbij ook kiezen geen enkele coffeeshop toe te staan. Schiedam heeft al jaren een maximumaantal van vier coffeeshops binnen de gemeente. Dit aantal is in 2000 vastgesteld en betreft een consolidatie van het aantal indertijd geopende coffeeshops. Indertijd werd een landelijke (onverplichte) norm aangehouden van 1 coffeeshop op 15.000 tot 20.000 inwoners. Met 1 coffeeshop per 19.000 inwoners voldoet Schiedam nog steeds aan deze norm.

De Schiedamse coffeeshops zijn gevestigd op de volgende locaties (zie bijlage 2 voor een kaart):

 

  • Broersveld 3 (Mikmak)

  • Parkweg 373 (Spoenk)

  • Boterstraat 6 (Fat Freddy’s Cat)

  • Nieuwe Haven 1 (gesloten, voorheen: Pas Op)

 

De ervaring is dat vier coffeeshops voldoende zijn om te voorzien in de vraag naar cannabis binnen Schiedam. Maximering op drie of minder coffeeshops is onwenselijk omdat de druk op de woon- en leefsituatie rond andere coffeeshops dan te veel toeneemt. Het maximum van vier coffeeshops uit het vorige coffeeshopbeleid wordt daarom gehandhaafd.

 

Alle coffeeshops zijn gelegen in het Centrum of in een woongebied. In beide gevallen brengt de aanwezigheid van coffeeshops een druk met zich mee op de woon- en leefsituatie in de vorm van parkeeroverlast en het aankomen en vertrekken van bezoekers. Als de exploitant van een coffeeshop een andere locatie vindt, buiten het Centrum en in een gebied dat niet te dichtbevolkt is, dan staat de gemeente in beginsel niet onwelwillend tegenover verplaatsing van de coffeeshop. Dit geldt in ieder geval voor coffeeshop Fat Freddy’s Cat, maar de mogelijkheid staat ook open voor andere coffeeshops. Verplaatsing is geen verplichting, enkel een mogelijkheid voor de exploitanten die dit willen.

2.4 Openingstijden en sluitingstijden coffeeshops

Tijdens de bewonersbijeenkomst hebben omwonenden van de coffeeshops aangegeven overlast te ondervinden van de aanwezigheid van de coffeeshop in hun buurt. Het gaat dan veelal niet om overlast die direct te relateren is aan individuele coffeeshops, waarop gehandhaafd kan worden op grond van het overlastcriterium: het aan- en afrijden van auto’s, geluidsoverlast van bezoekers en het rondhangende personen die omwonenden een onveilig gevoel geven. In samenwerking met coffeeshops en door middel van handhaving wordt dergelijke overlast zo veel mogelijk tegengegaan, maar een bepaalde mate van overlast blijft.

 

Aangepaste openings- en sluitingstijden

Dit speelt niet alleen in Schiedam, ook andere gemeenten hebben hiermee te maken. Voor de gemeente Rotterdam is dit bijvoorbeeld reden geweest om recent de openingstijden en sluitingstijden van coffeeshops in beginsel te beperken van 10.00 uur tot 22.00 uur. Ook Vlaardingen heeft beperkte openingstijden en sluitingstijden voor coffeeshops vastgesteld: van 10.00 tot 23.00 uur. De maximale openings- en sluitingstijden voor Schiedamse coffeeshops zijn momenteel ruimer: van 07.00 tot 01.00 uur. In de praktijk openen de coffeeshops veelal om 09.00 of 10.00 uur en sluiten tussen 22.00 en 01.00 uur. In bijlage 3 staat een overzicht van de vergunde openings- en sluitingstijden van de drie coffeeshops die ten tijde van het schrijven van deze nota geopend zijn. Exploitanten hebben aangegeven dat zij vaak eerder sluiten of later open gaan dan vergund.

De ruimere sluitingstijden in Schiedam brengen het risico met zich mee dat klanten van coffeeshops in de buurgemeenten zich naar Schiedam zullen verplaatsen, op momenten dat die coffeeshops zijn gesloten. Dit kan de overlast die omwonenden van Schiedamse coffeeshops nu al ervaren vergroten. Om verdere druk op de woon- en leefsituatie rond coffeeshops te voorkomen, zullen de openings- en sluitingstijden voor coffeeshops worden aangepast en wel van 10.00 uur tot 22.00 uur. Deze beperking zal op grond van artikel 2:30 van de Algemene plaatselijke verordening Schiedam (APV) met ingang van 1 juli 2014 worden opgenomen in de exploitatievergunningen van coffeeshops die op het moment van vaststelling van dit beleid in het bezit zijn van een exploitatievergunning. Zo worden zij in staat gesteld hun exploitatiewijze hierop aan te passen. Voor nieuwe exploitatievergunningen die voor 1 juli 2014 worden verleend, geldt dat daarin direct de nieuwe tijden worden opgenomen.

3. Vergunningverlening en handhaving

Dit hoofdstuk gaat over de wijze van exploitatie van coffeeshops. Eerst wordt kort ingegaan op vergunningverlening (paragraaf 3.1). In paragraaf 3.2 wordt uitgelegd hoe het toezicht op coffeeshops verloopt. Paragraaf 3.3 ten slotte bevat de handhavingsstrategie in geval overtreding wordt geconstateerd van de gedoogcriteria.

3.1 Vergunningverlening

Een coffeeshop is een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, van de APV en moet daarom in het bezit zijn van een exploitatievergunning. Hoofdstuk 4 van de Nota horecabeleid Schiedam 2013–2017 is dan ook van toepassing op coffeeshops, samen met de indieningseisen uit bijlage 5 van die nota. Hetzelfde geldt voor de standaardvergunningvoorschriften en de intrekkings- en wijzigingsstrategieën (bijlagen 6 en 7 van de Nota horecabeleid Schiedam 2013 – 2017).

 

Certificaat cursus Preventie coffeeshopmedewerker

Dit betekent dat een coffeeshopexploitant hetzelfde aanvraagformulier voor een exploitatievergunning moet invullen als een ander horecabedrijf en dat hij dezelfde informatie daarbij moet aanleveren. In aanvulling op deze indieningseisen moet een coffeeshopexploitant voor de houders op de vergunning ook een kopie van het certificaat bijvoegen waaruit blijkt dat zij de cursus Preventie coffeeshopmedewerker hebben gevolgd.

Indien een houder nog niet in het bezit is van een dergelijk certificaat moet de coffeeshopexploitant een bewijs van inschrijving overleggen waaruit blijkt dat de houder deelneemt aan de eerstvolgende cursusmogelijkheid. In dat geval wordt deze persoon bijgeschreven op de exploitatievergunning, waarbij de vergunningsvoorwaarde wordt opgenomen dat deze persoon deelneemt aan de eerstvolgende cursus. Na het behalen van de cursus moet de exploitant per ommegaande een kopie van het behaalde certificaat aan de gemeente toesturen.

 

BIBOB-toets en administratieve overschrijding handelsvoorraad

De coffeeshopbranche is, meer dan andere horeca, gevoelig voor criminele invloeden. Om deze reden zal het Bureau BIBOB standaard worden verzocht om een onderzoek te in te stellen bij de volgende soorten aanvragen:

 

  • overname van een bestaande coffeeshop door een nieuwe exploitant

  • omzetting van een eenmanszaak naar een vennootschap onder firma

 

Bij de overige aanvragen zal per geval worden beoordeeld of er redenen zijn een (voor)onderzoek BIBOB in te stellen. Voor verdere informatie over een BIBOB-procedure wordt verwezen naar paragraaf 4.1.2 van de Nota horecabeleid Schiedam 2013-2017 en het BIBOB-beleid.

