Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 01-01-2015.
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2013.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2015 | 01-01-2015 | 09-10-2019 | nieuwe regeling | 27-01-2015 | 43119 |
Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Breda,
gelet op de Participatiewet, overwegende dat in het kader van artikel 35 van de- ze wet het wenselijk is de beleidsregels met betrekking tot bijzondere bijstand in een afzonderlijke richtlijn bijeen te brengen en gelet op de zorg van het college van burgemeester en wethouders voor een doeltreffende voorlichting aangaan- de de verlening van bijstand,
Beleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 2015
De begripsbepalingen van de Participatiewet zijn onverkort op deze beleids- regels van toepassing.
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
maatwerk: bijzondere bijstand wordt primair op grond van de wet- telijke bepalingen en deze beleidsregels vastgesteld, maar bij (zeer) bijzondere individuele omstandigheden die de persoon, zijn sociale omgeving of zijn gezin of kinderen kan raken kan de bij- stand worden afgestemd op de individuele situatie.
Artikel 3 Draagkracht, draagkrachtperiode, kostendelersnorm en Reserveren
Geen draagkracht in inkomen, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub b van deze beleidsregels, hebben gehuwden/samenwonenden/huishoudens met kinderen die een netto maandinkomen hebben tot 110% van het wet- telijk minimumloon (afgeleid van de bijstandsnorm gehuwden) en geen vermogen hebben boven de voor hen in artikel 34, derde lid, van de wet genoemde vermogensgrens.
Geen draagkracht in inkomen , als bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub b van deze beleidsregels, hebben alleenstaanden die een netto maandin- komen hebben tot 80% van het wettelijk minimumloon (afgeleid van de bijstandsnorm voor alleenstaanden) geen vermogen hebben boven de voor hen in artikel 34, derde lid, van de wet genoemde vermogensgrens.
Onder reserveringscapaciteit wordt verstaan: 5% van het inkomen tot 110% van het wettelijk minimum loon voor gehuw- den/samenwonenden/huishoudens met kinderen en 5% van het inkomen tot 80% van het wettelijk minimumloon voor alleenstaanden per maand, gedurende de periode als bedoeld in het vijfde lid van dit artikel.
Artikel 4 Bijstand om niet of geldlening
De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die worden genoemd in artikel 48, tweede lid van de wet en indien het bijstand voor de kosten van noodzakelijk duurzame gebruiksgoederen betreft als bedoeld in artikel 51 van de wet, tenzij maat- werk wordt toegepast.
Aan de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf verleent het college, rekening hou- dend met artikel 50 van de wet, de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening, als de bijzondere bijstand over de periode van één jaar naar verwachting meer bedraagt dan het netto wettelijk minimumloon over één maand, als bedoeld in artikel 37 van de wet.
Een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt slechts in behandeling geno- men als de gevraagde gegevens compleet zijn en/of de gevraagde bewijsstukken zijn overgelegd. Het (na een geboden hersteltermijn) niet (tijdig) aanleveren van de gevraagde gegevens en/of bewijsstukken leidt tot buiten behandelingstelling van de aanvraag.
De noodzakelijke kosten van het bestaan van de zelfstandig wonende of dak en thuisloze jongere van 18 tot 21 jaar, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, die niet de zorg hebben voor een of meer kinderen die tot het huishouden behoren, worden gesteld op de basisnorm van de wet, verhoogd met aanvullende bijzondere bijstand wordt als volgt
De noodzakelijke kosten van het bestaan van de jongere zelfstandig wonende alleenstaande ouders jonger dan 21 jaar, alsmede het echt- paar waarvan één of beide personen jonger zijn dan 21 jaar, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, die de zorg hebben voor één of meerdere kinderen, worden gelijk gesteld aan het inkomen van alleen- staande (ouders) of echtpaar van 21 jaar en ouder in de bijstand. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen de hier van toepassing zijnde bedragen.
Onder woonkosten in dit artikel wordt verstaan:
Indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud conform de gemeentelijke Financiële Uitvoerings- richtlijnen.
Woonkostentoeslag voor een huurwoning of gehuurde woonwagen:
Indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoe- slag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aan- spraak kan maken op deze toeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop de betrokkene wel in aanmerking komt voor huurtoeslag.
Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom:
De woonkostentoeslag is gelijk aan de omgerekende som van de hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud conform de gemeentelijke Financiële Uitvoeringsrichtlijnen, onder aftrek van de voorlopige te- ruggave belastingen.
Woonkostentoeslag voor woonkosten tot én boven de maximale huur- prijs kan worden verstrekt, indien belanghebbende een woning in huur bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten op grond van artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor toekenning van huurtoeslag, voor zover het bedrag van de toeslag maatschappelijk aanvaardbaar is. Onder maatschappelijk aanvaardbaar wordt verstaan een bedrag tot maximaal € 1000,-, tenzij de bijzondere situatie van het huishouden er toe dwingt een hoger bedrag te hanteren.
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college naar vermogen heeft getracht goedkopere woonruimte te vinden, maar dit niet is gelukt, dan kan de woonkostentoeslag worden verlengd met maximaal één jaar. Tijdens deze verlenging, zoals bedoeld in het zesde lid van dit artikel, wordt de woonkostentoeslag in de vorm van een lening uitgekeerd, tenzij bijzondere individuele omstandigheden aanleiding geven anders te be- sluiten.
Hoofdstuk III Individuele verstrekkingen
Artikel 10 Zelfstandig functioneren ouderen en mensen met een beperking
Voor bijzondere bijstandsverlening komen in principe de volgende kosten in aanmerking, als zij noodzakelijk zijn om het zelfstandig functioneren van oude- ren en mensen met een beperking te bevorderen :
Artikel 11 Kosten van bijzondere sociale en financiële omstandigheden
Voor bijzondere bijstandsverlening komen in principe de volgende kos- ten in aanmerking, als zij noodzakelijk zijn op grond van bijzondere sociale of financiële omstandigheden:
de eigen bijdrage van bewindvoering na rechtelijke uitspraak voor de opstartkosten van bewindvoering en de periodieke kosten van bewindvoering vanaf de datum van aanvraag van de bijzondere bij- stand, indien er geen bewindvoering kan worden geboden vanuit het eigen netwerk, sociale omgeving of andere voorliggende voor- zieningen.
in aansluiting op het vorige lid wordt het verschil in de kosten eigen bijdrage van bewindvoering ook vergoed aan belanghebbenden met inkomen dat hoger is dan gesteld in artikel 3, eerste, tweede en derde lid van deze beleidsregels, voor zover het inkomen daalt on- der de gestelde draagkracht door de periodieke kosten van bewindvoering.
Artikel 12 Algemene (duurzame) gebruiksgoederen
De hoogte van de bijzondere bijstand voor algemene (duurzame) ge- bruiksgoederen zijn opgenomen in de gemeentelijke Financiële Uitvoeringsrichtlijnen. Indien het kosten betreft die niet in deze richtlijnen zijn genoemd, kan op grond van bijzondere individuele omstandigheden bijzondere bijstand worden verleend op basis van de daadwerkelijke kos- ten.
Hoofdstuk IV Bredase minimaregelingen
Belanghebbenden, als bedoeld in het eerste lid, die beschikken over een meer dan bescheiden vermogen, gebonden in de eigen woning, kunnen in aanmerking komen voor een in dit artikel bedoelde toeslag, als de totale bijstandsverlening op jaarbasis, te rekenen vanaf de ingangsdatum van de bijstandsverlening, naar verwachting niet meer zal bedragen dan 110% van de geldende AOW-norm over één maand.
Als ten gevolge van beëindiging van de bijstandsuitkering of verkrijging van een inkomen hoger dan gesteld in artikel 3, eerste, tweede en derde lid, niet langer aan de voorwaarden tot verkrijging van een BredaPas wordt voldaan, blijft het recht op verstrekking van een BredaPas bestaan tot het einde van het kalenderjaar. Uitzondering hierop zijn de verstrek- kingen voor sport en participatie. Deze declaraties worden vanaf het moment dat er niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden BredaPas niet meer betaalbaar gesteld.
BredaPashouders tot en met 17 jaar ontvangen op aanvraag 90% kor- ting op het lidmaatschap, les- of cursusgeld bij deelname aan activiteiten bij aan de BredaPas gelieerde organisaties, die leiden tot maatschappe- lijke participatie, tot een maximum van € 150,- per persoon per kalenderjaar, mits deze activiteiten niet onder het Jeugdsportfonds Breda en Jeugdcultuurfonds Breda vallen.
De bevoegdheid tot (periodieke) aanpassing van de in deze beleidsregels be- doelde bedragen berust bij de directeur van de Directie Ontwikkeling.
In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daar-
van niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels beslist de directeur van de Directie Ontwikkeling namens het college.
Aldus vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en Wethouders van Breda, gehouden op 27 januari 2015.
, burgemeester ,secretaris
Bijlage gemeentelijke Financiële Uitvoeringsrichtlijnen 2015
De bevoegdheid tot (periodieke) aanpassing van de in deze beleidsregels genoemde bedragen berust bij de directeur van de Directie Ontwikkeling.
De bedragen die zijn gebaseerd op de Nibud Prijzengids worden per september van ieder jaar aangepast. De Nibud Prijzengids verschijnt jaarlijks in augustus en heeft een gelding van één jaar.
Artikel 3, derde lid Woonkostentoeslag groot onderhoud
De eigenaar moet kosten maken voor groot onderhoud. Deze kosten kunnen bij de woonkosten wor- den opgeteld. Onderstaande bedragen gelden tot 1 juli 2015.
Artikel 9 (Para)medische kosten
Artikel 10 Kostenvanbijzondere sociale en financiële omstandigheden
Artikel 12 Duurzame gebruiksgoederen
Maximale bedragen voor een complete woninginrichting
Bovenstaande bedragen zijn maximale bedragen voor het inrichten van een complete woning. In dit bedrag is niet alleen inventaris (meubels voor alle kamers, keukeninventaris, huishoudelijke apparatuur) opgenomen, maar ook de stoffering van de woning (verf, vloerbedekking, behang).
Individuele bedragen woninginrichting
Als een belanghebbende nog wel (een deel van de) inventaris heeft, dan wordt beoordeeld welke noodzaak er is om bijstand te verlenen in de benodigde inventaris. Voor de kosten worden de vergoedingen zoals genoemd in de Prijzengids van Nibud gebruikt. Hierbij wordt rekening gehouden met het aantal personen in het huishouden.
De volgende richtprijzen voor huishoudelijke apparaten worden gehanteerd. Genoemde prijzen zijn maximale vergoedingen (tot 70% Nibud). Afwijken van deze prijzen is mogelijk indien dit in het individuele geval noodzake- lijk is.
Schoolgaande kinderen 4 tot 12 jaar € 150,- per kind per jaar Schoolgaande kinderen 12 tot 18 jaar € 250,- per kind per jaar