Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent de subsidie van urgentiegebieden (Subsidieregeling urgentiegebieden Noord-Brabant 2016) |
Citeertitel | Subsidieregeling urgentiegebieden Noord-Brabant 2016 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | subsidies, financieel kader |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-04-2017 | artikel 1.1, 2.1, 2.8 | 21-04-2017 | 4179083 | ||
01-03-2017 | 27-04-2017 | artikel 1.1, 1.5, 1.6, 1.7, 1.9, 1.10, 1.13, 2.1, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.12 | 07-02-2017 | 4143130 | |
15-04-2016 | 01-03-2017 | nieuwe regeling | 22-03-2016 | 3925656 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat de provincie met de maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en medeoverheden in het Brabant Beraad afspraken heeft gemaakt over het opheffen van overlast door veehouderijbedrijven, waarbij de gemeenten het initiatief hebben;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten gemeenten en agrarische bedrijven financieel willen ondersteunen bij het opstellen en uitvoeren van verbeterplannen om de overlast aan te pakken;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe op 7 september 2015 de Subsidieregeling urgentiegebieden Noord-Brabant 2015 hebben vastgesteld;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten de subsidieplafonds in die regeling wensen aan te passen en daarbij tevens van de gelegenheid gebruik maken om diverse aanpassingen door te voeren, alsmede de eerste paragraaf van de regeling willen laten vervallen;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten gebruik willen maken van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 187 van 26 juni 2014);
Overwegende dat Gedeputeerde Staten gebruik willen maken van de Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 193 van 1 juli 2014);
Overwegende dat Gedeputeerde Staten gebruik willen maken van de Richtsnoeren (EU) nr. 2014/C van de Commissie van 1 juli 2014 voor staatssteun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PB EU C 204 van 1 juli 2014);
Overwegende dat Gedeputeerde Staten vanwege het grote aantal redactionele wijzigingen de Subsidieregeling urgentiegebieden Noord-Brabant opnieuw wensen vast te stellen;
§ 1 Aanpassing of verplaatsing van agrarische ondernemingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
marktwaarde: het geschatte bedrag waartegen vastgoed, roerend goed of recht tussen een bereidwillige koper en een bereidwillige verkoper, na behoorlijke marketing in een zakelijke transactie zou worden overgedragen op de waardepeildatum, waarbij de partijen met kennis van zaken, prudent en niet onder dwang zouden hebben gehandeld;
urgentiegebied: gebied waar de kwaliteit van de leefomgeving of de gezondheidssituatie als gevolg van overlast door een veehouderij onder de maat is, blijkend uit tenminste de indicatoren geurhinder of fijn stof, bedoeld in artikel 6.3, tweede lid, onderdeel a, onder III en IV en artikel 7.3, tweede lid, onderdeel a, onder III en IV van de Verordening ruimte 2014;
Subsidie wordt geweigerd indien:
er sprake is van de verplaatsing van een agrarische onderneming en op de uitplaatsingslocatie en de daarbij behorende gronden is woningbouw toegestaan volgens een geldend bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening of volgens een geldend besluit als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Artikel 1.7 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder b, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, de volgende kosten in aanmerking:
40% van de kosten ten behoeve van de aankoop van de inplaatsingslocatie en de aldaar te treffen investeringen voor het bereiken van eenzelfde productiecapaciteit ten opzichte van de uitplaatsingslocatie voor zover deze geen betrekking hebben op het bereiken van een BZV-score hoger dan 7.00. en voor zover het de getaxeerde marktwaarde van de uitplaatsingslocatie voor aanvang van het project, inclusief de eventueel aanwezige bedrijfswoningen, te boven gaat;
In afwijking van het derde lid, onder e, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder b, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, 60% van de kosten ten behoeve van het bereiken van een BZV-score hoger dan 7.00 in aanmerking indien het project resulteert in een BZV-score van 7.50 of hoger.
Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend van 6 maart 2017 tot en met 31 december 2017.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4 en artikel 2.4 tesamen, voor de periode genoemd in artikel 1.9, vast op €3.700.000.
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, kunnen Gedeputeerde Staten op schriftelijk verzoek van de gemeente of gemeenten waarin het project wordt uitgevoerd in bijzondere situaties de hoogte van de subsidie verhogen ter hoogte van een financiële bijdrage van de gemeente of gemeenten waarin het project wordt uitgevoerd.
Onverminderd het maximum, genoemd in het eerste of tweede lid, wordt indien ter zake van een project reeds door een ander bestuursorgaan of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies het maximum, genoemd in het eerste of tweede lid, niet wordt overschreden.
Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder b, in ieder geval de volgende verplichtingen:
alle gebouwen, bouwwerken en vaste installaties, inclusief kelderruimten, sleufsilo’s en vloerplaten ten behoeve van de veehouderij, met de bijbehorende fundamenten en ondergrondse voorzieningen van de uitplaatsingslocatie worden verwijderd, op een wijze die verantwoord is uit een oogpunt van milieuzorg en de bedrijfskavel wordt geëgaliseerd;
de subsidieontvanger werkt mee aan de verlening van een passende andere bestemming die veehouderij uitsluit door het gemeentebestuur aan de uitplaatsingslocatie en voor zover nodig, aan de daarbij behorende gronden, en in afwachting van de aanpassing van het bestemmingsplan worden geen bouwwerken op de uitplaatsingslocatie opgericht;
voor de uitplaatsingslocatie zijn na de indiening van de aanvraag om subsidie geen aanvragen om een omgevingsvergunning ingediend en de, ten tijde van de indiening van de aanvraag om subsidie, aanhangige aanvragen om een omgevingsvergunning of nog niet gebruikte omgevingsvergunningen zijn ingetrokken;
indien een melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer is gedaan voor de uitoefening van de agrarische onderneming, wordt een melding gedaan met betrekking tot het veranderen van de inrichting en de werking daarvan, inhoudende dat de uitoefening van de veehouderij op de uitplaatsingslocatie niet langer mogelijk is;
de aan de uitplaatsingslocatie verbonden productierechten en bijbehorende rechten mogen uitsluitend worden verplaatst naar de inplaatsingslocatie, waarbij de rechten, die niet worden verplaatst naar de inplaatsingslocatie, worden verkocht aan de provincie Noord-Brabant, waarbij de datum van indienen van de subsidieaanvraag geldt als waardepeildatum;
Artikel 1.16 Subsidievaststelling
Gelet op de toepasselijke Europese regelgeving worden de verleende subsidies vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.
Artikel 1.17 Intrekking van de subsidievaststelling
Een beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken, indien binnen vijf jaar nadat deze is genomen voor de uitplaatsingslocatie een bestemmingsplan of een besluit als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand komt op basis waarvan woningbouw is toegelaten.
§ 2 Beëindiging van agrarische ondernemingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
marktwaarde: het geschatte bedrag waartegen vastgoed, roerend goed of recht tussen een bereidwillige koper en een bereidwillige verkoper, na behoorlijke marketing in een zakelijke transactie zou worden overgedragen op de waardepeildatum, waarbij de partijen met kennis van zaken, prudent en niet onder dwang zouden hebben gehandeld;
urgentiegebied: gebied waar de kwaliteit van de leefomgeving of de gezondheidssituatie als gevolg van overlast door een veehouderij onder de maat is, blijkend uit tenminste de indicatoren geurhinder of fijn stof, bedoeld in artikel 6.3, tweede lid, onderdeel a, onder III en IV en artikel 7.3, tweede lid, onderdeel a, onder III en IV van de Verordening ruimte 2014;
Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de beëindiging van een agrarische onderneming.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 2.7 Subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, de volgende kosten in aanmerking:
Artikel 2.8 vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend van 6 maart 2017 tot en met 31 december 2017.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4 en artikel 2.4 tezamen, voor de periode genoemd in artikel 2.8, vast op €3.700.000.
Onverminderd het maximum, genoemd in het eerste lid, wordt indien ter zake van een project reeds door een ander bestuursorgaan of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies het maximum, genoemd in het eerste lid, niet wordt overschreden.
Artikel 2.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
alle gebouwen, bouwwerken en vaste installaties, inclusief kelderruimten, sleufsilo’s en vloerplaten ten behoeve van de veehouderij, met de bijbehorende fundamenten en ondergrondse voorzieningen van de bedrijfskavel worden verwijderd, op een wijze die verantwoord is uit een oogpunt van milieuzorg en de bedrijfskavel wordt geëgaliseerd;
de subsidieontvanger werkt mee aan de verlening van een passende andere bestemming die veehouderij uitsluit door het gemeentebestuur aan de bedrijfskavel en voor zover nodig, aan de daarbij behorende gronden, en in afwachting van de aanpassing van het bestemmingsplan worden geen bouwwerken op de bedrijfskavel opgericht;
indien een melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer is gedaan voor de uitoefening van de agrarische onderneming, wordt een melding gedaan met betrekking tot het veranderen van de inrichting en de werking daarvan, inhoudende dat de uitoefening van de veehouderij op de bedrijfskavel niet langer mogelijk is;
Artikel 2.15 Subsidievaststelling
Gelet op de toepasselijke Europese regelgeving worden de verleende subsidies vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.
Artikel 2.16 Intrekking van de subsidievaststelling
Een beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken, indien binnen vijf jaar nadat deze is genomen, voor de bedrijfskavel een bestemmingsplan of een besluit als bedoeld in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand komt op basis waarvan woningbouw is toegelaten.
’s-Hertogenbosch, 22 maart 2016 Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger
Toelichting behorende bij de Subsidieregeling urgentiegebieden Noord-Brabant 2015
Juridisch kader Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht. Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Artikelsgewijs§ 1 Aanpassing of verplaatsing van agrarische bedrijven
Artikel 1.6, eerste lid, onder d Verbeterplan De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, vloeien voort uit een voor het desbetreffende urgentiegebied vastgesteld verbeterplan, dat de instemming heeft van de belanghebbenden en de gemeente(n) in het desbetreffende urgentiegebied. De gemeente bepaalt samen met de belanghebbenden de ligging van het urgentiegebied. Uitgangspunt is dat alle belanghebbenden instemmen met het verbeterplan. Instemming blijkt uit ondertekening van het plan. Mocht één of enkele belanghebbende zich bijzonder oncoöperatief opstellen en niet met het plan willen instemmen, dan is dit acceptabel als de desbetreffende gemeente samen met de overige belanghebbenden aannemelijk maakt dat desondanks toch een goede kwaliteit van de leefomgeving bereikt kan worden, bijvoorbeeld door het toepassen van publiekrechtelijke bevoegdheden om de oncoöperatieve belanghebbende toch tot medewerking te dwingen. Het verbeterplan moet ertoe leiden dat in het urgentiegebied de normen voor geurbelasting en fijn stof, zoals opgenomen in de Verordening ruimte 2014 blijvend worden gerealiseerd. Daarnaast voorziet het verbeterplan in het opheffen van andere vormen van overlast zoals door geluid of verkeer.
Artikel 1.6, eerst lid, onderdeel d, onder 1 Dit betekent onder meer dat in geval van verplaatsing of beëindiging van bedrijven de uitplaatsingslocatie de meest profijtelijke herbestemming en gebruik moet krijgen. Het gaat hier om een herbestemming die, gelet op een goede ruimtelijke ordening en marktverwachtingen, leidt tot de hoogste verkoopwaarde.
Artikel 1.6, eerste lid, onder g Beeldkwaliteit De goede beeldkwaliteit van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd blijkt uit een ontwerp van de inpassing in de omgeving door bijvoorbeeld de vormgeving van de gebouwen, inrichting van het erf of de landschappelijke inpassing.
Artikel 1.7, Subsidiabele kosten Alle investeringskosten die op basis van een verbeterplan moeten worden gemaakt komen in principe in aanmerking, uitgezonderd de kosten genoemd in artikel 1.8. Dit kunnen kosten zijn die ten behoeve van de desbetreffende onderneming worden gemaakt, maar ook kosten die gemaakt worden aan nabijgelegen woningen of erven. Kosten die betrekking hebben op de exploitatie, zoals energiekosten en onderhoudskosten vallen niet onder investeringskosten. Uit het verbeterplan dient te blijken dat de te maken kosten tot de meest kosteneffectieve oplossing zal leiden. Investeringen die alleen betrekking hebben op het reduceren van de emissie van fijn stof zijn slechts dan subsidiabel voor zover door die investeringen de Europese en daarmee de provinciale norm onderschreden wordt. Overige investeringen moeten leiden tot een betere milieusituatie in vergelijking met de situatie op basis van vigerende vergunningen of op basis van de verplichtingen die voortvloeien uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Artikel 1.7, derde lid, onder d Een eventuele overschrijding van de huidige productiecapaciteit is dus niet subsidiabel.
Artikel 1.11, eerste, tweede en derde lid Overeenkomstig artikel 1.6, eerste lid, onderdeel d, onder 2º. geldt de verplichte bijdrage van de desbetreffende gemeente(n) voor het totale verbeterplan dat uit één of meer projecten kan bestaan, waaronder het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Het kan dus zo zijn dat de gemeentelijke bijdrage niet of slechts gedeeltelijk betrekking heeft op het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Wanneer de gemeentelijke bijdrage betrekking heeft op het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd maakt de gemeente haar bijdrage over aan de provincie en verzorgt de provincie de subsidieverlening.
Artikel 1.11, vierde lid Indien één of meer gemeente(n) extra wens(t)(en) bij te dragen aan het project kan de maximale subsidie in bijzondere situaties met dat bedrag worden verhoogd. Bijzondere situaties zijn bijvoorbeeld situaties dat een te verplaatsen onderneming nog vrij jong is, het waardeverlies derhalve fors is en de verplaatsing als gevolg van het maximum subsidiebedrag van € 750.000 niet financierbaar is. Altijd zal overtuigend moeten worden aangetoond dat verplaatsing in die situatie de meest kosteneffectieve oplossing is. De desbetreffende overheid dient dan haar bijdrage aan de provincie te betalen, waarna de provincie de subsidieverlening verzorgt.
§ 2 Beëindiging van agrarische bedrijven Artikel 2.6, onder g, Verbeterplan De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, vloeien voort uit een voor het desbetreffende urgentiegebied vastgesteld verbeterplan, dat de instemming heeft van de belanghebbenden en de gemeente(n) in het desbetreffende urgentiegebied. De gemeente bepaalt samen met de belanghebbenden de ligging van het urgentiegebied. Uitgangspunt is dat alle belanghebbenden instemmen met het verbeterplan. Instemming blijkt uit ondertekening van het plan. Mocht één of enkele belanghebbende zich bijzonder oncoöperatief opstellen en niet met het plan willen instemmen, dan is dit acceptabel als de desbetreffende gemeente samen met de overige belanghebbenden aannemelijk maakt dat desondanks toch een goede kwaliteit van de leefomgeving bereikt kan worden, bijvoorbeeld door het toepassen van publiekrechtelijke bevoegdheden om de oncoöperatieve belanghebbende toch tot medewerking te dwingen. Het verbeterplan moet ertoe leiden dat in het urgentiegebied de normen voor geurbelasting en fijn stof, zoals opgenomen in de Verordening ruimte 2014 blijvend worden gerealiseerd. Daarnaast voorziet het verbeterplan in het opheffen van andere vormen van overlast zoals door geluid of verkeer.
Artikel 2.6, onderdeel g, onder 1º Dit betekent onder meer dat in geval van verplaatsing of beëindiging van bedrijven de beëindigingslocatie de meest profijtelijke herbestemming moet krijgen. Het gaat hier om een herbestemming die, gelet op een goede ruimtelijke ordening en marktverwachtingen, leidt tot de hoogste verkoopwaarde.
Artikel 2.10, eerste lid Overeenkomstig artikel 2.6, onderdeel f, onder 2, geldt de verplichte bijdrage van de desbetreffende gemeente(n) voor het totale verbeterplan dat uit één of meer projecten kan bestaan, waaronder het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Het kan dus zo zijn dat de gemeentelijke bijdrage niet of slechts gedeeltelijk betrekking heeft op het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Wanneer de gemeentelijke bijdrage betrekking heeft op het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd maakt de gemeente haar bijdrage over aan de provincie en verzorgt de provincie de subsidieverlening.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter de secretaris prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger