Organisatie | Tiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Gemeente Tiel |
Citeertitel | Beleidsregel Bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Gemeente Tiel |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Artikel 13b Opiumwet |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-03-2016 | 01-12-2018 | nieuwe regeling | 01-03-2016 Tiel actueel, 30-03-2016 | Regelgevingregister 2016, nr. 4.02 |
Het is een gegeven van algemene bekendheid dat hennepteelt en drugshandel veelal gepaard gaat met overlast en criminaliteit. Ook kan hierdoor de veiligheid in het geding zijn (b.v. brandgevaar). Dit is een ongewenste situatie. Artikel 13b van de Opiumwet geeft de burgemeester de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen ter handhaving van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet. Deze bevoegdheid staat bekend als de Wet Damocles.
De tekst van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet luidt:
“De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.”
Bestuursrechtelijke maatregelen zijn reparatoire maatregelen, dat wil zeggen gericht op het ongedaan maken van de overtreding. Zij mogen niet dienen als punitieve sancties, dat wil zeggen niet gericht zijn op het bestraffen van overtredingen.
Er hoeft geen sprake te zijn van overlast ten gevolge van druggerelateerde activiteiten om artikel 13b van de Opiumwet te kunnen toepassen. De enkele omstandigheid dat is geconstateerd dat drugs zijn verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn, is voldoende voor toepassing er van.
Het voorliggende handhavingsbeleid staat los van de strafrechtelijke handhaving. In voorkomende gevallen kan tevens strafvervolging worden ingesteld door het Openbaar Ministerie, naast de bestuurlijke handhaving op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
3. Algemene uitgangspunten voor bestuursrechtelijk optreden
Deze beleidsregel is van toepassing op alle vormen van drugshandel, zoals bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet: een hard- of softdrug dat wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Mocht tussen de verschillende vormen van drugshandel een onderscheid worden gemaakt, wordt dit in deze beleidsregel expliciet toegelicht. Speciale verkooppunten voor softdrugs in de vorm van coffeeshops worden gedoogd.
Het begrip verkoop wordt ruim geïnterpreteerd: het totaal aan handelingen dat rechtstreeks tot de overdracht van het verkochte leidt. Ook voorbereidingshandelingen, zoals het maken van afspraken om drugs te verkopen tussen leverancier en afnemer, al dan niet via een tussenpersoon wordt hieronder verstaan. Dit betekent dat het leggen van dergelijke contacten, ongeacht het al dan niet plaatsvinden van de levering en betaling vanuit het lokaal of de woning, wordt gezien als een verkoophandeling waarop dit handhavingsbeleid van toepassing is.
Als beleidsuitgangspunt wordt als regel gekozen voor het toepassen van een last onder bestuursdwang en niet voor het opleggen van een last onder dwangsom. Bestuursdwang is een directer middel dat, in tegenstelling tot een dwangsom, op termijn tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden, herhaling zal voorkomen en de bekendheid van het pand teniet zal doen.
Van een dwangsom mag in de meeste gevallen weinig effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelen-circuit dusdanig groot is, dat met een dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald.
Het (tijdelijk) sluiten van een lokaal moet als de meest effectieve maatregel worden beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen.
In beginsel sluit de zwaarte van de maatregel in de matrixen aan op:
frequentie van de overtreding;
teneinde te bereiken dat de overtreding ongedaan wordt gemaakt dan wel herhaling wordt voorkomen. De gekozen termijn is noodzakelijk om niet alleen feitelijk de overtredingen van de Opiumwet te voorkomen, maar ook om in voorkomende gevallen de bekendheid van het pand dan wel het erf als locatie waar drugs worden verkocht of daartoe aanwezig zijn, weg te nemen.
De burgemeester heeft bij het vaststellen van de bestuursrechtelijke maatregelen in de matrixen een belangenafweging gemaakt, waarbij, naast de bovengenoemde aspecten, onderstaande aspecten zijn afgewogen tegen de belangen van belanghebbende(n):
Gelet op het recht op respect voor het/ieders privé-, familie- en gezinsleven, de woning en de correspondentie (artikel 8 EVRM) dient bij het sluiten van woningen een nog zorgvuldigere belangenafweging plaats te vinden dan bij lokalen, waarbij in het bijzonder rekening gehouden dient te worden met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Om tot een zorgvuldige belangenafweging te komen, is een puntensysteem opgesteld. Door gebruik te maken van het puntensysteem geeft de burgemeester invulling aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. In de handhavingsmatrix is de relatie tussen de scores en de wijze waarop van artikel 13b van de Opiumwet gebruik wordt gemaakt, aangegeven.
Bij het vaststellen van de bestuursrechtelijke maatregelen in de matrix is gekeken naar onderstaande aspecten, waarbij per aspect een gemotiveerde score is gegeven:
verstoring van de openbare orde.
Naast bovenstaande aspecten kan de burgemeester andere omstandigheden die voor het concrete geval relevant zijn, meewegen.
De scores van alle relevante omstandigheden worden bij elkaar opgeteld. Aan de hand van de scores in de handhavingsmatrix wordt de maatregel bepaald.
Indien na de 1e constatering een waarschuwing is gegeven, kan alleen een bestuursrechtelijke maatregel (2e stap in handhavingsmatrix) worden opgelegd als de 2e constatering binnen een periode van 5 jaar na verzenddatum van de waarschuwing is gedaan.
Indien meer dan 5 jaar na verzenddatum van de waarschuwing een 2e constatering wordt gedaan, dan geldt deze als 1e constatering en wordt wederom een waarschuwing gegeven, tenzij de ernst van de overtreding directe sluiting vereist.
Indien een bestuursrechtelijke maatregel is opgelegd, geldt een periode van 5 jaar na verzenddatum van de bestuursrechtelijke maatregel waarbinnen een volgende constatering leidt tot de volgende stap/bestuursrechtelijke maatregel in de handhavingsmatrix.
Indien meer dan 5 jaar na verzenddatum van de bestuursrechtelijke maatregel een constatering wordt gedaan, dan geldt deze als 1e constatering en wordt conform die constatering opgetreden (waarschuwing of bestuursrechtelijke maatregel). Antecedenten ouder dan 5 jaar kunnen wel als verzwarende omstandigheid in de belangenafweging (toepassing matrix) worden betrokken. Bijvoorbeeld ten aanzien van de aspecten ‘bekendheid van de woning’ en voorkomen ‘aantasting woon- en leefklimaat’.
Bij cumulatie van op te leggen bestuursrechtelijke maatregelen, bijvoorbeeld als gevolg van overtredingen van verschillende AHOJGI-criteria, is de zwaarst gestelde bestuursrechtelijke maatregel van toepassing of kan worden afgeweken van het beleid (zie verderop in deze beleidsregel de afwijkingsbevoegdheid).
4. Toepassen last onder bestuursdwang
Voor het toepassen van de last onder bestuursdwang op grond van artikel 13b van de Opiumwet zijn de algemene bepalingen uit artikel 5:21 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Hieronder worden de stappen kort uiteengezet.
Per dossier wordt een situatiebeoordeling gemaakt, zodat handhavend opgetreden kan worden. Deze beoordeling gebeurt aan de hand van de in hoofdstuk vijf en zes opgenomen feiten en omstandigheden en daarbij behorende handhavingsmatrixen. De belangenafweging is hiermee zoveel mogelijk inzichtelijk gemaakt.
Indien uit de situatiebeoordeling blijkt dat een waarschuwing wordt gegeven, wordt deze op schrift gesteld en (indien mogelijk) namens de burgemeester aan belanghebbende(n) overhandigd/verzonden. Een waarschuwing is pand gebonden, maar kan niet worden ingeschreven in het gemeentelijk beperkingenregister. Om het voor nieuwe pandeigenaren mogelijk te maken in te zien of een pand al eerder in aanraking is geweest met artikel 13b van de Opiumwet wordt de waarschuwing bekend gemaakt op de gemeentelijke website en in het plaatselijke blad Tiel Actueel
Ter voorbereiding van een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt het voornemen bekend gemaakt. Tegen dit voornemen kan een zienswijze, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, worden ingediend (artikel 4:8 en 4:9 van de Awb). Hiervan wordt afgezien indien vereiste spoed zich hiertegen verzet (artikel 4:11, onder a, van de Awb).
De zienswijze kan een ander licht op de zaak werpen, waardoor een minder zware of juist zwaardere bestuursrechtelijke maatregel opgelegd moet worden.
Effecturering last onder bestuursdwang inhoudende sluiting
Indien de overtreder geen gevolg geeft aan de last, zal de burgemeester overgaan tot feitelijke sluiting en zal het pand ontoegankelijk worden gemaakt of worden verzegeld. De overtreder/eigenaar kan tijdens de sluiting niet over het pand/zijn eigendom beschikken.
Op grond van artikel 2:41, van de APV voor de gemeente Tiel is het verboden een pand te betreden, dat is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
Als de overtreder zelf het pand niet afdoende heeft afgesloten, kan besloten worden om het pand alsnog te verzegelen. Verzegeling kan controle van het pand gemakkelijker maken. Het doorbreken van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht.
Bij panden die aan verschillende personen worden verhuurd, zoals kamerverhuurpanden, kan, indien dit mogelijk is, worden besloten tot gedeeltelijke sluiting door sluiting van de afzonderlijke kamer(s) of een gedeelte van het pand. De rest van het pand blijft dan voor derden toegankelijk. Hierdoor worden bijvoorbeeld medebewoners, die niets met de overtreding te maken hebben, niet onnodig getroffen. Bij aanhoudende overlast kan het pand alsnog in zijn geheel gesloten worden.
Bewoners die niets met de overtreding(en) in en rond het pand te maken hebben, kunnen worden getroffen door het sluitingsbesluit. Uit jurisprudentie met betrekking tot artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens blijkt dat in dit geval aan de “onschuldige” bewoner passende, vervangende woonruimte moet worden aangeboden.
Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken dient de sluiting van het pand binnen vier dagen te worden ingeschreven in de landelijke voorziening.
De toepassing van bestuursdwang geschiedt ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Awb op kosten van de overtreder. Als overtreder geldt niet altijd de eigenaar van de woning. Maar als de eigenaar van een woning is ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het betreffende adres dan mag er vanuit worden gegaan dat hij/zij de overtreder is.
Afloop sluitingstermijn en heropening
Na afloop afloop van de sluitingstermijn vindt overleg plaats tussen de gemeente en de eigenaar/verhuurder van het pand. Wanneer na heropening van het pand opnieuw overtreding van de Opiumwet plaatsvindt, wordt wederom conform de handhavingsmatrixen bestuurlijk opgetreden.
Indien een belanghebbende van mening is dat het gesloten pand eerder heropend zou moeten worden, kan een gemotiveerd verzoek tot opheffing van het besluit worden ingediend bij de burgemeester. De basis hiervoor kan gevonden worden in de aangeduide omstandigheden die volgens het besluit tot sluiting van toepassing zijn.
5. Handhavingsmatrixen lokalen
Grow- en smartshop vallen ook onder de voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven. Deze inrichtingen kunnen vergunningplichtig zijn op grond van de APV (lokaal beleid), maar dit onderscheid maakt niet uit voor de bestuursrechtelijke maatregelen die opgelegd kunnen worden.
Sinds 1 maart 2015 zijn alle handelingen die de (grootschalige) illegale hennepteelt voorbereiden of vergemakkelijken strafbaar. Growshops die alleen leveren aan de kleine thuiskweker blijven legaal.
Een smartshop is een winkel, waar in het algemeen smartdrugs en andere psycho-actieve substanties worden verkocht en accessoires voor het gebruiken van dit soort middelen.
Bij de bepaling van de op te leggen maatregelen, zoals opgenomen in onderstaande handhavingsmatrix, is een onderscheid gemaakt tussen hennepkwekerijen en de handel in soft- en/of harddrugs. De burgemeester is van mening dat een lokaal minder bekend zal staan als drugspand als in het lokaal een hennepkwekerij is opgericht. De eigenaar/opdrachtgever van de kwekerij zal hier niet veel ruchtbaarheid aan willen geven.
Dit in tegenstelling tot de situatie waarbij vanuit het lokaal soft- en/of harddrugs worden verkocht of verstrekt, aangezien het lokaal dan (regelmatig) bezocht wordt.
Naast handhaving op grond van artikel 13b van de Opiumwet, kan ten aanzien van vergunningplichtige inrichtingen tegen overtredingen in of vanuit een lokaal opgetreden worden op grond van de desbetreffende regelgeving, zoals de Drank- en Horecawet en de APV. Dit is niet in deze beleidsregel opgenomen.
Voor de niet-vergunningplichtige lokalen geldt dat overtredingen alleen op grond van artikel 13b van de Opiumwet worden gehandhaafd, omdat in beginsel geen wettelijke regelingen van toepassing zijn op grond waarvan handhavend opgetreden kan worden.
Hieronder wordt met woning bedoeld als sprake is van een woonbestemming en feitelijke bewoning.
De handhavingsmatrix is gebaseerd op een puntensysteem, waarbij een aantal aspecten is beoordeeld. Aan het eind worden alle punten bij elkaar opgeteld, waardoor een eindscore wordt verkregen. Door gebruik te maken van het puntensysteem wordt een zorgvuldige belangenafweging gemaakt, waarbij in het bijzonder rekening is gehouden met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het sluiten van een woning is een ultimum remedium. Is sprake van een woning in eigendom van een woningcorporatie, dan zal de woningcorporatie de huurovereenkomst beëindigen en wordt in beginsel niet overgegaan tot sluiting van de woning op grond van deze beleidsregel. Indien de woningcorporatie niet (tijdig) slaagt in het ontruimen van de desbetreffende woning, kan de burgemeester alsnog gebruik maken van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet.
6.1 Wegnemen bekendheid van de woning
Dit aspect heeft betrekking op de noodzaak om de bekendheid van de woning als locatie van drugshandel weg te nemen.
De burgemeester is van mening dat de woning minder bekend zal staan als drugspand als in de woning een hennepkwekerij is opgericht. De eigenaar/opdrachtgever van de kwekerij zal hier niet veel ruchtbaarheid aan willen geven. Dit in tegenstelling tot de situatie waarbij vanuit de woning soft- en/of harddrugs worden verkocht of verstrekt, aangezien de gebruikers het pand regelmatig bezoeken. Hierbij moet ook weer een onderscheid worden gemaakt tussen de handel aan eindgebruikers en aan groothandelaren. Bij handel aan groothandelaren is de bezoekfrequentie een stuk lager dan bij handel aan eindgebruikers, waardoor de afname van de bekendheid van het pand als drugspand bij groothandelaren een langer tijdsbestek zal innemen dan bij eindgebruikers en dus zwaarder meetelt.
Het gaat hier over de inschatting van het risico dat drugshandel opnieuw in dezelfde woning plaatsvindt.
De burgemeester is van mening dat de kans dat er in de woning een handelshoeveelheid drugs dan wel een hennepkwekerij wordt aangetroffen groter is als in de betreffende woning al eerder een handelshoeveelheid dan wel kwekerij is aangetroffen dan wanneer dit niet het geval is.
Daarnaast is de burgemeester van mening dat het risico groter is als de drugshandel door de eigenaar geschiedt.
Is sprake van verhuur en is de huurder zelf verantwoordelijk voor de drugshandel en zijn er geen aanwijzingen dat de eigenaar/verhuurder het redelijkerwijs had kunnen vermoeden, dan is het risico op herhaling kleiner. Als de eigenaar/verhuurder wist of kon weten dat de huurder al eerder de Opiumwet heeft overtreden, wordt bijvoorbeeld verondersteld dat de eigenaar/verhuurder het redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
Het risico van herhaling wordt ook kleiner als de eigenaar/verhuurder de huurovereenkomst beëindigt. Gebeurt dit niet, dan kan de huurder nog gebruik maken van de woning waardoor de kans op herhaling aanwezig blijft dan wel groter wordt.
Ook is de kans op herhaling groter als al eerder met betrekking tot de woning is opgetreden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Onder eerdere toepassing van artikel 13b van de Opiumwet wordt verstaan zowel een waarschuwing als een bestuursrechtelijke maatregel. Waarschuwingen en maatregelen ouder dan vijf jaar worden alleen meegewogen wanneer specifieke feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven.
6.3 Voorkomen van verdere aantasting van het woon- en leefklimaat
Uit de omstandigheden kan blijken dat het woon- en leefklimaat is aangetast en weer hersteld moet worden. Een aanwijzing hiervoor kan zijn het gebruik van soft- en/of harddrugs in de directe omgeving van de bewuste woning. De burgemeester is van mening dat de verkoop, het afleveren en verstrekken dan wel het aanwezig zijn van harddrugs als een ernstiger verschijnsel voor de omgeving wordt gezien dan de verkoop, het afleveren en verstrekken dan wel het aanwezig zijn van softdrugs.
De wetgever heeft niet voor niets een onderscheid gemaakt tussen hard- en softdrugs met het oog op de gebruiksrisico's van de onderscheiden drugs en om een duidelijke scheiding tussen beide markten aan te brengen. Daartoe worden voor softdrugs speciale verkooppunten in de vorm van coffeeshops gedoogd.
6.4 Herstel van verstoring van de openbare orde
Uit de omstandigheden kan blijken dat sprake is van onrust in de directe omgeving en dat de rust in de directe omgeving moet worden hersteld.
De burgemeester is van mening dat als er klachten van omwonenden bekend zijn bij politie en/of gemeente omtrent de wijze van gebruik van de woning, is dat voldoende reden om aan te nemen dat sprake is van onrust.
De maatregelen genoemd in de matrix geven een richtlijn. In zéér uitzonderlijke gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van de beleidsregel en de daarin genoemde (zwaarte van de) bestuursrechtelijke maatregel. Voorbeelden hiervan zijn de aanwezigheid van wapens (samenloop met verdenking van een strafbaar feit o.g.v. de wet Wapens en Munitie) en mensenhandel.