Organisatie | Appingedam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels pgb jeugdhulp DAL-gemeenten |
Citeertitel | Beleidsregels pgb jeugdhulp DAL-gemeenten |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-04-2016 | 01-11-2015 | Nieuwe regeling | 26-01-2016 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Appingedam;
gelet op artikel 156 van de Gemeentewet, titel 4.3. van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, artikel 6 van de Verordening jeugdhulp gemeente Appingedam 2015 en de artikelen 4.2 en 4.3 van de Nadere regels jeugdhulp DAL-gemeenten 2015;
overwegende, dat het noodzakelijk is beleidsregels te stellen ten aanzien van de voorwaarden en weigeringsgronden, van het Pgb als aanvulling op of alternatief voor een individuele voorziening in de vorm van Zorg in Natura (ZIN);
besluit de navolgende Beleidsregels pgb jeugdhulp DAL-gemeenten vast te stellen.
Een persoonsgebonden budget(pgb) wordt verstrekt, indien de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren (Jeugdwet art 8.1.1).
Artikel 6 Voorwaarden voor toekenning van een individuele voorziening door een niet-professional en/of het sociale netwerk
Het college betaalt het pgb overeenkomstig het vastgestelde pgb tarief voor informele hulp indien:
de te verlenen hulp de algemeen gebruikelijke zorg en inzet overstijgt. Dat wil zeggen alleen wanneer er sprake is van een langdurige situatie waarbij de intensiteit en de omvang van de benodigde hulp, in vergelijking tot gezonde kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel substantieel wordt overschreden;
Artikel 8 Geldigheidsduur van de beschikking voor pgb
Het pgb voor jeugdhulp wordt slechts voor een beperkte periode en maximaal voor twee jaar verstrekt.
Het college verricht de toets op onjuiste of onvolledige gegevensverstrekking aan de hand van een jaarlijks gesprek met de pgb houder waarin wordt bezien of hulpverlening wordt uitgevoerd conform het zorg- en budgetplan en conform de doelen en prestaties zoals beschreven in de beschikking en het ondersteuningsplan.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Appingedam d.d. 26 januari 2016.
Het college van burgemeester en
wethouders van de gemeente
Appingedam,
, burgemeester. , secretaris.
(H.K. Pot) (H.B.J. Mulder)
Toelichting op de beleidsregels pgb jeugdhulp DAL-gemeenten
Beleidsregels zijn regels waarin wordt vastgelegd hoe het college van B&W om gaat met haar bevoegdheden bij de uitvoering van de Jeugdwet. Het college gaat handelen volgens deze beleidsregels, behalve in bijzondere omstandigheden. Maatwerk is hierbij het sleutelwoord. De beschreven beleidsregels zijn dan ook algemene beleidsregels, niet zijnde algemene verbindende voorschriften (harde regels). De hulpvraag en de hierbij behorende passende hulp voor de specifieke situatie zijn richtinggevend. Het college beoogt met de beleidsregels binnen het nieuwe stelsel de rechtszekerheid voor de jeugdige of zijn ouders te bevorderen. Om uitvoering te geven aan de taken op het gebied van de jeugdhulp heeft de gemeenteraad de regels vastgelegd in de “Verordening jeugdhulp 2015 gemeente Appingedam en de Nadere regels jeugdhulp DAL gemeenten 2015”. De beleidsregels in dit document vormen een uitwerking van deze regels.
Van de aanvrager van de individuele jeugdhulpvoorziening wordt verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag. De gemeente vraagt de aanvrager (de jeugdige of zijn ouders) om duidelijk te maken welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning de aanvrager gebaat zou zijn. Ook wordt van de aanvrager verwacht dat deze de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan het kiezen van een zorgverlener die in de zorgvraag voldoet, het aangaan van een contract (de budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het inkopen van de individuele voorziening), het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie. De budgethouder dient een zorgovereenkomst te overleggen aan de SVB voordat de SVB tot betalingen over kan gaan naar de zorgverleners. Aanvragers van een individuele jeugdhulpvoorziening die zelf (of met behulp van hun netwerk) niet in staat zijn de aan het Pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren kunnen geen aanspraak maken op een Pgb. Bij jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen. Bij jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar (met uitloop tot 23 jaar) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat. Om na te gaan of de jeugdige of zijn ouders op verantwoorde wijze om kunnen gaan met een pgb wordt de bekwaamheid van de budgethouder aan de hand van de zelf test van Per Saldo getest. Op basis hiervan kunnen cliënten toetsen of een pgb de meest geschikte vorm is in hun situatie. Er wordt o.a. getoetst of een cliënt het opdrachtgeverschap naar een hulpverlener aan kan en of de cliënt voldoende administratief vaardig is beoordeeld. De uitslag van de test is het belangrijkste gespreksonderwerp tijdens de totstandkoming van het uiteindelijke ondersteunings- of familiegroepsplan. Hierbij dient vermeld te worden dat de uitslag niet bindend is voor het wel of niet inzetten van een pgb voorziening.
Overwegende bezwaren zijn er als er een ernstig vermoeden is dat de jeugdige of zijn ouders problemen zullen hebben met het omgaan met een pgb. De situaties waarbij het risico groot is dat het pgb niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn onder andere:
De genoemde opsomming is niet limitatief. Er zijn andere situaties denkbaar waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. In deze situaties kan een pgb worden geweigerd. Om een pgb af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er enige feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld. Dat is een beslissing van de gemeente waarop de jeugdige of zijn ouders vervolgens bezwaar kan maken.
Volgens de Jeugdwet dient de aanvrager te motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is en hij daarom een pgb wenst. Hierbij gaat het om de argumenten van een persoon om aan te geven dat de voorziening in natura die door de gemeente is voorgesteld niet passend is, waardoor de burger gebruik wenst te maken van een budget. Met deze argumentatie moet duidelijk worden dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorziening in natura. Deze argumentatie geeft de gemeente de nodige informatie waarom mensen voor het pgb kiezen, of dit samenhangt met de gecontracteerde ondersteuning en of het nodig is op de kwaliteit, flexibiliteit of cliëntgerichtheid van de gecontracteerde ondersteuning bij te sturen.
Een gebrekkige motivering en of invulling van het hulpverleningsplan kan aanleiding zijn een pgb te weigeren omdat de aanvrager naar het oordeel van het college niet in staat wordt geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen dan wel tot het op verantwoorde wijze uitvoeren van de pgb-taken (Jeugdwet art. 8.1.1 lid 2 sub a). Daarnaast kan een gebrekkige motivering en of invulling van het hulpverleningsplan grond zijn voor weigering van een pgb omdat de kwaliteit van de jeugdhulp naar het oordeel van het college niet is gewaarborgd (Jeugdwet art. 8.1.1 lid 2 sub c.).
Uiteindelijk ligt de keuze om wel of geen pgb af te geven bij het college, dit geldt ook indien er onder de Jeugdwet sprake is van een niet-gemeentelijke verwijzer. Als de gemeente weigert ondersteuning in de vorm van een pgb te verstrekken, dan is dat een besluit waartegen een aanvrager in bezwaar kan gaan. Enkele concrete voorbeelden (niet uitputtend) van argumenten die aanvragers redelijkerwijs in het kader van hun motivering kunnen aanvoeren om een pgb te willen ontvangen, zijn:
tot slot dient het college rekening te houden met de behoeften van personen op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze kunnen een reden vormen voor cliënten om te kiezen voor een pgb, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.
Een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt indien de jeugdige of zijn ouders dit gemotiveerd aangeven in een hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 3.3, 3.4 en 3.5 van de Nadere regels jeugdhulp 2015 DAL gemeenten. Zij moeten motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is. Daarnaast moet in het plan duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar doelmatig is en leidt tot betere en effectievere ondersteuning. In deze motivering moeten aanvragers laten zien dat ze hebben nagedacht over de zorgvraag en deze hebben uitgewerkt en geconcretiseerd.
Het college moet op basis van het ingediende zorg- en budgetplan beoordelen of de hulpverlening die met de pgb wordt ingekocht van voldoende kwaliteit is. Omdat het gaat om kwetsbare kinderen worden er een aantal aanvullende eisen aan de formele aanbieders gesteld. Het belangrijkste uitgangspunt bij deze toetsing op kwaliteit is dat er meer kwaliteitseisen gaan gelden op het moment dat de jeugdhulp specialistischer wordt. Met deze eisen dient aangetoond te worden op welke wijze de kwaliteit van deze jeugdhulp is gewaarborgd. Deze eisen gelden alleen voor formele hulp. Het artikel is bedoeld om duidelijk te maken wat onder formele hulp te beschouwen valt. Als niet aan de criteria wordt voldaan is er sprake van informele hulp.
In het gemotiveerde plan van de jeugdige en zijn ouders kunnen zij de wens uitspreken om hun sociale netwerk of mantelzorgers in te zetten vanuit het pgb. Het college is van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt. Gebruikelijke zorg is de normale dagelijkse zorg die partners, ouders/verzorgers, inwonende jeugdige(n) of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Gebruikelijke zorg is per definitie geen zorg waarop een individuele voorziening afgegeven kan worden. Hulp en ondersteuning door de ouder, volwassen inwonend kind of andere volwassen huisgenoot wordt als gebruikelijke hulp beschouwd:
Er is sprake van boven gebruikelijke zorg als de zorg voor de jeugdige substantieel meer is dan het normale ontwikkelingsprofiel van jeugdigen van dezelfde leeftijdscategorie. Alleen wanneer er sprake is van een langdurige situatie waarbij de intensiteit en de omvang van de benodigde hulp, in vergelijking tot gezonde kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel, substantieel wordt overschreden is er sprake van boven gebruikelijke hulp en kan een individuele voorziening worden ingezet.
Daarnaast zijn nog een aantal aanvullende randvoorwaarden voor de inzet van een pgb via (niet professionele) hulp vanuit het sociale netwerk opgenomen. Eén randvoorwaarde is dat inzet vanuit het sociale netwerk of mantelzorg alleen wordt toegekend voor de voorzieningen begeleiding, persoonlijke verzorging en tijdelijk verblijf. Hieronder valt ook respijtzorg, mits laatstgenoemde uiteraard niet door de ouders zelf verzorgd wordt.
Wanneer in geval van spoed direct hulp moet worden ingezet is er geen tijd om een plan op te stellen, de hoogte van het pgb te bepalen en een (arbeids)overeenkomst te sluiten met een hulpverlener/organisatie. Bovendien moet deze hulp voldoen aan kwaliteitseisen. Voor spoedhulp is het om deze redenen niet mogelijk een pgb te ontvangen.
Voorgezette diagnostiek is onderdeel van de onderzoeksfase. Aan de hand van diagnostiek wordt een ondersteuningsplan opgesteld en bepaald welke voorzieningen moeten worden ingezet. Diagnostiek moet voldoen aan specifieke kwaliteitseisen en het ligt daarom niet voor de hand om voor deze zorgvorm een pgb te verstrekken.
De opvang van een kind door een pleegouder is uitgesloten van het pgb. Voor deze zorg kan namelijk een pleegzorgvergoeding worden ontvangen. Dit is een onkostenvergoeding die niet als inkomen wordt gezien en verschilt daarmee van het pgb. Via de organisatie pleegzorg is kwaliteit en begeleiding van het pleeggezin geborgd. Voor de zorg die een kind extra nodig heeft kan een (pleegzorg)ouder wel een pgb ontvangen.
Bemiddeling komt logischerwijze voort uit de voorwaarden van de Rijksoverheid: een pgb-houder moet in staat zijn om zelf de regie te voeren. Een bemiddelingsbureau is daarmee overbodig.
De doorlopende administratiekosten die de pgb-houder bij derden heeft belegd komen niet voor vergoeding uit het pgb in aanmerking. De pgb-administratie doet een pgb-houder zelf of een vertegenwoordiger doet dit zonder hiervoor geld uit het pgb te ontvangen. Met de invoering van het trekkingsrecht worden de administratieve lasten beperkt.
Het pgb voor jeugdhulp wordt voor een periode van maximaal twee jaar verstrekt. Doordat het om jeugdigen gaat kan de situatie snel veranderen en ligt het niet voor de hand om beschikkingen voor pgb voor langere perioden te verstrekken.