Organisatie | Heerlen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie Heerlen 2016, eerste wijziging |
Citeertitel | Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie Heerlen 2016, eerste wijziging |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-03-2016 | 01-03-2016 | 01-01-2017 | Nieuwe regeling | 08-03-2016 | OBM-16000395 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen,
gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
gelet op de artikelen 2, 7 vierde en vijfde lid, 8 derde lid, 9 derde en vierde lid, 10 tweede lid, 14, 15 tweede lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Heerlen 2015;
overwegende dat het noodzakelijk is om burgers te ondersteunen als zij dusdanige beperkingen ondervinden bij hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid dat zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;
overwegende dat het noodzakelijk is om burgers met psychische of psychosociale problemen en burgers die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico's voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving als zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg , of met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;
Vast te stellen de Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie Heerlen 2016, eerste wijziging.
HOOFDSTUK 1 Begrippen EN ALGEMENE BEPALINGEN
voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;
het college van Burgemeester en Wethouders van Heerlen;
algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;
in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestruc-tureerd huishouden.
2.Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet na-der of beknopt worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Algemene wet bestuursrecht en de verordening.
HOOFDSTUK 2 Procedureregels, melding en onderzoek
Het sociale buurtteam geldt exclusief, naast het regulier gemeentelijk loket, als voorziening voor het bieden van toegang in het kader van een melding van behoefte aan maatschappelijke ondersteuning zoals bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet, tenzij de melding verband houdt met de be-hoefte aan beschermd wonen of opvang. Het sociale buurtteam is in de bedoelde gevallen tevens namens het college belast met het onderzoek en de overige werkzaamheden zoals beschreven in de artikelen 4 tot en met 7.
Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de-gene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens ver-tegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantel-zorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maat-werkvoorziening;
de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzie-ningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbie-ders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;
HOOFDSTUK 3 REGELS OMTRENT MAATWERKVOORZIENINGEN
PARAGRAAF 3.1 ONDERSTEUNING VAN ZELFREDZAAMHEID EN PARTICIPATIE EXCLUSIEF WONINGAANPASSINGEN, ZELFSTANDIG VERVOER EN HULPMIDDELEN.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2 is deze paragraaf van toepassing op maatschappelijke ondersteuning ter ondersteuning van zelfredzaam-heid en participatie, met uitzondering van een woningaanpassing, een zelfstandige vervoersvoorziening en een hulpmiddel.
ARTIKEL 11 VOORWAARDEN MAATWERKVOORZIENING ALS PERSOONS-GEBONDEN BUDGET
Een pgb voor hulp bij het huishouden, persoonlijke begeleiding, kortdurend verblijf, dagbesteding en vervoer wordt verstrekt, indien:
de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht vol-doende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale net-werk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
pgb voor persoonlijke begeleiding, kortdurend verblijf, dagbesteding en/of vervoer kunnen de volgende factoren van belang zijn:
ARTIKEL 13 VASTSTELLING HOOGTE PERSOONSGEBONDEN BUDGET HULP BIJ HET HUISHOUDEN
De hoogte van het pgb ten behoeve van Hulp bij het Huishouden, uitgevoerd door anderen dan een persoon uit het sociaal netwerk, per uur dienstverlening, bedraagt € 16,76 in het geval van basison-dersteuning en € 20,94 in het geval van ondersteuning waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist. Hierin is een vaste toeslag van € 1,90 per uur vanwege kosten verband houdend met het werkgeverschap inbegrepen.
ARTIKEL 14 VASTSTELLING HOOGTE PERSOONSGEBONDEN BUDGET PERSOONLIJKE BEGELEIDING
De hoogte van het pgb ten behoeve van persoonlijke begeleiding, uitgevoerd door anderen dan een persoon uit het sociaal netwerk, per uur dienstverlening, bedraagt € 32,00 in het geval van basison-dersteuning en € 40,00 in het geval van ondersteuning waarvoor bij-zondere deskundigheden zijn vereist. Hierin is een vaste toeslag van € 1,90 per uur vanwege kosten verband houdend met het werkgeverschap inbegrepen.
ARTIKEL 15 VASTSTELLING HOOGTE PERSOONSGEBONDEN BUDGET DAGBESTEDING
De hoogte van het pgb ten behoeve van dagbesteding, per twee uur dienstverlening, komt overeen met het laagste tarief voor dagbe-steding in natura dat geldt voor de door de gemeente gecontrac-teerde aanbieders, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de tarieven voor dagbesteding met laag intensieve ondersteuning en voor gespecialiseerde dagbesteding met hoog intensieve onder-steuning door daartoe opgeleide personen.
ARTIKEL 16 VASTSTELLING HOOGTE PERSOONSGEBONDEN BUDGET LOGEEROPVANG/ RESPIJTZORG/ KORTDUREND VERBLIJF
De hoogte van het pgb ten behoeve van logeeropvang/respijtzorg/ kortdurend verblijf, uitgevoerd door anderen dan personen uit het sociaal netwerk, per etmaal dienstverlening, komt overeen met het laagste tarief per etmaal verblijf in natura dat geldt voor de door de gemeente gecontracteerde aanbieders.
ARTIKEL 17 CONTROLE PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Het pgb ten behoeve van hulp bij het huishouden, persoonlijke be-geleiding, logeerzorg/respijtzorg/kortdurend verblijf, dagbesteding en vervoer kent een vrij besteedbaar bedrag, waarover geen ver-antwoording noodzakelijk is. Dit bedraagt € 100,00 per jaar. Dit bud-get kan gebruikt worden voor bijkomende kosten, zoals telefoonkos-ten, kosten voor de VOG-verklaring en scholing.
ARTIKEL 18 UITBETALING PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Het pgb voor hulp bij het huishouden, persoonlijke begeleiding, logeer-zorg/respijtzorg/kortdurend verblijf, dagbesteding eventueel al dan niet in combinatie met vervoer wordt na toekenning, op basis van declaratie, op grond van artikel 2.6.2 van de wet, uitgekeerd door de Sociale Verzeke-ringsbank.
PARAGRAAF 3.2 ONDERSTEUNING VAN ZELFREDZAAMHEID EN PARTICIPATIE IN DE VORM VAN EEN VERVOERSVOORZIENING EN HULPMIDDELEN
Onverminderd het bepaalde in artikel 2 is deze paragraaf van toepassing op maatschappelijke ondersteuning ter ondersteuning van zelfredzaam-heid en participatie, in de vorm van een vervoersvoorziening en hulpmid-delen gericht op vervoer.
ARTIKEL 22 VOORWAARDEN MAATWERKVOORZIENING ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Een pgb voor een vervoersvoorziening of hulpmiddel wordt ver-strekt, indien:
de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht vol-doende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale net-werk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
Het wederom verstrekken van een pgb voor een reeds eerdere ver-strekte soortgelijke maatwerkvoorziening, kan slechts dan geschie-den indien de economische afschrijvingstermijn van de betreffende maatwerkvoorziening, zoals deze geldt bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura, verstreken is.
ARTIKEL 24 VASTSTELLING PERSOONSGEBONDEN BUDGET VOOR VERVOER
De hoogte van het pgb voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een autoaanpassing komt overeen met de kosten voor de in de betreffende situatie, met inachtneming van het programma van eisen, blijkens een offerte goedkoopst adequate voorziening.
ARTIKEL 25 VASTSTELLING PERSOONSGEBONDEN BUDGET VOOR HULPMIDDELEN
De hoogte van het pgb voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel komt overeen met de kosten voor de in de betreffende situa-tie goedkoopst adequate voorziening in natura, blijkens een door de ge-meente afgesloten overeenkomst met de organisatie die deze voorziening biedt (inclusief eventuele kortingen die de gemeente ontvangt en BTW), dan wel blijkens een offerte, verhoogd met eventuele aanvullende kosten, zoals verzekering, onderhoud en reparatie, voor de duur van de economi-sche afschrijvingstermijn.
PARAGRAAF 3.3 ONDERSTEUNING VAN ZELFREDZAAMHEID EN PARTICIPATIE IN DE VORM VAN EEN WONINGAANPASSING
Onverminderd het bepaalde in artikel 2 is deze paragraaf van toepassing op maatschappelijke ondersteuning ter ondersteuning van zelfredzaam-heid en participatie in de vorm van een woningaanpassing
ARTIKEL 30 VOORWAARDEN MAATWERKVOORZIENING
Een cliënt kan voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing andere maatwerkvoorziening dan ondersteuning gericht op verhuizen, in aanmerking komen wanneer:
in het programma van eisen één traplift is opgenomen en de aanpassingskosten, met uitzondering van de traplift, lager zijn dan € 2.500,00, waarbij de kosten van één traplift buiten be-schouwing worden gelaten. Indien twee of meer trapliften noodzakelijk zijn, worden de kosten van de goedkoopste trap-lift volledig meegerekend bij de aanpassingskosten.
Indien een woningaanpassing wordt verstrekt met als doel het uit-breiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kan het college een bijdrage verlenen voor de extra te ver-werven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de bui-tenruimte bij de woning, als vermeld in bijlage I.
Degene aan wie een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing wordt verleend dient gedurende een periode van vijf jaar, ingaande de dag van bekendmaking van de verleningsbeschikking, alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.
ARTIKEL 31 MAATWERKVOORZIENING IN NATURA
1 Indien de woningaanpassing bestaat uit een losse woonvoorziening of traplift en in natura wordt verstrekt is de bruikleen- of huurover-eenkomst gemeente Heerlen van toepassing.
De hoogte van het pgb voor een maatwerkvoorziening die noodza-kelijk is in verband met longproblematiek en/of allergische aandoe-ningen, of in verband met rolstoelgebruik, komt overeen met de kosten voor de in de betreffende situatie blijkens een offerte goed-koopst adequate voorziening, met dien verstande dat de onder-staande maximum-bedragen worden gehanteerd:
ARTIKEL 32 MAATWERKVOORZIENING ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET
De hoogte van het pgb voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing komt overeen met de kosten voor de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura, blijkens een door de gemeente opgestelde kostenberekening dan wel een offerte. Bij het opstellen van de kostenberekening en bij de beoordeling van de offerte wordt rekening gehouden met hetgeen bepaald is in Bijlage I, II en III bij deze regels.
De omvang van het pgb voor maatwerkvoorziening in de vorm van een roerende woonvoorziening komt overeen met:
ter zake de aanschaf: de tegenwaarde van de in de betreffen-de situatie goedkoopst, compenserend te verstrekken voor-ziening in natura. De kosten in natura zijn de kosten zoals door de gemeente overeengekomen met dienstverlenende organi-satie die deze voorziening biedt (inclusief eventuele kortingen die de gemeente ontvangt en BTW), dan wel is vastgesteld op basis van de goedkoopst adequate offerte.
ter zake, indien van toepassing, aanvullende kosten voor de duur van de economische afschrijvingstermijn: het bedrag dat met betrekking tot deze kosten door het college aan de dienstverlenende organisatie wordt betaald (inclusief eventue-le kortingen die de gemeente ontvangt en BTW), dan wel blijkt uit de goedkoopst adequate offerte.
ARTIKEL 33 VOORWAARDEN MAATWERKVOORZIENING ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Een pgb voor een maatwerkvoorziening wordt verstrekt, indien:
de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht vol-doende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale net-werk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
ARTIKEL 34 UITBETALING PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Het pgb voor een maatwerkvoorziening, gericht op wonen, wordt na toe-kenning aan cliënt uitbetaald.
ARTIKEL 36 TERUGBETALING BIJ VERKOOP
De eigenaar die een voorziening heeft ontvangen voor het treffen van een woningaanpassing ten bedrage van € 25.000,00 of hoger en die binnen een periode van tien jaar na de datum van gereedmel-ding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte van overdracht het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan, dient geheel dan wel gedeeltelijk aan de gemeente te worden gerestitueerd met in-achtneming van het bepaalde in het tweede lid.
De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:
in het eerste jaar 100% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het tweede jaar 90% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het derde jaar 80% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het vierde jaar 70% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het vijfde jaar 60% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het zesde jaar 50% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het zevende jaar 40% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het achtste jaar 30% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het negende jaar 20% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het tiende jaar 10% van de meerwaarde van de woning na subsidie.
HOOFDSTUK 4 BIJDRAGE IN DE KOSTEN
PARAGRAAF 4.1 MAATWERKVOORZIENINGEN
ARTIKEL 39 MAXIMAAL VERSCHULDIGDE EIGEN BIJDRAGE
Geen bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening is ver-schuldigd indien het college, na advies van een instelling voor alge-meen maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of het AMHK, van oordeel is dat verschuldigdheid hiervan kan leiden tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor op de opvoe-ding en ontwikkeling van een minderjarige, waarvan degene aan wie die maatwerkvoorziening is verstrekt de minderjarige of de ouder, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, is.
HOOFDSTUK 5 TEGEMOETKOMING IN DE MEERKOSTEN
ARTIKEL 43 TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN PERSONEN MET EEN BEPERKING OF CHRONISCHE PROBLEMEN
De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.1.7 van de wet en artikel 15 van de verordening wordt op aanvraag verstrekt aan degene die:
ARTIKEL 44 TEGEMOETKOMING VOOR KOSTEN VOOR TAXI, ROLSTOELTAXI, AUTOAANPASSING, VERHUIZING, HERINRICHTING WONING, SPORTROLSTOEL EN BEZOEKBAAR MAKEN WONING
ARTIKEL 46 COMPLEXGEWIJZE AANPASSING VAN BESTAANDE WOONGEBOUWEN OP COLLECTIEVE
Het college kan, indien artikel 37 niet van toepassing is, op collectie-ve basis op diens aanvraag een financiële tegemoetkoming verlenen aan de woningeigenaar voor het treffen van de volgende voorzienin-gen in bestaande wooncomplexen indien deze de toegankelijkheid en bereikbaarheid van het wooncomplex, de galerijen en de wonin-gen ten behoeve van aldaar wonende mensen met een functiebe-perking ten goede komen:
HOOFDSTUK 6 MEDEZEGGENSCHAP EN INSPRAAK
ARTIKEL 47 INSPRAAK EN MEDEZEGGENSCHAP
Het college zal de adviesraad MO Heerlen vroegtijdig in de gelegen-heid stellen voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelij-ke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvor-ming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maat-schappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief re kunnen vervullen.
HOOFDSTUK 7 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 48 Overgangsbepaling jaarlijkse waardering mantelzorgers
De aanvraag voor de jaarlijkse blijk van waardering mantelzorg, die betrek-king heeft op 2015, kan ingediend worden tot en met 31 mei 2016 en wordt volgens de “Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie Heerlen 2015” beoordeeld en afgehandeld.
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen op 8 maart 2016.
De burgemeester,
R.K.H. Krewinkel
De gemeentesecretaris,
C.L.A.F.M. Bruls
Deze nadere regels geeft uitvoering aan de Wet maatschappelijke onder-steuning 2015 (hierna: Wmo 2015). De Wmo 2015 maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en – met toepassing van een budgetkorting – financi-ele decentralisatie naar gemeenten van een aantal taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ). Deze taken worden toege-voegd aan het takenpakket dat al bij gemeenten lag onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning. Hierbij wordt deels voortgeborduurd op de weg die met die wet al was ingezet. Er wordt bekeken wat redelijker-wijs verwacht mag worden van de cliënt en zijn sociaal netwerk, vervol-gens zal waar nodig de gemeente in aanvulling hierop hem in staat stellen gebruik te maken van een algemene voorziening of – als dat niet volstaat – een maatwerkvoorziening waarmee een bijdrage wordt geleverd aan zijn mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig te functioneren in de maatschappij.
Er dient telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden om de hulpvraag van de cliënt, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen, om te achterhalen wat de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk dan wel door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren, om te bepalen of zo nodig met gebruikmaking van een algemene voorziening kan worden volstaan, of dat een maatwerkvoorziening nodig is, en of spra-ke is van een voorliggende of andere voorziening die niet onder de reik-wijdte van de Wmo 2015 valt. De Wmo 2015 en dit besluit leggen deze toegangsprocedure daarom in hoofdlijnen vast. Want waar het recht op compensatie dat bestond onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke onder-steuning is komen te vervallen, wordt een recht op een zorgvuldige, twee-zijdige procedure daartegenover gesteld. Een dergelijke procedure die bovendien goed wordt uitgevoerd, zal telkens tot een juist eindoordeel moeten leiden; ondersteuning waar ondersteuning nodig is.
Indien de cliënt van mening is dat het college hem ten onrechte geen maatwerkvoorziening verstrekt of dat de maatwerkvoorziening onvoldoen-de bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie, of dat hem opvang of beschermd wonen ten onrechte wordt onthouden, kan betrokkene daar-tegen vanzelfsprekend bezwaar maken en daarna eventueel in beroep gaan tegen de beslissing op zijn bezwaar. De rechter zal toetsen of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, het onderzoek naar de omstandigheden van betrokkene op adequate wijze heeft verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomge-ving kan blijven.
BEGRIPPEN EN ALGEMENE BEPALINGEN
Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de wet (in artikel 1.1.1) al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor dit uit-werkingsbesluit. Voor de duidelijkheid zijn een aantal belangrijke wettelijke definities opgenomen in dit besluit.
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
PROCEDUREREGELS, MELDING EN ONDERZOEK
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Deze bepaling is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarbor-gen en kan worden gezien als een uitwerking van de verplichte delegatie-bepaling van artikel 2.1.3, eerste lid en tweede lid, onder a, van de wet. Daarbij is onder meer bepaald dat de gemeente in ieder geval bepaalt op welke wijze een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang.
In artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet wordt al bepaald dat indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, het college deze melding onderzoekt. Deze bepaling ver-ankert ook in het besluit dat bij het college een melding kan worden ge-daan en door wie. In artikel 2.3.2, negende lid, van de wet is bepaald dat een aanvraag niet kan worden gedaan dan nadat (naar aanleiding van de melding) onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de termijn van zes weken.
Het eerste lid bevat regels voor de verplichte meldingsprocedure. De melding is vormvrij en kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefo-nisch bij het college worden gedaan. Zie de algemene toelichting over mandatering door het college.
In artikel 2:15 van de Awb is bepaald dat een aanvraag elektronisch (onder meer per email) kan worden gedaan indien het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg geopend is. De melding kan ‘door of namens de cliënt’ worden gedaan. Dit kan ruim worden opgevat. Naast de cliënt kan bijvoorbeeld diens vertegenwoordiger, mantelzorger, partner, familie-lid, buurman of andere betrokkene de melding doen.
In het eerste lid is met gebruik van de in artikel 1 gedefinieerde term ‘hulpvraag’ een afbakeningsbepaling gegeven. Een persoon met een hulp-vraag die op grond van een andere wet kan worden beantwoord, kan di-rect en gericht worden doorverwezen. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan de Zorgverzekeringswet, de Wet werk en bijstand en de Leerplichtwet. Zie ook de tekst en toelichting van artikel 8, tweede lid.
In het tweede lid is de verplichte ontvangstbevestiging verankerd (artikel 2.3.2, eerste lid, slotzin, van de wet). Conform artikel 4:3a van de Awb is het bestuursorgaan gehouden een elektronisch ingediende aanvraag te bevestigen. Dat kan dan – en ligt voor de hand – ook elektronisch. Indien de melding mondeling of telefonisch is gedaan, zou dit ook kunnen wor-den afgesproken.
Aangezien het onderzoek na een melding maximaal zes weken mag be-slaan (zie artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet), is registratie en ontvangst-bevestiging van de melding ook in het kader van deze termijn van belang.
In het derde lid is een herhaling van het bepaalde in artikel 2.3.3 van de wet. Ter volledigheid is dit artikel ook in dit besluit opgenomen. Aangezien het onderzoek naar aanleiding van een melding zes weken in beslag kan nemen, is in dit artikel opgenomen dat het college tijdens het onderzoek in spoedeisende situaties onverwijld een passende tijdelijke maatregel kan nemen in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aan-vraag van belanghebbende. De noodzaak om een tijdelijke maatwerkvoor-ziening te verstrekken, zal slechts in bijzondere gevallen aanwezig zijn. In dien de belanghebbende in een situatie verkeert waarin uitstel van een maatregel niet mogelijk is, dient het college daarnaar te handelen en de belanghebbende in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag te tegemoet te komen. De maatregel dient te passen bij de ge-geven omstandigheden, dat wil zeggen dat zoveel mogelijk moet worden aangesloten bij de behoefte van de belanghebbende, zonder dat van het college kan worden verwacht dat hij op stel en sprong een precies pas-sende maatregel treft. Het zal situaties betreffen waarbij anders, door het niet inzetten van de tijdelijke ondersteuning, voor belanghebbende of zijn directe gezinsverband onaanvaardbare (gezondheids)risico’s ontstaan.
Onderzoek; indienen persoonlijk plan
Het is belangrijk om een zorgvuldige procedure te waarborgen. Het eerste lid dient ter ambtelijke voorbereiding van het gesprek op basis van de melding waarbij in samenspraak met de cliënt bekende gegevens in kaart worden gebracht en cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn. Dit vooronderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de melding meer of minder uitgebreid zijn en omvat ook het in samenspraak met de cliënt afspreken van een datum, tijd en plaats voor het gesprek. Tijdens het gesprek kunnen op basis van dit vooronder-zoek ook al wat concrete vragen worden gesteld of aan de cliënt worden verzocht om nog een aantal stukken over te leggen.
De verplichting tot het overleggen van stukken, zoals vermeld in het tweede lid, is opgenomen overeenkomstig artikel 2.3.2, zevende lid, van de wet. In het kader van de rechtmatigheid is het op grond van artikel 2.3.4 van de wet in ieder geval verplicht om de identiteit van de cliënt vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht en is de cliënt die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening ook verplicht dat document ter inzage te geven. Bij de gegevensverzameling op grond van het eerste en tweede lid zullen de grenzen van de Wet bescherming persoonsgegevens in acht genomen moeten worden.
Op grond van het derde lid kan worden afgezien van het onderzoek indien dat een onnodige herhaling van zetten zou betekenen.
In het vierde lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet de verplichting voor het college opgenomen om informatie te verschaffen over de mogelijkheid voor de cliënt om een persoonlijk plan op te stellen en deze aan het college te overhandigen.
Deze bepaling is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarbor-gen en kan worden gezien als een uitwerking van de verplichte delegatie-bepaling van artikel 2.1.3, eerste lid en tweede lid, onder a, van de wet.
De onderdelen van het eerste lid zijn overeenkomstig de opsomming in artikel 2.3.2 van de wet opgenomen. In artikel 2.3.2, eerste lid, wordt niet de aanduiding “het gesprek” gebruikt maar “een onderzoek in samen-spraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegen-woordiger”. De memorie van toelichting op deze bepaling (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 143) verduidelijkt dat voor een zorgvuldig onderzoek veelal sprake zal zijn van enige vorm van persoonlijk contact met betrokkene of een vertegenwoordiger van betrokkene, aangezien daardoor een adequaat totaalbeeld van de betrokkene en zijn situatie ver-kregen kan worden. Het eerste lid bepaalt daarom dat het onderzoek moet plaatsvinden in samenspraak met betrokkene. De vorm van het on-derzoek is vrij.
In het eerste lid is verder benadrukt dat het gesprek met de cliënt wordt gevoerd door deskundigen (namens het college). Het gesprek vindt zo mogelijk bij de cliënt thuis plaats. Indien woningaanpassingen nodig zijn, is dat zeker essentieel om de thuissituatie goed te kunnen beoordelen en doeltreffende oplossingen te vinden.
In onderdeel b is als onderwerp van gesprek ‘het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning’ opgenomen. Dit is belangrijk omdat in de woorden van de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, blz. 183) “de ultieme toetssteen of de maat-schappelijke ondersteuning effectief is geweest, ligt in de beantwoording van de vraag of de cliënt zelf vindt dat de verleende maatschappelijke on-dersteuning heeft bijgedragen aan een verbetering van zijn zelfredzaam-heid of participatie. In de wet staat het bereiken van dit resultaat centraal”.
In het tweede lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, vijfde lid, van de wet verankerd dat het college een door of namens de cliënt ingediend per-soonlijk plan betrekt bij het onderzoek.
Het gesprek is hoofdregel en hoeft uiteraard niet plaats te vinden als dit niet nodig is (zie het vierde lid). Het kan bijvoorbeeld om een cliënt gaan die al bekend is bij de gemeente en een eenvoudige ‘vervolgvraag’ heeft.
Deze bepaling is opgenomen in het belang van een zorgvuldige dossier-vorming en een zorgvuldige procedure. Het eerste lid borgt dat altijd ver-slag wordt opgemaakt. De invulling van deze verslagplicht is vormvrij. Hierbij kan worden voortgeborduurd op de praktijk van de Wmo. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 32-33) staat dat de gemeente aan de cliënt een weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt om hem in staat te stellen een aanvraag te doen voor een maatwerkvoorziening. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave maakt het voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een in-zichtelijke communicatie met de cliënt. Uiteraard zal de weergave van de uitkomsten van het onderzoek variëren met de uitkomsten van het onder-zoek. Zo zal de weergave van het onderzoek bijvoorbeeld heel beperkt kunnen zijn als de cliënt van mening is goed geholpen te zijn en de uit-komst is dat geen aanvraag van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Bij meer complexe onderzoeken zal uiteraard een uitgebreidere weergave noodzakelijk zijn. Desgewenst kan de gemeente de schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek ook gebruiken als een met de cliënt overeengekomen plan (arrangement) voor het bevorderen van zijn zelf-redzaamheid en participatie waarin de gemaakte afspraken en de verplich-tingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat het college en de cliënt dit plan ondertekenen. Indien een persoonlijk plan is overhandigd, wordt dit plan ook opgenomen of toegevoegd aan het verslag.
Soms kan een verslag al direct worden meegegeven, maar vaak zal dit toch nog moeten worden uitgewerkt en gaat daar een paar dagen over-heen. Daarom begint het tweede lid met de zinsnede “Binnen 42 kalen-derdagen na de melding”. Het kan overigens ook zijn dat er meerdere, al dan niet telefonisch, gesprekken plaatsvinden. Na het laatste gesprek met cliënt wordt het verslag opgesteld. Ook kan het zijn dat nader onderzoek noodzakelijk is. De medewerker zal zo spoedig mogelijk, uiterlijk na 42 kalenderdagen na melding het verslag toesturen.
Ook deze bepaling is een uitwerking van artikel 2.1.3, eerste lid, en tweede lid, onder a, van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verorde-ning in ieder geval bepaalt op welke wijze wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, be-schermd wonen of opvang in aanmerking komt. De wet bepaalt dat het college binnen twee weken na de ontvangst van de aanvraag de beschik-king moet geven (artikel 2.3.5, tweede lid). In de Awb worden regels ge-geven omtrent de aanvraag. Deze verordening wijkt daarvan niet af. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college).
In het eerste lid is aangegeven dat naast de cliënt alleen een daartoe door hem gemachtigd persoon of een vertegenwoordiger (zie voor een definitie van vertegenwoordiger de toelichting onder artikel 1) een aanvraag kan indienen. Dit is minder ruim dan de kring van personen rond de cliënt die een melding kan doen. Aangezien het hier gaat om de formele aanvraag om een beschikking in de zin van de Awb, is hier de formele eis van mach-tiging of vertegenwoordiging gesteld.
Een aanvraag die niet is ingediend met gebruikmaking van een aanvraag-formulier hoeft niet in behandeling genomen te worden. Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om een door de cliënt ondertekend verslag als aanvraag aan te merken.
