Organisatie | Den Helder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BELEIDSREGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING DEN HELDER 2016 |
Citeertitel | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Den Helder 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt de beleidsregels maatschappelijke ondersteuining 2015 vastgesteld bij besluit van 9 december 2014 en het Besluit maatschappelijke ondersteuning Den Helder 2015 vastgesteld bij besluit van 10 maart 2015
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-01-2016 | 01-01-2016 | 01-01-2018 | Nieuwe regeling | 15-12-2015 Stadsnieuws nr.53, 2015, 3 januari 2016 | a15.01346, b15.00831 |
ADL Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen
Awb Algemene wet bestuursrecht
AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (1)
CAK Centraal Administratie Kantoor
CIZ Centrum Indicatiestelling Zorg
Wao Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
WIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning
Wsnp Wet schuldsanering natuurlijke personen
Wvg Wet voorzieningen gehandicapten
(1) De Algemene wet bijzondere ziektekosten wordt vanaf 1-1-2015 anders georganiseerd en wordt vervangen door andere
regelingen. Lichtere vormen van zorg en ondersteuning uit de AWBZ gaan over naar de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Zorgverzekeringswet. Voor zwaardere en langdurige zorg geldt een nieuwe Wet langdurige zorg. Daar waar in deze beleidsregels over AWBZ-bewoner of AWBZ-instelling wordt gesproken wordt bedoeld: een bewoner die in een instelling verblijft en die de indicatie voor langdurig verblijf heeft verzilverd.
De Wet maatschappelijk ondersteuning 2015 (Wmo 2015) maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en – met toepassing van een budgetkorting – financiële decentralisatie naar gemeenten van een aantal taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Deze taken zijn in 2015 toegevoegd aan het takenpakket dat eerder bij gemeenten lag onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning. Het afgelopen jaar was het eerste jaar dat de gemeente deze extra taken heeft uitgevoerd. Dit bracht veel nieuwe werkzaamheden met zich mee. Aan de hand van de opgedane ervaringen is het noodzakelijk om de betreffende verordening en beleidsregels aan te passen.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een zorgvraag: die ondersteuning moet erop gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven. Voor mensen met psychische of psychosociale problemen of voor mensen die, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, de thuissituatie hebben verlaten, voorzien gemeenten in de behoefte aan beschermd wonen en opvang. Wanneer iemand naar het oordeel van het college niet in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en onvoldoende is geholpen met de inzet van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen, beslist het college tot het verstrekken van een (individuele) maatwerkvoorziening. Een maatwerkvoorziening kan bestaan uit diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die kunnen bijdragen aan het verbeteren of het in stand houden van zelfredzaamheid, participatie of het bieden van beschermd wonen of opvang aan een cliënt. Ook datgene dat nodig is om de mantelzorger van de cliënt te ondersteunen bij het verlenen van mantelzorg of om deze (tijdelijk) te ontlasten in een situatie van (dreigende) overbelasting, kan onderdeel uitmaken van een maatwerkvoorziening. Het te bereiken resultaat is het uitgangspunt voor inzet van maatwerkvoorzieningen. Dit komt ook terug in de wijze waarop de gemeente de voorzieningen inkoopt. Niet het aantal uren is leidend, maar het te bereiken resultaat. Via het regisseursmodel kan de cliënt samen met de cliëntondersteuner een zo optimaal mogelijk voorzieningenarrangement samenstellen om het gewenste resultaat te behalen.
Er dient telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden om de hulpvraag van de cliënt, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen, om te achterhalen wat de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk dan wel door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren, om te bepalen of zo nodig met gebruikmaking van een algemene voorziening kan worden volstaan, of dat een maatwerkvoorziening nodig is, en of sprake is van een voorliggende of andere voorziening die niet onder de reikwijdte van de Wmo 2015 valt. De Wmo 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2016 en deze beleidsregels leggen deze toegangsprocedure vast.
Indien de cliënt van mening is dat het college hem ten onrechte geen maatwerkvoorziening verstrekt of dat de maatwerkvoorziening onvoldoende bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie, of dat hem opvang of beschermd wonen ten onrechte wordt onthouden, kan betrokkene daartegen vanzelfsprekend bezwaar maken en daarna eventueel in beroep gaan tegen de beslissing op zijn bezwaar. De rechter zal toetsen of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, het onderzoek naar de omstandigheden van betrokkene op adequate wijze heeft verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Voor de bepaling van de reikwijdte van de gemeentelijke verantwoordelijkheid zijn de volgende kaders richtinggevend:
Het bestuursakkoord 2015-2018 “Den Helder Perspectief” het “Transitieplan Sociaal Domein” en de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2016. De belangrijkste uitgangspunten van deze beleidsplannen zijn: keuzevrijheid voor inwoners, financiële beheersbaarheid, eigen kracht, zorg en ondersteuning dichtbij georganiseerd, ondersteuningsaanbod afgestemd op leefgebieden van de inwoner en vergroting van participatiemogelijkheden van de inwoner. In de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2016 is opgenomen dat de gemeente op onderdelen nadere regels kan stellen. De nadere regels met betrekking tot maatwerkvoorzieningen zijn uitgewerkt in deze Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2016.
Het in de Wmo 2015 bepaalde overgangsrecht voor verschillende doelgroepen. Voor inwoners met een Wmo-voorziening geldt conform het overgangsrecht dat de lopende indicatie behouden blijft totdat de beschikking afloopt of er een herindicatie plaatsvindt. Voor cliënten in een beschermde woonvorm geldt conform het overgangsrecht dat de lopende indicatie gedurende 5 jaar wordt behouden en er vindt geen bezuiniging op het budget plaats. De overige cliënten krijgen een overgangstermijn tot uiterlijk 1 juli 2016 (2).
De verdere kanteling als gevolg van de Wmo 2015 is geen statisch gebeuren. Onder invloed van de praktijk ontstaat er nieuwe jurisprudentie en die zal weer zijn plaats moeten krijgen in - met name - de beleidsregels. Daardoor winnen deze regels aan invloed. Beleidsregels vinden hun basis in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en zijn voor gemeenten evenzeer bindend als de verordening. Bij de beoordeling van geschillen is het de rechter die toetst of de gemeente de eigen regels, zoals neergelegd in de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2016 en Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2016 wel correct heeft gehanteerd.
(2) De cliënt behoudt het recht op de CIZ-indicatie. De gemeente mag de ondersteuning / voorziening die met de CIZ-indicatie is
HOOFDSTUK 1 Definities en Begrippen
In de Wmo 2015 staat de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner en zijn sociale netwerknadrukkelijk voorop en is de gemeente alleen aan zet voor zover de inwoner niet zelf of met de hulpvan dat netwerk tot participatie kan komen.
Voor zover citaten worden opgevoerd zijn deze ontleend aan de Wmo 2015 en de bijbehorende Memorie van Toelichting.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn in principe voor iedereen beschikbaar, of mensen nu wel ofgeen beperking hebben. Wat in een concrete situatie algemeen gebruikelijk is, hangt vaak af van degeldende maatschappelijke normen op het moment van de aanvraag. Algemeen gebruikelijkevoorzieningen hoeven niet vanuit de Wmo te worden verstrekt.
Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze:
Heel duidelijk zijn deze criteria niet. De jurisprudentie verwoordt het zo:
“Een voorziening waarvan aannemelijk is te achten dat belanghebbende daarover ook zou hebben
De definitie van een algemene voorziening in de Wmo 2015 luidt:
“Een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften,persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning”.
Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen voorzieningen in de markt, waarmee degemeente geen bemoeienis heeft en voorzieningen die geheel of gedeeltelijk door de gemeente
worden bekostigd. Deze voorzieningen zijn voorliggend aan de maatwerkvoorziening.
De zin ”zonder voorafgaand onderzoek toegankelijk” moet wel in de context worden bekeken. Hetbetekent in dit verband dat de gemeente voor deze voorziening geen beschikking afgeeft (4). De
voorziening in kwestie kan wel een toegangstoets doen of iemand tot de doelgroep van devoorziening behoort. De Wmo 2015 biedt gemeenten meer mogelijkheden om voor voorzieningen te verwijzen naar gesubsidieerde of commerciële algemene voorzieningen
De definitie van cliëntondersteuning in de Wmo 2015 luidt:
“Onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen”.
Het verschil tussen maatwerkvoorzieningen en individuele voorzieningen wordt als volgt uitgelegd in de Wmo 2015:
“Het begrip ‘maatwerkvoorziening’ duidt beter dan het voorheen gebruikte begrip ‘individuelevoorziening’ aan dat het niet gaat om één of meer concrete en herhaalbaar in te zetten aanbod van
activiteiten en voorzieningen, maar op een op maat van de persoon gesneden afgestemd geheel vanmaatregelen”.
Een maatwerkvoorziening is dus een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van
een persoon afgestemd geheel van diensten (waaronder begeleiding), hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere
Ad A. Zelfredzaamheid en participatie
De gemeente beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter ondersteuning van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze
beperkingen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie om zo lang mogelijk in de eigen
leefomgeving te kunnen blijven.
Ad B. Beschermd wonen en opvang De gemeente beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter ondersteuning van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten (al dan niet in verband met risico’s voor veiligheid) voor zover de cliënt deze problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Mantelzorg en bovengebruikelijke zorg
De definitie van mantelzorg in de Wmo 2015 luidt:
“Hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang, jeugdhulp, hetopvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zvw die
rechtstreeks voortvloeien uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend inhet kader van hulpverlenend beroep”.
Onder sociale netwerk in het kader van de bestaande sociale relaties wordt verstaan:
“Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt”.
Mantelzorg overstijgt gewoonlijk de gebruikelijke zorg en wordt bovengebruikelijke zorg genoemd.
In de Wmo 2015 blijft mantelzorg in principe vrijwillig. Wel krijgt de gemeente de opdracht om eerst na te gaan of het probleem van de cliënt met inzet van eigen netwerk kan worden opgelost. Dat zou kunnen inhouden dat met het eigen sociaal netwerk of de mantelzorger wordt afgesproken dat deze bovengebruikelijke zorg levert.(6) Bij deze afweging dient de gemeente de belangen en de draagkracht van de mantelzorger mee te wegen. Inzet van respijtzorg kan de draagkracht van de mantelzorger versterken. Een mantelzorger heeft onder de Wmo 2015 geen zelfstandig recht op een maatwerkvoorziening. De maatwerkvoorziening wordt altijd toegekend aan degene met de beperking. Wel krijgt de gemeente de opdracht de mantelzorger(s) te betrekken bij het gesprek en na te gaan of behoefte bestaat aan ondersteuning vanuit algemene voorzieningen.
Op grond van de Wmo 2015 gaat het bij participatie om het deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. Dit wil zeggen dat iemand, ondanks zijn lichamelijke of geestelijke beperkingen, op gelijke voet met anderen in redelijke mate mensen kan ontmoeten, contacten kan onderhouden, boodschappen kan doen en aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen. Daarvoor is het ook
In de jurisprudentie is over dit begrip nog geen volledige duidelijkheid. Het begrip is vooral van toepassing op ouderen die een Wmo-voorziening aanvragen. Bij het ouder worden mag van mensen gevraagd worden dat zij anticiperen op beperkingen die te maken hebben met ouderdom en daarvoor reserveren. Daarnaast wordt verwacht van senioren of personen met een chronisch of zelfs progressief ziektebeeld dat zij anticiperen op de toekomst.
De definitie van zelfredzaamheid in de Wmo 2015 luidt:
“In staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden”.
Bij de beoordeling in hoeverre iemand zelfredzaam is op het gebied van de algemene dagelijkse levensverrichtingen wordt nadrukkelijk gekeken naar: het bieden van ondersteuning bij het laten uitvoeren van deze handelingen door de cliënt zelf.
Ondersteuning met het oog op het voeren van een gestructureerd huishouden omvat bijvoorbeeld hulp bij contacten met officiële instanties, hulp bij het aanbrengen van structuur in het huishouden, hulp bij het leren om zelfstandig te wonen, hulp bij het omgaan met onverwachte gebeurtenissen die de dagelijkse structuur doorbreken.
(3) Zie o.a. CRvB 14-07-2010, nr. 09/562
(4) Het verwijzen van cliënten naar een algemene voorzieningof het geven van inzicht dat zij bepaalde zaken wellicht ook zelf zouden kunnen doen of regelen, is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Van een besluit is pas sprake nadat een aanvraag is ingediend en daarop is beslist.
(5) De gemeente Den Helder heeft een overeenkomst met MEE aangaande cliëntenondersteuning. daarnaast zijn er diverse andere aanbieders die een vorm van cliëntondersteuning bieden in de gemeente Den Helder (Stichting Mantelzorgorganisatie, De Wering etc.).
(6) Het Rijk heeft in het kader van de AWBZ richtlijnen ontwikkeld voor gebruikelijke en bovengebruikelijke hulp. Gekozen is om deze richtlijnen niet op te nemen in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2016, omdat dit niet aansluit bij de Kantelingsgedachte.
HOOFDSTUK 2 Toegangsprocedure: van melding tot aanvraag
De positie van de cliënt is in de Wmo 2015 versterkt. In de Wmo 2015 is een uitvoerige beschrijvingvan een zorgvuldige toegangsprocedure opgenomen. Inwoners moeten zich eerst ‘melden’ bij de gemeente met de hulpvraag. Een formele schriftelijke aanvraag mag niet direct worden ingediend. Eerst onderzoekt de gemeente wat de inwoner precies vraagt en nodig heeft. De vorm waarin dit wordt geregeld is vrij. Dit onderzoek moet echter uiterst zorgvuldig gebeuren. Het komt er op neer dat het verzoek van de aanvrager al behandeld wordt zonder dat er een formele aanvraag aan ten grondslag ligt.
Het college onderzoekt of een inwoner is aangewezen op een maatwerkvoorziening ter ondersteuning van de zelfredzaamheid of participatie voor zover iemand dit niet zelf met behulp van zijn netwerk of met vrijwillige inzet kan regelen en voor zover de algemene voorzieningen niet (meer) toereikend zijn.
HOOFDSTUK 3 Het verstrekken van een maatwerkvoorziening
Een inwoner heeft slechts recht op een maatwerkvoorziening voor zover hij staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) als inwoner van de gemeente Den Helder en zijn woonplaats heeft in de gemeente Den Helder:
Ingevolge artikel 1:10 lid 1 BW bevindt de woonplaats zich te zijner woonstede, en bij gebrek van woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf. Het gaat om waar iemand werkelijk woont, de plaats waar iemand niet vandaan gaat dan met een bepaald doel en tevens met het plan om, als dat doel is bereikt, terug te keren;
Artikel 7 Voorliggende voorzieningen
Er zijn verschillende voorzieningen voorliggend op een maatwerkvoorziening:
Aanvullende verzekering: de aanvullende verzekering valt niet onder de Zorgverzekeringswet en is in die zin geen voorliggende voorziening. Als belanghebbende een aanvullende verzekering heeft, dan heeft dit een algemeen gebruikelijk karakter. De inhoud van deze verzekering en het gebruik hiervan kan van invloed zijn op de soort en omvang van de indicatie.
Artikel 8 Geen recht op een maatwerkvoorziening
Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:
Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid wordt ook betrokken het in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen, met inbegrip van persoonlijke verzorging: het in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen/lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning, sociaal contact.
Artikel 10 Ingangsdatum van de maatwerkvoorziening
Als er sprake is van een spoedeisend geval als bedoeld in artikel 2.3.2. van de Wmo, dan wordt de ingangsdatum van de (tijdelijke) maatwerkvoorziening gesteld op de datum van de melding, met dien verstande dat gedurende de periode, gelegen tussen de datum van de melding en de datum van het toekenningsbesluit, de maatwerkvoorziening uitsluitend in natura kan worden verstrekt.
HOOFDSTUK 4 Huishoudelijke hulp
Indien huisgenoten alleen in het weekend aanwezig zijn wordt van deze huisgenoten verwacht dat de schoonmaakwerkzaamheden in het weekend worden uitgevoerd. Hiermee wordt gedoeld op kinderen die door de week elders op kamers verblijven, echtgenoten die buiten de stad werken en alleen in het weekend thuiskomen.
Artikel 13 Uitgangspunten normtijden
Bij de vaststelling van de normtijden gelden de volgende uitgangspunten:
Een inwoner met een beperking kan voor een woningaanpassing in aanmerking komen indien een verhuizing naar een aangepaste of makkelijker aan te passen woning niet te realiseren of niet de goedkoopst adequate oplossing is en ook een algemene voorziening geen oplossing kan bieden. Hierbij dient de cliënt van de voorziening afhankelijk te zijn voor het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen.
Bij een woningaanpassing gaat het om de belemmeringen in en rond de woning te verminderen of op te heffen. Voor het bereiken van de woning wordt gesteld dat voor aanpassing in aanmerking komt 20 vierkante meter verhard pad tussen de openbare weg en de toegang van de woning die gebruikt wordt. Het gebruik van een hobby-, werk- of recreatieruimte valt niet onder de compensatieplicht van de gemeente. Evenmin is het de bedoeling dat vanuit professionele oppas of verzorgingsoogpunt dan wel vanuit therapeutisch oogpunt hulpmiddelen en/of voorzieningen worden aangebracht of dat er belemmeringen worden opgeworpen. Hulpmiddelen ten behoeve van professionele verzorging zijn uitgesloten.
Een aanbouw wordt alleen overwogen als essentiële woonruimtes niet op een andere manier bereikbaar kunnen worden gemaakt ( verhuizing heeft het primaat ) en een losse woonunit geen goedkopere en meest adequate oplossing is. Ook het feit dat de verhuurder de huurwoning niet beschikbaar wil houden voor personen met een beperking of geen toestemming wil geven voor de verbouwing kan een reden zijn om een losse woonunit te verstrekken.
De cliënt kan wanneer er sprake is van een aantoonbare allergie voor huisstofmijt en dit aantoonbare beperkingen met zich meebrengt in aanmerking komen voor sanering van de vloerbedekking in de slaapkamer. Bij uitzondering kan ook de vloerbedekking in de woonkamer worden gesaneerd, indien betrokkene bijvoorbeeld aantoonbaar een groot deel van de dag in de woonkamer doorbrengt (moet doorbrengen). Sanering van gordijnen, gestoffeerde meubels e.d. komen niet voor vergoeding in aanmerking. Deze hoeven niet acuut te worden vervangen en kunnen op termijn, passend binnen het budget van de cliënt, worden vervangen.
Een vergoeding voor sanering onder lid 8 van artikel 15, is slechts mogelijk, voor zover de betreffende vloerbedekking nog niet is afgeschreven. Als afschrijvingstermijn wordt 8 jaar gehanteerd, zodat de financiële tegemoetkoming als volgt wordt vastgesteld:
0 - 2 jaar oud: vergoeding 100% van de aanschafkosten;
2 - 4 jaar oud: 75% van de kosten;
4 - 6 jaar oud: 50% van de kosten;
6 - 8 jaar oud; 25% van de kosten.
Indien het artikel 8 jaar of ouder is, wordt geen vergoeding verstrekt.
Artikel 16 Typen woonvoorzieningen
Een verstrekking kan bestaan uit een of meerdere van de onderstaande typen (of een combinatie hiervan):
Artikel 17 Maximum vergoedingen
Richtlijnen voor het aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming wordt verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning.
Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek of in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek | ||
Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort, dat bij het nieuw aanleggen van paden dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, bedraagt 20 m2.
De cliënt kan in aanmerking komen voor een verhuis- en inrichtingskostenvergoeding indien wordt verhuisd naar een aangepaste of een makkelijker aan te passen woning. Die woning kan zich in dezelfde woonplaats of gemeente bevinden, of in een andere woonplaats of gemeente. De gemeente waar de woning staat van waaruit de cliënt verhuist, verstrekt de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten.
Van de inwoner met een beperking wordt verwacht dat hij actief op zoek gaat naar een andere woning en de ondernomen activiteiten schriftelijk bijhoudt, zo mogelijk in de vorm van kopieën van de correspondentie. De termijn van één jaar kan worden verlengd als de inwoner met een beperking voldoende activiteiten onderneemt in het zoeken naar een woning.
Indien een inwoner met een beperking tweemaal een aangeboden geschikte of geschikt te maken woning weigert op niet reële gronden wordt de tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding ingetrokken. De bemiddeling naar andere geschikte woonruimte wordt gestaakt. Tevens is het niet mogelijk om dan alsnog de huidige woning aan te passen.
Lid 4 van artikel 19 is zowel van toepassing bij huurwoningen als bij koopwoningen. Bij een koopwoning zal een afweging gemaakt moeten worden of het kopen van een andere geschikte of gemakkelijk aan te passen woning gezien kan worden als de meest goedkope en adequate oplossing. Met de verhuizing zijn immers meer kosten gemoeid dan alleen de kosten van het aanpassen. Het kopen van een andere duurdere woning kan onevenredige kosten opleveren voor de persoon met een beperking of het gezin waartoe het behoort. In overleg met de betrokken partijen zal bezien moeten worden welke keuze de voorkeur heeft. In de belangenafweging zullen alle feiten en omstandigheden – financiële en niet financiële – gewogen moeten worden. De verwachting voor wat betreft de bruikbaarheid van de woning in de toekomst kan ook een rol spelen.
Ook als er een geschikte huurwoning beschikbaar is, geldt het primaat van verhuizen naar die woning voor de eigenaar van de koopwoning. Er kan en mag worden verwacht dat de eigen woning wordt verkocht. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat een geschikte seniorenwoning te huur is. Mede gelet op de toekomst ligt het voor de hand dat er wordt gekozen voor de huurwoning.
Artikel 20 Geen recht op een woonvoorziening
Geen maatwerkvoorziening in verband met wonen wordt verstrekt:
voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting.
HOOFDSTUK 6 Vervoersvoorzieningen
Een vervoersvoorziening is een voorziening ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsten. Dit betekent dat naar voorzieningen wordt gekeken, waarmee een cliënt afstanden kan afleggen binnen de gemeentegrenzen. Voor het opheffen van vervoersbeperking buiten de gemeentegrenzen kan gebruik worden gemaakt van Valys. Valys regelt het vervoer van deur naar deur buiten de gemeentegrenzen.
De volgende selectiefactoren worden meegewogen:
Er bestaat een relatie tussen de leeftijd van de belanghebbende en diens verplaatsingsgedrag. Bij de beoordeling van een vervoersvoorziening wordt daarmee rekening gehouden. Zo bestaat er een groot verschil in verplaatsingsgedrag van dat van een kind, dat van een volwassene en dat van een oudere. Naarmate de leeftijd toeneemt, neemt de vervoersbehoefte eerst toe, en op latere leeftijd weer af.
Voor motieven voor vervoer komen in aanmerking de dingen die men normaliter van dag tot dag pleegt te doen: winkelen, sport, hobby, bezoeken aan bijeenkomsten, culturele activiteiten, familie- en vriendenbezoeken. Hiermee wordt de vervoersbehoefte in kaart gebracht. Gekeken wordt naar de levensstijl van de persoon met beperkingen, waarbij de levensstijl van personen zonder beperkingen als referentiekader wordt gebruikt, of het dagelijkse leven zoals dat vóór de beperkingen werd geleid. Van de persoon met beperkingen wordt wel verlangd dat deze zijn verplaatsingspatroon enigermate aan de beperkingen aanpast.
Alle begeleiding van de cliënt door de ouder, door partners onderling, door inwonende kinderen en/of andere huisgenoten is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende situatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat de maatwerkvoorziening begeleiding daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Artikel 29 Uitzonderingen gebruikelijke hulp
Er gelden de volgende uitzonderingen op artikel 28 (gebruikelijke hulp):
Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt wanneer voor de partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorzieningen hiertoe te worden aangewend.
HOOFDSTUK 11 Persoonsgebonden budget
Een persoonsgebonden budget (pgb) kan een instrument zijn voor een cliënt om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Het is een verstrekkingsvorm die bij uitstek geschikt is voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren.
Uitgangspunt is dat de cliënt een maatwerkvoorziening ‘in natura’ krijgt. De mogelijkheid van een toekennen van een pgb bestaat echter, indien de aanvrager dit wenst. Aan het toekennen van een pgb verbindt de wetgever evenwel strenge eisen.
Artikel 36 Toewijzingscriteria
Er mag niet voorafgaand aan de beschikking een begin worden gemaakt met de uitvoering van de werkzaamheden c.q. tot aanschaf van de voorziening worden overgegaan c.q. gestart worden met de uitvoering van de ondersteuning waarop het persoonsgebonden budget betrekking heeft, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente.
In dit plan is vastgelegd bij wie de pgb-houder zijn ondersteuning, zorg of hulp zal inkopen, wat zijn motivatie is een pgb aan te vragen, op welke manier dit bijdraagt aan zijn participatie en zelfredzaamheid, wat de beoogde resultaten zijn van de ondersteuning, zorg of hulp en hoe de kwaliteit van die hulp is gewaarborgd.
Bij verandering van hulpverlener dient de budgethouder dit door te geven aan het college. Het college toetst opnieuw de kwaliteit van de in te kopen hulp en geeft dit door aan de SVB. De budgethouder stuurt de zorgovereenkomst met de nieuwe hulpverlener naar de SVB. Op basis van goedgekeurde facturen betaalt de SVB de nieuwe hulpverlener uit.
Het college weigert het persoonsgebonden budget op grond van één of meerdere van onderstaande redenen:
De budgethouder aan wie een pgb is verleend komt met de aanbieder in een schriftelijke zorgovereenkomst, de hulpverlening overeen. In de zorgovereenkomst zijn ten minste afspraken opgenomen over de kwaliteit en het resultaat van de ondersteuning, zorg of hulp, de inschakeling van het type hulpverlener (medewerker van een zorgorganisatie of sociaal netwerk) en wijze van declareren.
HOOFDSTUK 13 Waardering van mantelzorgers
Artikel 45 Jaarlijkse waardering mantelzorgers
Het Mantelzorgcentrum ontvangt jaarlijks een budget voor de uitvoering van het blijk van waardering voor mantelzorgers, die woonachtig zijn in de gemeente Den Helder. Het Mantelzorgcentrum biedt jaarlijks na overleg met de gemeente en relevante ketenpartners een extra ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers aan voor diverse doelgroepen. Het aanbod kan onder meer bestaan uit:
Burgemeester en Wethouders van Den Helder,
Koen Schuiling, burgemeester
Dr. Joost C.M. Cox, gemeentesecretaris
Hoofdstuk 1 Definities en begrippen 6
Hoofdstuk 2 Toegangsprocedure:van melding tot aanvraag 10
Hoofdstuk 3 het verstrekken van een maatwerkvoorziening 12
Hoofdstuk 4 Huishoudelijke hulp 14
Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen 17
Hoofdstuk 6 Vervoersvoorzieningen 21
Hoofdstuk 9 Opvang en beschermd wonen 25
Hoofdstuk 10 Kortdurend verblijf 26
Hoofdstuk 11 Persoonsgebonden budget 27
Hoofdstuk 12 Eigen bijdrage in de kosten 30