Organisatie | Purmerend |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling Melding Vermoeden Misstand Purmerend 2015 |
Citeertitel | Regeling Melding Vermoeden Misstand Purmerend 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeenten, art. 5:2
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-04-2016 | 01-07-2016 | Nieuwe regeling | 09-02-2016 | 1249793 |
Artikel 2 De vertrouwenspersoon Integriteit
De vertrouwenspersoon maakt jaarlijks een geanonimiseerd verslag van de aard en de omvang van het aantal door hem gevoerde gesprekken en bij hem gedane interne meldingen. De integriteitscoördinator voegt dit verslag bij overige meldingen ten behoeve het jaarverslag. Dit verslag wordt aan de algemeen directeur gestuurd die er vervolgens voor zorgt dat het verslag toegezonden wordt aan het college en de Ondernemingsraad.
Artikel 3 Bescherming van de melder
Het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel geldt ook voor de ambtenaar die te goeder trouw een vermoeden van een misstand in een andere organisatie dan die van de gemeente Purmerend, volgens de in die organisatie geldende regels, bij die organisatie heeft gemeld. De bescherming geldt alleen als de ambtenaar:
De ambtenaar heeft recht op juridische bijstand wanneer hij als gevolg van het te goede trouw melden van een vermoeden van een misstand nadelige gevolgen ondervindt in zijn rechtspositie, tijdens of na het volgen van deze regeling. Deze juridische bijstand wordt gefinancierd door de gemeente Purmerend.
Artikel 5 Informeren van het bevoegd gezag
De leidinggevende of de vertrouwenspersoon bij wie een melding is gedaan draagt er zorg voor dat de algemeen directeur zo spoedig mogelijk op de hoogte wordt gesteld van de melding en van de datum waarop de melding ontvangen is.
Artikel 6 Ontvangstbevestiging door het bevoegd gezag
De algemeen directeur zendt aan de melder of de vertrouwenspersoon bij wie het vermoeden van een misstand is gemeld een ontvangstbevestiging. In het laatste geval stuurt de vertrouwenspersoon de ontvangstbevestiging door aan de melder. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en de datum waarop de melder het vermoeden heeft gemeld.
Artikel 7 Onderzoek door het bevoegd gezag
De algemeen directeur meldt het achterwege laten van een onderzoek en van de verdere behandeling van de melding zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de melder of de vertrouwenspersoon, en aan de persoon of personen op wie de melding betrekking heeft, tenzij daardoor een ander onderzoeksbelang kan worden geschaad. De vertrouwenspersoon stuurt de kennisgeving door aan de melder.
Artikel 8 Standpunt en kennisgeving door het bevoegd gezag
Indien niet binnen twaalf weken een standpunt kan worden gegeven worden de melder of de vertrouwenspersoon bij wie de melding is gedaan voordat deze termijn is verstreken daarvan door middel van een kennisgeving schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Daarbij wordt de vermoedelijke termijn aangegeven waarbinnen de ambtenaar een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid ontvangt.
Artikel 9 Het externe meldpunt
Het college wijst als extern meldpunt aan de Onderzoeksraad Integriteit Overheid 1 .
Artikel 13 Onderzoek door het externe meldpunt
Wanneer de inhoud van bepaalde door de algemeen directeur verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het externe meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het externe meldpunt meegedeeld. Het externe meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.
Artikel 14 Advies en kennisgeving door het externe meldpunt
Het externe meldpunt legt binnen acht weken na ontvangst van de melding zijn bevindingen neer in een advies aan de algemeen directeur. Het externe meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de melder of de vertrouwenspersoon bij wie de melding is gedaan en aan de persoon op wie de melding betrekking heeft.
Indien niet binnen acht weken een advies kan worden gegeven worden de melder of de vertrouwenspersoon bij wie de melding is gedaan, de persoon op wie de melding betrekking heeft en de algemeen directeur voordat deze termijn is verstreken daarvan door middel van een kennisgeving schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Het externe meldpunt kan het advies met ten hoogste vier weken verdagen.
Het advies wordt, in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan het externe meldpunt verstrekte informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen, door het externe meldpunt openbaar gemaakt op een wijze die het externe meldpunt geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten.
Artikel 15 Standpunt algemeen directeur naar aanleiding van het advies van het externe meldpunt
Besloten in de vergadering van 9 februari 2016
Burgemeester en wethouders van Purmerend,
De burgemeester,
D. Bijl
De algemeen directeur/gemeentesecretaris,
i.o. J.P. Verplanke
Toelichting bij de Regeling Melding Vermoeden Misstand 2015
Het is belangrijk dat ambtenaren die een vermoeden van een misstand hebben, deze op een laagdrempelige wijze kunnen aankaarten bij de organisatie. Dit kan bijdragen aan het waarborgen van de integriteit en (verdere) schade voorkomen. In media wordt op regelmatige wijze bericht over ‘klokkenluiders’. Werknemers zien zich genoodzaakt om buitenstaanders informatie te verschaffen over situaties waarbij zij van mening zijn dat sprake is van een misstand. Deze regeling kan ertoe bijdragen dergelijke situaties voor te zijn door in voortijdig stadium dergelijk signalen serieus te nemen, te onderzoeken en daar waar nodig van een oplossing te voorzien.
Doel van deze regeling is daarom
In artikel 125quinquies, eerste lid, onder f, van de Ambtenarenwet is de verplichting voor de werkgever opgenomen om procedurevoorschriften vast te stellen voor het melden van vermoedens van misstanden door ambtenaren. In de CAR-UWO is deze verplichting verwerkt in artikel 15:2 ‘Klokkenluiders’.
In 2003 heeft het College voor Arbeidszaken (CvA haar eerste Voorbeeldregeling Klokkenluiders opgesteld. In 2008 zijn de klokkenluidersregelingen bij de overheid in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken geëvalueerd. Dit heeft geleid tot een nieuwe voorbeeldregeling Melding Vermoeden Misstanden in 2010.
In 2003 werd voor de sector Gemeenten, waaronder ook gemeentelijke samenwerkingsverbanden en andere aan de gemeente gelieerde rechtspersonen, de Commissie Klokkenluiders Gemeentelijke Overheid (CKGO) ingesteld. Deze fungeert als extern meldpunt voor die gemeenten die de CKGO als zodanig aanwijzen. In de loop der jaren zijn ook organisaties uit de sector Waterschappen bij de CKGO aangesloten. Vanwege de verbreding van het werkveld is de CKGO in 2013 omgedoopt tot de Commissie Klokkenluiders Decentrale Overheid (CKDO).
Om de onderzoek krachten én kennis te bundelen fuseert de CKDO per 1 januari 2014 met de Onderzoeksraad Integriteit Overheid (hierna: Onderzoeksraad). De Onderzoeksraad kent dezelfde rol en taak als het CKDO. De werkwijze blijft ook nagenoeg hetzelfde.
Naar aanleiding van de fusie van de CKDO met de Onderzoeksraad is de voorbeeldregeling Melding Vermoeden Misstanden 2010 en de toelichting hierop opnieuw tegen het licht gehouden en geactualiseerd.
Relatie met het algemeen klachtrecht en aangifteplicht
Deze regeling doet niet af aan het wettelijk recht van een ieder om een klacht bij een overheidsinstantie in te dienen over de wijze waarop deze instantie zich in een bepaalde aangelegenheid ten aanzien van hem of een ander heeft gedragen (hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht). Die klachtenprocedure is echter van algemene aard en niet toegeschreven op de behandeling van vermoedens van misstanden.
Evenmin treedt deze regeling in de plaats van de wettelijke verplichting van iedere burger om aangifte bij de politie/openbaar ministerie te doen van een misstand die een misdrijf is. Ambtenaren en politieke ambtsdragers die in de uitoefening van hun functie kennis krijgen van een misdrijf zijn op grond van artikel 162 Wetboek van Strafvordering verplicht daarvan onverwijld aangifte te doen, met afgifte van de tot de zaak betrekkelijke stukken, aan de officier van justitie.
In artikel 4 is evenwel opgenomen dat indien de ambtenaar een interne melding heeft gedaan hij er van mag uitgaan dat het bevoegde gezag, waar zijn melding terecht komt, aangifte doet indien het bevoegd gezag meent dat hiertoe aanleiding is. Het bevoegd gezag is immers beter in staat te beoordelen of er een aangifteplicht is dan de individuele ambtenaar. Doet het bevoegd gezag in de ogen van de ambtenaar ten onrechte geen aangifte dan kan de ambtenaar dit alsnog zelf doen en rust in die zin op hem alsnog de plicht dit te doen.
Het bevoegd gezag is volgens deze regeling het hoogste orgaan binnen een organisatie. Betrokkenheid van het bevoegd gezag bij de behandeling van een meldingen is belangrijk. Het bevoegd gezag dient daarom ook te allen tijde te worden geïnformeerd over de ontvangst van een melding. In een aantal artikelen is de algemeen directeur expliciet als bevoegd gezag genoemd. Het is de algemeen directeur die als hoogste ambtenaar in deze regeling de centrale figuur moet zijn. Dit soort zaken behoren immers in eerste instantie tot de verantwoordelijkheid van de lijn.
Door de meldingen bij de algemeen directeur te laten komen en niet bij het College wordt voorkomen dat een kwestie een politieke kwestie wordt, omdat het College nu eenmaal politiek van aard is. Verder wordt voorkomen dat bij een kwestie – nog slechts een vermoeden- teveel personen – alle collegeleden - op de hoogte komen van de melding.
De algemeen directeur is gemandateerd en draagt de verantwoordelijkheid voor het (al dan niet) instellen van een onderzoek naar aanleiding van de melding en voor het oordeel naar aanleiding van het ingestelde onderzoek. Indien er sprake is van een zeer ernstige schending en/of politiek dan wel publicitair gevoelig ligt wordt het college door de algemeen directeur in de persoon van de burgemeester vanaf het begin betrokken. Alle meldingen die leiden tot het opleggen van een sanctie worden overigens in het college gebracht.
Voor het griffiepersoneel werkzaam bij de gemeente Purmerend is de werkgeverschapstaak neergelegd bij de raad. De gemeenteraad is dus het bevoegd gezag. De uitoefening van het dagelijks werkgeverschap is vaak belegd bij een aparte werkgeverscommissie met uitsluitend raadsleden. Deze regeling kan conform de reguliere procedures worden vastgesteld door deze (werkgevers)commissie.
De definitie van het begrip misstand is aangepast. De nieuwe definiëring sluit aan bij de regelingen voor provincies en rijk.
Een vermoeden van een misstand valt uiteen in drie brede categorieën:
Voor een toelichting op het begrip ‘misstand’ verwijzen wij naar het ‘Besluit van 15 december 2009, houdende een regeling voor het melden van een vermoeden van een misstand bij de sectoren Rijk en Politie’.
De melder is iedere ambtenaar of aan een ambtenaar gelijkgestelde die een melding van een vermoeden van een misstand doet. Het gaat dus niet alleen om ambtenaren,
maar ook om stagiaires, vrijwilligers, oproepkrachten etc.
De vertrouwenspersoon is in veel organisaties een bestaand fenomeen. Het gaat hier ook om die bestaande vertrouwenspersoon die conform de lokale regeling is aangesteld.
Lid 2 bepaalt dat een ieder die werkzaamheden bij de gemeente Purmerend verricht een melding mag doen. Het gaat dus niet alleen om ambtenaren, maar ook om stagiaires, vrijwilligers, oproepkrachten, ZZP’ers, etc.
Artikel 2 De vertrouwenspersoon Integriteit
De vertrouwenspersoon kan een belangrijke rol vervullen in het proces van integriteitbewustwording, advisering en bij een vertrouwelijke melding ook voor de doorgeleiding van de melding. Het ligt voor de hand om bij grotere organisaties meerdere vertrouwenspersonen te benoemen, vanwege de werklast en het waarborgen van toegankelijkheid. Ook kan (aanvullend) een externe functionaris als vertrouwenspersoon benoemd worden.
De algemene taak van de vertrouwenspersoon is de melder te adviseren over de melding. Daarbij kan ook een beroep worden gedaan op het Adviespunt Klokkenluiders.
De vertrouwenspersoon heeft ook de verplichting van de gesprekken die hij in zijn rol heeft gevoerd en de interne meldingen die bij hem zijn gedaan jaarlijks een verslag op te maken. De integriteitcoördinator heeft zicht op het totale aantal meldingen binnen de gemeente Purmerend en voegt deze bij het jaarverslag van de vertrouwenspersoon. Dit verslag wordt naar het bevoegd gezag en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.
De vertrouwenspersoon geniet dezelfde bescherming tegen nadelige gevolgen van zijn rechtspositie als de melder. Ook de vertrouwenspersoon heeft op grond van de regeling recht op juridische bijstand indien hij als gevolg van zijn werkzaamheden die hem op basis van deze regeling zijn toebedeeld negatieve gevolgen ondervindt in zijn rechtspositie. Ook dit risico is meeverzekerd voor organisaties die een rechtsbijstandverzekering hebben afgesloten bij Centraal Beheer Achmea. Lokaal dient dit gecontroleerd te worden in de polisvoorwaarden.
Artikel 3 Bescherming van de melder
Uitgangspunt is dat de identiteit van de melder geheim wordt gehouden. Dit is alleen anders indien de melder hier zelf toestemming voor geeft. Een ieder die betrokken is bij de behandeling van een melding moet zorgvuldig omgaan met de identiteit van de melder. Indien de melder niet heeft ingestemd met bekendmaking van zijn identiteit kan hij de melding vertrouwelijk doen bij de vertrouwenspersoon. Informatie die de melder dan toekomt wordt verzonden aan de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon moet er zorg voor dragen dat de informatie bij de melder terecht komt.
De bescherming ziet ook op de ambtenaar die een misstand heeft gemeld in een andere
organisatie dan zijn eigen organisatie. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren als een medewerker tijdelijk samenwerkt met collega’s van een andere gemeente, of participeert in de projectorganisatie met andere organisaties. Noodzakelijk is wel dat de ambtenaar uit hoofde van zijn functie die misstand gewaar wordt.
Aan de bescherming zijn de voorwaarden verbonden zoals opgesomd in dit artikel. Deze voorwaarden dienen om te voorkomen dat een onzorgvuldige en/of onjuiste melding bij een andere organisatie leidt tot verstoorde verhoudingen.
De melder heeft op grond van deze regeling recht op juridische bijstand wanneer hij als gevolg van het te goeder trouw melden van een vermoeden van een misstand nadelige gevolgen ondervindt in zijn rechtspositie.
De gemeente Purmerend heeft een rechtsbijstandverzekering afgesloten en is voor dit risico verzekerd.
Tegen een werknemer die te kwader trouw een vermoeden van een misstand heeft gemeld, kunnen (rechtspositionele) maatregelen worden genomen.
Het is aan de ambtenaar te bepalen waar hij zijn melding in eerste instantie wil doen. Het zal aan de omstandigheden liggen of dat zijn leidinggevende – de naast hogere leidinggevende als de melding de direct leidinggevende betreft - dan wel de vertrouwenspersoon is. Het is belangrijk dat hij de melding doet.
Een directe melding bij het externe meldpunt is mogelijk. Dat ligt voor de hand als de melding gaat over bijvoorbeeld een handelwijze van college of directie. Artikel 10 gaat hier verder op in.
Wanneer een (vermoeden) van een misstand een strafbaar feit betreft, moet uiteraard altijd aangifte worden gedaan bij de politie. De procedure uit deze regeling kan daarvoor niet in de plaats treden. Van ambtsmisdrijven moet op grond van artikel 162 Strafvordering aangifte worden gedaan.
In de regeling is opgenomen dat de ambtenaar die interne melding doet er in beginsel op mag vertrouwen dat het bevoegd gezag vervolgens aangifte doet ingeval van een strafbaar feit. De gedachte hierachter is dat het bevoegd gezag beter kan inschatten of er aangifte gedaan moet worden. Doet het bevoegd gezag in de ogen van de ambtenaar ten onrechte geen aangifte dan blijft op de ambtenaar zelf de plicht rusten om aangifte te doen.
Artikel 5 Informeren van het bevoegd gezag
Het bevoegd gezag – in casu de algemeen directeur als hoogste ambtenaar - moet zo snel mogelijk op de hoogte wordt gesteld van een melding van een vermoede misstand. Belangrijk is dus dat (direct) leidinggevenden binnen de organisatie goed op hoogte zijn van het bestaan van deze regeling en de bijhorende procedures. Ook als een melding wordt gedaan zonder bekendmaking van de identiteit van de melder kan een onderzoek plaatsvinden.
Artikel 6 Ontvangstbevestiging door het bevoegd gezag
Door of namens het bevoegd gezag wordt zo spoedig mogelijk een ontvangstbevestiging gezonden aan de melder met een samenvatting van de procedure die daarop volgt. Het is van belang daarbij de datum van ontvangst van de melding te noemen gezien de termijnen genoemd in artikel 8 en het gevolg van het overschrijden ervan.
Indien de identiteit van de melder niet bekend is gemaakt, wordt hem de ontvangstbevestiging toegezonden via de vertrouwenspersoon bij wie hij de melding heeft gedaan. Deze vertrouwenspersoon zorgt ervoor dat de melder de ontvangstbevestiging ontvangt.
Daarnaast worden eventueel andere betrokkenen geïnformeerd. Bij een melding van een vermoeden van een misstand kan de integriteit van andere personen werkzaam bij of voor de organisatie in het geding zijn en onderwerp zijn van onderzoek. Daarom is de bepaling opgenomen dat het bevoegd gezag deze betrokkenen informeert maar daarbij geldt wel als beperking dat het onderzoeksbelang niet wordt geschaad.
Artikel 7 Onderzoek door het bevoegd gezag
Het is belangrijk dat het bevoegd gezag de melding beoordeelt en bekijkt of dit moet leiden tot het instellen van een onderzoek. Niet alle meldingen zullen derhalve leiden tot een onderzoek. In lid 6 van dit artikel zijn hiervan voorbeelden genoemd. Het kan ook zijn dat de melding niet concreet genoeg is of er niet of nauwelijks onderzoeksmogelijkheden zijn.
Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen op welk niveau en door wie onderzoek wordt gedaan. Afhankelijk van bijvoorbeeld de aard van de vermoede misstand of van de plaats in de organisatie van degenen die daarbij vermoedelijk betrokken zijn, wordt het onderzoek opgedragen aan een interne medewerker of een extern bureau of persoon. Alle onderzoeken – zowel door in als externen uitgevoerd - worden uitgevoerd conform het onderzoeksprotocol van de gemeente Purmerend.
In het tweede lid is bepaald dat het onderzoek niet mag worden verricht door een persoon die mogelijk betrokken is bij de vermoede misstand, ter voorkoming van mogelijke vooringenomenheid en ongewenste beïnvloeding.
Het bevoegd gezag kan bij het onderzoek een (externe) deskundige raadplegen. Ook deze deskundige dient zorgvuldig om te gaan met de identiteit van de melder.
Artikel 8 Standpunt en kennisgeving door het bevoegd gezag
Het bevoegd gezag krijgt twaalf weken de tijd om onderzoek te doen en een standpunt te bepalen.
De praktijk wijst uit dat het onderzoek de nodige tijd vergt. Elk onderzoek is anders en er is in het algemeen geen termijn te geven waarbinnen een onderzoek is afgerond. Als een melding vertrouwelijk wordt gedaan kan dit een reden zijn voor een langere termijn omdat het bevoegd gezag hierdoor meer tijd nodig kan hebben om alle relevante feiten boven tafel te krijgen. Indien de periode van twaalf weken niet voldoende is, kan het bevoegd gezag de vaststelling van het standpunt verdagen. De betrokkenen worden hiervan voor het verstrijken van deze twaalf weken op de hoogte gesteld. Daarbij wordt de vermoedelijke termijn aangegeven waarbinnen de ambtenaar een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid ontvangt. Uiteraard is het zaak dat een onderzoek met de nodige voortvarendheid wordt uitgevoerd.
Artikel 9 Het externe meldpunt
Het bevoegd gezag heeft de Onderzoeksraad Integriteit Overheid (OIO) aangewezen als extern meldpunt.
Artikel 10 Melding bij het externe meldpunt
Er is geen harde termijn gegeven voor de melding bij het externe meldpunt. ’Redelijk’ zal per geval ingevuld moeten worden; het oordeel is aan het meldpunt zelf. Als het meldpunt tot de conclusie komt dat de melding te laat wordt gedaan volgt niet ontvankelijkheid. Dat is opgenomen in artikel 13.
Vertrouwelijke melding bij de commissie is mogelijk. In dat geval zorgt het externe meldpunt ervoor dat de identiteit van de melder niet bekend wordt.
Aan de rechtstreekse gang naar het externe meldpunt is de voorwaarde verbonden dat daarvan alleen gebruik kan worden gemaakt indien daartoe aanleiding bestaat. Een rechtstreekse melding bij het externe meldpunt kan bijvoorbeeld geëigend zijn als het gaat om een vermoeden van een misstand begaan door (leden van) het college of directie. Ook andere situaties of omstandigheden waardoor de melder onvoldoende vertrouwen heeft in een interne melding zijn denkbaar. De melder moet daarbij enigszins kunnen concretiseren waarom hij niet intern wil melden. Het is vervolgens aan het externe meldpunt om te oordelen of de melder zich terecht rechtstreeks tot het externe meldpunt heeft gewend, of dat de melder de kwestie eerst intern aanhangig had moeten maken.
Tevens kan melding bij het externe meldpunt worden gedaan als de melder zich niet kan vinden in het standpunt van het bevoegd gezag en/of deze niet tijdig is ontvangen door de melder.
Artikel 11 Ontvangstbevestiging door het externe meldpunt
De melder ontvangt een ontvangstbevestiging van het externe meldpunt. Het is van belang de datum van ontvangst van de melding te noemen, gezien de termijnen genoemd in artikel 14.
Alle betrokkenen worden over de melding geïnformeerd, tenzij daardoor het onderzoeksbelang kan worden geschaad.
Artikel 12 Niet ontvankelijkheid
Een melding is niet ontvankelijk indien naar het oordeel van het externe meldpunt er geen sprake is van een misstand of een misstand van voldoende gewicht.
De melding is niet-ontvankelijk als de melder zich niet heeft gehouden aan de termijnen als genoemd artikel 8. Dit geldt ook als een melding niet binnen een redelijke termijn is geschied.
Een melding is niet ontvankelijk indien rechtstreekse melding bij het externe meldpunt is gedaan, maar er geen sprake is van zwaarwegende belangen die een interne procedure in de weg staan.
Tevens is een melding niet-ontvankelijk als geen sprake is van een melder als bedoeld in artikel 1 sub c en/of de melder al langer dan 12 maanden uit dienst is.
Indien de melding niet ontvankelijk is worden betrokken hiervan binnen vier weken op de hoogte gesteld.
Artikel 13 Onderzoek door het externe meldpunt
Het externe meldpunt stelt zo snel mogelijk na ontvangst van de melding een onderzoek in. Het externe meldpunt kan inlichtingen winnen bij het bevoegd gezag, dat verplicht is hieraan mee te werken. Indien nodig wordt een (externe) deskundige geraadpleegd. Het externe meldpunt beslist of er al dan niet een deskundige wordt geraadpleegd. Ook deze (externe) deskundige gaat zorgvuldig om met de identiteit van de melder.
Artikel 14 Advies en kennisgeving door het externe meldpunt
Het externe meldpunt krijgt acht weken de tijd om onderzoek te doen en een advies uit te brengen. Indien de periode van acht weken niet voldoende is, worden betrokkenen hiervan voor het verstrijken van deze acht weken op de hoogte gesteld. Het externe meldpunt kan het uitbrengen van het advies met maximaal vier weken verdagen.
Het externe meldpunt maakt het advies aan het bevoegd gezag in geanonimiseerde vorm openbaar, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten. Het advies wordt echter niet openbaar gemaakt voordat het bevoegd gezag zijn standpunt bekend heeft gemaakt of, indien er geen standpunt bekend is gemaakt, de termijn van vier weken waarbinnen het bevoegd gezag dit moet doen is verstreken.
Artikel 15 Standpunt bevoegd gezag naar aanleiding van het advies van het externe meldpunt
Het bevoegd gezag moet binnen twee weken een besluit nemen op het advies van het meldpunt. Gekozen is voor een relatief korte termijn. Als een gemotiveerd advies van het externe meldpunt beschikbaar is, moet het bevoegd gezag snel tot een besluit kunnen komen. De belangen van de melder en de eventuele andere betrokkenen binnen de organisatie wegen hierbij zwaar: onzekerheid moet niet langer duren dan noodzakelijk.
Door de Onderzoeksraad (of een ander extern meldpunt) wordt jaarlijks een jaarverslag opgemaakt met het aantal en de aard van de meldingen en de uitgebrachte adviezen. Dit is in lijn met de plicht voor de vertrouwenspersoon om de interne meldingen te monitoren en daarvan jaarlijks een verslag op te maken.
Het jaarverslag van de Onderzoeksraad gaat naar het bevoegd gezag en de Ondernemingsraad en wordt openbaar gemaakt.
Artikel 2 De vertrouwenspersoon Integriteit
Artikel 3 Bescherming van de melder
Artikel 5 Informeren van het bevoegd gezag
Artikel 6 Ontvangstbevestiging door het bevoegd gezag
Artikel 7 Onderzoek door het bevoegd gezag
Artikel 8 Standpunt en kennisgeving door het bevoegd gezag
Artikel 9 Het externe meldpunt
Artikel 10 Melding bij het externe meldpunt
Artikel 11 Ontvangstbevestiging
Artikel 12 Niet ontvankelijkheid
Artikel 13 Onderzoek door het externe meldpunt
Artikel 14 Advies en kennisgeving door het externe meldpunt
Artikel 15 Standpunt algemeen directeur naar aanleiding van het advies van het externe meldpunt