Organisatie | Ferm Werk |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Ferm Werk |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Ferm Werk |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet gemeenschappelijke regelingen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-04-2016 | 01-01-2016 | 15-02-2018 | Onbekend | 17-12-2015 | Onbekend |
Hoofdstuk 3 Belang, doelstelling, taken en bevoegdheden
Artikel 5. Taken en bevoegdheden
Binnen het belang en de doelstelling zoals bepaald in het voorgaande artikel verricht de uitvoeringsorganisatie Ferm Werk als basisdienstverlening de uitvoering van de aan de deelnemers opgedragen of in de toekomst op te dragen taken in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen.
De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers dragen hun bevoegdheden met betrekking tot de wetten en regelingen die behoren tot de basisdienstverlening volledig over aan de betreffende bestuursorganen van het openbaar lichaam Ferm Werk. Het openbaar lichaam Ferm Werk zorgt daarbij voor afstemming met de deelnemers alvorens beleid vast te stellen. Alvorens gebruik te maken van zijn verordenende bevoegdheden stelt het openbaar lichaam Ferm Werk de raden en colleges van de deelnemers in de gelegenheid om hun zienswijzen ten aanzien van het voorgenomen besluit kenbaar te maken tenzij het dagelijks bestuur oordeelt dat dit uitsluitend een wijziging van technische of redactionele aard betreft.
Voor zover een deelnemer door de uitvoeringsorganisatie Ferm Werk aanvullende dienstverlening laat verrichten als bedoeld in het voorgaande lid
onder c tot en met h, dan draagt het college en wethouders van die deelnemer alleen de uitvoering van concreet omschreven uitvoerende taken over alsmede de bevoegdheid om regels te stellen die direct op die uitvoering betrekking hebben. Het openbaar lichaam Ferm Werk zorgt daarbij voor afstemming met de deelnemer alvorens dit uitvoeringsbeleid vast te stellen.
Hoofdstuk 4 Het Algemeen Bestuur
Artikel 8. Algemeen bestuur: samenstelling
Iedere gemeenteraad wijst uit zijn midden een lid en uit het college een lid aan, met dien verstande dat het aan te wijzen lid uit het college in ieder geval de portefeuille participatie, werk en inkomen en/of financiën dient te hebben. Daarnaast wijst de raad op gelijke wijze twee plaatsvervangende leden aan.
Indien tussentijds een vacature in het algemeen bestuur ontstaat, wijst de betreffende raad zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid. In geval van een tussentijdse vacature neemt overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid de betreffende plaatsvervanger de functie waar.
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt indien een lid tussentijds als zodanig ontslag neemt, als de zittingsperiode van de raad eindigt of indien de zittingsperiode van het college tussentijds beëindigd wordt of indien het lidmaatschap van het college, waaruit het betreffende lid afkomstig is, tussentijds beëindigd wordt.
Artikel 9. Algemeen bestuur: werkwijze
In de vergaderingen van het algemeen bestuur hebben de deelnemers stemrecht naar rato van het aantal inwoners. Het inwoneraantal per deelnemer wordt daarbij vastgesteld aan de hand van de Basisregistratie Personen op 1 januari van het jaar waarin voor het laatst gemeenteraadsverkiezingen hebben plaatsgevonden. Een besluit van het algemeen bestuur wordt genomen met een 2/3 meerderheid van stemmen.
Artikel 10. Algemeen bestuur: bevoegdheden
Aan het algemeen bestuur komen alle bevoegdheden toe die in deze regeling niet zijn opgedragen aan het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter.
Artikel 11. Dagelijks bestuur: samenstelling
De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag dat de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt overeenkomstig het bepaalde in artikel C4, lid 2 Kieswet. Zij blijven hun functie waarnemen tot het moment waarop het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling de nieuwe leden van het dagelijks bestuur heeft aangewezen. In geval van een vacature in het dagelijks bestuur vindt aanwijzing van een nieuw lid plaats binnen twee maanden na het ontstaan van die vacature.
