Organisatie | Dronten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gedragscode raadsleden |
Citeertitel | Gedragscode raadsleden |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | inrichting en werkwijze van het gemeentebestuur |
Geen.
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-04-2003 | 01-06-2007 | nieuwe regeling | 27-02-2003 Gemeenteblad 2003, nr. 9 | 13000058 |
Geconsolideerde tekst van de regeling
De raad van de gemeente Dronten,
gelezen het voorstel van het presidium van 16 december 2003, no. 1300058EJ;
gelet op artikel 15, lid 3 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de raadscommissie Algemene Zaken van 13 februari 2003;
vast te stellen de Gedragscode raadsleden.
Integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-raadsleden, aan de gemeenteraad als zodanig, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie de raadsleden hun functie vervullen.
Geschenken en giften, als bedoeld onder 7.1, worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het presidium waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen, tenzij het geschenken of giften betreft die een waarde van minder dan 50 euro vertegenwoordigen.
1 en 2. Algemene bepalingen en kernbegrippen
Raadsleden zijn gehouden het algemeen belang te dienen. Zij zijn er voor alle burgers. De burger dient zich voor vele aangelegenheden tot de gemeente te wenden. De gemeente verkeert daarbij vaak in een monopoliepositie. Dat stelt hoge eisen aan de kwaliteit van het openbaar bestuur en aan degenen die daarin functioneren. Integriteit is daarvan een wezenlijk onderdeel. Wanneer de integriteit van de raadsleden ter discussie staat, wordt het vertrouwen in en de legitimiteit van het openbaar bestuur aangetast. Mede daarom leggen de raadsleden bij hun aantreden de zuiveringseed af.
Als gevolg van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen kan de integriteit onder druk komen te staan. Het is de verdienste van de toenmalige minister Dales geweest dat zij de integriteit van het openbaar bestuur weer nadrukkelijk op de politieke agenda heeft geplaatst. Van haar is de stelling: 'Een beetje integer kan niet.'
Integriteit is in de eerste plaats een kwestie van mentaliteit en bewustwording. Het moet ‘tussen de oren zitten’. De raadsleden moeten zich er permanent van bewust zijn dat zij voor de gemeenschap werken en verantwoordelijk zijn voor de besteding van gemeenschapsgeld. Dit stelt hoge eisen aan de bestuurlijke zuiverheid. De raadsleden moeten zich steeds bewust zijn van het belang van een goede democratische controle en bereid zijn verantwoording af te leggen voor hun bestuurlijk handelen.
Bewustwording en een juiste mentaliteit alleen zijn niet voldoende. Het hebben van gedragsregels vormt een belangrijk onderdeel van het integriteitbeleid. Gedragsregels bevatten de waarden en normen waaraan de raadsleden zich verbinden en vormen een belangrijk toetsingskader. Een heldere en open discussie en besluitvorming zijn hierbij van groot belang. Om die reden bevat de Gemeentewet thans de bepaling dat de gemeenteraad voor zijn leden een gedragscode moet vaststellen.
Integriteit is dus meer dan een geheel van regels en procedures. Het is een grondhouding, een kwestie van mentaliteit. In het integriteitbeleid zal dan ook een belangrijke plaats moeten worden ingeruimd voor de cultuur in de organisatie. Die moet er een zijn van openheid, het bespreekbaar zijn van integriteit, een cultuur waarin men elkaar kan aanspreken op gedrag en handelen. Het vaststellen van regels en procedures is van groot belang, maar het mag nooit leiden tot een houding dat de integriteit daarmee is 'geregeld'.
3.Belangenverstrengeling en aanbesteding
Reeds aangegeven is dat de raadsleden het algemeen belang dienen. Persoonlijk voordeel kan niet het oogmerk zijn. Op grond van artikel 14 van de Gemeentewet doen de gekozen raadsleden de eed of belofte om de wetten te zullen nakomen en de plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten te zullen vervullen. Ze moeten hun taken onbevooroordeeld en objectief vervullen. Als er sprake is van belangenverstrengeling is dat niet langer verzekerd. Bij belangenverstrengeling gaat het om vermenging van het publiek belang met het persoonlijk belang van het raadslid of dat van derden waardoor een zuiver en objectief besluiten of handelen in het publiek belang niet langer is gewaarborgd. Reeds de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden.