Het college formuleert nader beleid om de omvang van de toe te kennen ondersteuning als bedoeld in paragraaf 3.1. van deze nadere regels.
REGELS OMTRENT MAATWERKVOORZIENINGEN
Ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie exclusief wo-ningaanpassingen, zelfstandig vervoer en hulpmiddelen.
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
In het tweede lid is bepaald dat een uitzondering op de keuzevrijheid in de verstrekking van een maatwerkvoorziening in natura of als persoonsge-bonden budget het bieden van spoedeisende zorg en dagbesteding is. Zoals reeds in artikel 2 beschreven wordt spoedeisende zorg ingezet als tijdelijke maatwerkvoorziening en in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van belanghebbende. In deze situaties is het noodzakelijk om acuut ondersteuning te kunnen inzetten. Dit kan alleen gewaarborgd worden middels het inzetten van een maatwerkvoorziening in natura. In het verdere onderzoek en de aanvraag kan cliënt alsnog de keuze maken tussen een maatwerkvoorziening in natura of als persoons-gebonden budget.
Naast deze keuzevrijheid bestaat nog een andere vorm van keuzevrijheid, namelijk de vrijheid om bij voorzieningen in natura te kiezen uit meerdere aanbieders. Het is hierbij wel een vereiste dat belanghebbende kiest voor een aanbieder die aansluit op de aard van de beperkingen, de voor hem noodzakelijke ondersteuning en bijbehorende doelstellingen. Om deze reden zal de consulent cliënt een opsomming geven van de, bij de voor hem noodzakelijke maatwerkvoorziening, passende aanbieders. cliënt kan vervolgens uit deze aanbieders een keuze maken.
Voorwaarden maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget
De in artikel 2.3.6 van de wet genoemde verplichting om de cliënt een persoonsgebonden budget te verstrekken indien hij dit wenst, is niet absoluut. Er kunnen overwegende bezwaren bestaan om niet over te gaan tot verstrekking van een persoonsgebonden budget. Uit het per-soonlijk plan moet bovendien blijken dat de cliënt zich ook georiën-teerd heeft op de ondersteuning die de gemeente heeft ingekocht.
Uitsluitingscriteria verstrekking persoonsgebonden budget
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget Hulp bij het Huishou-den
Het is mogelijk een Pgb te ontvangen voor Hulp bij het Huishouden. Bij de bepaling van het tarief wordt gekeken naar de zorgverlener die de onder-steuning gaat leveren. Het college kan, conform artikel 2.3.5 lid 3 van de wet, in principe overgaan tot het verstrekken van een maatwerkvoorzie-ning, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het col-lege niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikma-king van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De aard van de beperkingen van cliënt kan ertoe leiden dat geen adequate onder-steuning geleverd kan worden door een van de contracteerde aanbieders. In dat geval kan een PGB ingezet worden om iemand uit het sociale net-werk te betalen.
Deze bepaling is een uitwerking van de verordening en dan in het bijzon-der de wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening ‘hulp bij het huishouden’ tot stand komt en de daadwerkelijke hoogte van de persoonsgebonden budgetten ‘hulp bij het huishouden’.
De berekening van de genoemde bedragen staat in bijlage IV van deze nadere regels.
Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget persoonlijke begelei-ding
Deze bepaling is een uitwerking van de verordening en dan in het bijzon-der de wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening ‘’persoonlijke begeleiding’ tot stand komt en de daadwerkelijke hoogte van de persoonsgebonden budgetten ‘persoonlijke begeleiding’. De berekening van de genoemde bedragen staat in bijlage IV van deze nadere regels.
Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget dagbesteding
Deze bepaling is een uitwerking van de verordening en dan in het bijzon-der de wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening ‘dagbesteding’ tot stand komt. Er wordt uitge-gaan van het feit dat de hoogte van het persoonsgebonden budget over-een komt overeen met het laagste tarief voor dergelijke begeleiding in natura door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds groepsbegeleiding of dagbe-steding met laag intensieve ondersteuning en anderzijds gespecialiseerde begeleiding met hoog intensieve ondersteuning door daartoe opgeleide personen. Een dergelijk budget wordt voldoende geacht voor de inkoop daarvan. Gezien de aard en het doel van de dagbesteding, is het niet mo-gelijk een PGB te krijgen om een zorgverlener uit het sociaal netwerk te financieren.
Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget logeeropvang/ respijt-zorg/ kortdurend verblijf
Deze bepaling is een uitwerking van de verordening en dan in het bijzon-der de wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening ‘logeeropvang/ kortdurend verblijf en respijtzorg’ tot stand komt.
Kortdurend verblijf - en respijtzorg wordt voornamelijk ingezet ter ontlas-ting van de 'gebruikelijke zorgers' en/of mantelzorgers. Deze zorg wordt per etmaal geïndiceerd. Indien cliënt kiest voor een persoonsgebonden budget, kan dit op twee verschillende manieren ingezet worden:
a. de ondersteuning wordt geleverd door iemand uit het sociaal netwerk of
b. door een daartoe opgeleid persoon, werkzaam als ZZP'er of in dienst bij een aanbieder. Als de het kortdurend verblijf verzorgd wordt door iemand uit het sociaal netwerk, kan daar een onkostenvergoeding per etmaal voor betaald worden. Deze onkostenvergoeding is opgebouwd op basis van het principe 'bed-bad-brood'. De berekening van deze onkostenvergoeding is gebaseerd op de bedragen uit de NIBUD-prijzengids.
Gebruik wasmachine en –droger € 2,50
De volledige berekening is in bijlage IV opgenomen.
Indien de ondersteuning wordt geboden door daartoe opgeleide personen in dienst bij een zorgaanbieder, dan wel als zelfstandig ondernemer gere-gistreerd bij de Kamer van Koophandel, wordt er uitgegaan van het feit dat de hoogte van het persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoor-ziening , overeen komt met het laagste tarief per etmaal van een door de gemeente gecontracteerde in natura aanbieder. Een dergelijk budget wordt voldoende geacht voor de inkoop daarvan. De ZZP’er dient in dat geval wel geregistreerd te staan als zorgverlener die past bij de noodzake-lijke ondersteuning.
Controle persoonsgebonden budget
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
UITBETALING PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Het pgb wordt bruto door de SVB uitgekeerd. Dat wil zeggen dat de eigen bijdrage niet direct met het pgb is verrekend. Het CAK int vervolgens de eigen bijdrages. De gemeente heeft geen inzicht in de inkomensgegevens van de cliënt. Daarom is in de Wmo voorgeschreven dat het CAK de eigen bijdrages int.
Ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie in de vorm van een vervoersvoorziening en hulpmiddelen
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
De financiële tegemoetkoming is in de Wet verdwenen als verstrekkings-vorm voor maatwerkvoorzieningen. Dit betekent dat de financiële tege-moetkomingen voor het gebruik van de eigen auto en de auto-aanpassing, indien CVV adequaat is, niet meer als een maatwerkvoorzie-ning wordt verstrekt per 1 januari 2015. Deze tegemoetkomingen worden met ingang van 1 januari 2015 verstrekt als een tegemoetkoming voor de meerkosten op grond van artikel 2.1.7 van de wet.