In geval van een langere afwezigheid van een lid van het dagelijks bestuur dan wel een vacature daarin, vindt vervanging plaats door een van de andere leden van het dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur wordt, gelet op het bepaalde in het vorige lid, door de voorzitter geïnformeerd over deze tijdelijke vervanging.
Artikel 12. Dagelijks bestuur: werkwijze
In de vergaderingen van het dagelijks bestuur heeft elk lid een gewogen stem naar rato van het aantal inwoners van de deelnemer die hij vertegenwoordigt. Het inwoneraantal per deelnemer wordt daarbij vastgesteld aan de hand van de Basisregistratie Personen op 1 januari van het jaar waarin voor het laatst gemeenteraadsverkiezingen hebben plaatsgevonden. Een besluit van het dagelijks bestuur wordt genomen met een 2/3 meerderheid van stemmen.
Artikel 16. Informatie en verantwoording aan de deelnemende gemeentebesturen.
Het algemeen bestuur geeft ongevraagd aan de raden en colleges van de deelnemers alle informatie die voor een juiste beoordeling van het gevoerde beleid nodig is. Zij verstrekken hiertoe in ieder geval viermaal per jaar informatie over de voortgang van de uitvoering van de taakstelling zoals opgenomen in het strategisch plan en de op grond daarvan geformuleerde operationele (jaar)doelstellingen. Tevens wordt daarbij inzicht verschaft in de kosten die gepaard gaan met de realisatie van die doelstellingen.
Hoofdstuk 5 Organisatie: directie, inrichting en medewerkers
Artikel 19. Organisatie-indeling en directiestatuut
Op basis van de overgedragen en opgedragen taken zoals verwoord in artikel 5, lid 1 en 3 en de operationele doelstellingen zoals bedoeld in artikel 13, lid 1 van de regeling, stelt de algemeen directeur een organisatie-indeling voor de uitvoeringsorganisatie op. Deze organisatie-indeling wordt door het dagelijks bestuur vastgesteld en vervolgens aan het algemeen bestuur mede gedeeld.
De mandaten en volmachten van de algemeen directeur worden door het dagelijks bestuur en de voorzitter vastgesteld. Het dagelijks bestuur kan de algemeen directeur de bevoegdheid tot ondermandaat dan wel ondervolmacht verlenen. Dit mandaat- en volmachtsbesluit worden als bijlage bij het directiestatuut gevoegd.
Op basis van de operationele (jaar)doelstellingen en de vastgestelde prestatie-indicatoren, zoals vermeld in artikel 13, lid 3 van de regeling, maakt het dagelijks bestuur jaarlijkse prestatieafspraken met de algemeen directeur. Deze afspraken worden vastgelegd in een managementovereenkomst, die bij het directiestatuut gevoegd worden.
Implementatie-budgetten en/of budgetten voor uitvoeringskosten, die door de centrale overheid aan de gemeentebesturen verstrekt worden om nieuw beleid te ontwikkelen, te stimuleren en uit te voeren worden in beginsel ter beschikking gesteld van de uitvoeringsorganisatie van het openbaar lichaam Ferm Werk.
Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks vóór 1 april een ontwerpbegroting op voor het volgende kalenderjaar en zendt deze terstond, voorzien van een toelichting, aan de colleges en via deze aan de raden van de deelnemers. Daarbij wordt ook een raming voor de te verwachten uitvoeringskosten voor de komende vier jaar aangegeven.
De uitgangspunten voor de verdeling van de cliëntgebonden kosten over de deelnemers zijn:
Cliëntgebonden kosten van de WSW en van beschut werken worden verdeeld naar rato van het aantal inwoners van iedere deelnemer die hier gebruik van maken (uitgedrukt in SE of in fte’s). Besluiten over het aangaan van dienstbetrekkingen voor onbepaalde tijd worden afgestemd met de deelnemer die de kosten hiervan voor zijn rekening moet nemen.
Artikel 26. Batig en nadelig saldo: egalisatiereserve en verrekening.
Indien in enig exploitatiejaar een batig saldo in de cliëntgebonden kosten van het openbaar lichaam Ferm Werk ontstaat, zal dit saldo worden verrekend met de desbetreffende deelnemer(s). Een batig saldo op de uitvoeringskosten zal worden toegevoegd aan de egalisatiereserve van het openbaar lichaam Ferm Werk tot een maximum van 10 % van de daarvoor gebudgetteerde kosten. Het bepalen van dit maximum geschiedt door het algemeen bestuur in relatie tot tussen de deelnemers gemaakte afspraken over de kosten van uitvoering en organisatie van het basisdienstverlening.
Indien in enig exploitatiejaar een nadelig saldo in de uitvoeringskosten van de basisdienstverlening ontstaat, wordt dit tekort in beginsel gedekt uit de egalisatiereserve. Een nadelig saldo dat niet of niet meer uit die reserve kan worden gedekt, wordt omgeslagen over de deelnemers overeenkomstig de verdeelsleutels in artikel 24 lid 2 van de regeling.
Hoofdstuk 7 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Indien tussen de uitredende deelnemer en het algemeen bestuur binnen zes maanden na de vaststelling door het algemeen bestuur van de reikwijdte en hoogte van de financiële gevolgen van de uittreding een verschil van opvatting blijft bestaan, vraagt het algemeen bestuur advies aan een onafhankelijke externe deskundige dan wel een commissie van deskundigen. Dit advies is voor beide partijen bindend. De kosten voor het bindend advies zijn voor rekening van de uittredende deelnemer.
Artikel 29. Vermindering taken
Indien voor een deelnemer bepaalde taken van de basisdienstverlening, zoals bedoeld in artikel 5 van deze regeling, gedurende twee opeenvolgende jaren meer dan 5 % afnemen, kunnen de raad en het college van die deelnemer besluiten deze dienstverlening niet langer af te nemen van het openbaar lichaam Ferm Werk. Lid 3 van artikel 28 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 31. Opheffing en liquidatie
In geval van opheffing zal het algemeen bestuur het dagelijks bestuur als vereveningscommissie aanwijzen. Deze commissie zal een liquidatieplan opstellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemers om alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam Ferm Werk over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.
Hoofdstuk 8 Archief, geschillenregeling
Het dagelijks bestuur is met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 en overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur vast te stellen regeling (Archiefverordening) die aan Gedeputeerde Staten moet worden medegedeeld, belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van Ferm Werk alsmede van de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan het openbaar lichaam overgedragen taken.
Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen
Het openbaar lichaam Ferm Werk treedt in de rechten en plichten van de gemeenschappelijke regeling werkvoorzieningsschap “de Sluis”, de Intergemeentelijke afdeling (IASZ) Woerden en de afdeling Werk & Inkomen Bodegraven-Reeuwijk.
Daartoe zal het dagelijks bestuur, in overleg met de algemeen directeur, gehoord de colleges en de raden van de betrokken deelnemers, om de vier jaar een onderzoeksvoorstel opstellen, dat aan het algemeen bestuur ter vaststelling zal worden voorgelegd. Dit zal voor het eerst per 1 januari 2018 gebeuren.
Deze gewijzigde gemeenschappelijke regeling is een gevolg van de Kadernota Het Nieuwe Werkbedrijf en de daarin vastgelegde beleidskaders. In de Kadernota is gekozen voor een wijziging van de reeds bestaande gemeenschappelijke regeling De Sluis.
In tegenstelling tot de huidige gemeenschappelijke regeling De Sluis wordt deze gewijzigde regeling aangegaan door zowel de gemeenteraden als de colleges van burgemeester en wethouders. De burgemeester neemt als bestuursorgaan niet meer deel.
In de considerans is ook reeds verwezen naar de gezamenlijke uitvoering van het basispakket van wettelijke taken en de daarbij behorende bevoegdheden maar ook naar het aanvullend pakket van taken en bevoegdheden, waartoe ieder van de deelnemende gemeente zelf kan besluiten om deze te laten uitvoeren door de gemeenschappelijke regeling. Daarnaast ziet de considerans ook op samenwerking ten aanzien van toekomstige taken in het sociaal domein.
De uitgebreide begripsbepalingen, die enkel zagen op de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening, zijn terug gebracht tot die begrippen die door de hele regeling heen uniform gebruikt en uitgelegd moeten worden.
Voor een goed begrip van de entiteiten die de naam Ferm Werk hebben, wordt e.e.a. hierna nader uiteengezet:
Het Openbaar Lichaam Ferm Werk ziet op de rechtsentiteit. De Raden en Colleges dragen de bevoegdheden die zij hebben in het kader van de in de regeling genoemde wetten over aan het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur van het Openbaar Lichaam.
Met Ferm Werk wordt tevens aangegeven de uitvoeringsorganisatie (van het openbaar lichaam). Dat deel van het openbaar lichaam dat is opgericht ter uitvoering de publiekrechtelijke taken en bevoegdheden die zijn neergelegd in de wetten waarnaar de regeling verwijst.
Ferm Werk ziet tot slot op de uitvoeringsvennootschap. Dit is de N.V. waarvan het Openbaar Lichaam Ferm Werk enig aandeelhouder is. Zij voert de privaatrechtelijke rechtshandelingen uit die voortvloeien uit de wetten die zijn genoemd in de regeling.
Verder is een nieuw lid opgenomen om de overeenkomstige toepassing van bepalingen vanuit de Gemeentewet op het functioneren van de organen van de regeling en het volgen van bepaalde procedures (bijvoorbeeld bij vergaderingen) direct eenduidig te positioneren.
Vervallen is de benaming van rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam. De vermelding van openbaar lichaam impliceert immers op grond van artikel 8, lid 1 Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr) de rechtspersoonlijkheid. Wel wordt hier nog vermeld waarom er een openbaar lichaam is (conform de Kadernota). De naam wordt wel vermeld omdat deze immers in het rechts- en maatschappelijk verkeer gebruikt zal worden. Ook de vermelding in het register van de Kamer van Koophandel zal onder die naam geschieden. Vervallen is de vermelding van het gebied. Dat is immers bepaald door de grenzen van de aan de regeling deelnemende gemeenten. Daarbuiten hebben de bestuursorganen immers geen bevoegdheden.
Deze bepaling berust op artikel 12 Wgr. Vermelding hier gebeurt alleen om daar later op terug te kunnen komen bij de taakverdeling en de uitoefening van de daarmee samenhangende bevoegdheden.
Deze artikelen vormen het centrale punt van de samenwerking in de gemeenschappelijke regeling.
In artikel 4 wordt het belang en het centrale doel van de samenwerking geformuleerd: hoogwaardige dienstverlening op een zo bedrijfsmatig mogelijke wijze.
Artikel 5 behandelt de overdracht van taken. In het eerste lid van artikel 5 wordt het zogenaamde basispakket geregeld. De taken en bevoegdheden m.b.t. de genoemde wetten worden integraal overgedragen (gedelegeerd) aan de bestuursorganen van het openbaar lichaam. Dit betreft ook het beleid (verordeningen en beleidsregels) dat ziet op uitvoering van de overgedragen wetten en regelingen (tweede lid).
In het derde en vierde lid van artikel 5 wordt verder inhoud gegeven aan de aanvullende dienstverlening die Ferm Werk kan uitvoeren. Hier is niet altijd sprake van delegatie door de individuele deelnemers. Dit is afhankelijk van de aard en omvang van de taken.
Overkoepelend (strategisch) beleid inzake het brede sociale domein wordt op gemeentelijk niveau bepaald (vijfde lid). Hiermee samenhangend zijn de afspraken over te bereiken doelstellingen ten aanzien van de taken die door Ferm Werk worden uitgevoerd. Deze doelstellingen worden jaarlijks per gemeente vastgelegd (zesde lid). Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een uniform model hetgeen de resultaten per deelnemer overzichtelijker en vergelijkbaar maakt. Bij evaluaties van beleid en afspraken is dat wenselijk.
In de Kadernota wordt in paragraaf 3.6 (blz. 27 e.v.) gesproken over het uitbesteden van zo veel mogelijk taken aan een privaat rechtelijke partij. In dit concept van de gewijzigde regeling wordt uitgegaan dat de regie over deze uitbesteding ligt bij het algemeen bestuur van het openbaar lichaam.
In het voorgestelde artikel wordt dat tot uitdrukking gebracht in het eerste lid.
Bij de instelling van een NV door het openbaar lichaam moet ervoor gezorgd worden dat de eigenaars- en opdrachtrollen van de deelnemers zo goed mogelijk behouden blijven. Deze rollen staan in de Kadernota immers centraal: alleen op die wijze kan er regie gevoerd worden over de taakuitvoering van Ferm Werk.
Door onder Ferm Werk een uitvoeringsvennootschap te hangen komt een belangrijk deel van de regie over de uitvoering op grotere afstand van de deelnemers te staan dan enkel het geval is bij een gemeenschappelijke regeling. In beginsel zijn de deelnemers immers geen eigenaar en opdrachtgever van de NV, dat is het openbaar lichaam. De regie van de deelnemende gemeenten over deze uitbesteding is dan een indirecte. Dat wordt versterkt door het idee in de Kadernota (blz. 28, midden van de pagina) om in de statuten van de NV een Raad van Commissarissen op te nemen.
Een en ander is vergelijkbaar met de huidige situatie bij de gemeenschappelijke regeling en N.V. van de Sluis Groep.
Dit voorstel voor een nieuw artikel is een uitwerking van het bepaalde in de Kadernota op blz. 13 (slot tweede alinea). Het betreft het verlenen van vergelijkbare diensten aan niet aan de regeling deelnemende gemeenten.
De randvoorwaarden waarbinnen dit kan en mag gebeuren worden in dit wijzigingsvoorstel aangegeven. Om de eigenaarsrol van de deelnemers aan te geven, maar tegelijkertijd ook de flexibiliteit van marktgericht optreden mogelijk te maken, wordt voorgesteld elk verzoek te laten goedkeuren door het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam.
In de Kadernota wordt uitdrukkelijk gekozen voor een gemengde regeling: zowel de raden als de colleges nemen aan de regeling deel. Dat heeft tot gevolg dat op grond van artikel 13, lid 1 Wgr leden van het algemeen bestuur door de raden aangewezen moeten worden uit zowel de raad als uit het college. Daardoor komt het aantal leden van het algemeen bestuur op acht (vier uit de raden en vier uit de colleges).
Het aantal van acht leden van het algemeen bestuur zoals nu wordt voorgesteld in artikel 8 doet ook recht aan het uitgangspunt in de Kadernota dat zowel raden als colleges een rol op gemeentelijk niveau vervullen op het gebied van participatie, werk en inkomen. Dat is weer in overeenstemming met de gedachte van verlengd lokaal bestuur bij een gemeenschappelijke regeling.
Bijzondere aspecten voor de werkzaamheden kunnen worden neergelegd in het reglement van orde dat het algemeen bestuur moet vaststellen.
In afwijking van hetgeen in de Kadernota is opgenomen m.b.t. stemrecht (iedere gemeente heeft één stem) is in dit concept opgenomen dat iedere gemeente naar rato van het aantal inwoners stemrecht heeft. Het inwoneraantal per deelnemer wordt vastgesteld aan de hand van het aantal inwoners dat in het GBA van de desbetreffende deelnemer op 1 januari van het jaar waarin gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden, staat ingeschreven. Besluitvorming vindt plaats met 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen.
De formulering van dit artikel is gekozen omdat deze de grootste flexibiliteit kent ten aanzien van de bevoegdhedenverdeling in een openbaar lichaam.
Hier wordt nog opgemerkt dat in geval van delegatie of mandaat door de raden van de deelnemers de betreffende bevoegdheid in beginsel overgedragen of opgedragen wordt aan het algemeen bestuur (bijvoorbeeld bij delegatie de bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen).
In dit artikel wordt de samenstelling van het dagelijks bestuur geregeld overeenkomstig artikel 8. Er wordt een dagelijks bestuur voorgesteld van vier leden (inclusief de voorzitter). Voor de aanwijzing van de leden wordt de keuze wel beperkt tot de collegeleden in het algemeen bestuur. Deze keuzebeperking wordt ingegeven door het uitgangspunt in de Kadernota dat de eigenaarsrol en de opdrachtgeversrol van de deelnemers zo duidelijk mogelijk vorm en inhoud gegeven moet worden. In verband met het voorkomen van een bestuurlijk vacuüm na het collectief aftreden van de leden van het algemeen bestuur bij de verkiezingen overeenkomstig het bepaalde in artikel C4, lid 2 van de Kieswet wordt voorgesteld de bestuurlijke continuïteit op het niveau van het dagelijks bestuur te borgen tot het moment dat het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling de nieuwe leden van het dagelijks bestuur heeft aangewezen. Hiertoe is in artikel 11 een vierde lid ingevoegd. Het spreekt hierbij voor zich dat het dagelijks bestuur tijdens deze waarneming geen onomkeerbare besluiten kan nemen. Zij zorgen enkel voor een goed bestuurlijk verloop van de dagelijkse gang van zaken.
In dit artikel wordt de relatieve invloed van de deelnemers op de besluitvorming in het dagelijks bestuur geregeld overeenkomstig hetgeen in artikel 9 is bepaald voor het algemeen bestuur.
Tevens is hier de mogelijkheid tot een “portefeuilleverdeling” over de leden van het dagelijks bestuur opgenomen. Dit bevordert het effectief en efficiënt functioneren van het dagelijks bestuur. Deze portefeuilleverdeling doorbreekt niet het collegiale karakter van het functioneren van het dagelijks bestuur.
In dit artikel wordt verder vorm en inhoud gegeven aan de rol van het dagelijks bestuur in de beleidscyclus. In het verlengde van de overdracht van taken zoals bepaald in artikel 5 zorgt het dagelijks bestuur in samenhang met de begroting voor de uitwerking van de strategische beleidskeuzen van de deelnemers in concrete doelstellingen voor ieder begrotingsjaar. Aan die operationele doelstellingen worden weer prestatie-indicatoren gekoppeld die weer terugkomen in de jaarlijks vast te stellen DVO’s. Het dagelijks bestuur ziet toe op de realisatie van de doelstellingen en prestatie-indicatoren en rapporteert hierover aan het algemeen bestuur.
In de beleidscyclus vormen de strategische keuzes van de deelnemers input voor de operationele doelstellingen voor het komende jaar.
Die operationele plannen vormen de grondslag voor de begroting van het openbaar lichaam. De in die plannen (en dus de jaarbegroting) opgenomen doelstellingen en prestaties worden vervolgens vertaald naar de afzonderlijke dienstverleningsovereenkomsten. Die vormen dus niet de basis van de begroting, maar worden afgeleid van de begroting. De begroting bepaalt dus de ruimte voor het concreet inhoud geven aan die overeenkomsten.
Het omgekeerde kan dus niet het geval zijn: een bijzonder kader (DVO) kan niet een algemeen kader bepalen (de begroting en het operationeel plan). Uiteraard is het wel zo dat de evaluaties van de effecten van de DVO’s meegenomen zullen worden in de cyclus voor het voorbereiden van de operationele plannen en daarvan afgeleid de afzonderlijke jaarbegrotingen.
In dit artikel zijn de bepalingen over de voorzitter geformuleerd.
De tekeningsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 14 lid 4 kan worden overgedragen aan de directeur. Daartoe kan de voorzitter een mandaat of volmacht besluit nemen waarover vervolgens het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden geïnformeerd.
Om het functioneren van het openbaar lichaam qua bestuurlijke inrichting flexibel te maken en te houden is de tekst van dit artikel ruim geformuleerd. Naast adviescommissies is de mogelijkheid gecreëerd voor het instellen van bestuurscommissies . Op grond van de Wgr komt deze bevoegdheid alleen aan het algemeen bestuur toe. Deze bepaling hoeft niets te regelen over instelling, samenstelling enz. van de genoemde commissies, omdat de Wgr dat reeds regelt.
In deze artikelen is de informatievoorziening en verantwoording aan het algemeen bestuur en de deelnemende gemeentebesturen geregeld. Onder meer is vermeld dat periodiek gegevens over de realisatie van de doelstellingen en prestatie-indicatoren aan de gemeentebesturen worden verstrekt middels kwartaalrapportages. De informatie- en verantwoordingsbepalingen worden ook beheerst door de Wgr.
Deze artikelen zien op de directiebenoeming, directievoering, de organisatiestructuur en het planmatig inzetten van medewerkers.
In artikel 18 wordt de benoeming van de (algemeen) directeur geregeld. Indien er een tweede directeur met gelijke bevoegdheden wordt benoemd, wordt deze op dezelfde wijze benoemd als de andere directeur. In de GR hoeft dus niet te worden opgenomen dat er in casu sprake is van twee directeuren. Nu is ervoor gekozen één directeur de doorslaggevende stem te geven.
Welke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden de directeuren krijgen wordt uitgewerkt in het directiestatuut (artikel 19 lid 2). De directie krijgt een arbeidsovereenkomst met de NV, dus geen aanstelling in de GR.
Hier wordt nog opgemerkt dat bij de benoeming van medewerkers bij het openbaar lichaam in beginsel alleen de aanstelling als ambtenaar mogelijk is. Medewerkers bij het openbaar lichaam met een arbeidsovereenkomst zijn gelet op artikel 2:5. lid 1 van de CAR/UWO slechts mogelijk in situatie waarbij werkzaamheden bij oproep verricht worden, die een in hun aard en omvang wisselend karakter hebben.
Zoals bekend gelden voor SW-medewerkers eigen arbeidsvoorwaarden op grond van de CAO sociale werkvoorziening. Deze medewerkers zijn geen ambtenaar, maar werken op basis van arbeidsovereenkomst.
In deze artikelen zijn bepalingen opgenomen over de cyclus van begroting, bekostiging en financiële verantwoording.
De begroting is de kern van de financiële afspraken. Deze wordt op een zodanig tijdstip opgesteld dat de deelnemende gemeenten gelegenheid hebben om hierover hun zienswijzen kenbaar te maken alvorens het algemeen bestuur deze vaststelt en aan gedeputeerde staten aanbiedt. Op basis van de begroting voorzien de deelnemers Ferm Werk van de middelen voor uitvoering van de overgedragen en opgedragen taken.
Voor een duidelijker verband tussen begroting en beleidsdoelstellingen wordt gewerkt met een productbegroting. De kosten worden onderscheiden in cliëntgebonden kosten en uitvoeringskosten.
In beginsel worden cliëntgebonden kosten één op één doorbelast aan de gemeente waarvan een cliënt ingezetene is. Een kleine afwijking geldt voor de Wsw. De salariskosten worden verdeeld naar rato van de Fte’s of SE’s per gemeente dus afgezien van de individuele salarisniveaus.
Uitvoeringskosten worden verdeeld op basis van het aantal eenheden per product per deelnemende gemeente. Dit betekent dat per product een “eenheid van verstrekking” wordt gedefinieerd. Die definities kunnen omwille van doelmatigheid per product verschillen. Dit wordt in overleg met de gemeenten vastgesteld.
In artikel 27 worden de nadere voorwaarden voor een eventuele toetreding uit de Kadernota als toets-criteria voor de besluitvorming opgenomen. De missie dient nog nader door de uitvoeringsorganisatie van het openbaar lichaam Ferm Werk te worden uitgewerkt maar uit artikel 4 van de regeling kan wel worden afgeleid waarom het gaat, te weten een integrale gemeenschappelijke aanpak op het terrein van participatie, werk en inkomen binnen het sociaal domein. Het doel van de gezamenlijke aanpak is om de effectiviteit en efficiëntie van de uitvoering te bevorderen, de kwaliteit van de dienstverlening te optimaliseren en de uitvoeringskosten te verlagen.
Besluitvorming hierover gebeurt met 2/3 meerderheid. Dat geldt ook voor de vaststelling van de nadere voorwaarden.
In dit artikel 28 worden de lasten van een uittreding bij de uittreder gelegd: deze mag de overblijvende deelnemers niet met lasten opzadelen die zij niet konden voorzien. Ook om die reden is toestemming van de betreffende gemeenteraad vereist: deze moet de budgettaire gevolgen kunnen overzien.
Van belang is ook, als er een verschil van inzicht over de uittredesom blijft bestaan, de bindende adviesprocedure om te komen tot een zo objectief mogelijke vaststelling van de financiële gevolgen van een uittreding. Een dergelijke procedure verdient de voorkeur boven een advies van de accountant van het openbaar lichaam of van de betreffende gemeente.
In artikel 29 is een nieuw artikel geformuleerd over opzegging in verband met vermindering van taken. Er is een verschil tussen het uittreden van een deelnemer in zijn totaliteit uit de GR en het partieel opzeggen van het afnemen van bepaalde diensten. In het laatste geval blijft de deelnemer immers deelnemen aan de GR. Conform het voorstel van de Regiegroep is in artikel 29 lid 1 een percentage van 5 % aangehouden met dien verstande dat er een termijn van 2 jaar is opgenomen. Reden hiervoor is om een bepaalde continuïteit te borgen en te voorkomen dat korte wijzigingen in de omvang direct leiden tot aanpassingen van het takenpakket. Leden 2 en 3 zijn conform het voorstel van de Regiegroep overgenomen.
Dit artikel bevat bepalingen over het opheffen en liquideren van de regeling conform de modelbepalingen uit de “Circulaire aansprakelijkheid voor schulden van openbare lichamen op grond van de wet gemeenschappelijke regelingen van de minister van BZK d.d. 8 juli 1999.
Dit artikel bevat bepalingen over de zorg voor de archiefbescheiden conform de archiefwet. Zo is in het eerste lid bepaald dat er een Archiefverordening moet worden opgesteld en vastgesteld door het algemeen bestuur. Met de in lid 2 genoemde regels wordt bedoeld dat het dagelijks bestuur een Besluit Informatiebeheer vaststelt.
In dit artikel wordt voorzien in een geschillenregeling voor het geval dat er een geschil ontstaat tussen de besturen van de deelnemers of tussen het bestuur van één of meer deelnemers en het bestuur van Ferm Werk.
In dit artikel is voorzien in een evaluatieregeling. Deze is voorgesteld omdat de Kadernota uitgaat van een flexibele uitvoeringspraktijk. Het ligt dan voor de hand de effectiviteit en efficiëntie van de samenwerking periodiek te meten om doelgericht aanpassingen te kunnen voorstellen. Zie in dit verband ook artikel 21, lid 2.
In dit artikel zijn conform de Wgr bepalingen opgenomen over bekendmaking van besluiten over de gemeenschappelijke regeling en toezending aan gedeputeerde staten.