Organisatie | Heerlen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening 2012 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening Heerlen 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | De APV is de verordening, waarin de gemeente inhoud geeft aan haar verantwoordelijkheid voor het stellen van regels inzake de 'huishouding' van de gemeente (artikel 108 Gemeentewet). Daarmee bevat de APV een breed palet van geregelde onderwerpen met betrekking tot de openbare orde en veiligheid en het beheer van de openbare ruimte. |
Geen
Gemeentewet, artikel 108 en 147
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-07-2015 | 07-03-2018 | artikel 3:28, 3:29, 3:35 en 3:36 | 07-07-2015 | BWV-13000323 | |
21-02-2014 | 17-07-2015 | Hoofdstuk 2, afdeling 8A, artikelen 2:34A, 2:34B, 2:34C en 2:34D | 04-02-2014 | BWV-13000323 | |
11-12-2013 | 21-02-2014 | Artikelen 2:23, 2:24, 3:3, 3:4, 3:5, 3:6, 3:8, 3:9, 3:10, 3:11, 311A, 3:12, 3:13 | 12-11-2013 Weekblad geZIEN | BWV-13000323 | |
17-07-2013 | 11-12-2013 | Artikel2:28 | 02-07-2013 Weekblad geZIEN | BWV-13000276 | |
01-01-2013 | 17-07-2013 | Artikelen 3:21 tot en met 3:26, 3:28, 3:29, Paragraaf 4, artikel 3:35 en 3:36 | 04-12-2012 Weekblad Parkstad | 2012/34790 | |
12-07-2012 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 03-07-2012 Weekblad Parkstad | 2012/595 |
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
a. weg: de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
b. openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;
c. openbaar water: alle wateren die - al dan niet met enige beperking - voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;
d. bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid van de Wegenwet;
e. rechthebbende: een ieder die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
f. college: het college van burgemeester en wethouders;
g. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening gemeente Heerlen;
h. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1 van de Woningwet;
i. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
j. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Samenscholing en ongeregeldheden
Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Kennisgeving betogingen, samenkomsten en vergaderingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging, een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging of een vergadering te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 2 werkdagen voordat deze gehouden zal worden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van hetgeen in artikel 2:5, eerste lid, hierover is bepaald.
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats en op een vooraf bepaalbaar tijdstip een regelmatig terugkerende samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging te houden moet daarvan, voor de openbare aankondiging en ten minste 2 werkdagen voordat deze voor de eerste keer gehouden zal worden na inwerkingtreding van dit artikel, eenmalig schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van hetgeen hierna daaromtrent is bepaald.
Onder openbare plaats wordt verstaan een plaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, juncto tweede lid, van de Wet openbare manifestaties, te weten een plaats die krachtens be-stemming of vast gebruik open staat voor het publiek, met uitzondering van een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2:3, eerste lid, genoemde termijn van twee werkdagen verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
Hij, die op of aan de weg gedrukte of geschreven stukken aan publiek al dan niet tegen betaling aanbiedt, de kennisneming daarvan aanbeveelt of de inhoud ervan bekend maakt, is verplicht aan de vordering van een politie-ambtenaar, gedaan ter voorkoming of bestrijding van wanordelijkheden of verkeersbelemmeringen, terstond te voldoen.
Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
voor zover het een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of onder k van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: door het bevoegd gezag als beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning;
Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit: door het bevoegd gezag als beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning;
in de overige gevallen: door het college.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wegenverordening provincie Limburg, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Maken en veranderen van een uitweg
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen.
2. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van de bruikbaarheid van de weg of het doelmatig en veilig gebruik daarvan, ter bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving of ter bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.
3. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Wegenverordening provincie Limburg.
Veroorzaken en voorkomen van gladheid
1. Het is verboden bij vorst of dreigende vorst water op de weg te werpen, uit te storten of te laten lopen.
2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 427, aanhef en onder 4, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
3. De gebruiker, of indien er geen gebruiker is, de eigenaar van een gebouw is verplicht het gedeelte van het feitelijk voor voetgangers bestemde weggedeelte dat zich voor of langs het perceel, waarop dit gebouw is gelegen, uitstrekt, zo spoedig mogelijk na sneeuwval ter breedte van een meter sneeuwvrij te maken dan wel gladheid op dit weggedeelte te be-strijden.
4. Indien er meerdere rechthebbenden op het gebruik van enig bebouwd perceel zijn, rust de in het derde lid vermelde verplichting op de rechthebbende(n) van het op of nagenoeg op de begane grond en het dichtst bij de weg gelegen perceelsgedeelte.
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht deze te voorzien van de naam van het bedrijf of van een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf is gelegen in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Voorzieningen voor verkeer, verlichting en openbare dienst
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer, de openbare verlichting of anderszins ten behoeve van de openbare dienst worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Verwijdering e.d. voorzieningen voor verkeer, verlichting, openbare dienst en nutsvoorzieningen
de daarbij behorende terrassen en de daarmee gemeenschap hebbende vertrekken die niet uitsluitend als woning of winkel als bedoeld in de Winkeltijdenwet (met uitzondering van afhaalcentra) worden gebruikt, voor zover daar bij wijze van hoofdfunctie of overwegende nevenfunctie gelegenheid wordt gegeven om al dan niet tegen betaling enigerlei eetwaren voor directe consumptie en/of alcoholvrije dranken te verkrijgen en/of verbruiken;
Het is de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid onder a, sub 1, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en/of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
a. op zaterdag tot en met maandag tussen 03.00 uur en 07.00 uur;
b. op dinsdag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur.
Het is, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid onder a, sub 1, die gelegen is binnen het gebied in Heerlen-Centrum dat begrensd wordt door de Putgraaf, Dr. Poelsstraat, Raadhuisplein, Coriovallumstraat, Kruisstraat, Geerstraat, Stationsplein, Stationstraat, Willemstraat, Klompstraat, en Groene Boord tot en met de kruising met de Putgraaf, inclusief de aan de genoemde straten grenzende bebouwing, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en/of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
a. op zaterdag en zondag tussen 04.00 uur en 07.00 uur,
b. op maandag tussen 03.00 uur en 07.00 uur,
c. op dinsdag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur.
Het is, in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid onder a, sub 2 en 3, die gelegen is binnen het gebied in Heerlen-Centrum dat begrensd wordt door de Putgraaf, Dr. Poelsstraat, Raadhuisplein, Coriovallumstraat, Kruisstraat, Geerstraat, Stationsplein, Stationstraat, Willemstraat, Klompstraat, en Groene Boord tot en met de kruising met de Putgraaf, inclusief de aan de genoemde straten grenzende bebouwing, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en/of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
a. op zaterdag en zondag tussen 04.00 uur en 07.00 uur;
b. op maandag tot en met vrijdag tussen 03.00 uur en 07.00 uur.
Aan de krachtens het derde lid verruimde openingstijden, zijn de volgende voorwaarden verbonden:
a. de houder van de inrichting voert tussen 03:00 uur en 04:00 uur actief deurbeleid, en
b. de houder van de inrichting laat tussen 03:00 uur en 04:00 uur geen nieuwe gasten toe tot de inrichting.
Bij het niet naleven van deze voorwaarden geldt alsnog het verbod van het eerste lid.
Toegang ambtenaren van politie
De houder van een inrichting is verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn inrichting:
Afwijking sluitingsuur; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.3.1.2 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting van een of meer inrichtingen bevelen.
Aanwezigheid in gesloten inrichting
Het is bezoekers van een inrichting verboden gedurende de tijd die deze inrichting krachtens artikel 2:28 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
AFDELING 8A Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
In deze afdeling wordt verstaan onder:
e paracommerciële rechtspersoon,
Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen
1. Een paracommercieel rechtspersoon dat zich voornamelijk richt op het organiseren van activiteiten van sportieve aard kan zwakalcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken op:
a. maandag tot en met vrijdag vanaf 19.00 tot 24.00;
b. zaterdag vanaf 15.00 tot tot 22.00; voor zover wedstrijdactiviteiten plaatsvinden die eindigen tijdens het laatste uur vóór het verlopen of na afloop van deze schenktijden, is het deze paracommerciële rechtspersonen toegestaan zwakalcoholhoudende drank te verstrekken tot 2 uur na beëindiging van deze activiteiten. Deze activiteiten zijn opgenomen in het jaarplan van de rechtspersoon en de rechtspersoon doet uiterlijk 5 werkdagen voor betreffende activiteit melding hiervan aan de burgemeester.
c. zondag vanaf 12.00 tot 21.00;
d. Voor feestdagen (2de kerstdag, paasmaandag, pinkstermaandag, nieuwjaarsdag, hemelvaartsdag) geldt de begintijd van de zondag.
2. Een paracommerciële rechtspersoon dat zich voornamelijk richt op het organiseren van activiteiten waarbij het faciliteren van sociale interactie een voorname rol speelt (gemeenschapshuizen) kan onverminderd het bepaalde in artikel 2:28 zwak-alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf 1 uur voor de aanvang en tot uiterlijk 2 uur na afloop van een activiteit die past binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.
3. Overige paracommerciële rechtspersonen kunnen onverminderd het bepaalde in artikel 2:28 zwak-alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf 1 uur voor de aanvang en tot uiterlijk 2 uur na afloop van een activiteit die past binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.
4. Een paracommercieel rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid of derde lid verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.
5.1 Een paracommercieel rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid kan tijdens bijeenkomsten inherent aan de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon, in afwijking van het eerste lid, zwak-alcoholhoudende drank verstrekken met inachtneming van het volgende:
a. de drank wordt verstrekt tot uiterlijk 2:00 uur;
b. de drank wordt verstrekt tijdens ten hoogste 15 bijeenkomsten per jaar;
c. de rechtspersoon doet uiterlijk 10 werkdagen voor een bijeenkomst
melding hiervan aan de burgemeester.
5.2. Een paracommercieel rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid en zijnde een jeux de boules vereniging kan tijdens bijeenkomsten inherent aan de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon, in afwijking van het eerste lid, zwak-alcoholhoudende drank verstrekken met inachtneming van het volgende:
a. bij een activiteit in de periode van maandag tot en met vrijdag mag gedurende 1 dag de schenktijd beginnen om 13.00 uur;
b. deze activiteit en de betreffende dag zijn opgenomen in het jaarplan van de rechtspersoon.
6. Een paracommercieel rechtspersoon als bedoeld in het tweede lid kan, onverminderd het bepaalde in artikel 2:28, tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, in afwijking van het eerste en tweede lid, zwak-alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken met inachtneming van het volgende:
a. de drank wordt verstrekt tijdens ten hoogste 12 bijeenkomsten per jaar;
b. het organiseren van deze bijeenkomsten past binnen de statutaire doelomschrijving;
c. de paracommercieel rechtspersoon doet uiterlijk 5 werkdagen voor een bijeenkomst melding hiervan aan de burgemeester.
7. In afwijking van het bepaalde in het derde lid kan een paracommercieel rechtspersoon dat zich richt op diensten voor zorg, verpleging en wonen sterke drank aan inwoners verstrekken.
8. Uiterlijk op 1 december voorafgaande aan het nieuwe kalenderjaar dient de burgemeester in het bezit te zijn van het jaarplan van de paracommerciële instelling.
Artikel 2:34c Verbod happy hours
Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.
