Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Oegstgeest

VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG GEMEENTE OEGSTGEEST

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Oegstgeest
Officiële naam regelingVERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG GEMEENTE OEGSTGEEST
CiteertitelVerordening Langdurigheidstoeslag gemeente Oegstgeest
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vastgesteld en bekendgemaakt als onderdeel van het verzamelbesluit voor het opnieuw vaststellen en bekendmaken van de verordeningen ten behoeve van centrale ontsluiting van lokale regelgeving.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1
  2. Wet werk en bijstand, art. 36

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-201001-01-2012nieuwe regeling

28-10-2010

Oegstgeester Courant, 15-12-2010

Raadsstuk 2008, 111/08

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG GEMEENTE OEGSTGEEST

De raad van de gemeente Oegstgeest;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 november 2008, nr. 111/08

gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d, en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende

VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG GEMEENTE OEGSTGEEST

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.college :het college van burgemeester en wethouders;
b.wet :de Wet werk en bijstand;
c.WTOS :de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
d.WSF 2000 :de Wet Studiefinanciering
e.Peildatum :de datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd;
f.referteperiode:een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;
g.inkomen :het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien ver-stande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.
Artikel 2

Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wet-houders.

Artikel 3

Voorwaarden

  • 1.

    Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

  • 2.

    Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

Artikel 4

Hoogte van de toeslag

  • 1.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor gehuwden: €486,00;

    • b.

      voor een alleenstaande ouder: €436,00;

    • c.

      voor een alleenstaande: €341,00.

[De genoemde bedragen gelden per 1 januari 2008 en indexering vindt plaats per 1 januari 2009]

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bestaat de langdurigheidstoeslag voor belanghebbenden met een inkomen tussen 100 en 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm 50% van de in het eerste lid genoemde bedragen.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4.

    Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 5.

    De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daar aan voorafgaande jaar.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 5

Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 7

Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Oegstgeest.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2008.

, voorzitter

, griffier

Nota-toelichting Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Oegstgeest

Algemeen

Decentralisatie langdurigheidstoeslag

Op 1 januari 2009 moet een wetsvoorstel in werking treden, waarmee de langdurigheidstoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten. De huidige langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

 

In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen.

 

Op het moment van schrijven van deze toelichting is het wetsontwerp in behandeling bij de Tweede Kamer. Bij dit model is uitgegaan van dit wetsontwerp. Het amendement Spies (31441 nr. 12) is in deze verordening verwerkt. Dit betekent dat gemeenten geen toets hoeven te doen op het aanwezig zijn van arbeidsmarktperspectief.

 

Bevoegdheid gemeenten

In het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:

 

“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen  en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34.”

 

In het nieuwe artikel 8 wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.

 

Mogelijkheden voor eigen beleid

Op grond van de nieuwe bevoegdheden van gemeenten zijn er diverse mogelijkheden voor het invullen van eigen beleid. Hierna wordt op de respectieve onderwerpen nader ingegaan.

 

Doelgroep

De nieuwe langdurigheidstoeslag geeft gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op werkenden met een laag inkomen. Voor de duidelijkheid wordt hier gesteld dat gemeenten zelf de keuze kunnen maken of werkenden onder de langdurigheidstoeslag komen te vallen.

 

 

Hoogte van de toeslag

Op dit moment is de hoogte van de toeslag centraal bepaald. Het zijn vaste bedragen, als percentage van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm. Gemeenten kunnen straks zelf de hoogte van de toeslag bepalen. Daarbij moet een aantal zaken bedacht worden. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Immers, wordt op enig moment een hoger inkomen bereikt, dan vervalt direct de hele toeslag.

 

Gemeenten kunnen hieraan deels tegemoetkomen door een glijdende schaal te hanteren. Afhankelijk van de maximale inkomensgrens kan de hoogte van de toeslag afhankelijk worden gemaakt van de hoogte van het inkomen. Bij een maximale grens van 120% van het sociaal minimum kan gekozen worden voor drie categorieën: 100%; 100-110% en 110-120%, waarbij het bedrag van de toeslag bij een hoger inkomen lager wordt.

 

Langdurig

De huidige referteperiode is 5 jaar. Door gemeenten is de afgelopen jaren aangegeven dat deze periode te lang is. Veeleer wordt gedacht aan 3 jaar, een periode waarvoor ook door het Nibud is aangegeven dat de reserveringsmogelijkheden minimaal worden.

 

Laag inkomen

Gemeenten zijn vrij om een eigen maximale inkomensgrens te hanteren. Het ligt het meest voor de hand hierbij aan te sluiten bij de inkomensgrenzen die in het eigen gemeentelijk armoedebeleid worden gehanteerd.

 

Geen ambtshalve verstrekking

In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

 

Er zijn echter wel mogelijkheden om de aanvraag te vereenvoudigen. Als uit de gemeentelijke administratie blijkt dat in de situatie van betrokkene het afgelopen jaar geen wijzigingen zijn opgetreden, dan kan een volledig ingevuld aanvraagformulier toegezonden worden, waarna de betrokkene door het zetten van de handtekening de aanvraag officieel maakt.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan, is een definitie gegeven in deze verordening. Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht gegeven heeft om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 1-1-2009), maar wordt de wettechnische imperfectie weggenomen.

 

Artikel 3

In deze verordening is ervan uitgegaan dat werkenden tot de doelgroep behoren. Een referteperiode van 5 jaar, zoals artikel 36 WWB (tekst tot 1-1-2009) voorschreef wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimuminkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van 3 jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is immers (normaal gesproken) vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig rechtssubject.

Er is voor gekozen aan te sluiten bij de inkomensgrenzen die in het gemeentelijk armoedebeleid worden gehanteerd. Oegstgeest hanteert voor haar bijzondere bijstand en minimabeleid 110%. Belangrijke kanttekening is dat de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat een marginale overschrijding van de inkomensgrens genegeerd moet worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a.). In het tweede lid worden studenten expliciet uitgesloten van de langdurigheidstoeslag. In de Nota van toelichting bij het wetsontwerp geeft het kabinet aan dat studenten niet worden geacht te behoren tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag. In de huidige wettelijke bepalingen zijn studenten al uitgesloten.

 

Artikel 4

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de huidige hoogte. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel tweemaal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen per 1 januari van het voorafgaande jaar. In het tweede lid wordt onderscheid gemaakt tussen 100% en 100-110%. Enerzijds vanwege de armoedeval. Anderzijds compenseert dit enigszins voor het uitsluiten van 65+ers van deze wet. 65+ers krijgen geen langdurigheidstoeslag omdat hun uitkering hoger is dan van mensen onder de 65, ongeveer 105-109%. In het vierde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is.

 

NB:

Dit vierde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.