Organisatie | Ferm Werk |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling Ferm Werk |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Ferm Werk |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet gemeenschappelijke regelingen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-02-2018 | 01-01-2018 | Wijziging van de regeling na evaluatie | 01-02-2018 | Onbekend | |
12-04-2016 | 01-01-2016 | 15-02-2018 | Onbekend | 17-12-2015 | Onbekend |
Hoofdstuk 3 Belang, doelstelling, taken en bevoegdheden
Artikel 4. Belang van de regeling
De regeling is getroffen om door het bundelen van krachten de volgende belangen te behartigen:
a. het bieden van goede dienstverlening aan de inwoners van de deelnemers op het terrein van participatie, werk en inkomen, gebaseerd op een integrale gemeenschappelijke aanpak binnen het sociale domein;
b. het waarborgen van de rechtmatige, effectieve en efficiënte uitvoering van wetten en regelingen;
c. het optimaliseren van de kwaliteit van de dienstverlening en het verlagen van de uitvoeringskosten.
Artikel 5. Taken en bevoegdheden
Ter behartiging van de belangen zoals vermeld in het voorgaande artikel verricht de uitvoeringsorganisatie Ferm Werk als basisdienstverlening de uitvoering van de aan de deelnemers opgedragen of in de toekomst op te dragen taken in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen en de Wet inburgering.
De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers dragen hun bevoegdheden met betrekking tot de wetten en regelingen die behoren tot de basisdienstverlening volledig over aan de betreffende bestuursorganen van het openbaar lichaam Ferm Werk. Het openbaar lichaam Ferm Werk zorgt daarbij voor afstemming met de deelnemers alvorens beleid vast te stellen. Alvorens gebruik te maken van zijn verordenende bevoegdheden stelt het openbaar lichaam Ferm Werk de raden en colleges van de deelnemers in de gelegenheid om hun zienswijzen ten aanzien van het voorgenomen besluit kenbaar te maken tenzij het dagelijks bestuur oordeelt dat dit uitsluitend een wijziging van technische of redactionele aard betreft.
Voor zover een deelnemer door de uitvoeringsorganisatie Ferm Werk aanvullende dienstverlening laat verrichten als bedoeld in het voorgaande lid draagt het college en wethouders van die deelnemer de uitvoering van concreet omschreven taken over alsmede de bevoegdheid om regels te stellen die direct op die uitvoering betrekking hebben. Het openbaar lichaam Ferm Werk zorgt daarbij voor afstemming met de deelnemer alvorens dit uitvoeringsbeleid vast te stellen.
In samenhang met hun eigen beleid ten aanzien van het sociale domein maken de afzonderlijke deelnemers jaarlijks afspraken met het openbaar lichaam Ferm Werk over de doelstellingen en ambities ten aanzien van de door het openbaar lichaam Ferm Werk uit te voeren wetten en regelingen en de inzet van instrumenten om deze te bereiken; deze afspraken worden jaarlijks vastgelegd.
Hoofdstuk 4 Het Algemeen Bestuur
Artikel 8. Algemeen bestuur: samenstelling
Indien tussentijds een vacature in het algemeen bestuur ontstaat, wijst de betreffende raad zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid. In geval van een tussentijdse vacature neemt overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid de betreffende plaatsvervanger de functie waar.
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt indien een lid tussentijds als zodanig ontslag neemt, als de zittingsperiode van de raad eindigt of indien de zittingsperiode van het college tussentijds beëindigd wordt of indien het lidmaatschap van het college, waaruit het betreffende lid afkomstig is, tussentijds beëindigd wordt.
Artikel 9. Algemeen bestuur: werkwijze
In de vergaderingen van het algemeen bestuur hebben de deelnemers stemrecht naar rato van het aantal inwoners. Het inwoneraantal per deelnemer wordt daarbij vastgesteld aan de hand van de Basisregistratie Personen op 1 januari van het jaar waarin voor het laatst gemeenteraadsverkiezingen hebben plaatsgevonden. Een besluit van het algemeen bestuur wordt genomen met een 2/3 meerderheid van stemmen.
Artikel 10. Algemeen bestuur: bevoegdheden
Aan het algemeen bestuur komen alle bevoegdheden toe die door de deelnemers zijn overgedragen tenzij wettelijke bepalingen of deze regeling anders bepalen.
Artikel 11. Dagelijks bestuur: samenstelling
De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag dat de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt overeenkomstig het bepaalde in artikel C4, lid 2 Kieswet. Zij blijven hun functie waarnemen tot het moment waarop het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling de nieuwe leden van het dagelijks bestuur heeft aangewezen. In geval van een vacature in het dagelijks bestuur vindt aanwijzing van een nieuw lid plaats binnen twee maanden na het ontstaan van die vacature.
In geval van afwezigheid of een vacature kan een lid van het dagelijks bestuur worden vervangen door de wethouder die door de raad als zijn vervanger voor het algemeen bestuur is aangewezen. Het algemeen bestuur wordt, gelet op het bepaalde in het vorige lid, door de voorzitter geïnformeerd over deze vervanging.
Artikel 12. Dagelijks bestuur: werkwijze
In de vergaderingen van het dagelijks bestuur heeft elk lid een gewogen stem naar rato van het aantal inwoners van de deelnemer die hij vertegenwoordigt. Het inwoneraantal per deelnemer wordt daarbij vastgesteld aan de hand van de Basisregistratie Personen op 1 januari van het jaar waarin voor het laatst gemeenteraadsverkiezingen hebben plaatsgevonden. Een besluit van het dagelijks bestuur wordt genomen met een 2/3 meerderheid van stemmen.
Artikel 13. Dagelijks bestuur: taken en bevoegdheden
Het dagelijks bestuur werkt ieder jaar ter voorbereiding van en in samenhang met de begroting de operationele doelstellingen van het openbaar lichaam uit ten aanzien van de overgedragen en opgedragen taken zoals bedoeld in artikel 5, lid 1 en 3. Het dagelijks bestuur kan ten aanzien van de operationele doelstellingen jaarlijkse prestatie indicatoren benoemen.
Artikel 16. Informatie en verantwoording aan de deelnemende gemeentebesturen.
Het algemeen bestuur verstrekt aan de deelnemende colleges of via de colleges aan de deelnemende raden ongevraagd de informatie die nodig is om een juist beeld te verkrijgen van de uitvoering van de overgedragen en opgedragen taken als bedoeld in artikel 5, lid 1 en 3. Het versterkt daartoe in ieder geval vier keer per jaar gegevens over de realisatie van de doelstellingen en prestatie-indicatoren als bedoeld in artikel 13, lid 1 en 2.
Hoofdstuk 5 Organisatie: directie, inrichting en medewerkers
Artikel 19. Organisatie-indeling en directiestatuut
Op basis van de overgedragen en opgedragen taken zoals verwoord in artikel 5, lid 1 en 3 en de operationele doelstellingen zoals bedoeld in artikel 13, lid 1 van de regeling, stelt de algemeen directeur een organisatie-indeling voor de uitvoeringsorganisatie op. Deze organisatie-indeling wordt door het dagelijks bestuur vastgesteld en vervolgens aan het algemeen bestuur mede gedeeld.
De mandaten en volmachten van de algemeen directeur worden door het dagelijks bestuur en de voorzitter vastgesteld. Het dagelijks bestuur kan de algemeen directeur de bevoegdheid tot ondermandaat dan wel ondervolmacht verlenen. Dit mandaat- en volmachtsbesluit worden als bijlage bij het directiestatuut gevoegd.
Met het oog op een beschrijving van de algemene beleidsmatige en financiële kaders voor de komende begroting informeren de deelnemers de directeur over de relevante ontwikkelingen binnen hun gemeente op het terrein van participatie, werk en inkomen, in relatie tot hun doelstellingen en ambities ten aanzien van de door het openbaar lichaam Ferm Werk uit te voeren wetten en regelingen en in te zetten instrumenten om deze te bereiken.
Het dagelijks bestuur stelt rekening houdend met de input van de deelnemers als bedoeld in het tweede lid een ontwerpbegroting op voor het volgende kalenderjaar inclusief een beschrijving en duiding van de beleidsmatige kaders en een raming van de te verwachten uitvoeringskosten voor de komende vier jaar.
De uitgangspunten voor de verdeling van de cliëntgebonden kosten over de deelnemers zijn:
Cliëntgebonden kosten van de WSW en van beschut werken worden verdeeld naar rato van het aantal dienstverbanden uitgedrukt in SE of in fte’s dat krachtens wet aan iedere deelnemer moet worden toegerekend. Besluiten over het aangaan van dienstbetrekkingen voor onbepaalde tijd worden afgestemd met de deelnemer die de kosten hiervan voor zijn rekening moet nemen.
De verdeling van de uitvoeringskosten over de deelnemers is gebaseerd op:
voor producten die betrekking hebben op toeleiding naar werk of participatie: het aantal medewerkers (gemiddeld fte) werkzaam voor die deelnemer. Dit aantal medewerkers wordt jaarlijks toegerekend op basis van de uitgaven BUIG tenzij met de deelnemer (i.c. het College van B&W) anders wordt overeengekomen.
Artikel 26. Batig en nadelig saldo: egalisatiereserve en verrekening.
Het algemeen bestuur kan op voorstel van het dagelijks bestuur afwijken van het bepaalde in het eerste lid en besluiten om een batig saldo op de uitvoeringskosten tot een maximum van 10% van de daarvoor begrote kosten toe te voegen aan de egalisatiereserve van het openbaar lichaam Ferm Werk dan wel een nadelig saldo hieraan te onttrekken.
Hoofdstuk 7 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Indien tussen de uitredende deelnemer en het algemeen bestuur binnen zes maanden na de vaststelling door het algemeen bestuur van de reikwijdte en hoogte van de financiële gevolgen van de uittreding een verschil van opvatting blijft bestaan, vraagt het algemeen bestuur advies aan een onafhankelijke externe deskundige dan wel een commissie van deskundigen. Dit advies is voor beide partijen bindend. De kosten voor het bindend advies zijn voor rekening van de uittredende deelnemer.
Artikel 29. Vermindering taken
Een deelnemer kan besluiten om de uitvoering van bepaalde taken als bedoeld in artikel 5 van deze regeling niet langer over of op te dragen aan de gemeenschappelijke regeling Ferm Werk of bepaalde producten als bedoeld in artikel 24, lid 1 niet langer door Ferm Werk te laten uitvoeren. Van dit besluit worden het algemeen en het dagelijks bestuur terstond op de hoogte gesteld.
Artikel 31. Opheffing en liquidatie
In geval van opheffing zal het algemeen bestuur het dagelijks bestuur als vereveningscommissie aanwijzen. Deze commissie zal een liquidatieplan opstellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemers om alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam Ferm Werk over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.
Hoofdstuk 8 Archief, geschillenregeling
Het dagelijks bestuur is met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 en overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur vast te stellen regeling (Archiefverordening) die aan Gedeputeerde Staten moet worden medegedeeld, belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van Ferm Werk alsmede van de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan het openbaar lichaam overgedragen taken.
Deze gewijzigde gemeenschappelijke regeling is een gevolg van de Kadernota Het Nieuwe Werkbedrijf en de daarin vastgelegde beleidskaders. In de Kadernota is gekozen voor een wijziging van de reeds bestaande gemeenschappelijke regeling De Sluis.
In tegenstelling tot de huidige gemeenschappelijke regeling De Sluis wordt deze gewijzigde regeling aangegaan door zowel de gemeenteraden als de colleges van burgemeester en wethouders. De burgemeester neemt als bestuursorgaan niet meer deel.
In de considerans is ook reeds verwezen naar de gezamenlijke uitvoering van het basispakket van wettelijke taken en de daarbij behorende bevoegdheden maar ook naar het aanvullend pakket van taken en bevoegdheden, waartoe ieder van de deelnemende gemeente zelf kan besluiten om deze te laten uitvoeren door de gemeenschappelijke regeling. Daarnaast ziet de considerans ook op samenwerking ten aanzien van toekomstige taken in het sociaal domein.
De begripsbepalingen hebben betrekking op die begrippen die door de hele regeling heen uniform gebruikt en uitgelegd moeten worden.
Voor een goed begrip van de entiteiten die de naam Ferm Werk hebben, wordt e.e.a. hierna nader uiteengezet:
Het Openbaar Lichaam Ferm Werk ziet op de rechtsentiteit. De Raden en Colleges dragen de bevoegdheden die zij hebben in het kader van de in de regeling genoemde wetten over aan het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam.
Met Ferm Werk wordt tevens aangegeven de uitvoeringsorganisatie (van het openbaar lichaam). Dat deel van het openbaar lichaam dat is opgericht ter uitvoering de publiekrechtelijke taken en bevoegdheden die zijn neergelegd in de wetten waarnaar de regeling verwijst.
Ferm Werk ziet tot slot op de uitvoeringsvennootschap. Dit is de N.V. waarvan het Openbaar Lichaam Ferm Werk enig aandeelhouder is.
Verder is een tweede lid opgenomen om de overeenkomstige toepassing van bepalingen vanuit de Gemeentewet op het functioneren van de organen van de regeling en het volgen van bepaalde procedures (bijvoorbeeld bij vergaderingen) direct eenduidig te positioneren.
Vermeld is dat bij het treffen van de gemeenschappelijke regeling Ferm Werk een openbaar lichaam is ingesteld hetgeen impliceert dat sprake is van een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam (artikel 8, lid 1 Wet gemeenschappelijke regelingen hierna: Wgr). De naam is vermeld omdat deze immers in het rechts- en maatschappelijk verkeer gebruikt zal worden. Ook de vermelding in het register van de Kamer van Koophandel zal onder die naam geschieden. Vermelding van het gebied is overbodig omdat dit is bepaald door de grenzen van de aan de regeling deelnemende gemeenten. Daarbuiten hebben de bestuursorganen immers geen bevoegdheden.
Deze bepaling berust op artikel 12 Wgr. Vermelding hier gebeurt alleen om daar later op terug te kunnen komen bij de taakverdeling en de uitoefening van de daarmee samenhangende bevoegdheden.
Deze artikelen vormen het centrale punt van de samenwerking in de gemeenschappelijke regeling.
In artikel 4 wordt het belang en het centrale doel van de samenwerking geformuleerd: hoogwaardige dienstverlening op een zo bedrijfsmatig mogelijke wijze.
Artikel 5 behandelt de overdracht van taken. In het eerste lid van artikel 5 wordt het zogenaamde basispakket geregeld. De taken en bevoegdheden m.b.t. de genoemde wetten worden integraal overgedragen (gedelegeerd) aan de bestuursorganen van het openbaar lichaam. Dit betreft ook het beleid (verordeningen en beleidsregels) dat ziet op uitvoering van de overgedragen wetten en regelingen (tweede lid).
In het derde en vierde lid van artikel 5 wordt verder inhoud gegeven aan de aanvullende dienstverlening die Ferm Werk kan uitvoeren. Hier is geen sprake van delegatie maar mandatering van de uitvoering door de individuele deelnemers.
Overkoepelend (strategisch) beleid inzake het brede sociale domein wordt op gemeentelijk niveau bepaald (vijfde lid). Hiermee samenhangend zijn de afspraken over te bereiken doelstellingen ten aanzien van de taken die door Ferm Werk worden uitgevoerd. Deze doelstellingen worden jaarlijks per gemeente vastgelegd (zesde lid). Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een uniform model hetgeen de resultaten per deelnemer overzichtelijker en vergelijkbaar maakt. Bij evaluaties van beleid en afspraken is dat wenselijk.
In dit artikel is geregeld dat taken kunnen worden uitgevoerd door een privaat rechtelijke partij, zijnde een naamloze vennootschap. De regie over deze uitbesteding ligt bij het algemeen bestuur van het openbaar lichaam. In het voorgestelde artikel wordt dat tot uitdrukking gebracht in het eerste lid.
Bij de instelling van een NV door het openbaar lichaam moet ervoor gezorgd worden dat de eigenaars- en opdrachtrollen van de deelnemers zo goed mogelijk behouden blijven. Alleen op die wijze kan er regie gevoerd worden over de taakuitvoering van Ferm Werk.
Door onder Ferm Werk een uitvoeringsvennootschap te hangen, komt de regie over de uitvoering in formele zin op grotere afstand van de deelnemers te staan dan enkel het geval is bij een gemeenschappelijke regeling. In beginsel zijn de deelnemers immers geen eigenaar en opdrachtgever van de NV, dat is het openbaar lichaam. Doordat echter de Algemene Vergadering van Aandeelhouders in personele zin samenvalt met de leden van het dagelijks bestuur, is de regie van de deelnemende gemeenten over deze uitbesteding in materiële zin gelijk aan die over de GR zelf. Met betrekking tot (het toezicht op) de bedrijfsvoering worden de aandeelhouders daarbij ondersteund door een Raad van Commissarissen. Een dergelijke constructie bestond ook al bij rechtsvoorganger van Ferm Werk: de gemeenschappelijke regeling en N.V. van de Sluis Groep.
In het eerste lid van dit artikel is geregeld dat het openbaar lichaam vergelijkbare diensten aan niet aan de regeling deelnemende gemeenten kan aanbieden.
De randvoorwaarden waarbinnen dit kan en mag gebeuren worden in de overige leden aangegeven. Om de eigenaarsrol van de deelnemers aan te geven, maar tegelijkertijd ook de flexibiliteit van marktgericht optreden mogelijk te maken, wordt voorgesteld elk verzoek te laten goedkeuren door het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam.
De gemeenschappelijke regeling Ferm Werk is opgezet als een gemengde regeling: zowel de raden als de colleges nemen aan de regeling deel. Dat heeft tot gevolg dat op grond van artikel 13, lid 1 Wgr leden van het algemeen bestuur door de raden aangewezen moeten worden uit zowel de raad als uit het college. Daardoor komt het aantal leden van het algemeen bestuur op acht (vier uit de raden en vier uit de colleges).
Het aantal van acht leden van het algemeen bestuur zoals nu wordt voorgesteld in artikel 8 doet ook recht aan het uitgangspunt dat zowel raden als colleges een rol op gemeentelijk niveau vervullen op het gebied van participatie, werk en inkomen. Dat is weer in overeenstemming met de gedachte van verlengd lokaal bestuur bij een gemeenschappelijke regeling.
Bijzondere aspecten voor de werkzaamheden kunnen worden neergelegd in het reglement van orde dat het algemeen bestuur moet vaststellen.
In afwijking van hetgeen in de Kadernota is opgenomen m.b.t. stemrecht (iedere gemeente heeft één stem) is in dit concept opgenomen dat iedere gemeente naar rato van het aantal inwoners stemrecht heeft. Het inwoneraantal per deelnemer wordt vastgesteld aan de hand van het aantal inwoners dat in het GBA van de desbetreffende deelnemer op 1 januari van het jaar waarin gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden, staat ingeschreven. Besluitvorming vindt plaats met 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen.
De formulering van dit artikel is conform artikel 33 van de wet hetgeen inhoudt dat de overgedragen bevoegdheden in beginsel berusten bij het algemeen bestuur. Hiervan kan worden afgeweken middels de bepalingen in de regeling zelf. Op die manier ontstaat optimale flexibiliteit ten aanzien van de bevoegdheidsverdeling, althans voor zover wettelijke bepalingen hieraan niet in de weg staan.
In dit artikel wordt de samenstelling van het dagelijks bestuur geregeld in aansluiting op artikel 8. Het dagelijks bestuur bestaat uit vier leden (inclusief de voorzitter): één namens elke deelnemer. Voor de aanwijzing van de leden wordt de keuze wel beperkt tot de collegeleden in het algemeen bestuur. Deze keuzebeperking is ingegeven door het uitgangspunt dat de eigenaarsrol en de opdrachtgeversrol van de deelnemers zo duidelijk mogelijk vorm en inhoud gegeven moet worden. Om te voorkomen dat na gemeenteraadsverkiezingen een bestuurlijk vacuüm ontstaat (omdat dan de leden van het algemeen bestuur collectief aftreden), is bepaald dat de leden van het dagelijks bestuur in functie blijven tot het moment dat het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling de nieuwe leden van het dagelijks bestuur heeft aangewezen. Het spreekt hierbij voor zich dat het dagelijks bestuur tijdens deze waarneming geen onomkeerbare besluiten kan nemen. Zij zorgen enkel voor een goed bestuurlijk verloop van de dagelijkse gang van zaken.
In dit artikel wordt de relatieve invloed van de deelnemers op de besluitvorming in het dagelijks bestuur geregeld overeenkomstig hetgeen in artikel 9 is bepaald voor het algemeen bestuur.
Tevens is hier de mogelijkheid tot een “portefeuilleverdeling” over de leden van het dagelijks bestuur opgenomen. Dit bevordert het effectief en efficiënt functioneren van het dagelijks bestuur. Deze portefeuilleverdeling doorbreekt niet het collegiale karakter van het functioneren van het dagelijks bestuur.
In dit artikel wordt verder vorm en inhoud gegeven aan de rol van het dagelijks bestuur in de beleidscyclus. In het verlengde van de overdracht van taken zoals bepaald in artikel 5 zorgt het dagelijks bestuur in samenhang met de begroting voor de uitwerking van de strategische beleidskeuzen van de deelnemers in concrete doelstellingen voor ieder begrotingsjaar. Het dagelijks bestuur ziet toe op de realisatie van die doelstellingen en rapporteert hierover eens per kwartaal. De beleidscyclus is verweven met de begrotingscyclus die is uitgewerkt in artikel 23.
In dit artikel zijn de bepalingen over de voorzitter geformuleerd.
De tekeningsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 14 lid 4 kan worden overgedragen aan de directeur. Daartoe kan de voorzitter een mandaat of volmacht besluit nemen waarover vervolgens het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden geïnformeerd.
Om het functioneren van het openbaar lichaam qua bestuurlijke inrichting flexibel te maken en te houden is de tekst van dit artikel ruim geformuleerd. Naast adviescommissies is de mogelijkheid gecreëerd voor het instellen van bestuurscommissies . Op grond van de Wgr komt deze bevoegdheid alleen aan het algemeen bestuur toe. Deze bepaling hoeft niets te regelen over instelling, samenstelling enz. van de genoemde commissies, omdat de Wgr dat reeds regelt.
In deze artikelen is de informatievoorziening en verantwoording aan het algemeen bestuur en de deelnemende gemeentebesturen geregeld. Onder meer is vermeld dat periodiek gegevens over de realisatie van de doelstellingen en prestatie-indicatoren aan de gemeentebesturen worden verstrekt middels kwartaalrapportages. De informatie- en verantwoordingsbepalingen worden ook beheerst door de Wgr.
Deze artikelen zien op de directiebenoeming, directievoering, de organisatiestructuur en het planmatig inzetten van medewerkers.
Binnen de organisatie zijn verschillende soorten aanstellingen mogelijk, zowel op basis van een arbeidsovereenkomst als door middel van een ambtelijke aanstelling. Op ambtenaren zijn de arbeidsvoorwaarden van de CAR-UWO van toepassing. Overige medewerkers, niet zijnde SW-medewerkers krijgen een arbeidsovereenkomst waarbij de arbeidsvoorwaarden van de CAR-UWO worden gevolgd.
SW-medewerkers kennen hun eigen arbeidsvoorwaarden op grond van de CAO sociale werkvoorziening. Deze medewerkers zijn geen ambtenaar, maar werken op basis van arbeidsovereenkomst.
In deze artikelen zijn bepalingen opgenomen over de cyclus van begroting, bekostiging en financiële verantwoording.
De begroting is de kern van de financiële afspraken. Deze wordt op een zodanig tijdstip opgesteld dat de deelnemende gemeenten gelegenheid hebben om hierover hun zienswijzen kenbaar te maken alvorens het algemeen bestuur deze vaststelt en aan gedeputeerde staten aanbiedt. Op basis van de begroting voorzien de deelnemers Ferm Werk van de middelen voor uitvoering van de overgedragen en opgedragen taken.
Voor een duidelijker verband tussen begroting en beleidsdoelstellingen wordt gewerkt met een productbegroting. De kosten worden onderscheiden in cliëntgebonden kosten en uitvoeringskosten.
In beginsel worden cliëntgebonden kosten één op één doorbelast aan de gemeente waarvan een cliënt ingezetene is. Een kleine afwijking geldt voor de Wsw. De salariskosten worden verdeeld naar rato van de Fte’s of SE’s per gemeente dus afgezien van de individuele salarisniveaus.
Uitvoeringskosten worden verdeeld op basis van eenheden die per productsoort verschillen. Deze eenheden zijn zo gekozen dat ze controleerbaar zijn voor de accountant terwijl ze ook recht doen aan de afspraken met de gemeenten over de inzet van die producten.
In deze artikelen zijn de bepalingen opgenomen voor toe- en uittreding, het verminderen van de door een deelnemer over- of op te dragen taken en het wijzigen van de regeling. De bepalingen gaan in op de voorwaarden alsmede de procedures om tot dergelijke besluiten te komen.
In artikel 27 worden de nadere voorwaarden voor een eventuele toetreding vermeld. Hierbij is met name van belang dat de toetreding van een nieuwe deelnemer aansluit bij de belangen die in artikel 4 van de regeling zijn vermeld en dat de toetredende partij zich daarachter schaart.
In dit artikel 28 worden de lasten van een uittreding bij de uittreder gelegd: deze mag de overblijvende deelnemers niet met lasten opzadelen die zij niet konden voorzien. Het algemeen bestuur stelt de financiële gevolgen van een uittreding vast zodat de betreffende gemeenteraad de budgettaire gevolgen van een besluit tot uittreding kan overzien.
Van belang is ook, als er een verschil van inzicht over de uittredesom blijft bestaan, de bindende adviesprocedure om te komen tot een zo objectief mogelijke vaststelling van de financiële gevolgen van een uittreding. Een dergelijke procedure verdient de voorkeur boven een advies van de accountant van het openbaar lichaam of van de betreffende gemeente.
In artikel 29 zijn regels gesteld in verband met vermindering van taken. Er is een verschil tussen het uittreden van een deelnemer in zijn totaliteit uit de GR en het partieel opzeggen van het afnemen van bepaalde diensten. In het laatste geval blijft de deelnemer immers deelnemen aan de GR.
Dit artikel bevat bepalingen over het opheffen en liquideren van de regeling conform de modelbepalingen uit de “Circulaire aansprakelijkheid voor schulden van openbare lichamen op grond van de wet gemeenschappelijke regelingen van de minister van BZK d.d. 8 juli 1999.
Dit artikel bevat bepalingen over de zorg voor de archiefbescheiden conform de archiefwet. Zo is in het eerste lid bepaald dat er een Archiefverordening moet worden opgesteld en vastgesteld door het algemeen bestuur. Met de in lid 2 genoemde regels wordt bedoeld dat het dagelijks bestuur een Besluit Informatiebeheer vaststelt.
In dit artikel wordt voorzien in een geschillenregeling voor het geval dat er een geschil ontstaat tussen de besturen van de deelnemers of tussen het bestuur van één of meer deelnemers en het bestuur van Ferm Werk.
In dit artikel is voorzien in een evaluatieregeling. Deze is opgenomen om aan te sluiten bij een flexibele uitvoeringspraktijk. Het ligt dan voor de hand de effectiviteit en efficiëntie van de samenwerking periodiek te meten om doelgericht aanpassingen te kunnen voorstellen. Zie in dit verband ook artikel 21, lid 2.
In dit artikel zijn conform de Wgr bepalingen opgenomen over bekendmaking van besluiten over de gemeenschappelijke regeling en toezending aan gedeputeerde staten.