Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Beleidsregel draagkracht particulieren bij bodemsanering ten behoeve van aanpak spoedlocaties Noord-Brabant |
Citeertitel | Beleidsregel draagkracht particulieren bij bodemsanering ten behoeve van aanpak spoedlocaties Noord-Brabant |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | milieubeheer, financieel kader |
Geen.
Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-03-2016 | nieuwe regeling | 23-02-2016 | S0309454 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten bij de sanering van een geval van ernstige verontreiniging, waarvan een spoedige sanering noodzakelijk is, zogenoemde spoedlocaties, bevoegd gezag zijn in het kader van de Wet bodembescherming;
Overwegende dat op de eigenaar van een dergelijke spoedlocatie een saneringsplicht rust in de zin van artikel 55b Wet bodembescherming, dan wel aan de veroorzaker van de verontreiniging of eigenaar van een dergelijke spoedlocatie een saneringsbevel kan worden opgelegd in de zin van artikel 43 lid 3 Wet bodembescherming;
Overwegende dat niet-draagkrachtige particulieren door het nakomen van hun saneringsplicht in financiële problemen dreigen te raken;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten bereid zijn die saneringsplicht over te nemen onder voorwaarden en op basis van een draagkrachtonderzoek als alternatief voor een handhavingstraject, en met behoud van een redelijke levensstandaard.
Overwegende dat Gedeputeerde Staten met deze regeling voorkomen dat de aanpak van deze spoedlocaties, zoals vastgesteld in het Convenant bodem en ondergrond 2016-2020, stagneert en een bijdrage in de saneringskosten zeker stellen;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten hiertoe de volgende beleidsregel wensen vast te stellen;
Gedeputeerde Staten passen het bepaalde in deze beleidsregel toe, indien het grondgebied betreft waar sprake is van een geval van ernstige verontreiniging waarvan een spoedige sanering noodzakelijk is in de zin van artikel 29 en 37 van de wet, bij de particulier die
Gedeputeerde Staten hanteren een correctie op het vermogen, bedoeld in artikel 4, onderdeel 2, onder c, indien, na het al dan niet al bereikt hebben van de pensioengerechtigde leeftijd, het vermogen aangewend dient te worden ter aanvulling van inkomsten uit pensioenvoorzieningen tot een modaal inkomen.
Onverminderd het tweede lid, hanteren Gedeputeerde Staten een correctie op het vermogen als bedoeld in artikel 4, onderdeel 2, onder c, indien het vermogen aangewend dient te worden ter aanvulling van het huidige inkomen tot aan een modaal inkomen over een periode tot aan het moment van de pensioengerechtigde leeftijd.
Gedeputeerde Staten passen een correctie op het vermogen als bedoeld in artikel 4, onderdeel 2, onder c, toe indien het inkomen van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het draagkrachtonderzoek wordt uitgevoerd, lager is dan het modaal inkomen van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het draagkrachtonderzoek wordt uitgevoerd.
Gedeputeerde Staten passen een correctie op het vermogen als bedoeld in artikel 4, onderdeel 2, tweede zinsdeel toe indien het inkomen van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het draagkrachtonderzoek wordt uitgevoerd, hoger is dan het modaal inkomen van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het draagkrachtonderzoek wordt uitgevoerd.
’s-Hertogenbosch, 23 februari 2016 Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger
Gedeputeerde Staten zijn bij de sanering van spoedlocaties bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb). Indien de veroorzakers, eigenaren of erfpachters niet overgaan tot uitvoering van hun saneringsplicht, hebben Gedeputeerde Staten de bevoegdheid om het bestuursrechtelijke bevels- en/of handhavingsinstrumentarium in te zetten. Deze weg van bevel en handhaving leidt vaak tot langdurige en kostbare juridische procedures.
Vele spoedlocaties zijn in de afgelopen jaren succesvol aangepakt door particuliere eigenaren, erfpachters of veroorzakers en, indien geen verantwoordelijke partij valt aan te wijzen, door de provincie. In de praktijk blijkt dat bij die locaties een enkele keer sprake is van een particuliere eigenaar al dan niet tevens veroorzaker met een saneringsplicht op grond van de Wbb, die niet draagkrachtig genoeg is om de (volledige) kosten van sanering te betalen. De beleidsregel is alleen van toepassing op particuliere eigenaren, waarmee wordt bedoeld natuurlijke personen die geen onderneming (meer) drijven in fiscale zin.
De wetgever heeft niet voorzien in een regeling voor deze groep niet-draagkrachtige particulieren (eigenaren die al dan niet tevens veroorzakers zijn). Deze groep dreigt tussen wal en schip te vallen en kan door de saneringsplicht in de financiële problemen terecht komen. Voor bedrijfsmatige eigenaren van in gebruik zijnde bedrijfsterreinen bestaat al een draagkrachtregeling op basis van art. 40 Besluit financiële bepalingen bodemsanering. De draagkrachtregeling voor particuliere eigenaren is op die regeling gebaseerd.
Met de draagkrachtregeling voor particulieren wordt een alternatief geboden voor een handhavend traject. De verwachting is dat een langdurig en kostbaar handhavend traject om deze groep te dwingen tot sanering niet het gewenste resultaat oplevert.
De draagkrachtregeling houdt in dat op verzoek van een niet-draagkrachtige particulier de saneringsplicht inclusief uitvoering van de sanering door de Provincie wordt overgenomen tegen betaling van een financiële bijdrage die even groot is als de waardestijging van het perceel na sanering. Uitgangspunt bij de regeling is dat de particulier ten behoeve van het borgen van een redelijke levensstandaard een bepaald vermogen en inkomen behoudt. Voor het vermogen betekent dit dat een particulier minimaal een vermogen behoudt ter hoogte van de belastingvrije voet. Voor het inkomen betekent dit dat een particulier minimaal een inkomen behoudt ter hoogte van het modaal inkomen. In deze beleidsregel is geen hardheidsclausule opgenomen, aangezien er voor Gedeputeerde Staten een afwijkingsbevoegdheid bestaat indien het gaat om beleidsregels.
Doel Met het vaststellen van deze beleidsregel wordt voor niet-draagkrachtige particulieren (eigenaren al dan niet tevens veroorzakers) een oplossing geboden om te voorkomen dat zij in grote financiële problemen raken door hun saneringsplicht en de uitvoering daarvan.
Artikel 3, derde lid De getaxeerde waardestijging is afhankelijk van de manier van taxeren. Na sanering kan er alsnog restverontreiniging bestaan. Dit wordt meegenomen in de taxatie.
Vijfde lid Met het opnemen van een integriteitsonderzoek wordt getracht zoveel mogelijke aansluiting te vinden bij doel en strekking van de Wet bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur.
Tweede lid, onder a Bij een functiegerichte sanering worden niet enkel de risico’s weggenomen, maar wordt ook de bron van de verontreiniging zoveel mogelijk verwijderd. Dit betreft een duurzame variant met beperkte nazorg. Deze wijze van saneren is in lijn met de wijze van saneren zoals voorgeschreven in artikel 38 van de Wet bodembescherming.
Artikel 6, onder a Vrij besteedbaar vermogen is vermogen zoals liquide middelen.
Gebonden vermogen is vermogen in de vorm van bijvoorbeeld de eigen woning of een tweede pand.
Belegd vermogen is vermogen in de vorm van bijvoorbeeld aandelen en obligaties.
Artikel 7 Inkomenspositie Bij het inkomen van de particulier wordt het gehele inkomen in beeld gebracht, dus zowel inkomen uit werk maar ook inkomen uit deelnemingen, aanmerkelijk belang of beleggingen, zoals huur, rente en dividenden. Hierin worden tevens eventuele ondernemingen waar de particulier in participeert betrokken. Onder inkomen valt ook de AOW-uitkering, eventuele (fictieve) uitkering uit eigen vermogen voor de oudedagsvoorziening en eventuele andere periodieke uitkeringen.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter de secretaris prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger