Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrecht

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 17 november 2015, nr. 8171BD98, tot vaststelling van het Tram Sein Reglement d.d. 25 september 2015 als regels in het belang van de verkeersveiligheid (Tram Sein Reglement Wet lokaal spoor Provincie Utrecht).

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrecht
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBesluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 17 november 2015, nr. 8171BD98, tot vaststelling van het Tram Sein Reglement d.d. 25 september 2015 als regels in het belang van de verkeersveiligheid (Tram Sein Reglement Wet lokaal spoor Provincie Utrecht).
CiteertitelTram Sein Reglement Wet lokaal spoor Provincie Utrecht
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpwegen, verkeer en vervoer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet lokaal spoor, art. 25, lid 1
  2. Besluit lokaal spoor, art. 5, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-201523-02-2019nieuwe regeling

17-11-2015

Provinciaal blad, 2015, 7834

8171BD98

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 17 november 2015, nr. 8171BD98, tot vaststelling van het Tram Sein Reglement d.d. 25 september 2015 als regels in het belang van de verkeersveiligheid (Tram Sein Reglement Wet lokaal spoor Provincie Utrecht).

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 17 november 2015, nr. 8171BD98, tot vaststelling van het Tram Sein Reglement d.d. 25 september 2015 als regels in het belang van de verkeersveiligheid (Tram Sein Reglement Wet lokaal spoor Provincie Utrecht).

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

Gelet op artikel 25 lid 1 van de Wet lokaal spoor en artikel 5 lid 1 van het Besluit lokaal spoor;

Besluiten:

Artikel 1. Algemene bepalingen

  • 1.01 Geldigheid 

     

    Dit reglement geldt voor de Lokale spoorweg:

    • -

      Utrecht Centraal – Nieuwegein Stadcentrum v.v.

    • -

      Nieuwegein Stadcentrum – Nieuwegein Zuid v.v.

    • -

      Nieuwegein Stadcentrum – IJsselstein Zuid v.v.

    • -

      Remiseterrein Nieuwegein.

    • -

      Utrecht Centraal – P R Uithof v.v. (Uithoflijn)

    • -

      Opstelterrein P R Uithof

  • 1.02 Afwijkingen

     

    Ten behoeve van proefnemingen kunnen afwijkingen van dit Reglement worden aangevraagd.

     

    De toestemming wordt eerst verleend na overleg met en met toestemming van de beheerder van de lokale spoorweg, team Regiotram. Wijzigingen mogen slechts aangebracht worden volgens de daartoe geëigende procedure ‘Change Control’ van team Regiotram en wettelijke vereisten bij wijziging.

  • 1.03 Verkeerstekens RVV

     

    Dit Reglement laat op grond van het RVV gegeven aanwijzingen of geplaatste verkeerstekens onverlet.

     

    Bij een strijdigheid tussen dit Reglement en het RVV prevaleert het RVV.

  • 1.04 'Tram'

     

    In dit Reglement wordt onder 'tram' verstaan:

    • a.

      een trein als bedoeld in het Tramreglement 1920

    • b.

      een tram als bedoeld in het RVV

  • 1.05 Aanduiding 'sein buiten dienst'

     

    Als een sein buiten dienst is gesteld, wordt over het sein een kruis aangebracht of wordt het op een duidelijke manier aan het gezicht onttrokken.

     

    Wordt een sein door het aanbrengen van een kruis buiten dienst gesteld, dan worden – indien mogelijk – de lichten van het sein gedoofd.

Artikel 2. Begripsomschrijving

In dit Reglement worden de begrippen gebruikt overeenkomstig de omschrijving in het Tramwegreglement en voorstel Wet Lokaalspoor. Voor niet in het Tramwegreglement omschreven begrippen gelden de volgende begripsomschrijvingen.

  • (a)

    Handsein

     

    Een handsein is een niet plaatsgebonden sein, dat in beginsel met behulp van een vlag, lamp, bord of ander voorwerp wordt gegeven, hetzij met de hand, hetzij door tijdelijke plaatsing in of naast het spoor; het moet zo nodig vergezeld gaan van het daarbij aangegeven geluidssein.

  • (b)

    Vast sein

     

    Een vast sein is een op een vaste plaats geïnstalleerd sein, dat te allen tijde een in dit reglement omschreven beeld toont.

  • (c)

    Kleursein

     

    Een kleursein is een vast sein dat beelden toont in één van drie kleuren (rood, geel of groen)

  • (d)

    Rijwegsein

     

    Een rijwegsein is een rechthoekig vast sein, dat beelden toont, gevormd door in wit of knipperend wit licht uitgevoerde letters en symbolen.

  • (e)

    Openbaar Vervoer Oprij-sein

     

    Een Openbaar Vervoer Oprij-sein is een voor de doorstroming van openbaar vervoer bij wegkruisingen bedoeld vast sein, dat beelden toont, gevormd, hetzij door een of twee kleine, witte of gekleurde lichten, hetzij een witte verlichte “V” op een ronde achtergrond.

  • (f)

    Rijden op zicht (ROZ

    )

     

    Rijden op zicht is het, afhankelijk van het zicht, zodanig rijden, dat door normaal remmen tijdig de snelheid kan worden verminderd of kan worden gestopt, wanneer de veiligheid van het verkeer zulks vordert.

  • (g)

    Rechts en links

     

    Rechts en links zijn de zijden van de tram, gezien in de rijrichting.

Artikel 3. Geven en opvolgen van seinen

  • 3.01 Seinbeelden

     

    De omschrijving van de seinbeelden is bepalend; de afbeeldingen dienen slechts ter verduidelijking.

  • 3.02 Waar tonen en geven

     

    De vaste seinen zijn rechts naast of boven het spoor geplaatst waarvoor zij gelden.

     

    Als plaatsing rechts van het spoor door plaatselijke omstandigheden niet mogelijk is, kunnen de vaste seinen ook links van het spoor waarvoor zij gelden, zijn geplaatst. D.m.v. bord met een pijl wordt verwezen naar het spoor,  waarvoor het vaste sein geldig is.

     

    De overige seinen moeten zodanig naast of in het spoor worden getoond of gegeven, dat het voor de waarneming het gunstigst is.

  • 3.03 Duidelijke seingeving

     

    Handseinen en geluidseinen moeten zo worden getoond of gegeven, dat daardoor geen misverstand kan ontstaan.

  • 3.04 Misbruik van seinen

     

    Het is verboden:

    • -

      seinen anders te gebruiken dan in dit Reglement is omschreven;

    • -

      anders dan op grond van het tweede lid van art 1 (1.02) seinen te gebruiken, die niet in dit Reglement of in het RVV zijn omschreven.

  • 3.05 Letten op de seinen 

     

    De trambestuurder moet op de seinen blijven letten tot hij deze is voorbijgereden.

  • 3.06 Gevolg geven aan seinbeelden

    • -

      Ten aanzien van de opvolging van de seinbeelden, getoond door vaste seinen, geldt voor de trambestuurder het volgende:

    • -

      een sein, dat een opdracht, anders dan stop, geeft, moet worden opgevolgd, vanaf het moment, dat de voorzijde van de tram het sein bereikt, tenzij hierna anders wordt bepaald;

    • -

      een sein, dat de opdracht stop geeft, moet zijn opgevolgd voordat het sein is bereikt;

    • -

      de opdracht tot snelheid verminderen en rekenen op stop (sein K2) vervalt als de trambestuurder ziet, dat het volgende voor hem geldende sein het voorbijrijden toestaat;

    • -

      staat een vast sein het voorbijrijden toe met een aangegeven maximum snelheid, dan mag deze snelheid niet worden overschreden, voordat het eerstvolgende vaste sein, dat voorbijrijden met een hogere snelheid toestaat, geheel is voorbijgereden, of – indien dit ontbreekt – totdat de tram in zijn geheel de achter het sein gelegen wisselbogen is overgereden.

  • 3.07 Aanvullende bepalingen

     

    Bij de verklaring van de seinbeelden in dit Reglement kunnen aanvullende bepalingen zijn vermeld.

Artikel 4. Gedoofd sein, onduidelijke seinbeelden en seinbeelden, die niet in dit Reglement zijn omschreven

  • 4.01 Kleurseinen

     

    Is een kleursein gedoofd of toont het een onduidelijk of niet in dit Reglement omschreven seinbeeld, dan moet de trambestuurder stoppen, zo mogelijk voor het kleursein en zich in verbinding stellen met de verkeersleiding te Nieuwegein (VL) . Hij handelt daarna volgens de hem door de VL gegeven opdracht. Heeft de VL hem opgedragen verder te rijden, dan moet de trambestuurder “op zicht” verder rijden, echter met geen hogere snelheid dan 30 km/h. Hij handelt verder overeenkomstig de voorwaarden voor het passeren van een “stop”- tonend sein als omschreven in art. 4, lid 4.2 van het Baanvakvoorschrift (VEV Deel I, C 5410/I-S).

  • 4.02 Rijwegseinen

     

    Is een rijwegsein gedoofd of toont het een onduidelijk of een niet in dit Reglement omschreven seinbeeld, dan moet de trambestuurder stoppen, zo mogelijk voor het sein, en zich in verbinding stellen met de VL. Hij handelt daarna volgens de hem door de VL gegeven opdracht.

  • 4.03 Openbaar Vervoer Oprij-sein

     

    Is een Openbaar Vervoer Oprij-sein gedoofd of toont het een onduidelijk of niet in dit Reglement omschreven seinbeeld, dan moet de trambestuurder waarschuwingssignalen geven, de snelheid verminderen en stoppen wanneer de veiligheid van het verkeer zulks vordert.

     

    Deze bepaling geldt niet voor een voorlicht (sein OV6).

Artikel 5. Seinen

Artikel 6 Citeertitel

Tram Sein Reglement Wet lokaal spoor Provincie Utrecht.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 december 2015.

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 17 november 2015.

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Voorzitter

Secretaris