§ 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepaling
In deze verordening wordt verstaan onder:
a het college: het college van burgemeester en wethouders;
b de wet: de wet kinderopvang;
c: Inburgeringsbehoeftige: personen vallend onder de regeling vrijwillige inburgering 2007.
§ 2. VASTSTELLING NOODZAAK VAN KINDEROPVANG OP GROND VAN SOCIAALMEDISCHE INDICATIE
Artikel 2 Te verstrekken gegevens
- 1.
Een aanvraag tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal medisch indicatie als bedoeld in artikel 23 van de wet bevat in ieder geval de volgende gegevens;
- a.
naam en adres van de ouder;
- b.
indien van toepassing: naam van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;
- c.
naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;
- d.
overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.
- 2.
Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld
- 3.
- 4.
Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner
Artikel 3 Beslistermijn
- 1.
Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.
- 2.
Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.
Artikel 4 Inhoud van de beschikking
Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal
medisch indicatie bevat in ieder geval:
- a.
de geldigheidsduurindicatie;
- b.
de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.
Artikel 5 Weigeringsgronden
Het college weigert de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische
indicatie vast te stellen:
- a.
de ouder en de partner reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt of kan ontvangen; of
- b.
de ouder of de partner niet behoort tot de persoon als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel k of I van de wet.
§ 4. VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING
Artikel 7 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming
- 1.
Het college besluit over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.
- 2.
Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.
Artikel 8 Toekennings- en weigeringsgrond
1. Recht op een tegemoetkoming heeft de ouder die:
- a.
valt onder de wettelijke doelgroep zoals bedoeld in artikel 22 van de wet; of
- b.
een vrijwillig inburgeringstraject volgt.
2: Het college weigert de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als genoemd in artikel 8 lid 1 a. en b. van deze verordening.
Artikel 9 Ingangsdatum van de tegemoetkoming
- 1.
De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen,
- 2.
Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.
- 3.
Indien het college reeds voor de ontvangst van de in lid 1 bedoelde aanvraag over voldoende gegevens beschikt om te kunnen vaststellen dat de ouder behoort tot de personen als bedoeld in artikel 22 van de wet, dan kan het college besluiten de tegemoetkoming eerder te laten ingaan dan de datum waarop de aanvraag in ontvangst is genomen in die gevallen waarin de kinderopvang noodzakelijk is voor de re-integratie en/of werkaanvaarding van de ouder.
Artikel 10 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend
- 1.
De tegemoetkoming wordt verleend door de periode van een tegemoetkomingsjaar.
- 2.
In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.
- 3.
Het college maakt zonodig gebruik van de bevoegdheid om de periode van de gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang te verlengen met de termijn zoals bedoeld in artikel 35 van de wet en artikel 2 van de ministeriele Regeling Wet Kinderopvang.
Artikel 11 Omvang van de kinderopvang
- 1.
Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd.
- 2.
In afwijking van het eerste lid verleent het college bij een ouder als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.
Artikel 12 Inhoud van de beschikking
Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat
in ieder geval:
- a.
de vaststelling tot welke van de gemeentelijke doelgroepen de ouder behoort;
- b.
de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;
- c.
de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;
- d.
de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;
- e.
de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;
- f.
de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;
- g.
de verplichtingen van de ouder.
Artikel 13 De bevoorschotting van de tegemoetkoming
- 1.
De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.
- 2.
Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.
§ 5. VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING
Artikel 14 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming
- 1.
De ouder verstrekt binnen achtweken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.
- 2.
Het college stelt de tegemoetkoming binnen vier weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.
Artikel 15 Verrekening met de voorschotten
De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald,
onder verrekening van de betaalde voorschotten.