Organisatie | Beesel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut Gemeente Beesel |
Citeertitel | Treasurystatuut Gemeente Beesel |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Treasurystatuut 2016 |
Dit statuut vervangt het statuut van 2011.
Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-04-2016 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 14-03-2016 Gemeenteblad, 2016, 40567 | Onbekend. |
De Raad legt in een financiële verordening de uitgangspunten voor het financieel beleid, het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie vast. In artikel 17 van deze verordening staat:
Het treasurystatuut is bedoeld als instrument voor de kaderstellende rol van de Raad. Het statuut vormt daarmee het formele kader voor de treasuryorganisatie, het kasbeheer en portefeuillebeheer binnen de gemeente Beesel.
Het huidige treasurystatuut dateert uit 2011. In dit treasurystatuut staan zowel de kaders voor als de operationele inrichting van de treasury-werkzaamheden. Op basis van de nieuwe financiële verordening worden laatstgenoemde zaken nu opgenomen in de nota treasury. Bovendien zijn er in de afgelopen jaren diverse ontwikkelingen geweest die van invloed zijn op de treasury van decentrale overheden. Deze zijn vertaald naar Nederlandse wetgeving, zoals de Wet houdbare overheidsfinanciën en de regeling Schatkistbankieren decentrale overheden. Tevens heeft het Rijk een Rijksbreed beleidskader ontwikkeld met betrekking tot het gebruik van derivaten en heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties de Handreiking Treasury 2015 uitgebracht. Dit nieuwe treasurystatuut hebben we gebaseerd op deze wet- en regelgeving, beleidskader en handreiking.
In bijlage 1 van dit treasurystatuut hebben we een begrippenlijst opgenomen.
Het doel van het treasurystatuut is het scheppen van een formeel kader waarbinnen de financierings- en beleggingsactiviteiten van de gemeente Beesel moeten plaatsvinden. Het financieel beleid draagt bij en biedt ondersteuning aan de uit te voeren publieke taken van de gemeente.
De treasuryfunctie definiëren we als volgt:
Het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.
Binnen de gemeente zijn op het gebied van treasury verschillende doelgroepen te onderscheiden, elk met hun eigen rollen, taken en verantwoordelijkheden.
De gemeenteraad heeft een kaderstellende en controlerende functie. De raad bepaalt binnen de wet- en regelgeving de kaders van de financieringsfunctie. Deze leggen we conform de financiële verordening vast in dit treasurystatuut.
Het College van B&W bepaalt de hoofdlijnen van de dagelijkse treasurypraktijk binnen de kaders / mandaten van de Raad. Het College stelt hiertoe een nota treasury op.
De treasury binnen de ambtelijke organisatie betreft de beheersmatige en dagelijkse uitvoering van het treasurybeleid binnen de kaders van de Raad en de kaders en mandaten van het College.
Op basis van de Gemeentewet voeren de provincies het financieel toezicht uit op de gemeenten. Uitgangspunt hierbij is dat de gemeenten een structureel en reëel sluitende begroting hebben. De financieringslasten vormen vaak een aanmerkelijk deel van de gemeentelijke begroting. Daarom bekijken de provincies in hun rol als financieel toezichthouder ook hoe gemeenten op dit vlak opereren. Naast bovengenoemde taken toetst de toezichthouder ook hoe de gemeente omgaat met uitzettingen en derivaten. Tot slot bekijkt de toezichthouder ook de financieringsonderdelen in de financiële verordening en de financieringsparagraaf in de begroting en het jaarverslag.
Wet Financiering decentrale overheden (Fido)
De Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen geven het bindende kader voor de uitoefening van de treasury van gemeenten. Deze bijbehorende regelingen zijn:
Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof)
In Europa is afgesproken om de beheersing van de Europese begrotingsdoelstellingen, bijvoorbeeld de afspraken omtrent de ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld, vast te leggen in nationale wetgeving. Die eisen heeft Nederland wettelijk verankerd in de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof). Die wet geldt ook voor de gemeenten. De uitgaven en inkomsten van de gemeenten tellen mee bij het bepalen van het EMU-saldo en de opgenomen leningen voor de EMU-schuld.
Als gevolg van de Gemeentewet 1 , zijn gemeenten verplicht een financiële verordening te hebben. Tevens dienen zij een financieringsparagraaf op te nemen bij de begroting en het jaarverslag. In de financiële verordening worden de kaders van het financiële beleid vastgelegd. De Raad stelt zowel de financiële verordening als de financieringsparagraaf vast.
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) 2 worden zowel het verstrekken van geldleningen als het verlenen van garanties aangemerkt als subsidieverlening. Subsidieverlening, en dus ook leningverstrekking en garantieverlening vereisen een wettelijke grondslag. Hierbij moet aan een tweetal minimumeisen worden voldaan om de beoogde doelmatigheid en rechtszekerheid te bereiken.
Regelgeving betreffende staatssteun
Bij het uitzetten of verstrekken van middelen (waaronder garanties/ borgstellingen) moet een decentrale overheid rekening houden met de staatssteun- en mededingingsregels uit het EU-verdrag 3 en de Mededingingswet.