Artikel 2:34d Beperking verkoop alcoholhoudende drank door inrichtingen art. 18 lid 2 onder c DHW
Het is verboden om bedrijfsmatig of anders dan om niet zwak-alcoholhoudende drank te verstrekken vanuit locaties als bedoeld in artikel 18, tweede lid, onder c, van de Drank- en horecawet:
a. op vrijdag en zaterdag gedurende de tijdsruimte van 23:00 uur tot en met de reguliere sluitingstijd
b. gedurende evenementen behorende tot de categorieën B1, B2 en C als bedoeld in het evenementenbeleid Vergunningverlening, Veiligheid en Facilitering;
c. in het gebied, in Heerlen-Centrum dat begrensd wordt door de Putgraaf, Dr. Poelsstraat, Raadhuisplein, Coriovallumstraat, Kruisstraat, Geerstraat, Stationsplein, Stationstraat, Willemstraat, Klompstraat, en Groene Boord tot en met de kruising met de Putgraaf, inclusief de aan de genoemde straten grenzende bebouwing.
1. Het is verboden de weg of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of op dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is:
a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken of te laten aanplakken, of op andere wijze aan te brengen of te laten aanbrengen;
b. met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te laten aanbrengen.
3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
4 Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
5. Het college kan plaatsen aanwijzen waar de handelingen die in lid 2, sub b van dit artikel genoemd zijn, toegestaan zijn.
6. Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden en de in het vijfde lid bedoelde plaatsen te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
7. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.
8. De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
Bezit van inbrekerswerktuigen envervoeren van geprepareerdevoorwerpen.
Het is verboden tussen 22.00 en 06.00 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben:
lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
1.Het is verboden op de weg alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben, waarbij hinder wordt of kan worden veroorzaakt.
2 Het is verboden op de weg, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
Afdwingen van steun, hulp of bijstand
Het is verboden op of aan de weg, aan de huizen en bij of in openbare gebouwen post te vatten, zich aldaar op te houden of aldaar kinderen neer te zetten of te leggen, een en ander met het kennelijk doel onderdak, steun, hulp of sociale bijstand af te dwingen.
Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Het is verboden om zonder toestemming bewakingsapparatuur te gebruiken indien daarmee personen kunnen worden gadegeslagen in een ander gebouw, vaartuig of besloten erf dan waar de bewakingsapparatuur staat opgesteld.
Het in het eerste lid gestelde gebod geldt niet voor de goot van de rijweg naast een hoger gelegen trottoir en voor terreinen die door het college zijn aangewezen als hondenuitlaatterrein. Het in het eerste lid gestelde gebod geldt voorts niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap laat begeleiden door een blindengeleide- of hulphond, dan wel rolstoelgebonden is.
In afwijking van artikel 2:50, eerste lid, aanhef en onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond moet zijn voorzien van een optisch leesbaar, niet verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of in de buikwand, die enerzijds de eigenaar of houder duidelijk doet kennen en anderzijds de hond herkenbaar maakt als zijnde een gevaarlijk hond.
In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: muilkorf ingericht naar een model dat beantwoordt aan de volgende beschrijving: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
De rechthebbende op vee, dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee of pluimvee die weg niet kan bereiken.
4 Het in het eerste lid, aanhef en onder b, gestelde verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wegenverordening provincie Limburg.
Handhaving bij diverse vormen van overlast
In het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen en goederen, de verkeersvrijheid of veiligheid en de gezondheid of zedelijkheid kan het college een gebied aanwijzen waar door politie-ambtenaren aan een persoon, die zich bevindt op de weg of plaats, die deel uitmaakt van dit gebied, gedurende de uren daarbij genoemd, het bevel kan worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan
de burgemeester aan de persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het eerste lid, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste veertien dagen, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op de weg of plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied als bedoeld in het eerste lid, gedurende de uren daarbij genoemd;
de burgemeester aan de persoon, aan wie eerder een verbod als bedoeld onder a is opgelegd, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste zes maanden, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op de weg of plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied als bedoeld in het eerste lid, gedurende de uren daarbij genoemd.
In deze afdeling wordt verstaan onder: handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van , van het Wetboek van Strafrecht.
Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Onder kermisinrichtingen worden verstaan: draaimolens, schommels, kramen of andere dergelijke inrichtingen voor vermaak, terwijl daaronder mede zijn begrepen kisten, manden of kramen en dergelijke voor de verkoop van geringe hoeveelheden eetwaren, rookartikelen, speelgoed of feestartikelen.
