Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Molenwaard

Beleidsplan Gladheidbestrijding 2016-2020 gemeente Molenwaard

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMolenwaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsplan Gladheidbestrijding 2016-2020 gemeente Molenwaard
CiteertitelBeleidsplan Gladheidbestrijding 2016-2020 gemeente Molenwaard
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Leidraad Gladheidbestrijdingsplan, publicatie 236 van het kennisplatform CROW

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-03-201601-01-2016Nieuwe regeling

08-03-2016

Het Kontakt, 24 maart 201666783

466783

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsplan Gladheidbestrijding 2016-2020 gemeente Molenwaard

Samenvatting

 

Voor u ligt het Beleidsplan Gladheidbestrijding voor de periode 2016 tot en met 2020. In dit plan zijn de beleidskeuzes vastgelegd voor het bestrijden van gladheid op de wegen die in beheer en onderhoud zijn bij gemeente Molenwaard. Dit plan is afgestemd op de integrale samenwerking met het waterschap en de met het waterschap afgesloten Financiële regeling gladheidbestrijding 2016-2020.

Het doel van gladheidbestrijding is de zorg voor het zo normaal mogelijk functioneren van het openbare leven bij gladheid als gevolg van weersinvloeden. De gladheid wordt bestreden vanwege:

 

  • -

    de veiligheid van de weggebruiker;

  • -

    de doorstroming van het verkeer;

  • -

    de bereikbaarheid van bestemmingen.

Bij het opstellen van dit plan is gebruik gemaakt van de Leidraad Gladheidbestrijdingsplan, publicatie 236 van het kennisplatform CROW. Deze publicatie schept een duidelijk kader voor de bestrijding van gladheid en draagt tevens zorg voor een gemeenschappelijke visie tussen de verschillende wegbeheerders.

Voor een periode van vijf jaar zijn de volgende beleidskeuzes vastgelegd.

  • -

    de veiligheid van de weggebruikers staat voorop;

  • -

    gladheidpreventie gaat, waar noodzakelijk en indien mogelijk, boven curatieve gladheidbestrijding;

  • -

    Het areaal van Molenwaard is verdeeld in drie strooigebieden,West, Oost en Zuid. Strooigebied West omvat globaal de kernen Kinderdijk, Nieuw-Lekkerland en Streefkerk. Strooigebied Oost omvat globaal de kernen Groot-Ammers, bedrijventerrein Gelkenes, Nieuwpoort, Langerak en Waal. Strooigebied Zuid omvat de overige kernen Oud-Alblas, Bleskensgraaf, Molenaarsgraaf, Brandwijk, Ottoland, Goudriaan en Wijngaarden.

  • -

    In strooigebied West en Oost wordt de gladheidbestrijding deels uitgevoerd op de waterschapswegen buiten de bebouwde kom. Hiervoor is een nieuwe financiële regeling afgesloten voor de periode van 2016 t/m 2020

  • -

    In strooigebied Oost betrekt men het pekelwater van het provinciale zoutdepot in Gorinchem.

  • -

    In strooigebied Zuid is de uitvoering en coördinatie van de gladheidbestrijding uitbesteed aan het waterschap Rivierenlanden. Hiervoor maakt het waterschap gebruik van het zoutdepot in de kern Bleskensgraaf. Voor de uitvoering van de gladheidbestrijding en het gebruik van het zoutdepot is een contract opgesteld dat na goedkeuring jaarlijks wordt verlengd.

Inhoudsopgave
  • 0.

    Leeswijzer

  • 1.

    Inleiding

  • 2.

    Bestaande situatie

  • 3.

    Relevante aspecten en bepalingen

  • 3.1 Algemeen

  • 3.2 Juridische aspecten

  • 3.3 Arbeidsomstandigheden

  • 3.4 Milieuaspecten

  • 3.5 Risico-inventarisatie en evaluatie

  • 3.6 Integrale visie.

  • 3.7 Strooimethodiek en signaleringsmethode

  • 3.8 Communicatie gladheidbestrijding

  • 3.9 Evaluatie

  • 3.10 Relevante ontwikkelingen

  • 3.11 Knelpuntenanalyse

  • 4.

    Beleid gladheidbestrijding

4.1. Inleiding

4.2. Keuzes gladheidbestrijding

4.4. Kosten gladheidbestrijding

Bijlage 1: Prioriteitentabel

Bijlage 2: Risico inventarisatie

0.Leeswijzer

In hoofdstuk 1 wordt ingegaan waarom het beleidsplan is gemaakt. In hoofdstuk 2 is de bestaande situatie van zowel het beleid als de uitvoering kort beschreven. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op aspecten en bepalingen die van belang zijn bij gladheidbestrijding. In hoofdstuk 4 treft u de feitelijke keuzes aan die gemaakt zijn in het beleid.

1.Inleiding

In Nederland is de gladheidbestrijding een verantwoordelijkheid van de wegbeheerders. Afhankelijk van het type weg zijn dit rijkswaterstaat, provincies, wegbeherende waterschappen en gemeenten. Gemeente Molenwaard heeft als wegbeheerder binnen de bebouwde kommen van de verschillende kernen, de zorgplicht om haar wegennet in goede en veilige staat te houden. Het waterschap heeft met de provincie Zuid-Holland afspraken gemaakt over de levering en opslag van strooizout, mede voor de inzet in het zorggebied van Molenwaard. Met de gemeente Molenwaard zijn afspraken gemaakt over het strooien van wegen die in beheer zijn bij waterschap Rivierenland. De huidige afspraken zijn vastgelegd in een financiële regeling. Deze loopt in het voorjaar van 2016 af. Voor het opstellen van de nieuwe financiële regeling dient dit beleidsplan als basis.

Bij het opstellen van dit plan is gebruik gemaakt van de Leidraad Gladheidbestrijdingsplan, publicatie 236 van het kennisplatform CROW. Deze publicatie schept een duidelijk kader voor de bestrijding van gladheid. Ook de mogelijkheid tot verdergaande samenwerking op verschillende terreinen van de gladheidbestrijding wordt onder de loep genomen.

In dit beleidsplan gaan wij in op al deze aspecten. Wij geven aan hoe de gladheidbestrijding op dit moment wordt verzorgd en welke veranderingen in de komende jaren staan te wachten. In dit beleidsplan leggen wij voor een periode van vijf jaar de beleidskeuzes vast. In dit beleidsplan sluiten wij aan op de integrale visie op de gladheidbestrijding in Nederland. De visie wordt gekarakteriseerd door de volgende punten:

  • -

    de veiligheid van de weggebruikers staat voorop;

  • -

    gladheidpreventie (het bestrijden van te verwachten gladheid) gaat, waar noodzakelijk en indien mogelijk, boven curatieve gladheidbestrijding ( het achteraf bestrijden van gladheid).

  • -

    Doorgegaan wordt met de samenwerking met de provincie en gemeenten

Het doel van gladheidbestrijding is de zorg voor het zo normaal mogelijk functioneren van het openbare leven bij gladheid als gevolg van weersinvloeden. Gladheid, veroorzaakt door modder, slib, olie, vetten enzovoort valt buiten de reikwijdte van dit plan.

Het vertalen van dit beleid naar concrete acties gebeurt in het uitvoeringsplan. Hierin beschrijven wij wie en wat, waar en wanneer wordt ingezet. Het uitvoeringsplan actualiseren wij jaarlijks.

2.Bestaande situatie

Gemeente Molenwaard heeft 14 kernen en binnen de bebouwde kom ca. 125 km aan verharde wegen in beheer en onderhoud. In totaal wordt ca. 56 km binnen de bebouwde kom gestrooid. Er is gekozen de gladheidbestrijding uit te voeren met een preventieve aanpak, het zogenoemd nat strooien. Op basis van verkeersveiligheid en bereikbaarheid zijn een aantal wegen geselecteerd waarop in elk geval gladheidbestrijding plaatsvindt, dit zijn:

  • -

    wegen met een belangrijke verbindende functie. Dit kan een verbinding zijn die door zijn (hoge) intensiteit belangrijk is, maar ook een weg die een ontsluitingsroute vormt van een kern of een buurtschap;

  • -

    wegen die in gebruik zijn als openbaar vervoerroutes;

  • -

    wegen en fietspaden die een schakel vormen in een belangrijke fietsroute, waaronder schoolroutes en woon-werkroutes;

  • -

    ondergeschikte wegen waar economische belangen spelen zoals de bereikbaarheid van melkwagens.

Doodlopende wegen en recreatieve fietspaden worden in principe niet gestrooid.

Afhankelijk van de prioriteit zijn de strooiroutes verdeeld in een A, B, en C-route.

Conform afspraak met het waterschap worden de wegen buiten de bebouwde kom, in strooigebied West en Oost, gestrooid door de gemeente. Het waterschap strooit alle wegen binnen de bebouwde kom in strooigebied Zuid voor de gemeente.

In strooigebied West wordt de gladheidbestrijding in eigen beheer uitgevoerd met eigen strooiploeg, materieel, zoutdepot en natzout-menginstallatie. Lengte strooiroute binnen de bebouwde kom 19 km. In West wordt voor het Waterschap buiten de bebouwde kom 6,6 km gestrooid conform de financiële regeling.

In strooigebied Oost wordt de gladheidbestrijding in eigen beheer uitgevoerd met eigen strooiploeg, materieel, zoutdepot. Natzout wordt gekocht bij de provincie in Gorinchem. Lengte strooiroute binnen de bebouwde kom 20 km. In Oost wordt buiten de bebouwde kom voor het waterschap 22.7 km gestrooid conform de financiële regeling.

In strooigebied Zuid is de gladheidbestrijding d.m.v. een overeenkomst met het waterschap uitbesteed aan loonbedrijf M. van de Beek te Bleskensgraaf. Volgens de overeenkomst worden op alle wegen binnen en buiten de bebouwde kom gestrooid met 2 strooiers en vindt de afrekening aan het eind van het seizoen plaats op basis van werkelijke kosten voor zoutgebruik en inzet personeel en materieel enz. Lengte van de strooiroute binnen de bebouwde kom is 16 km (ca. 49 % van het totale areaal binnen de bebouwde kom) en 77 km buiten de bebouwde kom, totaal 93 km.

Financiële regeling

De gemeente ontvangt een financiële vergoeding voor het strooien van de waterschapswegen. Bij de uitgangspunten en berekeningsmethodiek van de regeling met de gemeente zijn belangrijke factoren het zoutverbruik per vierkante meter verharding en het aantal strooiacties per winterseizoen. Met de gemeente Molenwaard zijn voor de wegen gelegen in strooigebied Zuid ( voormalige gemeente Graafstroom) aparte afspraken gemaakt, hier wordt de gladheidbestrijding voor zowel de waterschapswegen als de gemeentelijke wegen (binnen de bebouwde kom) in opdracht van het waterschap uitgevoerd. De huidige financiële regeling met de gemeente loopt in 2016 af en is voor de looptijd van 3 seizoenen verlegd.( max. mandaat financiële contracten WSRL)

Opslag zout

In strooigebied West en Oost beschikt de gemeente over een eigen zoutdepot. In West is tevens een natzoutmenger aanwezig. In Oost betrekt men het pekelwater van de provincie in Gorinchem. In Zuid is in samenwerking met het waterschap een zoutdepot en een pekelwater opslag gebouwd. Voor de levering van zout wordt gebruik gemaakt van het zoutdepot van de provincie Zuid-Holland. Het depot ligt aan de Banneweg in Gorinchem.

Materieel strooiers , sneeuwschuiven

In strooigebied West beschikken we voor de gladheidbestrijding binnen en buiten de bebouwde kom over 2 natzoutstrooiers en 2 sneeuwploegen, een vrachtwagen en een multcar. Totale areaallengte binnen en buiten de bebouwde kom 25.7 km

In strooigebied Oost beschikken we voor de gladheidbestrijding binnen en buiten de bebouwde kom over 2 natzoutstrooiers en 2 sneeuwploegen, een vrachtwagen en een bus. Totale areaallengte binnen en buiten de bebouwde kom 42.6 km.

In strooigebied Zuid maken we gebruik van het materieel van het Waterschap en heeft de gemeente het beheer over de zoutloods met pekelwateropslag.

3. Relevante aspecten en bepalingen
3.1 Algemeen
  • De wijze waarop de gladheidbestrijding vorm krijgt, wordt voornamelijk bepaald door de wettelijke kaders waarbinnen het wordt uitgevoerd. Zo is de zorgplicht van de wegbeheerder voor het in goede en veilige staat laten verkeren van wegen vastgelegd in de Wegenwet. Bij het invullen van deze taak hebben wij ook te maken met arbo-technische aspecten en met consequenties voor het milieu als gevolg van het gebruik van dooimiddelen. Daarnaast is het beschikbare budget een randvoorwaarde die bepalend is voor de invulling van deze taak. Tot voor kort was er geen integrale visie op gladheidbestrijding. Het CROW heeft met het uitbrengen van de ‘Leidraad gladheidbestrijdingsplan’, niet dwingende richtlijnen geformuleerd. Deze richtlijnen hebben geen wettelijke status, maar door het ontbreken van concrete regelgeving op het gebied van gladheidbestrijding zal naar verwachting aan deze richtlijn wel een zekere status worden ontleend. De gemeente heeft ervoor gekozen om de richtlijnen te volgen bij het opstellen van dit beleidsplan gladheidbestrijding. Dit beleidsplan dient ook als basis voor het met de andere wegbeheerders, zoals het waterschap en provincie, bij opstellen van een nieuwe financiële regeling, die voor de periode 2016 t/m 2020 is vastgesteld.

3.2 Juridische aspecten
  • De wegbeheerder is op grond van artikel 15 van de Wegenwet verantwoordelijk voor het onderhoud van de weg. Als de wegbeheerder niet voldoet aan deze verantwoordelijkheid met schade bij weggebruikers als gevolg, dan kan deze daarvoor aansprakelijk worden gehouden.

    Aansprakelijkheid van de wegbeheerder kan ontstaan door twee soorten van oorzaken, met ieder een verschillende juridische beoordelingsgrond:

    • a.

      gebreken aan de weg en weguitrusting (artikel 6:174 BW);

    • b.

      zaken en substanties op het wegdek die daar niet op thuishoren, bijvoorbeeld zand en olie, maar ook sneeuw, ijzel of rijp (artikel 6:162 BW)

    Aansprakelijkheid bij ongevallen als gevolg van gladheid door sneeuw, ijzel of rijp moet worden beoordeeld op grond van de onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). De eisende partij moet stellen en bewijzen dat de wegbeheerder in zijn zorgplicht tekort is geschoten. Als de wegbeheerder dit bestrijdt, moet hij bewijzen dat hij wel aan de zorgplicht heeft voldaan. De middelen die de beheerder hiervoor kan aanwenden zijn;

    • -

      een deugdelijk gladheidbestrijdingsplan dat is gepubliceerd;

    • -

      een adequaat gladheidmeldingssysteem (bv een contract met een weerbureau, een eigen gladheidmeldsysteem of eigen waarneemsystematiek);

    • -

      goede administratie van rijden en gereden routes;

    • -

      het voorhanden hebben van voldoende materieel;

    • -

      consistentie in beleid en uitvoering

    Van belang zijn nog de volgende punten:

      • ·

        De wegbeheerder heeft een inspanningsverplichting voor de bestrijding van gladheid en geen resultaatsverplichting. De wegbeheerder mag prioriteiten stellen op basis van het belang van bepaalde wegen, maar ook op grond van kosten- en milieuoverwegingen. Hij moet de keuzes wel kunnen uitleggen.

      • ·

        De wegbeheerder is niet verplicht tot preventief strooien. Hij kan volstaan met curatieve acties.

      • ·

        De wegbeheerder moet er rekening mee houden dat er locaties zijn met een hogere zorgplicht. In de prioritering moet hier rekening mee worden gehouden. Drukbereden doorgaande wegen, bus- en schoolroutes gaan voor op de ondergeschikte wegen.

      • ·

        Klachten uit voorgaande jaren moeten worden geëvalueerd. Zo nodig moeten bepaalde locaties in de strooiroutes worden opgenomen.

      • ·

        Als de gladheidbestrijding is uitbesteed, blijft de wegbeheerder verantwoordelijk voor het beleid en een deugdelijke uitvoering tegenover derden.

3.3 Arbeidsomstandigheden
  • Gladheidbestrijding vindt vrijwel altijd plaats onder moeilijke omstandigheden voor het personeel. Er wordt gewerkt in koude omstandigheden, vaak in nachtelijke uren, op soms nog gladde wegen en met agressieve dooimiddelen.

    In de risico-inventarisatie en evaluatie van elke organisatie die gladheidbestrijding uitvoeren moeten de werkzaamheden van de gladheidbestrijding opgenomen zijn.

    In de wintermaanden van november tot en met april worden de dienstdoende medewerkers door het waterschap gealarmeerd bij gladheid.

    De kaders voor de inzet en de arbeidsomstandigheden van het personeel zijn bepaald in de Arbeidstijdenwet, de Arbo-wet en het algemene Arbeidstijdenbesluit.

    Wetsartikelen waaraan je m.b.t. arbeidstijden moet voldoen.

    • ·

      Art. 5.3.2: De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer van 18 jaar of ouder een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 11 uren in elke aaneengesloten periode van 24 uren, welke rusttijd eenmaal in elke aaneengesloten periode van 7 maal 24 uren mag worden ingekort tot ten minste 8 uren, indien de aard van de arbeid of de bedrijfsomstandigheden dit met zich brengen.

    • ·

      Art. 5.5.2: De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer van 18 jaar of ouder een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste: a. 36 uren in elke aaneengesloten periode van 7 maal 24 uren, of b. 72 uren in elke aaneengesloten periode van 14 maal 24 uren, welke rusttijd kan worden gesplitst in onafgebroken rustperioden van elk ten minste 32 uren.

    • ·

      Art. 5.7.2: De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer van 18 jaar of ouder ten hoogste arbeid verricht gedurende: a. 12 uren per dienst; b. 60 uren per week, en c. gemiddeld 48 uren per week in elke periode van 16 aaneengesloten weken.

    • ·

      Art. 5.7.3: De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer van 18 jaar of ouder ten hoogste arbeid verricht gedurende gemiddeld 55 uren per week in elke periode van 4 aaneengesloten weken.

3.4 Milieuaspecten
    • Bij gladheidbestrijding wordt in Nederland in de meeste gevallen wegenzout gebruikt. Dit zout heeft een nadelig effect op het milieu. Het zout komt namelijk niet alleen terecht op de weg, maar ook in de bermen en grondwater.

    De firma AKZO heeft een milieuvergelijking gemaakt van verschillende gladheidbestrijdingsmiddelen waaruit blijkt dat alle alternatieven voor wegenzout meer milieubelastend zijn. Het milieu wordt het beste gespaard door alleen te strooien:

    • -

      wanneer en daar waar het nodig is;

    • -

      met minimale benodigde hoeveelheden;

    • -

      door gebruik te maken van optimale technieken en goed ingesteld materieel.

    Vertaald naar de strooimethodes betekent dit dat wanneer de gladheid curatief (bestrijding nadat de gladheid is opgetreden) bestreden wordt het criterium “strooien wanneer het nodig is” geldt. Wanneer de gladheid preventief bestreden wordt (bestrijding voor de verwachtte gladheid uit ) dan wordt met name voldaan aan het criterium “strooien met minimaal benodigde hoeveelheden”.

    Beplanting kan door te grote blootstelling aan dooimiddelen aangetast worden. Vooral houtachtige soorten zoals bomen en struiken hebben te leiden van strooizout.

    De meest voor de hand liggende maatregel om milieuschade te beperken, is zorgen dat er minder strooimiddel in het milieu komt. Minder strooien en gerichter strooien met minimale dosering zijn maatregelen die vertaald dienen te worden in de te kiezen strooimethodiek. In hoofdstuk 3.7 wordt uitgebreid aandacht besteed aan de keuzemogelijkheden.

3.5 Risico-inventarisatie en evaluatie
  • Naast het opnemen van de risico-inventarisatie in dit beleidsplan is het noodzakelijk dat het onderdeel gladheidbestrijding ook opgenomen is in de risico-inventarisatie en evaluatie. Bij het opstellen van de risico-inventarisatie voor het beleidsplan wordt alleen ingegaan op de risico’s waarop het beleid betrekking heeft. In tabel 1 zijn de risico’s nader toegelicht. De lijst van risico’s is niet uitputtend. Risico’s die kunnen ontstaan tijdens de uitvoering worden opgenomen in het uitvoeringsplan.

     

    tabel 1:

    Risico

    Oorzaak

    Maatregel

    glad wegdek bij de grenzen met andere wegbeheerders

    niet strooien wegvak

    verplichting overleg en afstemming met aangrenzende wegbeheerders opnemen en voorlichting naar weggebruikers en burgers

    glad wegdek

    geografische omstandigheden

    alarmering bepalen op basis van voorspellingen en (eigen) waarnemingen

    glad wegdek

    verkeersintensiteit

    strooiroutes prioriteren op basis van functie en intensiteit weg

    glad wegdek

    wegvak wordt niet gestrooid conform plan

    communicatie en voorlichting naar burgers en weggebruikers

    hinder voor verkeer

    strooimethodiek

    strooimethode aanpassen

    materieel niet inzetbaar

    storing

    preventief onderhoud en vervanging goed regelen

    aantasting vegetatie

    zoutbelasting en verkeerd strooien

    geschikte strooimethode toepassen

    Zout tekort

    Als gevolg van meer strooiacties dan gebruikelijk (extreem weer)

    Eigen zoutopslag in de regio in overleg met wegbeheerders in de regio of verkleinen strooigebieden en inzet van meer strooiwagens. Afspraken met zoutleveranciers over leverplicht

3.6 Integrale visie.
  • Een integrale visie binnen de regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden beoogt een duidelijk wegbeeld voor de weggebruiker binnen deze regio. De bestaande regeling met waterschap en provincie willen wij voortzetten. Met het waterschap moet de routeprioritering bij curatief strooien en sneeuwschuiven worden afgestemd. Net als bijna alle gemeente in de regio heeft Molenwaard gekozen voor een preventieve gladheidbestrijding. Als enige uitzondering heeft gemeente Sliedrecht gekozen voor preventief strooien.

3.7 Strooimethodiek en signaleringsmethode
  • Strooimiddel

    Het voorkomen of bestrijden van gladheid gebeurt door een middel aan te brengen op de weg. Dit middel kan een materiaal zijn dat de weg stroef maakt zoals zand, grind of split, maar het kan ook een materiaal zijn met dooi-eigenschappen. Middelen die de weg stroef maken, worden niet meer ingezet, omdat door de toenemende verkeersdrukte deze middelen te snel worden weggereden en verstoppingen kunnen veroorzaken in het rioolstelsel. Vanaf de jaren zestig worden zouten toegepast als dooimiddel. Wanneer een dooimiddel wordt toegevoegd aan water daalt het vriespunt, het zogenaamde vriespuntverlagend effect. Dit effect wordt gebruikt bij gladheidpreventie of -bestrijding.

    Strooimethodiek

    De gladheid kan met twee strooimethodieken bestreden worden:

    • 1.

      preventief. Voorafgaande aan de verwachting dat er gladheid optreedt, worden de weggedeelten gestrooid.

    • 2.

      curatief. De weggedeelten worden gestrooid nadat gladheid geconstateerd is.

    Eén van de belangrijkste voordelen van preventief strooien is dat gladheid wordt voorkomen en hierdoor de verkeersveiligheid niet in gedrang komt. De beschikbaarheid van het wegennet blijft gehandhaafd. Verder kan het tijdstip van strooien beter ingepland worden.

    Het zoutverbruik is bij preventief natstrooien lager, omdat er minder gram per m2 gestrooid wordt. Preventief strooien veroorzaakt hogere kosten dan curatief strooien, als achteraf blijkt dat de voorspelling van gladheid niet uitkomt. Of te wel er is tevergeefs gestrooid, kosten en moeite zijn voor niets geweest.

    Een voordeel van curatief strooien is dan ook dat de gladheid bestreden wordt als het ook daadwerkelijk glad is. De mate van verkeersveiligheid wordt echter wel lager. Bovengenoemde voordelen van preventief strooien zijn de nadelen van curatief strooien.

    De keuze van de methodiek is bepalend voor het strooimiddel dat gebruikt wordt. Bij preventief strooien heeft het gebruik van natzout de voorkeur boven de andere mogelijkheid droogzout. Droogzout kan namelijk niet ingezet worden bij een droge weg. Het vriespuntverlagend effect van het zout blijft uit, omdat geen water aanwezig is op de weg. Bij curatief strooien kan zowel nat- als droogzout gebruikt worden.

    In Nederland wordt de laatste jaren steeds meer overgeschakeld van curatief naar preventief strooien mede ook doordat de voorspellingen steeds nauwkeuriger worden. De leidraad gladheidbestrijdingsplan van de CROW sluit hierop aan en is gebaseerd op de visie: gladheidpreventie gaat, waar noodzakelijk en indien mogelijk, boven curatieve gladheidbestrijding.

    Binnen de regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden zijn bijna alle wegbeheerders, overgestapt naar preventief strooien. Bij preventief strooien is er de keuze tussen nat- of droogstrooien. De voor- en nadelen van natstrooien maakt een wegbeheerder vooral na het maken een kostenbatenanalyse. Waterschap Rivierenland en de gemeenten Alblasserdam,Giessenlanden, Gorinchem, Leerdam, Molenwaard, Zederik, Hardinxveld-Giessendam en Vianen zijn een aantal jaren geleden overgestapt op natstrooien. De redenen hiervoor waren:

    • -

      een betere kwaliteit van de gladheidbestrijding;

    • -

      minder zoutverbruik;

    • -

      oplossing voor de uitvoeringsproblemen zoals overtollig gestrooid zout en te grote strooibreedtes.

    De gemeenten Sliedrecht strooit met droogzout

    Signaleringsmethode

    De methodiek van gladheidbestrijding die gekozen wordt door een beheerder heeft ook gevolgen voor het signaleringssysteem dat wordt toegepast.

    Bij de preventieve bestrijdingsmethode is een goede meteorologische prognose onontbeerlijk. Verschillende weerbureaus in Nederland leveren deze voorziening waarbij, afhankelijk van het abonnement gekozen kan worden voor de levering van meteo-gegevens via fax, mail, internet en/of telefonische melding. Deze bureaus maken specifieke gladheidberichten die bruikbaar zijn voor de gladheidcoördinator. Hij bepaald hiermee of en wanneer er preventief gestrooid gaat worden. De coördinator kan bij twijfel ook in overleg gaan met een meteoroloog van het weerbureau.

    De meest verregaande methode om de gladheid te signaleren is het installeren van een gladheidmeldsysteem (GMS). Hierbij wordt op een zorgvuldig bepaalde locatie een sensor in het wegdek aangebracht die tezamen met een te plaatsen weerhut continu gegevens verzamelt over wegtemperatuur, type neerslag, luchtvochtigheid en het zoutgehalte dat nog op de weg aanwezig is. Deze gegevens worden met behulp van een computerprogramma geanalyseerd en omgezet tot een zeer lokale gladheidverwachting. De provincie Zuid-Holland maakt gebruik van een dergelijk systeem.

    Bij de curatieve methode wordt pas na de eerste melding van gladheid gestrooid. De melding van gladheid kan op verschillende manieren binnenkomen:

    • -

      de weersverwachting van een weerbureau;

    • -

      (eigen) fysieke waarneming;

    • -

      meldingen van nooddiensten met name politie;

    • -

      meldingen van burgers;

    • -

      meldingen van aangrenzende wegbeheerders.

3.8 Communicatie gladheidbestrijding
  • Effectieve communicatie is belangrijk voor een goed resultaat van de gladheidbestrijding. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen interne en externe communicatie. De interne communicatie is de communicatie binnen de gladheidbestrijdingsorganisatie. Bij de interne communicatie is het van belang dat een ieder weet wat hij of zij moet doen in het geval van gladheid. Het opstellen en nauwkeurig uitwerken van een uitvoeringsplan helpt hierbij. De communicatie is verder grofweg onder te verdelen in: de dagelijkse en de periodieke interne communicatie. De dagelijkse communicatie wordt nader beschreven in paragraaf 4.2 onder de noemer communicatie strooiacties. Tot de periodieke communicatie behoren de overleggen met de uitvoerende partijen en de betrokken personen bij het gehele proces van gladheidbestrijding.

    Bij externe communicatie staat de weggebruiker centraal. Burgers en bedrijven moeten geïnformeerd worden over de aanpak van de gladheidbestrijding binnen gemeente. De informatie die minimaal verstrekt moet worden is:

    • -

      op welke wegen wordt gladheid bestreden;

    • -

      welke prioriteiten worden gehanteerd;

    • -

      de mogelijkheden tot het stellen van vragen of indienen van klachten.

    Om ervoor zorg te dragen dat de weggebruikers geïnformeerd worden betreffende de gladheidbestrijding wordt dit beleidsplan inclusief het uitvoeringsplan via de regionale kranten in de rubriek van gemeente Molenwaard en internet gepubliceerd.

    Naast de weggebruikers is het ook van belang dat de gemeenten met aangrenzende wegbeheerders communiceert en dat de andere wegbeheerders ook met elkaar communiceren, zodat de aanpak zo goed als mogelijk op elkaar afgestemd wordt. Binnen de regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden zijn de volgende wegbeheerders van belang:

    • -

      Rijkswaterstaat;

    • -

      Provincie Zuid-Holland;

    • -

      Waterschap Rivierenlanden;

    • -

      gemeente Alblasserdam;

    • -

      gemeente Giessenlanden;

    • -

      gemeente Hardinxveld-Giessendam;

    • -

      gemeente Papendrecht;

    • -

      gemeente Sliedrecht;

    • -

      gemeente Zederik.

    Verder moet er overleg zijn met de busmaatschappij die verantwoordelijk is voor het openbaar vervoer en overige belangenorganisaties zoals bedrijventerreinmanagement.

3.9 Evaluatie
  • Dit beleidsplan heeft een looptijd tot en met het winterseizoen 2020-2021. Daarnaast wordt jaarlijks een uitvoeringsplan opgesteld. In het voorjaar na de beëindiging van het gladheidseizoen, vindt een evaluatie van het uitvoeringsplan plaats. Deze evaluatie heeft als doel om na te gaan of een tussentijdse bijstelling van het uitvoeringsplan noodzakelijk is. In deze evaluatie komt minimaal aan bod:

    • -

      welke gemeenten hebben het beleid ingevoerd?

    • -

      het aantal uitrukken op preventieve en curatieve basis;

    • -

      het aantal bestreden weggedeelten in kilometers;

    • -

      het zoutverbruik;

    • -

      het aantal klachten, claims en de afhandeling daarvan;

    • -

      een overzicht van de kosten;

    • -

      de successen en missers op zowel organisatorisch- als uitvoeringsniveau.

    De voorbereidingen op een nieuw beleidsplan moeten gestart worden in april 2020, zodat voor aanvang van het winterseizoen 2020-2021 de dan geldende beleidsuitgangspunten bekend zijn.

3.10 Relevante ontwikkelingen
  • De afgelopen 5 jaar hebben in de gemeente Molenwaard de volgende ontwikkelingen/wijzigingen plaatsgevonden in de gladheidbestrijding;

    In samenwerking met het waterschap is in de Bleskensgraaf een nieuw zoutdepot gerealiseerd. Aanleiding hiervoor was de sluiting van het provinciaal zoutdepot in Papendrecht en de verplaatsing van het zoutdepot van Giessenlanden naar de Gorinchem. Als gevolg hiervan konden de aanrijtijden niet meer worden gehaald.

    Waterschap Rivierenland huurt het zoutdepot van de gemeente.

    Regionale ontwikkelingen.

    In 2013 is gemeente Alblasserdam een samenwerkingsverband aangegaan met het waterschap. De gemeente strooit de waterschapswegen die binnen haar gemeentegrens zijn gelegen. Zij krijgen hiervoor een vergoeding conform de financiële regeling.

    Het Waterschap heeft de samenwerking met provincie geïntensiveerd. Dit heeft ertoe geleid dat de afgelopen jaren een gezamenlijk bestek op de markt is gebracht. Daarnaast heeft er een optimalisatie plaatsgevonden door de routes te integreren om zo optimale routes te krijgen. Daarnaast wordt strooimiddel (zout, pekel) gezamenlijk ingekocht.

    Financiële regeling waterschap is aangepast.

    Gemeenten die de waterschapswegen strooien krijgen hiervoor een vergoeding. Dit is een vaste vergoeding per strooiactie per kilometer op basis van directe en indirecte kosten. Deze vergoeding werd op basis van een weegfactor verhoogd.

    De weegfactor is losgelaten en de vergoeding van het zout is omgezet naar een vergoeding op basis van verhard oppervlak. Overige directe en indirecte kosten worden niet meer verhoogt met een weegfactor.

    Vanaf 1990 word het aantal strooiacties per jaar bijgehouden. De trend laat een toename van het gemiddelde aantal jaarlijkse strooiacties zien sinds 1990. Dit is van invloed op de kosten van de gladheidbestrijding. Met name in 2009 is er veel gestrooid. Zie figuur 1 voor strooiacties.

    Figuur 1 strooiacties

3.11 Knelpuntenanalyse
  • Bij de uitvoering van de gladheidbestrijding zijn er 5 punten die aandacht vragen.

    • 1.

      Financieel. Het is onmogelijk om de kosten voor de gladheidbestrijding exact vast te leggen, omdat het niet te voorspellen is hoe vaak in de winter de gladheid bestreden moet worden. Bij het vastleggen van het beschikbaar budget is het noodzakelijk om uit te gaan van een statistisch gemiddelde waarbij rekening moet worden gehouden met mee- en tegenvallers. In de financiële regeling met de waterschap is afgesproken dat de vergoeding voor het strooien van de waterschapswegen wordt vastgesteld op basis van het gemiddelde aantal strooiacties van de voorgaande 10 jaar. Hierdoor kunnen financiële tegenvallers redelijk worden opgevangen. Analyse van de afgelopen 10 jaar laat zien dat het gemiddelde aantal strooiacties een stijgende trend heeft. Dit heeft gevolgen voor de kosten.

    • 2.

      Arbeidstijden wet. Het waterschap meldt dat na analyse van de afgelopen twee strooiseizoenen is te zien dat de coördinator gladheidbestrijding incidenteel een overschrijding heeft in de uren. Er is een achtervang en daar moet tijdig gebruik van gemaakt worden. Gezien de trend van toenemende jaarlijkse strooiacties zullen ook de uren toenemen. Bezien moet dan ook worden of een tweede coördinator gladheidbestrijding op termijn noodzakelijk is. Gezocht moet worden naar mogelijkheden in samenwerkende partners. Gemeentelijke herindelingen die plaats gaan vinden geven mogelijkheden om op het gebied van de coördinatie samen te werken. Vanwege kleine schaalgrootte in personeel zijn we erg kwetsbaar.

    • 3.

      Gladheidbestrijding fietspaden en fietsbruggen. Het rijdend materieel kan de meeste fietsbruggen niet berijden. Ook is het ongewenst dat op de fietsbruggen zout wordt gestrooid, vanwege het aantasten van de ijzeren onderdelen van de bruggen en het aantasten van de ijslaag onder de brug. Om dit probleem te ondervangen is het de bedoeling om op strategische locaties strooibakken te plaatsen om handmatig zand te strooien op de fietsbruggen om de gladheid te bestrijden.

    • 4.

      Strooiacties op de Lekdijk afstemmen op mogelijkheden tot strooien i.v.m. uitvoering dijkverzwaring. In strooiseizoen coördineren met wegbeheerder.

4. Beleid gladheidbestrijding
4.1. Inleiding
  • In dit hoofdstuk worden de feitelijke keuzes van het beleid weergegeven. Dit beleid is de basis van het uitvoeringsplan, waarin de concrete uitvoering beschreven wordt.

4.2. Keuzes gladheidbestrijding
  • De gladheid wordt zoveel mogelijk mechanisch bestreden. Handmatige gladheidbestrijding wordt alleen uitgevoerd op locaties die niet per wagen gestrooid kunnen worden, bijvoorbeeld trappen, bushaltes en fietsbruggen.

    Strooimethodiek

    Het uitgangspunt van gemeente Molenwaard, de omliggende gemeenten in de regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden en het waterschap Rivierenland is preventief strooien. Dit sluit aan bij de visie van de Leidraad Gladheidbestrijdingsplan. Dit betekent niet dat in de regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden helemaal géén curatieve gladheidbestrijding plaats vindt. Preventief strooien geldt namelijk voor wegen die een hoge prioriteit hebben én waar de soort en mate van gladheid dit toelaat. In een situatie van aanhoudende gladheid door neerslag, bijvoorbeeld sneeuw, zal naast de preventieve gladheidbestrijding ook curatieve gladheidbestrijding plaats vinden. In paragraaf 4.3. wordt hierop nader ingegaan.

    Strooimiddel

    Vanuit milieubelasting en kostenoverweging is natzout het geschiktste strooimiddel. Waterschap Rivierenlanden en de gemeenten Hardinxveld-Giessendam, Giessenlanden, Gorinchem, Leerdam, Molenwaard, Zederik en Vianen hebben de overstap gemaakt naar natzout. De gemeenten Sliedrecht strooit met droogzout. Het overstappen naar het strooien met natzout vergt financiële investeringen. De handmatige gladheidbestrijding wordt alleen uitgevoerd met droogzout of zand (bruggen).

    Materieel en personeel

    In strooigebied West voert Molenwaard de gladheidbestrijding in eigen beheer uit en beschikt hiervoor over het benodigde materieel, personeel en zoutdepot. Naast het areaal binnen de bebouwde kom strooit Strooiploeg West ca. 6.6 km buiten de bebouwde kom voor het waterschap.

    In strooigebied Oost voert Molenwaard de gladheidbestrijding in eigen beheer uit en beschikt hiervoor over het benodigde materieel, personeel en zoutdepot. Het benodigde pekelwater wordt gekocht bij de Provincie in Gorinchem.

    In strooigebied Zuid is de uitvoering van de gladheidbestrijding uitbesteed aan het waterschap en is geen materieel beschikbaar. Het zoutdepot in Bleskensgraaf is mede ter beschikking gesteld aan het waterschap voor de opslag van strooizout in strooigebied Zuid.

    Systeem gladheidmelding

    Gladheidcoördinator

    Binnen de verantwoordelijke afdeling is een gladheidcoördinator aangewezen. De taken van de gladheidcoördinator zijn:

    • -

      het verzamelen van relevante gladheidinformatie;

    • -

      het verzorgen van een 24 uurs meldpunt gedurende 7 dagen per week gedurende het gladheidseizoen;

    • -

      het anticiperen op de verkregen gladheidinformatie waarbij de mate van de (te verwachten) gladheid en de termijn waarbinnen de gladheid zal ontstaan bepalend is; of te wel bepalen of een strooiactie noodzakelijk is;

    • -

      het opstarten van een gladheidbestrijdingsactie waarbij uitvoering gegeven wordt aan hetgeen in het uitvoeringsplan bepaald is;

    • -

      het rapporteren in de vorm van een jaarlijkse evaluatie.

    De coördinator kan taken delegeren aan uitvoerende partijen, maar blijft te allen tijde eindverantwoordelijk.

    gladheidinformatie

    De belangrijkste informatiebron is de weersvoorspelling van een weerbureau. Elke gemeente moet ervoor zorgen dat deze informatiebron ter beschikking is. De wijze waarop en met welk bureau dit geregeld is, moet worden vastgelegd in het uitvoeringsplan. Zoals reeds in paragraaf 3.7 beschreven zijn er meerdere informatiebronnen waarvan gebruik kan worden gemaakt. Het gladheidmeldsysteem is één van de nieuwere ontwikkelingen hierin. Gemeente Molenwaard krijgt gladheidmeldingen van het gladheidmeldsysteem van het waterschap, die gebruik maakt van de weersinformatie van meetpunten van de provincie Zuid-Holland. In de komende beleidsperiode wordt gemonitord of de voorspellingen voor Waterschap Rivierenland nog steeds voldoende zijn voor het maken van een strooiadvies. Als maatwerk wordt om tourbeurt tussen de strooiploegen van West en Oost kijkdienst uitgevoerd bij verwachte gladheid.

    Communicatie strooiacties

    Bij het uitvoeren van een strooiactie vindt er dagelijkse interne communicatie plaats. Deze communicatie bevat:

    -het rapporteren naar aanleiding van een uitgevoerde gladheidbestrijdingsactie tussen de gladheidcoördinator en de uitvoerende partij van de machinale gladheidbestrijding;

    De rapportage naar aanleiding van een uitgevoerde gladheidbestrijdingsactie omvat, minimaal, de volgende informatie:

    • -

      het tijdstip van de melding;

    • -

      het tijdstip aanvang gladheidbestrijdingsactie;

    • -

      het tijdstip afronding gladheidbestrijdingsactie;

    • -

      de soort gladheid;

    • -

      de mate van gladheid;

    • -

      de gereden routes;

    • -

      de inzet materieel (strooien of schuiven) en personeel;

    • -

      de hoeveelheden en soort verbruikt dooimiddel;

    • -

      eventuele bijzondere voorvallen tijdens gladheidbestrijdingsactie.

    Conservering en onderhoud materieel

    In strooigebied West en Oost verzorgen de strooiploegen de conservering en onderhoud in eigen beheer. In strooigebied Zuid verzorgt het Waterschap Rivierenland en heeft voor de conservering en onderhoud van het materieel onderhoudscontracten met derden afgesloten.

4.3. Prioriteiten gladheidbestrijding – toepassing integrale visie
  • Prioriteitenstelling

    Vanuit financieel, maar ook milieutechnisch oogpunt is het niet wenselijk om alle wegen in het gehele beheergebied te strooien. Hierdoor is het noodzakelijk om te prioriteren en zijn de wegen verdeeld in een A-, B- en C-route.

    Wegtype

    Het eerste element waarop geprioriteerd wordt is het wegtype. De indeling van het wegtype is gebaseerd op het gebruik en daarmee ook de verkeersintensiteit van een weg. In bijlage 1 zijn de richtlijnen uit de Leidraad gladheidbestrijdingsplan weergegeven. Deze richtlijnen bevatten het wegtype, de prioriteit en de methode van gladheidbestrijding. Met deze tabel wordt een eerste selectie gemaakt welke wegen gestrooid moeten worden.

    Soort wegverharding

    Bij de afweging om een weg wel of niet te strooien moet ook gekeken worden naar het materiaal van de wegverharding. Een weg van gebakken klinkers en asfaltverharding zal eerder glad zijn dan een weg van betonklinkers.

    Routes

    Busroutes, routes van gevaarlijke stoffen, routes voor nooddiensten en schoolroutes zijn belangrijke routes binnen het beheergebied. Meestal worden de wegen van dergelijke routes al op basis van hun wegtype gestrooid; dit moet echter gecontroleerd worden. Bij preventief strooien zijn de wegen in principe op tijd gestrooid. Bij curatief strooien zijn de wegen van ondergeschikt belang en wordt de gladheidbestrijding later op de dag uitgevoerd. (Abri’s, voetbruggen en seniorenwoningen)

    Gebied

    In het uitvoeringsplan wordt uitgewerkt welke wegen gestrooid worden en welke prioriteit casu quo volgorde belangrijk is. De routes op wegen met de hoogste prioriteit worden benoemd tot A route. De één na hoogste prioriteit wordt verwerkt in de B-route en overige doelen in de C-route. Verder wordt in het uitvoeringsplan uitgewerkt welke criteria gelden bij het strooien van een gebied. Bijvoorbeeld bij aanhoudende gladheid van meerdere dagen kan het wenselijk zijn dat het (bijna) gehele beheergebied gestrooid moet worden (de A-route tot en met de C-route).

    Tijdscriteria

    De tijdscriteria zijn onder te verdelen in een reactietijd en een uitvoeringstijd. De reactietijd is de tijdspanne tussen het moment van de melding van gladheid en de aanvang van de gladheidbestrijdingsactie. De reactietijd bij curatief strooien mag maximaal 60 minuten bedragen. Bij preventief strooien wordt geen maximum gesteld aan de reactietijd, omdat de strooiactie planbaar is. De uitvoeringstijd is de tijdspanne tussen het moment dat het strooivoertuig het opslagterrein verlaat en het moment dat de laatste meters van de strooiroute gestrooid worden. Voor preventief strooien geldt geen uitvoeringstijd.

4.4. Kosten gladheidbestrijding
  • Bij de kostenbepaling voor de gladheidbestrijding wordt een onderscheid gemaakt tussen vaste kosten en variabele kosten.

    De vaste kosten bestaan uit de kosten:

    • -

      van afschrijving (rente en afschrijving) voor het materieel;

    • -

      voor de opslag van het materieel;

    • -

      voor onderhoud van het materieel;

    • -

      voor het keuren van het materieel;

    • -

      voor zoutopslag;

    • -

      voor consignatievergoedingen;

    • -

      voor communicatie;

    • -

      van contracten met een weerbureau;

    • -

      met betrekking tot overhead.

    De variabele kosten worden gevormd door de gewerkte uren (uurtarief) en de verwerkte hoeveelheid strooimiddel. Deze variabele kosten zijn afhankelijk van de inzet voor de gladheidbestrijding en zijn alleen op ervaringscijfers te benaderen gezien de onvoorspelbaarheid van het weer op langere termijn. Het mag nooit zo zijn dat de kosten maatgevend zijn voor het wel of niet uitvoeren van een strooiactie.

    Vergoedingsbedragen van het waterschap aan de gemeente in strooigebied West en Oost.

    Bij de huidige financiële regeling gladheidbestrijding op wegen van het waterschap, die in 2016 afloopt, wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten en berekeningswijze:

    • -

      De vergoeding voor het gebruik van strooizout wordt berekend op basis van verhard oppervlak.

    • -

      Uitgangspunt is een vaste vergoeding per kilometer per uitgevoerde actie.

    • -

      Het aantal acties per winterseizoen wordt elk seizoen vooraf berekend en vastgesteld op basis van het gemiddelde van de voorafgaande 10 jaar.

    • -

      Jaarlijks worden de kosten van het zout, de brandstof alsmede de loonkosten geïndexeerd.

    Het vergoedingsbedrag aan de gemeente heeft betrekking op alle directe en indirecte kosten en wordt in één termijn voldaan.

    Vergoedingsbedragen van de gemeente aan het waterschap in strooigebied Zuid.

    Met het waterschap is voor het gebruik van het gemeentelijke zoutdepot in Bleskensgraaf en de verdeling van kosten voor de uitvoering van de gladheidbestrijding in strooigebied Zuid door het waterschap een overeenkomst gemaakt. Hierin is bepaald dat de kosten voor de uitvoering naar rato worden doorberekend aan de gemeente en de gemeente de kosten naar rato doorberekend aan het waterschap op basis van de verhouding strekkende km binnen en buiten de bebouwde kom. Momenteel is het percentage voor de kosten verdeling vastgesteld op 83 % voor het waterschap en 17 % voor de gemeente.

  •  

     

    Bijlage 2 risico inventarisatie

     

    Risico

    Oorzaak

    Maatregel

    Verkeer

     

     

    Mogelijk plaatselijk glad wegdek

    Wel/niet strooien in hetzelfde wegvak

    Overleg/afstemming met aangrenzende wegbeheerder

    Mogelijk plaatselijk glad wegdek

    Geografische omstandigheden

    Alarmering uit laten gaan van meest gevoelige locaties. Prioriteit binnen strooigebied bijstellen

    Mogelijk plaatselijk glad wegdek

    Overgang in verhardingssoorten

    Strooibeleid bijstellen op basis van ervaringen

    Mogelijk plaatselijk glad wegdek

    Verkeersintensiteit

    Prioriteit stellen op basis van verkeersstructuurplan

    Mogelijk plaatselijk glad wegdek

    Onwetendheid weggebruiker

    Voorlichting burgers strooibeleid

    Hinder voor verkeer

    Strooimethode

    Aanpassen strooimethode (natstrooien)

    Materieel

     

     

    Materieel niet inzetbaar

    Storing

    Preventief onderhoud, tijdige vervanging

    Beperkte inzetbaarheid

    Obstakels, te smal wegprofiel

    Controle tijdens ontwerpfase, aanpassen ontwerp, aanpassen materieel

    Personeel

     

     

    Gezondheid

    Chemische samenstelling

    Voorlichting, beschikbaar dooimiddelen stellen persoonlijke beschermingsmiddelen

    Uitval

    Ongeval/ziekte

    Veiligheidsuitrusting / PBM / Achtervang personeel

    Gladheid meldsysteem

     

     

    Geen meldingen

    Storing GMS

    Jaarlijks preventief onderhoud op basis van overeenkomst

    Geen meldingen

    Storing telefoonlijn

    Automatische controletelefoonlijn

    Geen meldingen

    Storing mobiel net

    Activeren reservenummer vast net

    Onjuiste gegevens

    Storing GMS

    Sensoren jaarlijks kalibreren

    Milieu

     

     

    Aantasting bermen en begroeiing

    Hoge zoutbelasting

    Controle dosering en strooibreedte, natzoutmethode

    Toelichting milieu

    Een deel van het zoutmengsel komt in de bermen terecht. Daar kan zich landschappelijk waardevolle beplanting of zelfs unieke vegetatie bevinden. Deze kan door het dooimiddel aangetast worden. Vooral bomen en struiken hebben te lijden van strooizout. Het resultaat is gele en verdorde bladranden; de bomen lijken ‘vervroegd de herfst in te gaan’. Uiteindelijk komt het zout, na te zijn afgespoeld van het wegdek, terecht in het oppervlakte- of grondwater.

    De meest voor de hand liggende maatregel om de zoutschade te beperken, is zorgen dat er minder zout in het milieu komt. Hierbij kan het overgaan op natzoutstrooien een uitkomst bieden. Bij natzoutstrooien wordt er namelijk met minder zout gestrooid op eenzelfde wegoppervlak. Daarom komt er ook minder zout in het oppervlakte- en grondwater terecht. Daarnaast vindt er bij natzoutstrooien minder verwaaiing van zout plaats, waardoor er nauwelijks zout in de bermen belandt. Hierdoor wordt de schade aan de bermvegetatie teruggedrongen. Onderzoek heeft uitgewezen dat binnen enkele meters vanaf de rand van de verharding bijna geen schade meer aan de bermvegetatie waarneembaar is.

    Een andere maatregel om zoutschade te beperken is in de ontwerpfase van de infrastructuur rekening te houden met de gladheidbestrijding. Dit kan door aanleg van redelijk ruime wegprofielen en toepassing van zouttolerante plantensoorten.

 

Vastgesteld op 8 maart 2016

 

Het college van de gemeente Molenwaard

 

de secretaris, de burgemeester,

 

N. van Ameijde-Poortman MBA , D.R. van der Borg