Bij belangenverstrengeling betreft het niet alleen mogelijk persoonlijk voordeel voor het raadslid zelf. Het kan ook gaan om bevoordeling van bijvoorbeeld vrienden en familieleden of van bedrijven en instellingen waarmee het raadslid als privé-persoon banden heeft. De bevoordeling kan naast het verlenen van overheidsgunsten ook bestaan uit het doorgeven van vertrouwelijke overheidsinformatie.
Betrekkingen met het bedrijfsleven
Het risico van belangenverstrengeling is met name groot in de zakelijke betrekkingen van de overheid met het bedrijfsleven waarbij grote sommen geld omgaan. Aanbesteding, projectontwikkeling en verkoop van grond kunnen als voorbeelden dienen. Ook in het verkeer tussen overheden onderling of tussen overheden en semi-overheidsinstellingen kunnen er grote belangen spelen. In dat verband gelden dezelfde integriteitsregels als bij contacten met het bedrijfsleven.
In dit hoofdstukje wordt bijzondere aandacht geschonken aan de aanbesteding. Wat hier wordt beschreven geldt echter mutatis mutandis ook voor andere situaties waarin een overheidsorganisatie optreedt als inkoper van goederen of diensten. Besluiten over de aanbesteding van werken zijn bij uitstek een moment waarop overheid en particuliere markt elkaar ontmoeten en waarmee tevens vaak grote bedragen zijn gemoeid. In het kader van integriteit gaat het daarom om een kwetsbare activiteit, waarbij het vertrouwen in de overheid in hoge mate in het geding is.
Hoewel aanbesteding en inkoop veelal bestuurshandelingen zijn, waarvan de bevoegdheid bij B&W ligt, is het van belang ook in het kader van de gedragscode voor raadsleden hieraan aandacht te besteden.
Aanbesteden is een vraagtechniek die van oudsher in de bouwwereld gebruikt wordt om aannemers te selecteren. Overheidsorganisaties doen er verstandig aan om voor wat betreft het verlenen van opdrachten een beleid te ontwikkelen aan de hand waarvan genomen besluiten kunnen worden getoetst, zowel inhoudelijk als procedureel, en dat beleid te laten vaststellen door de gemeenteraad dan wel provinciale staten. De Gemeentewet geeft op dit punt houvast (artikel 15). Daar is bepaald dat bestuurders niet kunnen optreden als advocaat, procureur of adviseur voor de tegenpartij in geschillen met gemeente of provincie. Ze worden ook beperkt in hun optreden als gemachtigde of adviseur. Tevens bestaan er beperkingen met betrekking tot het aangaan van overeenkomsten voor het aannemen van werk, het verrichten van werkzaamheden of het leveren van diensten. De strekking van de artikelen is vooral om een waarborg te scheppen voor de zuiverheid in de verhoudingen tussen bestuurders enerzijds en gemeente anderzijds.
De overheid als aanbesteder heeft te maken met belangen die elke opdrachtgever heeft (kostenbeheersing, een goede prijs-kwaliteitverhouding, tijdige oplevering e.d.), maar heeft daarnaast specifiek te maken met doelstellingen die samenhangen met het overheid zijn, zoals:
Tot slot wordt opgemerkt dat de raad van onze gemeente op het gebied van het aan- en uitbesteden beleid heeft geformuleerd, dat als kader op dit beleidsterrein wordt gebruikt en als controle-instrument voor de raad kan dienen.
Het vervullen van overige functies is in zijn algemeenheid uit maatschappelijk, bestuurlijk en ook persoonlijk oogpunt veelal positief te waarderen. Het vervullen van deze functies, in het bijzonder van functies buiten de publieke sfeer, vindt echter zijn grens waar dit afbreuk zou kunnen doen aan het functioneren als raadslid. Een goede functievervulling en handhaving van onpartijdigheid en onafhankelijkheid dienen bepalend te zijn bij de beslissing of een overige functie aanvaard wordt. Het raadslid dat een overige functie vervult, dient dit voorts te doen vanuit het voortdurend besef dat de belangen van die functie en de gemeente uit elkaar moeten worden gehouden.
Inkomsten uit overige functies
Indien raadsleden overige functies vervullen uit hoofde van hun functie als raadslid en zij hieruit inkomsten genereren zal als regel dienen dat deze inkomsten in de gemeentekas worden gestort. Dit vanuit de overweging dat de werkzaamheden verricht in de qualitate qua functie geacht worden te behoren tot de taakvervulling in het kader van de functie van raadslid. Het verdient aanbeveling in dat geval de vergoeding door de betreffende instantie rechtstreeks in de kas te laten storten en dit niet via de privé-rekening te laten geschieden. De stortingsplicht betreft slechts de beloning voor geleverde diensten. De aan een q.q.-functie verbonden vergoeding voor (daadwerkelijke) onkosten behoeft niet in de gemeentekas te worden teruggestort.
Aan de hand van de volgende criteria kan bepaald worden of zo’n overige functie een q.q.- functie is:
Onverenigbaarheid van functies
Het uitoefenen van bepaalde functies kan onder omstandigheden spanning opleveren met het zijn van raadslid en kan in verband daarmee een onafhankelijk oordeel van het raadslid in de weg staan. Daarom is in de Gemeentewet vastgelegd welke functies in ieder geval onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de raad. Controle op het vervullen van deze functies vindt plaats bij de benoeming. Wie als raadslid een functie gaat vervullen die daarmee onverenigbaar is, houdt op raadslid te zijn.
Als bepaalde functies niet wettelijk zijn verboden betekent dat nog niet dat de uitoefening daarvan nooit zou kunnen leiden tot belangenverstrengeling. Het spreekt voor zich dat er van belangenverstrengeling sprake kan zijn bij een subsidieverstrekking aan een vereniging waarvan het raadslid bestuurslid is. De beslissing om een functie te aanvaarden of aan te houden is primair de verantwoordelijkheid van het raadslid zelf, maar betrokkene zal daarover openbaarheid moeten betrachten en zich daarvoor moeten kunnen verantwoorden in de raad.
Het risico van belangenverstrengeling hoeft overigens niet altijd te betekenen dat de functie zou moeten worden opgegeven. De noodzaak daartoe zal afnemen naarmate het risico een meer incidenteel karakter heeft. Onder omstandigheden is een oplossing dat het betrokken raadslid zich buiten de concrete besluitvorming houdt.
Bij q.q.-functies is het risico van belangenverstrengeling niet uitgesloten. Ook hier kan sprake zijn van verschil in belangen. Het belang van een gemeenschappelijke regeling, waarvan het raadslid bestuurslid is, is niet altijd gelijk aan dat van de gemeente.
Het gevaar van belangenverstrengeling doet zich voor als een raadslid financiële belangen bezit die een onafhankelijke besluitvorming kunnen beïnvloeden. Het betreffen dan vooral financiële belangen in ondernemingen die een relatie met de gemeente hebben of kunnen krijgen en ten aanzien waarvan de gemeente besluiten neemt. In de praktijk kan dit risico optreden bij besluiten over bijvoorbeeld aanbesteding, subsidieverstrekking, verstrekking van leningen en verlening van advies- en onderzoeksopdrachten. Raadsleden zouden in de verleiding kunnen worden gebracht zich bij het nemen van functionele beslissingen mede te laten leiden door persoonlijk financieel belang. Voorzichtigheid, openheid en controleerbaarheid zijn hier van groot belang.
