Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koggenland

Toeslagenverordening Wet investeren in jongeren Wet investeren in jongeren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKoggenland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingToeslagenverordening Wet investeren in jongeren Wet investeren in jongeren
CiteertitelToeslagenverordening Wet investeren in jongeren Wet investeren in jongeren
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpGeen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 147 en 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201001-01-2012Nieuwe regeling

08-02-2010

Kogge Express, 14-04-2010

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Toeslagenverordening Wet investeren in jongeren Wet investeren in jongeren

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet investeren in jongeren;

  • b.

    kostendeling: van kostendeling is sprake

    • -

      bij inwonende niet ten laste komende kinderen, waarbij de inkomsten meer bedragen dan tweemaal de norm als bedoeld in artikel 28, eerste lid onderdeel d, van de wet verhoogd met 10 % van het wettelijk minimumloon;

    • -

      bij alle gevallen van woningdeling, waarbij de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan zoals woonkosten, verzekeringen, belastingen, vaste lasten, contributies, abonnementen e.a. kunnen worden gedeeld.

    • -

      in het geval dat een kind inkomen heeft uit studiefinanciering (WSF), al dan niet in combinatie met inkomsten uit arbeid, blijft het inkomen uit studiefinanciering, bij de bepaling van de inkomensgrens bij kostendeling zoals in dit artikel onder sub b wordt omschreven, buiten beschouwing.

  • c.

    gehuwdennorm: de norm bedoeld in artikel 28, eerste lid onderdeel d, van de wet;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, Wet op de huurtoeslag, als mede een woonwagen of woonschip, als bedoeld in artikel 3, zesde lid, Wet werk en bijstand;

  • f.

    woonkosten:

  • -

    indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag;

  • -

    indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud;

Artikel 2 Doelgroep

  • a.

    De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor jongeren van 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien de gehuwden beiden 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar zijn. Voor deze doelgroep geldt een categorieaanduiding.

  • b.

    De categorieën worden aangeduid als:

    • -

      alleenstaande: de ongehuwde dien geen tot zijn laste komende kinderen heeft en geen gemeenschappelijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

    • -

      alleenstaande ouder: de ongehuwde die de volledige zorg heeft voor één of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

    • -

      gehuwde: een persoon die gehuwd is, waaronder tevens wordt begrepen de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

    • -

      zwerver: een persoon die niet beschikt over een vast woon- en verblijfadres;

    • -

      schoolverlater: een persoon die binnen zes maanden na beëindiging van een scholing of beroepsopleiding als bedoeld in de Wet studiefinanciering of in hoofdstuk 3 van de Wet tegemoetkoming studiekosten een beroep doet op een WIJ-voorziening.

Artikel 3 Toeslagen

  • 1.

    De toeslag bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de jongere in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;

  • 2.

    De toeslag bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de jongere die met één of meer anderen zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft;

Hoofdstuk 2 Criteria voor het verlagen van de norm of toeslag

Artikel 4 Verlaging norm gehuwden

De verlaging bedoeld in artikel 31 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden die met één of meer anderen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben;

Artikel 5 Verlaging norm vanwege woonsituatie

De verlaging bedoeld in artikel 32 van de wet bedraagt 15 procent van de gehuwdennorm indien de jongere geen woonkosten heeft, als gevolg van:

  • a.

    Het bewonen van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden;

  • b.

    Het niet bewonen van een woning.

Artikel 6 Verlaging norm schoolverlaters

De verlaging bedoeld in artikel 33 van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm gedurende maximaal 6 maanden. Deze verlaging kan slechts plaatsvinden in de periode van maximaal een half jaar na beëindiging van de scholing of beroepsopleiding.

Artikel 7 Verlaging toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar

  • 1.

    De verlaging bedoeld in artikel 34 van de wet bedraagt:

    • a.

      20 procent van de gehuwdennorm indien het een jongere van 21 jaar betreft;

    • b.

      10 procent van de gehuwdennorm indien het een jongere van 22 jaar betreft.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 wordt de verlaging vastgesteld op de hoogte van de op grond van artikel 3 toegekende toeslag, indien deze toeslag minder bedraagt dan de verlaging waartoe toepassing van lid 1 zou leiden.

  • 3.

    De vorige leden zijn niet van toepassing ten aanzien van een jongere op wie artikel 6 van toepassing is.

Artikel 8 Anticumulatiebepaling

De toepassing van de artikelen 3 tot en met 7 geschiedt zodanig, dat de toepasselijke norm plus eventuele toeslag minus eventuele verlaging voor de jongere tenminste bedraagt:

  • a.

    35 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande,

  • b.

    55 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder,

  • c.

    65 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2010.