Organisatie | Oldenzaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Bijdragefonds 2004 |
Citeertitel | Verordening Bijdragefonds 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Verordening Bijdragefonds 2012.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2012 | intrekking | 19-12-2011 Nieuwsblad Oldenzaal, 27-12-2011 | INT-11-00859 | |
01-01-2004 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 18-12-2003 Onbekend. | 171 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
bijdragefonds: een door de raad ingesteld fonds ten laste waarvan subsidies kunnen worden verstrekt;
deelnemer: degene die in Oldenzaal woonachtig is en die daadwerkelijk en constant actief deelneemt aan ten minste een van de in artikel 5 vermelde activiteiten;
aanvrager: de deelnemer van 18 jaar of ouder met een zelfstandig inkomen c.q. de ouder respectievelijk de als hoofd van de leefeenheid optredende verantwoordelijke persoon;
De subsidie, als bedoeld in artikel 2, wordt verstrekt indien wordt deelgenomen aan het bepaalde in artikel 5 en is voldaan aan de volgende voorwaarden:
Artikel 6 Onvoorziene omstandigheden
In gevallen waarin de uitvoering van deze verordening niet voorziet beslist het college van burgemeester en wethouders.
Het college van burgemeester en wethouders verstrekt de commissie maatschappelijke aangelegenheden jaarlijks een overzicht van de verstrekte subsidies, van het aantal afgewezen aanvragen, alsmede een evaluatie van de werking van de verordening.
Artikelsgewijze toelichting behorende bij de Verordening Bijdragefonds 2004
(Vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2003, nr. 171)
Kenmerkend voor de regeling is de eenvoud, dit om binnen het beschikbare budget een optimaal rendement te hebben. Eenvoud en soepele toepassing van regels bevordert de inzichtelijkheid voor de burger, vergroot het bereik en houdt de uitvoeringskosten beperkt. Daartoe zijn in de verordening de diverse activiteiten ruim omschreven.
Het besteedbaar inkomen van de aanvrager dient dermate beperkt te zijn dat men verstoken blijft of dreigt te blijven van het gebruik van de in de verordening omschreven activiteiten.
In verband met de beperkte financiële middelen zal tijdige signalering plaatsvinden van naderende uitputting van het fonds.
Door middel van regelmatige publicatie in KOM, het intensiveren van huisbezoek en het uitbrengen van een nieuwe folder zal de regeling onder de aandacht van de doelgroep worden gebracht.
Dit artikel bevat de gebruikelijke begripsomschrijvingen en bevordert de inzichtelijkheid van de verordening.
Een minderjarig thuiswonend kind kan niet als aanvrager in de zin van het fonds worden aangemerkt; het kind wordt geacht te behoren tot het gezin.
Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Derhalve is destijds besloten tot het instellen van een bijdragefonds. Titel 4.2 van de Awb handelt over subsidieverstrekking. Het college van burgemeester en wethouders wordt belast met het toekennen van subsidies ten laste van dit fonds.
Dit artikel bevat procedurevoorschriften met betrekking tot de behandeling van aanvragen welke aansluiten bij de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitvoering van de regeling is ondergebracht bij de afdeling sociale zaken van de Welzijnsdienst.
Het spreekt vanzelf dat de aanvraag, de voor de beoordeling van het recht op een subsidie, relevante informatie dient te bevatten. De formulering laat bovendien de mogelijkheid open om informatie in te winnen over eventuele uit de aanvraag blijkende of tijdens de beoordeling naar voren komende bijzondere feiten en omstandigheden. Indien de aanvrager kennelijk niet bereid is de voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijke gegevens te verstrekken dan wordt het verzoek niet in behandeling genomen.
Het derde lid appelleert aan het beginsel dat de overheid zo spoedig mogelijk dient te beslissen op aanvragen van burgers. Deze bepaling verschaft de aanvrager duidelijkheid over de beslissingstermijn.
Het vierde lid voorkomt de ongewenste situatie dat niet tijdige afdoening van een aanvraag leidt tot toekenning van de subsidie in een situatie dat deze ingeval van tijdige afdoening niet zou zijn toegekend.
Uit oogpunt van rechtszekerheid zou een dergelijke bevoordeling niet staande te houden zijn.
Dit lid laat dus een expliciete beslissing na het verstrijken van de beslissingstermijn niet toe, omdat de subsidie reeds wordt geacht te zijn geweigerd.
Het vijfde lid bevestigt de gebruikelijke gang van zaken bij de afhandeling van de aanvraag.
Dit artikel bevat de gronden aan welke een aanvraag om een subsidie wordt getoetst. Toetsing dient te worden beperkt tot de inkomenspositie; vermogen wordt buiten beschouwing gelaten.
Ten aanzien van het begrip besteedbaar inkomen (105% van de bijstandsnorm) dient soepele toepassing te worden gegeven. Daartoe kunnen op het beschikbare inkomen de volgende buitengewone uitgaven in mindering worden gebracht: premie particuliere ziektekostenverzekering (excl. nominale en aanvullende premie), woonkosten die de subsidiabele huurgrens overschrijden dan wel waarvoor nog geen huursubsidie, vergoeding via de Vangnetregeling of woonkostentoeslag wordt ontvangen, buitengewone noodzakelijke verwervingskosten, kosten van studie en opleiding van kinderen conform de WSF en onderhoudskosten ten behoeve van ex-echtgenote en kinderen.
Dit artikel bevat de vergoedingsmogelijkheden.
Niet de hoogte van de kosten voor activiteiten op het gebied van sport, cultuur en educatie zijn bepalend voor de hoogte van de tegemoetkoming maar enkel het bewijs van deelname.
Het eerste lid beoogt een overzicht te geven van de sociaal-culturele en sportieve activiteiten en voorzieningen die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. De tegemoetkoming dient tevens ter voorziening in bijkomende kosten (bijv. kleding, attributen e.d.). De soort activiteiten zijn zo ruim mogelijk omschreven zodat nagenoeg iedereen een beroep op deze tegemoetkoming kan doen.
Het tweede lid bevat de hoogte van de tegemoetkoming. Voor een thuiswonend schoolgaand kind jonger dan 18 jaar ontvangen de ouders weliswaar kinderbijslag, maar de kosten voor deze kinderen op het gebied van maatschappelijke participatie zijn vele malen hoger. Derhalve geldt voor deze doelgroep een hoger normbedrag. De ouders met kinderen die onderwijs volgen na het basisonderwijs, kunnen voor schoolkosten een beroep doen op de ‘Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten’ (WTOS). In voorkomende gevallen worden de ouders hierop geattendeerd.