Wet- en regelgeving toezicht financiële ondernemingen
In Nederland is het toezicht op financiële ondernemingen gebaseerd op een algemene toezichtwet die geldt voor alle financiële ondernemingen: de Wet op het financieel toezicht (de “Wft”).
Financiële verordening gemeente Beesel
Het treasurystatuut is de uitwerking van artikel 17 van de Financiële verordening.
Daarnaast heeft de Raad het treasurystatuut aangewezen als de kadernota voor de paragraaf Financiering van de planning & control-documenten.
Om de treasury-activiteiten controleerbaar en beheersbaar te maken, is het noodzakelijk dat we een goed functionerende interne en externe informatievoorziening hebben. We kunnen hierbij drie typen informatie onderscheiden:
Deze informatie betreft de wijze waarop we invulling geven aan het treasurybeleid. We nemen deze informatie op in de financieringsparagraaf in de begroting en jaarrekening.
Onder operationele informatie verstaan we onder andere liquiditeitenplanningen, risico’s, samenstelling en resultaat beleggingen, marktontwikkelingen en rentevisie. Het opstellen en hanteren van operationele informatie is een verantwoordelijkheid van het College.
Verantwoordingsinformatie voor Raad en derden
Dit betreft de informatie die we bijvoorbeeld aan de Provincie en het CBS verstrekken. Op basis van de Financiële verordening hebben we het College gemandateerd om de borging van de informatievoorziening uit te werken in de nota treasury.
2.3 Risicomanagement ten aanzien van treasury
Met betrekking tot risicobeheer formuleren we de volgende algemene uitgangspunten:
Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het beheersen van risico’s die samenhangen met de rentelasten van decentrale overheden. Het renterisico op de vaste schuld (een schuld met een looptijd langer dan één jaar) beperken we door de renterisiconorm. Deze norm is vastgesteld in de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden.
Met betrekking tot het renterisicobeheer gelden de volgende uitgangspunten:
2.3.3 Liquiditeitsrisicobeheer
Het is van belang dat we tijdig kunnen voldoen aan onze verplichtingen en dat we toegang hebben tot (korte) financiering.
Op basis van de Financiële verordening mandateren we het College om het geldstromenbeheer te borgen.
Het Kasgeldbeheer betreft het rekeningenbeheer en beheer van financiële posities met een looptijd tot 1 jaar. Hierbij leggen we de focus op het beheer van de geldstromen en saldi op de rekening courant.
Voor efficiënt rekeningbeheer is het van belang dat rekeningen niet te veel versnipperd zijn over verschillende banken. De gemeente kan dus meerdere rekeningen bij één bank aanhouden. In dat geval beveelt het ministerie van BZK aan deze rekeningen op te nemen in een saldo- en rentecompensatie-circuit. Wij volgen hierin het advies van BZK.
Met betrekking tot het rekeningbeheer geldt het volgende uitgangspunt:
Op basis van de Financiële verordening mandateren we het College om de uitgangspunten voor doelmatig en efficiënt rekeningbeheer vast te leggen in de nota treasury.
Wij waarborgen de kwaliteit van de dienstverlening bij het uitvoeren van het betalingsverkeer. Hierbij minimaliseren we de interne en externe kosten en (organisatorische) risico’s bij het verwerken van betalingen.
Met betrekking tot het betalingsverkeer geldt het volgende uitgangspunt:
Op basis van de Financiële verordening mandateren we het College om uitgangspunten te formuleren inzake het betalingsverkeer in de nota treasury.
Door de invoering van het verplicht schatkistbankieren, mag de gemeente overtollige liquide middelen boven een bepaald drempelbedrag alleen in rekening courant en via deposito’s bij de schatkist aanhouden. Dit drempelbedrag is gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, met een minimum van € 250.000.
Onderstaande gevallen zijn wettelijk gezien uitgezonderd van schatkistbankieren:
Met betrekking tot het schatkistbankieren gelden de volgende uitgangspunten:
Een belangrijk uitgangspunt van de wet Fido is het beheersen van risico’s die samenhangen met de rentelasten van decentrale overheden. Door middel van het kasgeldlimiet stellen we een grens aan de korte financiering (< 1 jaar). De gemiddelde kortlopende schuld per kwartaal mag niet meer bedragen dan een bepaald percentage van het begrotingstotaal. Dit percentage wordt vastgesteld in de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden. Hierover rapporteren we in de financieringsparagraaf bij de begroting en het jaarverslag.
Met betrekking tot de kasgeldlimiet geldt het volgende uitgangspunt:
We overschrijden de kasgeldlimiet niet conform de Wet Fido; tenzij de toezichthouder ontheffing hiervoor verleent.
De term portefeuillebeheer hanteren we voor alle activiteiten die betrekking hebben op het aantrekken, uitzetten of garanderen van financiële middelen met een periode vanaf één jaar.
We gaan in dit hoofdstuk nader in op:
4.2 Opgenomen gelden (o/g) portefeuille
Alle langlopende financieringen (> 1 jaar) die de gemeente heeft opgenomen vormen samen de opgenomen gelden portefeuille. Deze financieringen trekken we aan op de kapitaalmarkt in de vorm van bijvoorbeeld onderhandse leningen, Medium term notes (MTN) en obligaties.
Bij toekomstige langlopende financieringen houden we rekening met het renterisicoprofiel van de bestaande portefeuille. Ook houden we hierbij rekening met de huidige aflossings- en renteverplichtingen van de bestaande portefeuille. Daarnaast monitoren we periodiek onze schuldpositie, waardoor we onze financiële huishouding structureel op orde houden.
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar of langer gelden de volgende uitgangspunten:
4.3 Beheersing renterisico’s en derivaten
Het reguliere renterisicobeheer hebben we uitgewerkt onder 2.3.2.
Gemeenten kunnen de renterisico’s ook beheersen door het gebruik van derivaten. Derivaten zijn verhandelbare contracten met als onderliggende waarde een geldlening of belegging.
De regelgeving omtrent het gebruik van derivaten staat in de Ruddo beschreven. Het inzetten van derivaten als rente-instrument vergt specialistische kennis. Deze kennis is niet aanwezig binnen onze gemeente. Daarnaast zijn er diverse aanvullende eisen ten aanzien van de interne controle en de financiële vastlegging. De Handreiking treasury geeft aan dat het beter is om af te zien van dit instrument als de kennis niet in huis is. We volgen in dit geval de Handreiking treasury.
Aanvullend uitgangspunt ten aanzien van renterisicobeheer is:
4.4 Uitgezette gelden (u/g) portefeuille
Financiering (u/g) heeft betrekking op het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak en het (tijdelijk) uitzetten van financiële middelen uit hoofde van treasury. Met het laatste doelen we op het schatkistbankieren. Dit is uitgewerkt onder punt 3.3.
Het schatkistbankieren geldt alleen voor de overtollige middelen (i.c. de middelen die niet benodigd zijn voor de publieke taak). Het blijft voor ons mogelijk om een lening, borgstelling of garantstelling te verstrekken aan derden, zodat deze partijen een gemeentelijk beleidsdoel kunnen realiseren. Hiervoor is dan wel een wettelijke grondslag nodig. Dit kunnen we uitwerken een separate verordening, maar het is ook mogelijk om het treasurystatuut als onderdeel van de financiële verordening hiervoor aan te wijzen. Wij kiezen voor deze laatste optie.
Verstrekken van financieringen
Bij het verstrekken van leningen nemen we de staatsteunregelgeving in acht. Wanneer we geen marktconforme afspraken (waaronder rentepercentage) maken met de geldnemer kan sprake zijn van staatssteun. Daarom laten we de voorwaarden juridisch toetsen.
Aan het verstrekken van financieringen zijn financiële risico’s verbonden. Op basis van de handreiking treasury formuleren we terughoudende beleidsuitgangspunten. Daarom verstrekken wij geen leningen als de aanvrager een beroep kan doen op een voorliggende voorziening in de vorm van een waarborgfonds. Als een landelijk waarborgfonds de voorwaarde stelt van garantstelling samen met de gemeente dan is dat mogelijk.
Ook moet de aanvrager aantonen dat deze zelfstandig geen financiering op de markt kan krijgen. Tevens kunnen we een verzoek tot financiering afwijzen als de aanvrager een beroep kan doen op landelijke of provinciale subsidieregelingen
Borgstelling of garantstelling door de gemeente leidt voor de geldnemer tot een betere toegang tot de kapitaalmarkt en een voordeel in de rentekosten. Dit laatste is omdat de geldgever niet het risicoprofiel van de geldnemer als uitgangspunt neemt bij het bepalen van de rente, maar het risicoprofiel van de gemeente. Het risico wordt bijna volledig op de gemeente afgewenteld. Het risico bij borgstellingen en garanties is vergelijkbaar met het risico bij leningverstrekking. Per casus bekijken we of we meewerken aan borgstellingen en garanties.
Uitgangspunten ten aanzien van uitgezette gelden portefeuille zijn:
In de vorige hoofdstukken hebben we een groot aantal uitgangspunten geformuleerd aanvullend op de wettelijke voorschriften die we in acht moeten nemen. Deze uitgangspunten dienen als kaders voor het College waarbinnen de treasuryfunctie moet worden uitgevoerd. Ten behoeve van de overzichtelijkheid is onderstaand een totaaloverzicht van de uitgangspunten opgenomen.
Risicomanagement ten aanzien van treasury
Op basis van de Financiële verordening mandateren we het College om het geldstromenbeheer te borgen.
Op basis van de Financiële verordening mandateren we het College om uitgangspunten te formuleren inzake het betalingsverkeer in de nota treasury.
Op basis van de Financiële verordening mandateren we het College om uitgangspunten te formuleren inzake het betalingsverkeer in de nota treasury.
We overschrijden de kasgeldlimiet niet conform de Wet Fido; tenzij de toezichthouder ontheffing hiervoor verleent.
Uitgezette gelden portefeuille