Hierboven is aangegeven dat de vervulling van overige functies een serieus integriteitsrisico kan inhouden vanwege eventuele belangenverstrengeling. De vraag welke functies wel en welke niet toelaatbaar zijn dient beantwoord te worden aan de hand van de wettelijke criteria. In eerste instantie zal betrokkene zelf de afweging moeten maken of voldaan wordt aan de criteria. Door openbaarmaking kan de vraag ook door anderen beantwoord worden. Melding en openbaarmaking en daardoor de mogelijkheid van democratische controle kunnen in belangrijke mate bijdragen aan het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling. Het is om die reden dat er een wettelijke verplichting voor de gemeentelijke bestuurders is om hun overigefuncties openbaar te maken.
Belangenverstrengeling hoeft niet altijd structureel te zijn of financieel tot uitdrukking te komen. Het kan ook gebeuren dat een bestuurder incidenteel moet stemmen over - zoals artikel 28 van de Gemeentewet dat aangeeft - 'een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken' of over 'de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort'. Daarbij kan gedacht worden aan familierelaties, eigendommen, zakelijke belangen als bijvoorbeeld aandelen, of bestuurslidmaatschappen van gesubsidieerde instellingen. In zo’n geval mag het raadslid niet aan de stemming deelnemen.
Een integer raadslid dient zorgvuldig en correct om te gaan met informatie waarover hij uit hoofde van zijn raadslidmaatschap beschikt. Hij mag geen onjuiste informatie verstrekken of relevante (niet geheime) informatie achterhouden. Ook mag hij niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik maken van in de uitoefening van het raadslidmaatschap verkregen informatie. Evenmin mag hij geheime informatie verstrekken. De reden spreekt voor zich. Het zou de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de overheid kunnen aantasten.
Oneigenlijk gebruik van overheidsinformatie
Integriteitrisico's kunnen ontstaan als een raadslid over vertrouwelijke informatie beschikt die hij kan gebruiken om er persoonlijk voordeel mee te behalen of kan aanwenden ten bate van bijvoorbeeld vrienden, kennissen, familieleden of andere relaties. De verleiding kan groot zijn om in de privé-sfeer melding te maken van informatie die voor de relaties van direct belang is. Soms gaat het daarbij om informatie die in principe openbaar wordt, maar waarbij de bestuurder of zijn relaties voordeel hebben bij het eerder verkrijgen van die informatie. De geloofwaardigheid van de organisatie wordt hiermee aangetast. Er moet op kunnen worden vertrouwd dat informatie bij de gemeente in goede handen is en niet wordt gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor die informatie is verkregen. Een bijzondere vorm van oneigenlijk gebruik van informatie is het lekken van informatie naar pers en media. Het oogmerk is daarbij niet het behalen van een voordeel in de privé-sfeer, maar het nastreven van politieke doeleinden.
Geheime of vertrouwelijke informatie
Er zijn aangelegenheden die naar hun aard vertrouwelijk behandeld moeten worden. De Gemeentewet bevat regels over de beslotenheid van vergaderingen onderscheidenlijk de geheimhouding omtrent het in een vergadering behandelde. De raad en de commissies vergaderen in beginsel openbaar, maar er kan besloten worden dat een vergadering wordt gehouden met ‘gesloten deuren’. Het feit dat een zaak in een besloten vergadering wordt behandeld en de notulen niet openbaar zijn, betekent niet zonder meer dat op de leden ter zake een geheimhoudingsplicht rust. De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) geheimhouding opleggen ten aanzien van stukken die in een besloten vergadering zijn behandeld. Het schenden van die geheimhoudingsplicht kan volgens artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht bestraft worden met gevangenisstraf of een geldboete. Dit geldt overigens niet alleen voor informatie waarvoor nadrukkelijk een geheimhoudingsplicht is opgelegd, maar voor elk geval waarin “hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren” toch dat geheim schendt.
Nooit in ruil voor een tegenprestatie
Bij het afleggen van de ambtseed of belofte verklaren raadsleden dat zij geen giften of gunsten hebben gegeven of beloofd om benoemd te worden. Ook beloven ze geen geschenken of beloften te hebben aangenomen of te zullen aannemen om iets te doen of te laten. Dat betekent kort gezegd dat nooit giften of gunsten - ook niet als ze van geringe waarde zijn - mogen worden aangenomen in ruil voor een tegenprestatie.
Toch is het binnen de diverse relaties die gemeenten onderhouden niet ongebruikelijk dat geschenken worden gegeven en ontvangen. Dat hoeft geen probleem te zijn zolang de onafhankelijkheid van de raadsleden niet in het geding is.
Het is vanzelfsprekend dat raadsleden niet zelf - op persoonlijke titel - geschenken geven, maar dit namens de gemeente doen. Het gaat dan vaak om relatiegeschenken die verbonden zijn met de gemeente die over het algemeen niet zeer kostbaar zijn. Voor grote geschenken is het raadzaam een expliciet en gemotiveerd besluit te nemen.
Ook met het ontvangen van geschenken door de gemeente moet zorgvuldig en terughoudend worden omgegaan. In veel gemeenten bestaat de regel dat voor het accepteren van schenkingen boven een bepaalde waarde een raadsbesluit nodig is. Het is zinvol een register bij te houden van ontvangen geschenken.
Het ontvangen van geschenken door raadsleden persoonlijk brengt meer risico’s met zich mee dan het ontvangen van geschenken als gemeente. Bedacht moet worden dat de onafhankelijkheid in de besluitvorming op geen enkele wijze mag worden aangetast. Persoonlijk ontvangen of aangeboden geschenken boven een bepaalde waarde (gekozen is voor een bedrag van 50 euro) zouden moeten worden gemeld en worden ingeleverd of teruggestuurd. Hierbij kan als uitgangspunt gelden dat een geschenk dat men zelf niet zou geven, ook niet geaccepteerd behoort te worden. Timing en openheid zijn hier van belang. Het is niet juist geschenken te aanvaarden zolang overleg- of onderhandelingssituaties gaande zijn. Bij het ontvangen van geschenken past openheid. Het is daarom minder gewenst om op het huisadres geschenken te ontvangen.
Diners, excursies en evenementen
In het kader van het integriteitsbeleid dienen de begrippen geschenken en diensten ruim te worden geïnterpreteerd. Ook uitnodigingen voor een diner, een excursie, werkbezoeken of een gezamenlijk bezoek aan een evenement zijn beïnvloedingsmiddelen waarmee zorgvuldig moet worden omgegaan. Een niet ongebruikelijke vorm van relatiebeheer is het op uitnodiging bezoeken van evenementen zoals Sail, een voetbalwedstrijd of andere (internationale) sportevenementen in binnen- of buitenland.
Als het gaat om excursies en werkbezoeken op uitnodiging is voorwaarde dat zij functioneel zijn en in het belang van de gemeente. Het verdient aanbeveling deze te melden in het presidium. Het is in dat geval logisch dat de gemeente de reis- en verblijfkosten betaalt. Hetzelfde geldt in principe ook voor diners, zij het dat hier geen noodzaak is om deze in alle gevallen in het presidium te melden.
Het bezoek aan evenementen op uitnodiging is doorgaans niet functioneel en niet in het belang van de gemeente. Dat betekent nog niet dat dergelijke uitnodigingen nooit zouden kunnen worden aangenomen. Wel zal ook hier een grote mate van openheid moeten worden betracht, zodat controle en verantwoording mogelijk is. De openheid betekent ook dat het als regel zou moeten gaan om evenementen waarvoor meerdere personen of instanties worden uitgenodigd. Voorwaarde is verder dat het presidium hieraan vooraf toestemming verleent en dat de uitnodiging binnen de grenzen van de redelijkheid blijft.
Het spreekt voor zich dat ook door andere geschenken of aangeboden voordelen een onafhankelijke besluitvorming in het gedrang kan komen. Dat beperkt zich niet tot gevallen van persoonlijke bevoordeling zoals bijvoorbeeld een goedkope verbouwing of tuinaanleg. Ook donaties aan de politieke partij van het raadslid met het oog op een gunstige overheidsbeslissing zijn uit den boze.
Raadsleden ontvangen naast hun wedde of bezoldiging vergoeding van kosten die zij maken bij de uitoefening van hun ambt. In het op de artikelen 95 en 97 van de Gemeentewet gebaseerde rechtspositiebesluit raad- en commissieleden is dit nader bepaald. In artikel 99 van de Gemeentewet is in het eerste lid aangegeven dat de leden van de raad buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente ontvangen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat voordelen ten laste van de gemeente, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkoming, door de raad bij verordening bepaald worden.
Het voornemen bestaat om in een afzonderlijke verordening Voorzieningen raadsleden en fracties op deze zaken in te gaan. In deze verordening zal aangegeven worden op welke vergoedingen een raadslid en een fractie aanspraak kan maken. Het feit dat aan het onderdeel bestuurlijke uitgaven en onkostenvergoedingen ook integriteitsaspecten zitten is de reden dat dit hoofdstuk in deze notitie ook genoemd wordt.
8 en 9. Declaraties en gebruik van gemeentelijke voorzieningen
Deze onderdelen behoeven geen nadere toelichting.
Er is sprake van een toenemende internationalisering van de Nederlandse samenleving en dat heeft consequenties voor burgers, bedrijven en overheid. Hoewel onze gemeente geen stedenband met een gemeente in het buitenland heeft onderhouden wij wel internationale contacten. Bijvoorbeeld met Engeland in het kader van het bezoek van de Air Gunners.
In beginsel gelden voor buitenlandse reizen dezelfde regels als voor binnenlandse reizen. Dat betekent bijvoorbeeld dat de reis altijd een functioneel karakter moet hebben. Kan de functionaliteit niet worden aangetoond dan heeft deelname aan de reis een privé-karakter en komen de kosten voor eigen rekening. Dat wordt niet anders als geen publieke middelen hoeven te worden ingezet, doordat derden bereid zijn de reis te financieren. Is de functionaliteit van de reis aangetoond, dan horen de redelijk gemaakte reis- en verblijfkosten voor rekening van de gemeente te komen. Bekostiging, geheel of gedeeltelijk, van dergelijke reizen door derden moet in beginsel worden afgewezen. Hiermee kan de onafhankelijke positie van de gemeente in gevaar komen, bijvoorbeeld in situaties waarin contracten moeten worden gesloten met of gunningen verleend aan bedrijven. Soms hoeft het echter geen bezwaar te zijn als de ontvangende partij (een deel van) de reis- en verblijfkosten voor zijn rekening neemt bijvoorbeeld bij de uitnodiging voor een bezoek in het kader van een specifieke gebeurtenis. Openheid hierover is wel een voorwaarde.
Of een buitenlandse reis als functioneel is aan te merken is een zaak die van geval tot geval zal moeten worden beoordeeld. Van belang is dat daarover in alle openheid vooraf zorgvuldige besluitvorming plaatsvindt en dat achteraf verantwoording wordt afgelegd. Het verdient daarom aanbeveling dat steeds expliciet een beslissing wordt genomen over deelname van raadsleden aan eventuele buitenlandse reizen. Dit besluit kan worden genomen door het presidium. Het is zinvol daarbij in ieder geval een uitspraak te doen over doel en beleidsoverwegingen voor de reis, omvang en aard van het reisgezelschap, de kosten en het budget waaruit de reis wordt betaald en de eventueel benodigde bevoorschotting.
Het is van belang om ook regels te stellen met betrekking tot o.a. meereizende partners en verlenging van de reisduur. De lijn zou kunnen zijn dat meereizen van partners, mits vooraf gemeld, onder nader te bepalen voorwaarden kan worden toegestaan, maar dat de kosten geheel voor eigen rekening komen. De kosten kunnen alleen voor rekening van de gemeente komen als de aanwezigheid van de partner tijdens de reis naar het oordeel van het presidium noodzakelijk is met het oog op de behartiging van de belangen van de gemeente. Relevant zal daarbij onder meer zijn of de meereizende partner is uitgenodigd door de ontvangende partij. Tegen verlenging van de reisduur voor privé-doeleinden hoeven geen bezwaren te bestaan. Melding vooraf is wel gewenst. De extra reis- en verblijfkosten komen in dat geval uiteraard geheel voor eigen rekening.