 

De bevoorrading van een coffeeshop valt niet onder het gedoogdbeleid en is nog steeds illegaal. Deze zogeheten achterdeurproblematiek zorgt ervoor dat het Bureau BIBOB al snel zal oordelen dat er ernstige mate van gevaar aanwezig is, wat een grond kan zijn om een vergunningaanvraag af te wijzen.

 

Schiedam gaat hier pragmatisch, maar wel in de geest van het coffeeshopbeleid mee om. Een coffeeshop moet immers bevoorraad worden, maar tegelijkertijd moeten criminele invloeden wel buiten de deur worden gehouden. Daarom zal een advies van bureau BIBOB waarbij enige of ernstige mate van gevaar wordt geconstateerd, in beginsel niet leiden tot het afwijzen van een vergunningaanvraag als er enkel sprake is van activiteiten die noodzakelijk zijn voor een exploitatie van een coffeeshop conform het gedoogbeleid. Alleen als een exploitant antecedenten heeft ten aanzien van het overtreden van artikel 2 of 3 van de Opiumwet[1] of deelname aan een criminele organisatie (niet noodzakelijkerwijs gerelateerd aan drugs) kan een dergelijk advies wel leiden tot een afwijzing van de vergunningaanvraag.

 

Dit alles geldt ook voor een negatief advies van bureau BIBOB dat gebaseerd is op een administratieve overschrijding van het voorraadcriterium, te weten wanneer uit de boekhouding van coffeeshops blijkt dat er meer dan 500 gram cannabis per dag is verkocht, ook al was er op geen enkel moment meer dan 500 gram cannabis in voorraad. Onder dezelfde voorwaarden als hierboven genoemd zal een advies van bureau BIBOB waarbij enige of ernstige mate van gevaar wordt geconstateerd, in beginsel niet leiden tot het afwijzen van een vergunningaanvraag.

 

Overigens blijft het zo dat een advies van bureau BIBOB, dat er sprake is van enige of ernstige mate van gevaar, kan leiden tot vergunningvoorwaarden of weigering van de vergunning, als dit advies is gebaseerd op andere feiten dan achterdeuractiviteiten.

 

Tijdelijke exploitatievergunning

Een laatste afwijking van het algemene horecabeleid is dat de exploitatievergunning van een coffeeshop wordt verleend voor de duur van twee jaar. Na deze twee jaar zal de coffeeshop een nieuwe exploitatievergunning moeten aanvragen. In gedachten houdend dat een onderzoek door bureau BIBOB onderdeel kan zijn van de aanvraagprocedure, zullen coffeeshops deze aanvraag minimaal een half jaar voor het verlopen van hun dan geldende exploitatievergunning moeten indienen.

 

[1] Artikel 2 van de Opiumwet behelst het verbod om drugs binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken, te vervoeren, aanwezig te hebben of te vervaardigen. Voor het aanwezig hebben en verkopen van drugs geldt dat dit alleen wordt meegewogen als dit niet in het kader van de gedoogde bedrijfsvoering van een coffeeshop gebeurt. Artikel 3 van de Opiumwet betreft een soortgelijk verbod als artikel 2, alleen dan voor harddrugs.

 

3.2 Toezicht

Het toezicht op coffeeshops vindt plaats door het team Toezicht en Handhaving van de gemeente (LBB) en de politie. De controles richten zich in de eerste plaats op naleving van de gedoogcriteria: hoe groot is de voorraad cannabis in de coffeeshop, wordt er geen cannabis verkocht aan personen jonger dan 18 jaar, et cetera. Dit zijn de reguliere controles die meerdere keren per jaar kunnen plaatsvinden. Tijdens een dergelijke controle wordt de situatie ‘ bevroren’ : aanwezige bezoekers wordt gevraagd te vertrekken en de deur wordt op slot gedaan. Van de coffeeshopexploitant wordt verwacht dat hij zich meewerkend opstelt en de toezichthouders toegang verleend tot de te onderzoeken onderdelen van het pand. Omdat tijdens een controle de bedrijfsvoering wordt stilgelegd, wordt altijd geprobeerd de controle zo spoedig mogelijk af te ronden, zodat de verkoop zo kort mogelijk stil ligt.

 

Naast de reguliere controles kunnen ook andere controles worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld observatie als het vermoeden bestaat dat verkoop plaatsvindt aan personen onder de 18 jaar. Of een integrale controle met onder meer de Belastingdienst, de Inspectie SZW en de Vreemdelingenpolitie. Welke partners van de gemeente deelnemen aan een integrale controle hangt af van het onderwerp van onderzoek. Ook bij deze controles zal er altijd naar gestreefd worden de coffeeshop zo snel mogelijk weer vrij te geven en de overlast voor de exploitant zo veel mogelijk te beperken.

3.3 Handhaving

Wanneer de gedoogcriteria of de APV-regels die algemeen gelden voor horecabedrijven worden overtreden, kan de burgemeester handhavend optreden. Voor de handhaving op overtredingen van de APV worden de handhavingsstrategieën gevolgd die zijn opgenomen in het handhavingsarrangement horeca. Voor overtreding van de gedoogcriteria wordt de handhavingsstrategie gevolgd die in deze paragraaf en in bijlage 1 is opgenomen.

Doelstelling

De doelstelling van het handhavingsbeleid is naleving van de wet- en regelgeving door coffeeshopexploitanten. Hiermee wordt beoogd dat de beleidsuitgangspunten uit paragraaf 1.2 worden gewaarborgd:

 

  • het beschermen van jongeren;

  • de scheiding van de markten van softdrugs en harddrugs;

  • het bestrijden van overlast;

  • het tegengaan van criminele activiteiten en criminele organisaties.

 

Deze uitgangspunten kennen zowel een gezondheids- als een openbare ordeperspectief. Deze uitgangspunten zijn leidend voor de opbouw van de handhavingsstappen. Overtredingen die een direct verband hebben met deze uitgangspunten vallen in een zwaarder handhavingskader.

 

Lokale driehoek

De driehoekpartners hebben het handhavingsbeleid afgestemd en afspraken gemaakt over de inzet van het strafrechtelijke en bestuursrechtelijke instrumentarium, overigens met behoud van eigen verantwoordelijkheden. De driehoek wordt regelmatig geïnformeerd over de ontwikkelingen ten aanzien van coffeeshops en de resultaten van controleacties. De effecten van het beleid worden op de voet gevolgd.

 

Bestuurlijke handhaving

De burgemeester is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid in de gemeente. Hij beschikt over de bestuurlijke middelen om de openbare orde en veiligheid te beschermen. Uitgangspunt is dat overtredingen van de gedoogcriteria in meerdere of mindere mate leiden tot aantasting van de openbare orde of het woon- en leefklimaat in of rond de inrichting. In de tabel in bijlage 1 staat beschreven op welke overtreding welke bestuurlijke maatregel volgt.

 

Bij de toepassing van de tabel gelden de volgende uitgangspunten.

 

  • Afwijkingsbevoegdheid

De burgemeester heeft bij zijn besluitvorming over te treffen maatregelen een inherente afwijkingsbevoegdheid. De stappen in het handhavingkader gelden daarbij als uitgangspunt. Als de feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven, kan de burgemeester afwijken van deze uitgangspunten. Zo kan worden besloten om een stap over te slaan en niet eerst te waarschuwen, terwijl dit wel in het stappenplan is opgenomen, maar meteen tot een maatregel over te gaan. Bij een dergelijk besluit wordt dit expliciet gemotiveerd.

 

  • Meerdere maatregelen (stapeling)

Feit blijft dat meerdere maatregelen kunnen worden getroffen. Bijvoorbeeld de sluiting van een coffeeshop vanwege harddrugshandel en eveneens intrekking van de exploitatievergunning omdat het vertrouwen in de ondernemer is weggevallen. Opeenstapeling van bestuurlijke maatregelen is in het bestuursrecht toegestaan. Het gaat dan wel telkens om verschillende maatregelen (sluiting en intrekking van de vergunning bijvoorbeeld).

 

Stapeling van sluitingstermijnen gebeurt niet. Wel kan het samengaan van overtredingen en incidenten de burgemeester doen besluiten om een handhavingstap over te slaan of een zwaardere maatregel te treffen. De burgemeester zal dit in zijn besluit expliciet motiveren.

 

  • Verjaring

Voor het de handhavingstabel geldt dat een volgende stap wordt gezet in het stappenplan wanneer binnen een jaar na een vorig incident of vorige constatering opnieuw een incident of overtreding plaats vindt. Een incident of overtreding blijft wel vijf jaar meetellen. Vindt een incident of overtreding plaats binnen vijf jaar na het vorige incident of de vorige overtreding, maar is de vorige keer langer dan een jaar geleden, dan wordt de handhavingsstap die voor dat bedrijf en die ondernemer geldt, herhaald.

 

Strafrechtelijke handhaving

Overtredingen van de gedoogcriteria voor coffeeshops zijn strafbaar gesteld, waardoor naast de bestuursrechtelijke ook strafrechtelijke handhaving mogelijk is. Het OM vervolgt conform de landelijke richtlijnen strafvordering Opiumwet, opgesteld door het College van procureurs-generaal.

 

Het OM gaat in beginsel over tot vervolging wanneer bij een controle door de politie van een coffeeshop harddrugs worden aangetroffen, zowel bij bezoekers van de coffeeshop als bij de eigenaar van de coffeeshop. Wanneer een handelsvoorraad > 500 gram in een coffeeshop wordt aangetroffen, neemt de politie de voorraad in beslag. Het OM gaat in deze gevallen in beginsel over tot vervolging, waarbij in bijzondere omstandigheden besloten kan worden tot voorgeleiding aan de rechter-commissaris. Voorgeleiden is mogelijk bij:

  • extreme overschrijding van de handelsvoorraad (> 20 kg);

  • recidive in geval van geringe overschrijding van de handelsvoorraad

Vastgesteld door de burgemeester op 19 december 2013

Bijlage 1 Handhavingstabel en toelichting

In onderstaande tabel is weergegeven hoe wordt omgegaan met de overtreding van de gedoogcriteria. Naast de gedoogcriteria moet een coffeeshop, als horecabedrijf, zich ook houden aan de regels die gelden voor de reguliere horeca. In het Handhavingsarrangement horeca Schiedam 2013 – 2017 is aangegeven hoe wordt omgegaan met deze overtredingen.

 

 

Overtreding

1e constatering

2e constatering

3e constatering

Harddrugs

Sluiting 6 maanden

Intrekken vergunning & sluiting voor onbepaalde tijd

 

Jeugdigen

 

Sluiting 6 maanden

Sluiting 12 maanden

Intrekken vergunning & sluiting voor onbepaalde tijd

Overlast

Toezichthouder en/of deelgemeente registreert en maakt afspraak met exploitant om overlast te beëindigen.

 

Bestuurlijke waarschuwing

Sluiting 6 maanden

Affichering

Waarschuwing

Sluiting 3 maanden

Sluiting 6 maanden

Verkooptransactie > 5 gram

Waarschuwing

Sluiting 3 maanden

Sluiting 6 maanden

Handelsvoorraad > 500 gram 

Waarschuwing

Sluiting 3 maanden

Sluiting 6 maanden

Verkoop alcohol

Sluiting 3 maanden

Sluiting 6 maanden

Sluiting 12 maanden

Ingezetenen-

criterium

Waarschuwing

Sluiting 1 maand

Sluiting 3 maanden

 

Handelsvoorraad (G-criterium)

Het is niet toegestaan om meer dan 500 gram gedoogde cannabis in de coffeeshop aanwezig te hebben. Indien deze gedoogde hoeveelheid van 500 gram wordt overschreden kan de burgemeester een maatregel treffen. De omvang van de overschrijding speelt hierbij een rol. Een aanzienlijke overschrijding is een reden om een handhavingstap over te slaan en direct tot sluiting over te gaan.

Het verbod om meer dan 500 gram cannabis aanwezig te hebben in de coffeeshop, houdt onder meer in dat er geen voorraden buiten de coffeeshop mogen worden aangehouden en dat er geen verband mag bestaan tussen een coffeeshop en een voorraad cannabis, aangetroffen buiten een coffeeshop. Er is in ieder geval sprake van een verband als de cannabisvoorraad buiten de coffeeshop wordt aangetroffen bij de exploitant of bij een houder die op de exploitatievergunning staat vermeld. Ook is er sprake van een verband als artikelen die zijn te relateren aan een coffeeshop worden aangetroffen bij de voorraad, zoals zakjes met de opdruk van een coffeeshop.

 

Harddrugs (H-criterium)

Een belangrijk uitgangspunt van het coffeeshopbeleid is de scheiding van de markten van soft- en harddrugs. Wanneer een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen in een coffeeshop is de openbare orde per definitie in het geding. Dit is zeker het geval wanneer aannemelijk is dat in deze drugs wordt gehandeld in of vanuit de inrichting, ook indien dit gebeurt buiten medeweten van de ondernemer of zijn personeel om.

Het uitgangspunt is dat de burgemeester een maatregel treft wanneer een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen. Van de exploitant wordt verwacht dat hij/zij alles in het werk stelt om te voorkomen dat harddrugs aanwezig is in de inrichting. Indien blijkt dat er geen enkel verband is tussen de aangetroffen hoeveelheid en de wijze van exploitatie van de inrichting kan hier van worden afgeweken en worden volstaan met een bestuurlijke waarschuwing. Indien de horecaondernemer of zijn personeel zelf betrokken is bij de drugshandel of andere personen met zijn medeweten vanuit de inrichting in drugs handelen, geldt dit als verzwarende omstandigheid.

In de lijsten behorende bij de Opiumwet staat omschreven welk verdovend middel onder harddrugs (lijst I) en welk middel onder softdrugs (lijst II) valt. Voor coffeeshops geldt dat enkel de verkoop van cannabisproducten zoals vermeld op lijst II van de Opiumwet wordt gedoogd[2]. Softdrugs niet zijnde cannabisproducten zijn niet toegestaan in coffeeshops (bijvoorbeeld qat of hallucinogene paddo’s).

Bij het bepalen of een aangetroffen verdovende hoeveelheid drugs die wordt aangetroffen een handelshoeveelheid is, gaat de gemeente uit van de richtlijnen die het Openbaar Ministerie hierover heeft opgesteld. Bij middelen volgens lijst I van de Opiumwet (harddrugs) gaat het in de meeste gevallen om een hoeveelheid groter dan 0,5 gram.

 

Jeugdigen (J-criterium)

Geen verkoop aan en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop. Aangezien het beschermen van jongeren één van de beleidsuitgangspunten van het Schiedamse coffeeshopbeleid betreft, is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van achttien jaar.

De coffeeshophouder dient vast te stellen dat degene die hij toegang verleent tot de coffeeshop en degene aan wie hij verkoopt meerderjarig is.

 

Overlast (O-criterium)

Coffeeshops en hun bezoekers dienen geen overlast te veroorzaken. De overlast die veelal met coffeeshop samenhangt is parkeeroverlast, vervuiling, geluidshinder en rondhangende klanten rondom de coffeeshop. Bij (klachten van) overlast moet het volgende in ieder geval duidelijk zijn:

Er zijn duidelijke effecten op de woon- en leefomgeving;

De overlast moet te herleiden zijn tot het bedrijf waarop de klachten betrekking hebben;

Het moet gaan om ‘objectiveerbare’ overlast. Dat wil zeggen dat deze overlast moet worden waargenomen door politieambtenaren en/of daartoe bevoegde toezichthouders.

Bij aantoonbare overlast wordt van de ondernemer verwacht dat hij/zij maatregelen treft om de overlast te beëindigen/ terug te brengen.

 

Affichering (A-criterium)

Het is voor coffeeshops niet toegestaan om reclame te maken voor hun coffeeshop en de verkoop van softdrugs. Een summiere aanduiding van de naam van de coffeeshop op de gevel van de betreffende coffeeshop is wel toegestaan.

 

Groothandelshoeveelheden (G-criterium)

Vanuit één coffeeshop mag maximaal 5 gram cannabis vermeld op lijst II van de Opiumwet worden verkocht: per dag, per persoon dan wel per transactie.

 

Ingezetenen (I-criterium)

Per 1 januari 2013 geldt het landelijke ingezetenencriterium voor alle coffeeshopgemeenten in Nederland. Het ingezetenencriterium is opgenomen in de Aanwijzing van het Openbaar Ministerie en houdt in dat coffeeshops geen toegang mogen verlenen en niet mogen verkopen aan anderen dan ingezetenen van Nederland.

De lokale driehoek heeft besloten op dit moment geen prioriteit te geven aan de handhaving van het ingezetenencriterium. Uit onderzoek, uitgevoerd door de gemeente Rotterdam, blijkt dat Rotterdam zeer weinig drugstoerisme kent. Schiedam is gelegen onder de rook van Rotterdam en is geen internationaal bekende stad. Eventuele drugstoeristen zullen daarom eerder naar Rotterdam reizen dan naar Schiedam. Nu Rotterdam al zeer weinig drugstoerisme kent, zal dit in Schiedam nagenoeg afwezig zijn. Uit mutaties en processen-verbaal van politie en gemeentelijke toezichthouders blijkt evenmin dat Schiedamse coffeeshops niet-ingezetenen van Nederland aantrekken.

Er zal dus niet actief worden gehandhaafd op het ingezetenencriterium. Wanneer echter dat blijkt dat overlast ontstaat door de verkoop aan niet-ingezetenen (coffeeshoptoerisme), kan worden overgegaan tot handhaving van het ingezetenencriterium zoals opgenomen in het arrangement.

 

Alcoholverbod (+-criterium)

Coffeeshops zijn altijd alcoholvrije horecagelegenheden. In een coffeeshop mag geen alcohol verkocht worden. De exploitant dient er op toe te zien dat er in de coffeeshop geen alcohol wordt genuttigd.

 

[2] Dit betekent dat als een bepaald cannabisproduct op lijst I van de Opiumwet wordt geplaatst, dit cannabisproduct harddrugs betreft en derhalve niet meer onder het gedoogbeleid valt. Denk bijvoorbeeld aan de aankondiging om cannabis met meer dan 15% THC op lijst I te plaatsen.

 

 

Bijlage 2 Locatie coffeeshops in Schiedam

 

Coffeeshops

 

  • 1.

    Broersveld 3 (Mikmak)

  • 2.

    Nieuwe Haven 1 (gesloten, voorheen: Pas Op)

  • 3.

    Parkweg 373 (Spoenk)

  • 4.

    Boterstraat 6 (Fat Freddy’s Cat)

Bijlage 3 Openingstijden coffeeshops

Hieronder staan de vergunde openingstijden en sluitingstijden van de drie coffeeshops die ten tijde van het opstellen van deze nota in het bezit waren van een exploitatievergunning.

 

Mikmak (Broersveld 3)

Zo t/m wo

09.00 uur

tot

22.00 uur

Do t/m za

09.00 uur

tot

23.00 uur

 

Spoenk (Parkweg 373)

Ma t/m do

10.00 uur

tot

23.00 uur

Vr t/m za

10.00 uur

tot

24.00 uur

Zo

13.00 uur

tot

23.00 uur

 

Fat Freddy’s Cat (Boterstraat 6)

Ma t/m do

09.00 uur

tot

24.00 uur

Vr t/m za

09.00 uur

tot

01.00 uur

Zo

11.00 uur

tot

24.00 uur

 

Pas Op (Nieuwe Haven 1)

Gesloten