Verbod inname van niet aangewezen plaats
Het is verboden op terreinen, voor het houden van kermissen bestemd, met een kermisinrichting een plaats in te nemen, die niet door of vanwege het college is aangewezen, dan wel een plaats te blijven innemen, nadat de ontruiming daarvan door of vanwege het college is gelast.
De eigenaar of houder van een voor het publiek opengestelde kermisinrichting of zijn plaatsvervanger, is bij het ontstaan van ongeregeldheden of ter voorkoming van gevaar voor bezoekers in zijn inrichting, verplicht op bevel van de politie terstond te sluiten en gesloten te houden, zolang de burgemeester zulks nodig acht.
Iedere bezoeker van een voor het publiek opengestelde kermisinrichting is verplicht deze op bevel van de politie terstond te verlaten, indien de kermisinrichting zonder vergunning van de burgemeester is opengesteld of de vrije toegang tot de inrichting door de politie, de brandweer of de door het college aan te wijzen ambtenaren van bouw- en woningtoezicht of van het marktwezen is geweigerd, of door de politie het bevel tot sluiting als bedoeld in artikel 2:66 gegeven is.
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties, alsmede op andere voor eenieder toegankelijke plaatsen, voor zover deze als weg zijn aan te merken.
DRUGSHANDEL, HORECA-INRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, ESCORTBEDRIJVEN, SMART-, HEAD- EN GROWSHOPS
Het is verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Indien en voor zover de bepalingen van deze afdeling afwijken van de overige bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening, blijven de overige bepalingen buiten toepassing.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
elke voor het publiek toegankelijke lokaliteit, open plaats, tuin of gedeelte daarvan, zomede de daarbij behorende terrassen en de daarmee gemeenschap hebbende vertrekken die niet uitsluitend als woning of winkel als bedoeld in de Winkeltijdenwet (met uitzondering van afhaalcentra) worden gebruikt, voor zover daar bij wijze van hoofdfunctie of overwegende nevenfunctie gelegenheid wordt gegeven om al dan niet tegen betaling enigerlei eetwaren voor directe consumptie en/of alcoholvrije dranken te verkrijgen en/of verbruiken;
- de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden voor wiens rekening en risico het horecabedrijf wordt uitgeoefend;
-de natuurlijke persoon die algemene leiding geeft aan de uitoefening van het horecabedrijf;
- de natuurlijke persoon die onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van het horecabedrijf;
Bezoeker: eenieder die zich in de horeca-inrichting bevindt met uitzondering van:
1. de gezinsleden van de ondernemer(s) alsmede diens elders wonende bloedverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;
2. de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht;
3. de personen wier aanwezigheid in de horeca-inrichting wegens dringende omstandigheden noodzakelijk is;
De burgemeester weigert de vergunning indien:
naar zijn oordeel door de aanwezigheid van de horeca-inrichting het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Bij de toepassing van dit criterium wordt door de burgemeester rekening gehouden met het karakter van de straat en van de wijk waarin de horeca-inrichting is gelegen of zal komen te liggen, alsmede met de aard van de horeca-inrichting. Voorts betrekt de burgemeester in de beoordeling van de aanvraag de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds bloot staat of bloot zal komen te staan;
Het is verboden een horecalokaliteit voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting niet aanwezig is:
a. een leidinggevende die vermeld staat op de vergunning hetzij op het aanhangsel bij de vergunning, bedoeld in 3:11, tweede lid, met betrekking tot die inrichting of een andere vergunning van dezelfde vergunninghouder of;
b. een persoon wiens bijschrijving op grond van artikel 3:11A, eerste lid is gevraagd, mits de ontvangst van die aanvraag is bevestigd, zolang nog niet op die aanvraag is beslist.
Artikel 3:12 Intrekkingsgronden
De burgemeester trekt de vergunning in, indien:
a. ter verkrijging van de vergunning gegevens zijn verstrekt die zodanig onjuist of anders blijken te zijn, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;
b. door de wijze van exploitatie het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving op ontoelaatbare wijze nadelig wordt aangetast of dreigt te worden aangetast;
c. zich in de betrokken horeca-inrichting feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de ernstige vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde;
d. niet langer wordt voldaan aan de eisen, bedoeld in artikel 3:10, sub i;
e. de horeca-inrichting niet meer voldoet aan de inrichtingseisen, als bedoeld in artikel 3:15 van deze afdeling, tenzij een ontheffing als bedoeld in artikel 3:16 is verleend;
f. binnen een termijn van zes maanden na de dagtekening van de vergunning geen gebruik is gemaakt van de vergunning, anders dan wegens overmacht;
g. de exploitatie van de horeca-inrichting voor een periode van langer dan drie maanden is of wordt onderbroken, anders dan wegens overmacht;
h. de vergunninghouder c.q. -houders hierom verzoekt c.q. verzoeken;
i. de vergunninghouder in de in artikel 3:11A bedoelde gevallen geen melding als in die artikelen bedoeld heeft gedaan.
De burgemeester kan de vergunning intrekken, indien:
a. naar zijn oordeel gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;
b. er sprake is van een wijziging in de aard van de horeca-inrichting;
c. naar zijn oordeel gehandeld wordt in strijd met de bepalingen van deze afdeling;
d. op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning moet worden aangenomen dat intrekking wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;
e. een vergunninghouder in een periode van twee jaar ten minste drie maal op grond van artikel 3:11A, om bijschrijving van een persoon op het aanhangsel bij de vergunning heeft verzocht en de burgemeester die wijziging van het aanhangsel tenminste driemaal heeft geweigerd op grond van artikel 3:11A lid 6.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op de horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 3:3, onder a, sub 1 en 3.
De horeca-inrichting voldoet aan de eisen gesteld in artikel 1, lid 2 en de artikelen 2 tot en met 7 van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet.
Indien zich publiek in een lokaliteit bevindt, moet de gemiddelde horizontale verlichtingssterkte, gemeten op 1,5 meter boven de vloer, over de gehele oppervlakte van die lokaliteit ten minste 5 lux bedragen.
Verlichtingssterkte in toiletten e.d.
Indien zich publiek in een horeca-inrichting bevindt dienen de ruimten waarin zich de toiletten bevinden, de directe toegang tot deze ruimten, alsmede de entreeruimten voorzien te zijn van een zodanige verlichting dat de gemiddelde horizontale verlichtingssterkte, gemeten op ongeveer 2 meter boven de vloer, over de gehele oppervlakte ten minste 10 lux bedraagt.
Het bevoegde orgaan kan de sluiting, al dan niet voor een bepaalde termijn, van de horeca-inrichting bevelen indien:
de exploitatie van een horeca-inrichting op een zodanige wijze plaatsvindt dat het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed dan wel de vrees bestaat voor een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat. Tot dit bevel wordt, behoudens spoedeisende gevallen, niet overgegaan alvorens de ondernemer(s) schriftelijk is/zijn gewaarschuwd en in de gelegenheid is/zijn gesteld te worden gehoord.
De sluiting kan op verzoek van belanghebbende(n) door het bevoegd orgaan worden opgeheven wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid zal plaatsvinden.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon en seksclub, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge , eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van duizend gulden of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in , eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een inrichting die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3:33 is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Afwijking sluitingsuur; sluiting
Met het oog op de in artikel 3:43, tweede lid, genoemde belangen of in geval van handelen of nalaten in strijd met de bepalingen in dit hoofdstuk, de aan de vergunning verbonden voorschriften, of de nadere regels als bedoeld in artikel 3:32, kan het bevoegd bestuursorgaan
van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet voor een bepaalde termijn de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan het bevoegde bestuursorgaan de vergunning intrekken met het oog op de in artikel 1:8 of artikel 3:43, tweede lid, genoemde belangen of in geval van handelen of nalaten in strijd met de bepalingen in dit hoofdstuk, de aan de vergunning verbonden voorschriften, of de nadere regels als bedoeld in artikel 3:32.
Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zijn verplicht er voortdurend op toe te zien dat in de in-richting:
a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten als genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie;
b. geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.
Het is aan personen van wie redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij zich op dat moment ter prostitutie aanbieden verboden zich binnenshuis bevindende, door handelingen, houding, woord, gebaar, kledij of op enige andere wijze de aandacht te trekken van iemand die zich op of aan de weg bevindt.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
De vergunning als bedoeld in artikel 3:33, eerste lid, wordt geweigerd indien:
a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:34 gestelde eisen;
b. de vestiging of de exploitatie van de inrichting in strijd is met een geldend bestem-mingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening in de zin van de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing;
c. er aanwijzingen zijn dat in de inrichting personen werkzaam (zullen) zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning als bedoeld in artikel 3:33, eerste lid, worden geweigerd:
a. in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefkli-maat;
b. in het belang van de arbeidsomstandigheden van de in de inrichting werkzame prostitué(e);
c. indien niet voldaan is aan het gestelde in de nadere regels als bedoeld in artikel 3:32.
Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:43, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Indien en voor zover de bepalingen van deze afdeling afwijken van de overige bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening, blijven de overige bepalingen buiten toepassing.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als een smart-, head- of growshop;
Afwijking sluitingsuur; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer inrichtingen, tijdelijk andere dan de krachtens de Winkeltijdenwet geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Verbod aanwezigheid in gesloten inrichting
Het is verboden gedurende de tijd dat een inrichting voor bezoekers gesloten dient te zijn, deze inrichting voor bezoekers geopend te hebben, daarin of aldaar een of meer bezoekers toe te laten of te laten verblijven, of zich als bezoeker daarin of aldaar te bevinden.
Aanwijzing collectieve festiviteiten
De artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. Wel dient de houder van de inrichting voor een dergelijke festiviteiten maatregelen te treffen ter voorkoming van overmatige hinder.
Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van een inrichting ten minste vijf werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij artikel 4.113 van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van een inrichting ten minste vijf werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen, indien:
de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft, hetzij op grond van het overschrijden van het maximum van twaalf incidentele festiviteiten, hetzij wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze worden beïnvloed.
1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
3. Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Wet openbare manifesta-ties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale milieuverordening.
4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
(Geluid)hinder in de open lucht
Het college kan terreinen of wateren aanwijzen, waar het verbod, vervat in het eerste lid, niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde bij dat besluit aangewezen categorieën van geluidsapparaten, (recreatie)toestellen of (bouw)machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van (geluid)hinder.
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke of een door de gemeente ingeschakelde reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan op een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden om op door het college aangewezen plaatsen buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer in de openlucht, buiten de weg gelegen, een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hem gestelde regels:
Stankoverlast door gebruik van dierlijke meststoffen
emissiearm aanwenden: gebruiken van dierlijke meststoffen op de wijze die is aangegeven in de bij het Besluit gebruik meststoffen behorende bijlage II, met dien verstande echter dat onder 3, punt a onder 2e gelezen moet worden: 'tijdens het uitrijden van de dierlijke mest deze gelijktijdig wordt ondergewerkt';
Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook geschreven of gedrukte stukken worden gerekend, dan wel bij het aanbieden van diensten, aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Begripsomschrijving standplaats
In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen
In afwijking van artikel 1:2, houdt het college de beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 5:17 aan indien er geen grond is de vergunning te weigeren, en de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning is vereist als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer dan wel, na inwerkingtreding van artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van die wet.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester:
toe te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan te bieden, te verkopen of te verstrekken.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een (brom)fiets als bedoeld in van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een (brom)fiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de Lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college of de burgemeester aangewezen personen.
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening, alsook besluiten die op grond van het overgangsrecht van de in artikel 6:4, eerste lid, bedoelde verordening hun gelding hebben behouden, en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.