Voorwaarden maatwerkvoorziening gericht op vervoer
Een cliënt kan voor een maatwerkvoorziening gericht op verplaatsen in de vorm van een rolstoel in aanmerking gebracht worden wanneer dit op grond van aantoonbare beperkingen incidenteel of dagelijks zittend ver-plaatsen in en om de woning noodzakelijk is.
Met directe woon- en leefomgeving wordt verstaan het verplaatsen op basis van een reikwijdte van vijf OV-zones.
De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participa-tie door middel van verplaatsingen in de directe woon- en leefomge-ving met tenminste een omvang van 1500 kilometer met een band-breedte tot 2000 kilometer mogelijk maken.
Daarnaast kunnen zogenaamde "puntbestemmingen" bereikt worden. Deze liggen buiten het gebied van vijf OV zones, maar de gemeente vindt het belangrijk dat WMO reizigers deze toch kunnen bereiken. Puntbestemmingen zijn het AMC te Maastricht en het Klinikum te Aken.
Voor verplaatsingen buiten het vervoersgebied van vijf OV zones is er een algemene voorziening in de vorm van het landelijk systeem voor bovenregionaal vervoer "Valys".
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsin-gen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.
Met de vervoersbehoefte buiten de directe woon- en leefomgeving wordt rekening gehouden als een bovenregionaal contact alleen door de aanvrager zelf bezocht kan worden. Daarbij moet het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk zijn om dreigende vereenzaming te voor-komen.
Voorwaarden maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget
De in artikel 2.3.6 van de wet genoemde verplichting om de cliënt een persoonsgebonden budget te verstrekken indien hij dit wenst, is niet absoluut. Er kunnen overwegende bezwaren bestaan om niet over te gaan tot verstrekking van een persoonsgebonden budget. Uit het per-soonlijk plan moet bovendien blijken dat de cliënt zich ook georiën-teerd heeft op de ondersteuning die de gemeente heeft ingekocht.
Uitsluitingscriteria verstrekking persoonsgebonden budget
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Vaststelling persoonsgebonden budget voor vervoer
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Vaststelling persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Controle persoonsgebonden budget
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Uitbetaling persoonsgebonden budget
Het pgb wordt bruto door de SVB uitgekeerd. Dat wil zeggen dat de eigen bijdrage niet direct met het pgb is verrekend. Het CAK int vervolgens de eigen bijdrages. De gemeente heeft geen inzicht in de inkomensgegevens van de cliënt. Daarom is in de Wmo voorgeschreven dat het CAK de eigen bijdrages int.
Ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie in de vorm van een woningaanpassing
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
De financiële tegemoetkoming is in de Wet verdwenen als verstrekkings-vorm voor maatwerkvoorzieningen. Dit betekent dat de financiële tege-moetkomingen voor verhuis- en inrichtingskosten niet langer als een maatwerkvoorziening wordt verstrekt per 1 januari 2015. Deze tegemoet-komingen worden met ingang van 1 januari 2015 verstrekt als een tege-moetkoming voor de meerkosten op grond van artikel 2.1.7 van de wet.
Voorwaarden maatwerkvoorziening
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Voorwaarden maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget
De in artikel 2.3.6 van de wet genoemde verplichting om de cliënt een persoonsgebonden budget te verstrekken indien hij dit wenst, is niet absoluut. Er kunnen overwegende bezwaren bestaan om niet over te gaan tot verstrekking van een persoonsgebonden budget. Uit het per-soonlijk plan moet bovendien blijken dat de cliënt zich ook georiën-teerd heeft op de ondersteuning die de gemeente heeft ingekocht.
UITBETALING PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Het pgb wordt bruto door de SVB uitgekeerd. Dat wil zeggen dat de eigen bijdrage niet direct met het pgb is verrekend. Het CAK int vervolgens de eigen bijdrages. De gemeente heeft geen inzicht in de inkomensgegevens van de cliënt. Daarom is in de Wmo voorgeschreven dat het CAK de eigen bijdrages int.
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Woningaanpassing van gemeenschappelijke ruimten in bestaande gebouwen
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen
In dit artikel is bepaald dat de bedragen per vier weken, de inkomensbe-dragen en de percentages die gelden voor de berekening van de bijdrage in de kosten gelijk zijn aan die bedragen die genoemd zijn in artikel 3.1 en 3.8 van het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo. Hierin is de maximaal door een gemeente te heffen eigen bijdrage bepaald. Bij toepassing van dit artikel wordt per kalenderjaar uitgegaan van twaalf perioden van vier we-ken en een periode die, afhankelijk van de resterende dagen, vier of vijf weken bedraagt. De genoemde bedragen per vier weken, de inkomens-bedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de bij-drage in de kosten, worden jaarlijks bijgesteld op basis van de door het ministerie van VWS opgestelde advies en geadviseerde parameterset.
Voor de bepaling in het vierde lid geldt dat deze verplichting al voortvloeit uit de wet, concreet het artikel 5.1.3 van de Wet. Ter volledigheid is dit artikel ook nog een keer opgenomen in dit besluit.
Maximaal verschuldigde eigen bijdrage
Voor de bepaling in het eerste lid geldt dat deze verplichting al voortvloeit uit de Wet en artikel 9 van de verordening. In het tweede lid wordt de uitzondering beschreven, conform het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo. Op de eigen bijdrage gelden twee uitzonderingen: er is geen bijdrage ver-schuldigd voor rolstoelen en er is, met uitzondering van woningaanpassin-gen, geen bijdrage verschuldigd voor hulpmiddelen voor personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.
In het derde lid wordt tevens bepaald dat ook geen bijdrage in de kosten verschuldigd is ten aanzien van een maatwerkvoorziening in de vorm van een collectief vervoerssysteem. Dit omdat de cliënt reeds een vaste bij-drage per zone verschuldigd is.
Tenslotte is in dit artikel geregeld dat cliënten met een inkomen op bij-standsniveau vrijgesteld zijn van het betalen van een eigen bijdrage. Hier-voor zouden zij namelijk een aanvraag kunnen indienen voor bijzondere bijstand. Door deze regeling wordt derhalve bespaard op extra werk voor de gemeente.
Bepaling kostprijs maatwerkvoorziening
Dit artikel is een uitwerking van het bepaalde in artikel negen, vierde lid sub a van de verordening.
Bijdrage in de kosten voor een algemene voorziening
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Bijdrage voor algemene voorzieningen
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
TEGEMOETKOMINGEN IN DE MEERKOSTEN
Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chroni-sche problemen
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Tegemoetkoming voor kosten taxi, rolstoeltaxi, autoaanpassing, ver-huizing, herinrichting woning, sportrolstoel en bezoekbaar maken woning
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Onderhoud keuring en reparatie
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Complexgewijze aanpassing van bestaande woongebouwen op collec-tieve basis
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Voor de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers wordt een nieu-we regeling voorbereid. De afhandeling van aanvragen over 2015 kunnen op basis van de nadere regels, zoals die voor 2015 golden, nog afgedaan worden.
Inwerkingtreding en citeertitel
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
KOSTENBEREKENING WOONVOORZIENINGEN
Ingevolge paragraaf 3.3 is het mogelijk om een maatwerkvoorziening te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomi-sche beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 wat voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt is per vertrek (zie tabel) ge-maximeerd.
1.a Aantal m2 waarvoor ten hoogste een maatwerkvoorziening kan wor-den verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning
Maatwerkvoorziening in geval van aanbouw van een vertrek Maatwerkvoorziening in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig ver-trek
Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpas-sen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2.
VERGOEDING VOOR KOSTEN VAN ONDERHOUD, KEURING EN REPARATIE
Alleen de werkelijk gemaakte kosten van keuring, onderhoud (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) en reparatie (niet ex-pliciet gebonden aan een maximum) aan de hieronder genoemde onder-delen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming:
b. rolstoel- of sta-plateauliften;
f. de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;
g. elektromechanische openings- en sluitingsmechanisme van deuren;
De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en/ of onderhouds-contract en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhui-zen bedraagt:
keuring Kosten excl. BTW Frequentie onderhoud Kosten excl. BTW
Stoellift 1x per 4 jaar € 254,09 1x per jaar € 521,04
Rolstoel-plateaulift 1x per 4 jaar € 309,59 1x per jaar € 521,04
Woonhuisliften 1 x per 1,5 jaar € 309,59 2x per jaar € 1.042,06
Hefplateaulift 1x per 1,5 jaar € 314,03 2x per jaar € 1.042,06
Balanslift * 1x per 1,5 jaar € 89,91 1x per jaar € 531,16
* Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Bestaande balansliften kunnen nog wel gewoon gekeurd en onderhouden worden. Het lifteninstituut berekent de kosten voor perio-dieke keuring van balansliften op grond van een uurtarief.
Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:
- 50% voor installaties geplaatst buiten de woning;
- 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;
- 50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven pla-teaus en/of afrijdbeveiliging resp. elektrisch wegklapbare raildelen.
Ingevolge paragraaf 3.3 is het mogelijk om een maatwerkvoorziening te krijgen voor woonvoorzieningen. De opgestelde kostenberekening dan wel de ingediende offerte worden beoordeeld aan de hand van de lijst Tarie-ven woningaanpassingen opgesteld door SCIO Consult. De hoogte van een maatwerkvoorziening voor standaardvoorzieningen zoals opgenomen in de lijst Tarieven woningaanpassingen zijn gemaximeerd.
Prijsbepaling lijst Tarieven woningaanpassingen
De limitatieve lijst is opgesteld aan de hand van landelijk gemiddelde prij-zen zoals genoemd in op de bouw gerichte maandelijkse en/of halfjaarlijk-se periodieken. Tevens vindt de toetsing plaats aan gemiddelde element-prijzen voor woningaanpassingen zoals door erkende aannemers en instal-lateurs wekelijks bij SCIO Consult worden ingediend.
Voor sanitaire elementen worden de bruto catalogusprijzen van de Techni-sche Unie gehanteerd, aangevuld met het bijbehorende hulpmateriaal en de gebruikelijke standaard montagetijd per element. Linido producten worden vergeleken met de jaarlijkse prijzenlijst van de firma Linido.
De eventuele korting die installateurs en aannemers bedingen op pro-ducten is niet verrekend in de limitatieve lijst. De kortingen variëren en zijn afhankelijk van het inkoopbeleid van de aannemer c.q. installateur.
• De benoemde artikelen worden geleverd en geplaatst volgens de standaard werkomschrijving, de standaard materialenlijst en voor de afgesproken standaardprijs.
• Indien de installateur/aannemer het technisch noodzakelijk acht af te wijken van de omschrijving van de gemeente, de standaard werkomschrijving of de standaard materialenlijst dient dit altijd in overleg met de betreffende Wmo‐consulent van de gemeente Heer-len te gebeuren.
• Subgroep 1.1 (verhoogde) toiletbrillen worden geleverd en gemon-teerd door de leverancier van hulpmiddelen.
• De gereedmelding verloopt per cliënt middels een door de gemeen-te Heerlen ontwikkeld ‘gereedmeldingsformulier’ binnen een ter-mijn van zes weken, na verzending van de beschikking en het pro-gramma van eisen.
• De benodigde bevestigingsmiddelen en reparaties van stuc‐ en te-gelwerk ten gevolge van het aanbrengen van de gewenste artikelen zijn inclusief, tenzij anders is vermeld.
• De genoemde prijzen zijn exclusief 21%.
BEREKENING TARIEVEN PERSOONSGEBONDEN BUDGET VOOR MAATWERKVOORZIENING “HULP BIJ HET HUISHOUDEN”, “PERSOONLIJKE BEGELEIDING – INDIVIDUEEL” EN “LOGEEROPVANG/RESPIJTZORG/KORTDUREND VERBLIJF”
Bij de totstandkoming van de tarieven voor een persoonsgebonden bud-get is uitgegaan van het wettelijk minimunloon voor het sociaal netwerk, en CAO-lonen voor ZZP’ers en zorgaanbieders.
Bij gecontracteerde zorg zitten echter veel overheadkosten en deze hoe-ven in principe niet meegenomen te worden in het persoonsgebonden budget; alleen de directe loonkosten zijn maatgevend. Een budgethouder wordt geacht zelf zijn zaken te regelen die nodig zijn bij het beheren van een persoonsgebonden budget en de gemeente hoeft die kosten niet te compenseren (dit is ook in de Wmo 2007 en de AWBZ van toepassing geweest). Afhankelijk van de feitelijke situatie kan een persoonsgebonden budget worden toegekend variërend van de kosten van de soort hulp en afhankelijk van de indicatie die gesteld wordt. Bij PGB-gefinancierde zorg wordt uitgegaan van de loonkosten die gelden bij Zorg in Natura (dus zon-der de overheadkosten). In dat geval zijn de gemiddelde lonen voor de soort hulpen volgens de CAO Thuiszorg (hulp bij het huishouden) en CAO Gehandicaptenzorg (persoonlijke begeleiding) richtinggevend. Deze is vol-doende geobjectiveerd als het gaat om reële bedragen. Daarnaast dient de het persoonsgeboden budget per uur in ieder geval gelijk te zijn aan het minimumloon. Om te komen tot een reële hoogte van het persoons-gebonden budget zijn een viertal bronnen geraadpleegd:
• De Sociale verzekeringsbank; voor informatie over het minimum-loon, zie ook tabel 1;
• CAO VVT (Thuiszorg): voor het gemiddeld uurloon voor het leveren van
‘hulp bij het huishouden’, zie tabel 2 en 3;
• CAO GHZ (Gehandicaptenzorg): voor het gemiddeld uurloon voor het leveren van ‘persoonlijke begeleiding - individueel’, zie tabel 4 en 5;
• Zorgaanbieders: voor inzicht in functieschalen, behorende bij de diverse producten.
Leeftijd zorg-verlener Per maand (incl. vakan-tiegeld) Per uur Per uur (incl. vakantiegeld) Per uur (incl. vakantiegeld en uren)
Vanaf 23 jaar € 1.501,80 € 9,63 € 10,40 € 11,20
22 jaar € 1.276,55 € 8,18 € 8,83 € 9,51
21 jaar € 1.088,80 € 6,98 € 7,54 € 8,12
20 jaar € 923,60 € 5,92 € 6,39 € 6,88
19 jaar € 788,45 € 5,05 € 5,45 € 5,87
18 jaar € 683,30 € 4,38 € 4,73 € 5,10
17 jaar € 593,20 € 3,80 € 4,10 € 4,42
16 jaar € 518,10 € 3,32 € 3,59 € 3,87
15 jaar € 450,55 € 2,89 € 3,12 € 3,36
Tabel 1: Bedragen minimumloon per 1 januari 2015
Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesala-ris Uurloon Per uur (incl. vakantiegeld en uren)
0 1 € 1.425,48 € 1.311,84 € 9,11
1 2 € 1.452,32 € 1.336,32 € 9,28
2 3 € 1.479,23 € 1.360,80 € 9,45
3 4 € 1.536,81 € 1.414,08 € 9,82
4 5 € 1.593,12 € 1.465,92 € 10,18 € 11,84
Tabel 2: CAO-VVT, FWG 10: Hulp bij het huishouden basis
Periodiek Volgnr. Maandsalaris Periodesalaris Uurloon
Aanloop-periodiek 0 3 € 1.479,23 € 1.360,80 € 9,45
Aanloop-periodiek 1 4 € 1.536,81 € 1.414,08 € 9,82
0 5 € 1.593,12 € 1.465,92 € 10,18
1 6 € 1.623,76 € 1.494,72 € 10,38
2 7 € 1.666,60 € 1.533,60 € 10,65
3 8 € 1.708,25 € 1.572,48 € 10,92
4 9 € 1.753,55 € 1.612,80 € 11,20
5 10 € 1.802,52 € 1.658,88 € 11,52
6 11 € 1.857,63 € 1.709,28 € 11,87
7 12 € 1.915,18 € 1.762,56 € 12,24
8 13 € 1.980,0 € 1.821,60 € 12,65
Tabel 3: CAO-VVT, FWG 15: Hulp bij het huishouden plus
jaar Inpas-nummer Maandsalaris Uurloon Per uur
(incl. vakan-tiegeld en - uren)
11 24 € 2.664,00 € 14,51 € 16,88
Tabel 4: CAO-GHZ, FWG 40: Persoonlijke begeleiding individueel
jaar Inpas-nummer Maandsalaris Uurloon Per uur
12 28 € 2.926,00 € 18,76 € 21,82
Tabel 5: CAO-GHZ, FWG 45: Persoonlijke begeleiding individueel – module gedrag
Berekening van de PGB-uurtarieven
1. Ondersteuning geleverd door een zorgaanbieder of een bij de
Kamer van Koophandel geregistreerde zelfstandig ondernemer.
Bij het bepalen van het PGB-uurtarief is rekening gehouden met het vol-gende:
• Gemiddelde bruto-uurloon conform CAO VVT :
• Hulp bij het huishouden basis = FWG 10 (artikel 7 tweede lid onder b.)
• Hulp bij het huishouden plus = FWG15 (artikel 7 tweede lid onder c.)
• Gemiddelde bruto-uurloon conform CAO GHZ :
• Persoonlijke begeleiding individueel = FWG 40 (artikel 8 tweede lid onder b.)
• Persoonlijke begeleiding individueel, module gedrag = FWG 45 (arti-kel 8 tweede lid onder c.)
• Toeslag voor indirecte uren, reistijd, mogelijke afdrachten belasting-dienst en werkgeverslasten.
• Toeslag voor extra kosten m.b.t. tot het uitvoeren van de werkge-verstaken , zoals extra telefoonkosten en portokosten.
In het geval dat de ondersteuning geleverd wordt door een Zelfstan-dige zonder Personeel (ZZP’er), dient deze ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel (KvK). De inschrijving bij de KvK dient ver-band te houden met de noodzakelijke ondersteuning die geleverd dient te worden.
2. Ondersteuning geleverd door iemand uit het sociaal netwerk
In het pgb-tarief is rekening gehouden met het minimumloon 2014.
PGB sociaal netwetk Wettelijk mi-nimum uur-loon o.b.v. 36 uur p.w. 8% Vakantie-geld & 8,33% vakantie-uren Overige kos-ten PGB per uur PGB per uur gelijktrek-ken aan PGB HbH
€ 9,63 € 1,57 € 1,90 € 13,10 € 13,74
Uurtarieven persoonsgebonden budgetten 2016
huishouden Sociaal netwerk € 13,74
individueel Sociaal netwerk € 13,74
Individueel – mo-dule gedrag € 40,00
Tabel 8: Uurtarieven PGB voor ‘hulp bij het huishouden’ en ‘persoonlijke be-geleiding – individueel’
Vaststelling persoonsgebonden budget kortdurend verblijf/ logeerop-vang/ respijtzorg
Het tarief per etmaal, voor ondersteuning die wordt geboden door het sociaal netwerk of mensen die niet als zelfstandig ondernemer bij de Ka-mer van Koophandel geregistreerd zijn, is gebaseerd op basis van de kos-ten voor bed-bad-brood en een dagactiviteit met belanghebbende. Voor het bepalen van deze kosten is uitgegaan van de gegevens van het NIBUD, zoals hieronder weergegeven.
Kosten van voeding 2014 per persoon per dag
ontbijt 2e broodmaal-tijd warme maaltijd Tussendoor-tjes totaal
man 14 - 65 jaar € 0,58 € 1,42 € 2,39 € 1,96 € 6,35
vrouw 14 - 65 jaar € 0,53 € 1,33 € 2,33 € 1,62 € 5,81
man en vrouw 65+ € 0,48 € 1,25 € 2,10 € 1,76 € 5,59
* Meegerekend zijn de kosten voor elektriciteit, water, waspoeder en af-schrijving en onderhoud van de wasmachine. De bedragen in de tabel zijn voor een was zonder voorwas.
Ongeveer € 1,30 per droogbeurt
Elektrische boiler € 1,00 € 0,45
Voor de kosten van een dagactiviteit zijn gemiddelde tarieven bekend. Het is echter niet zo, dat een dagactiviteit altijd geld dient te kosten. De ene keer blijft men in de woonsituatie en vindt daar de dagactiviteit plaats. Een andere keer is er sprake van een dagactiviteit buitenshuis met evt. en-treegeld of een extra kop koffie. Om deze reden is gekozen om uit te gaan van een gemiddeld bedrag voor dagbesteding, waarvoor een bedrag ad. € 10,00 reëel wordt geacht.
Om er voor te zorgen dat er 1 tarief per etmaal gehanteerd kan worden voor alle belanghebbenden die ondersteuning ontvangen door het sociaal netwerk of mensen die niet als zelfstandig ondernemer bij de Kamer van Koophandel geregistreerd zijn, wordt van elke kostenpost het hoogste bedrag gehanteerd: