Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Pijnacker-Nootdorp

Beleidsregels Wet taaleis Participatiewet 2016 gemeente Pijnacker-Nootdorp

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePijnacker-Nootdorp
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Wet taaleis Participatiewet 2016 gemeente Pijnacker-Nootdorp
CiteertitelBeleidsregels Wet taaleis Participatiewet 2016 gemeente Pijnacker-Nootdorp
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageformulier

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Participatiewet, art. 18b
  2. Wet taaleis Participatiewet
  3. Besluit taaltoets Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-03-201601-01-2016Nieuwe regeling

08-03-2016

gmb-2016-32934

15INT11109

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Wet taaleis Participatiewet 2016 gemeente Pijnacker-Nootdorp

gezien het advies van de afdeling BPZ d.d. 30 november 2015;

gelet op het bepaalde in artikel 18b van de Participatiewet, de Wet taaleis Participatiewet en het Besluit taaltoets Participatiewet;

besluit:

vast te stellen de navolgende Beleidsregels Wet taaleis Participatiewet 2016 gemeente Pijnacker-Nootdorp

Artikel 1. Begripsbepalingen

Artikel 2 Toepassing

  • 1.

    Het College verlaagt de bijstand overeenkomstig het bepaalde in artikel 18b van de Participatiewet als er naar het oordeel van het College een redelijk vermoeden bestaat dat de bijstandsgerechtigde de Nederlandse taal niet of in onvoldoende mate beheerst voor het verkrijgen, aanvaarden en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2.

    Om te kunnen vaststellen of de bijstandsgerechtigde de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst of niet, neemt het College een taaltoets af.

  • 3.

    In geval van een nieuwe aanvraag om bijstand wordt de taaltoets binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag afgenomen.

Artikel 3. De taaltoets

  • 1.

    De taaltoets bestaat uit de mondelinge onderdelen:

    • a.

      spreekvaardigheid;

    • b.

      luistervaardigheid;

    • c.

      gespreksvaardigheid en de schriftelijke onderdelen:

    • d.

      schrijfvaardigheid;

    • e.

      leesvaardigheid.

  • 2.

    De taaltoets wordt binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag om bijstand afgenomen als de aanvrager geen bewijsstukken kan overleggen, waaruit blijkt dat hij de Nederlandse taal op het referentieniveau 1F machtig is.

  • 3.

    De taaltoets wordt, voordat een voorgenomen verlaging van de bijstandsuitkering wordt doorgevoerd, afgenomen als belanghebbende (herhaaldelijke en verwijtbaar) weigert inspanningen te verrichten om te komen tot beheersing van de Nederlandse taal op het referentieniveau 1F of onvoldoende voortgang boekt.

  • 4.

    De taaltoets wordt afgenomen en beoordeeld door het ROC-Mondriaan te Delft.

Artikel 4. Afname taaltoets

  • 1.

    Het College neemt een taaltoets bij de belanghebbende af, indien belanghebbende:

    • a.

      niet gedurende 8 jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd;

    • b.

      geen diploma inburgering als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering kan overleggen en:

    • c.

      geen ander document kan overleggen waaruit blijkt dat hij de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst.

  • 2.

    Indien de omstandigheden bedoeld onder a. t/m c. aanwezig zijn ten tijde van de aanvraag van bijstand wordt na ontvangst van die aanvraag een toets afgenomen binnen een door het College te bepalen termijn die ten hoogste 8 weken bedraagt.

Artikel 5 Geen afname taaltoets

  • 1.

    Het College neemt geen taaltoets af als kan worden vastgesteld, dat het niet voldoen aan de taaleis niet aan belanghebbende kan worden verweten. Dat is het geval als belanghebbende:

    • a.

      Is ontheven van de inburgeringsplicht;

    • b.

      volledig is ontheven van de arbeidsplicht;

    • c.

      de Nederlandse taal onvoldoende beheerst maar reeds eerder is vastgesteld, dat belanghebbende, door in zijn persoon gelegen factoren, niet in staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden.

  • 2.

    Er wordt geen taaltoets afgenomen als belanghebbende is vrijgesteld van de inburgeringsplicht omdat hij voldoende is ingeburgerd.

  • 3.

    Er wordt geen taaltoets afgenomen als belanghebbende de toets, maximaal 6 maanden voor het indienen van een bijstandsaanvraag in Pijnacker-Nootdorp, in een andere gemeente heeft afgelegd. In dat geval worden de toetsingsresultaten overgenomen, tenzij daarover gerede twijfel bestaat.

Artikel 6. Kennisgeving en taalplan

  • 1.

    Belanghebbende wordt binnen 8 weken na het afleggen van de taaltoets door het College schriftelijk geïnformeerd over de uitslag.

  • 2.

    Blijkt dat belanghebbende niet of niet in voldoende mate de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst, dan vindt verlaging van de bijstand overeenkomstig het bepaalde in artikel 18b van de Participatiewet plaats vanaf het moment van de schriftelijke kennisgeving.

  • 3.

    Er vindt geen verlaging als bedoeld in het vorige lid plaats, indien:

    • a.

      belanghebbende alsnog de documenten als bedoeld in artikel 4 lid 1 overlegt;

    • b.

      belanghebbende zich bereid verklaart binnen 1 maand na ontvangst van de kennisgeving als bedoeld in het eerste lid te beginnen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal en daarbij de voortgang boekt die van hem verwacht mag worden.

  • 4.

    Afspraken over het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal worden vastgelegd in een taalplan, dat zowel door de klantmanager als door belanghebbende wordt ondertekend. Het plan bevat tevens de bereidverklaring als bedoeld in lid 3 onder b. en de verplichting van belanghebbende om voldoende voortgang met het taaltraject te maken.

  • 5.

    De mate van voortgang met het taaltraject wordt minimaal eens per half jaar gecontroleerd.

Artikel 7. Onvoorziene omstandigheden

In alle gevallen waarin deze Beleidsregels niet voorzien, beslist het College.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie en met terugwerkende kracht tot 1 januari 2016.

Artikel 9. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als 'Beleidsregels Wet taaleis Participatiewet 2016 gemeente Pijnacker-Nootdorp'.

Vastgesteld in de vergadering van

8 maart 2016

de secretaris,

drs. J.P.R. Woudstra

de burgemeester,

mw. F. Ravestein 

Toelichting op de Beleidsregels Wet taaleis 2016 gemeente Pijnacker-Nootdorp

1. Algemeen

Op 1 januari 2016 is de Wet Taaleis Participatiewet van kracht geworden. De Participatiewet kent een brede arbeids- en re-integratieverplichting. Beheersing van de Nederlandse taal bij arbeidsinschakeling wordt van groot belang geacht. Daarom heeft de wetgever ervoor gekozen de Participatiewet uit te breiden met een taaleis. De verplichtingen in het kader van de bijstand worden door toevoeging van een nieuw artikel 18b in de Participatiewet aangevuld met de verplichting om de Nederlandse taal te leren.

Gemeenten hebben vanaf 1 januari 2016 de verplichting om van bijstandsgerechtigden te verlangen, dat zij actief werken aan hun taalvaardigheid. Voor degene die niet of nauwelijks Nederlands spreekt of begrijpt is het moeilijk(er) om aan het werk- en daarmee uit de bijstand te komen. Ook eenvoudige werkzaamheden vragen basiskennis van de Nederlandse taal. Voor de arbeidsparticipatie is het daarom van wezenlijk belang, dat men zich in voldoende mate en zowel mondeling als schriftelijk in het Nederlands kan uitdrukken.

Voorts draagt kennis van het Nederlands bij aan maatschappelijke participatie.

Bijstandsgerechtigden die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen dienen zich in te spannen om het Nederlands op minimaal basisniveau (niveau 1F) onder de knie te krijgen. Op grond van de Wet Taaleis, het onderliggende Besluit Taaltoets en het nieuwe artikel 18b Participatiewet kan de gemeente de bijstandsgerechtigde daartoe verplichten.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikelen die geen nadere toelichting behoeven zijn in dit onderdeel niet opgenomen.

Artikel 2. Toepassing

De wetgever heeft in artikel 18b van de Participatiewet vastgelegd, dat als uitgangspunt voor iedere bijstandsgerechtigde geldt, dat hij de Nederlandse taal op referentieniveau 1F dient te beheersen. Hij die niet voldoet of niet wenst te voldoen wordt gesanctioneerd. De Wet Taaleis heeft vooral consequenties voor:

  • a.

    anderstaligen in de bijstand die geen inburgeringsdiploma hebben, niet inburgeringsplichtig zijn of wel inburgeringsplicht hebben maar nog geen traject zijn gestart en op geen enkele wijze kunnen aantonen over voldoende taalniveau te beschikken;

  • b.

    Nederlandstaligen die door een bijzondere oorzaak geen 8 jaar onderwijs in Nederland hebben gevolgd.

Of de taaltoets wordt afgenomen is in eerste instantie ter beslissing aan de behandelend klantmanager.

De Wet Taaleis is niet van toepassing op de bijzondere bijstand. Het gaat in artikel 18b Participatiewet met name om de relatie tussen werk, taal en bijstand. Het Recht op bijzondere bijstand is niet gekoppeld aan het wel of niet hebben van werk. Het gaat om een vergoeding van- of het leveren van een bijdrage in geval van bijzondere kosten, die in de regel geen relatie hebben met werk. Bij toepassing van artikel 18b gaat het om verlaging van een percentage van de bijstandsnorm. Deze maatregel kan niet worden toegepast op bijzondere bijstand. De wet kan echter wel van toepassing zijn op verlening van bijstand aan (beginnende) ondernemers op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004).

Artikel 3. De Taaltoets

Bij het indienen van een aanvraag om algemene bijstand heeft de aanvrager een inlichtingenplicht op grond van artikel 17 van de Participatiewet. Die verplichting wordt met invoering van de Wet Taaleis uitgebreid met de verplichting dat de aanvrager moet aantonen, dat hij de Nederlandse taal beheerst. De bewijslast ligt bij de aanvrager zelf. Aanvrager kan door middel van overlegging van documenten als bedoeld in artikel 4, lid 1 van deze Beleidsregels aantonen, dat aan de Taaleis wordt voldaan.

Blijkt de aanvrager niet over de betreffende documenten te beschikken of kunnen deze niet worden overgelegd, dan wordt de taaltoets binnen 8 weken na aanvraag van de algemene bijstand afgenomen.

Let op:

Is er sprake van een aanvraag van gezinsbijstand, dan rust de verplichting tot het voldoen aan de Taaleis op ieder van de meerderjarige gezinsleden afzonderlijk.

In het Besluit taaltoets Participatiewet is vastgelegd aan welke eisen de af te nemen taaltoets moet voldoen.

De navolgende punten moeten in ieder geval geregeld zijn:

  • a.

    de in de toets op te nemen onderdelen en het taalniveau;

  • b.

    de wijze van toetsing van de verschillende onderdelen;

  • c.

    de wijze van beoordeling van de toets;

  • d.

    de kwalificatie van degene die de toets beoordeelt;

  • e.

    de omstandigheden waaronder de toetst moet worden afgenomen.

De op te nemen onderdelen en het taalniveau

In de wet wordt verwezen naar referentieniveau 1F (A2) dat is vastgesteld op grond van het bepaalde in artikel 2 van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen. Het Besluit taaltoets Participatiewet verwijst hiernaar en stelt dat het niveau minimaal overeen moet komen met het referentieniveau 1F. Dat is vergelijkbaar met het niveau A2 dat gehanteerd wordt bij het inburgeringsexamen.

Het Referentiekader Taal en Rekenen is ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In het Referentiekader Taal en Rekenen worden de niveaus 1F, 2F, 3F en 4F beschreven. Voorafgaand aan niveau 1F is er bovendien een instroomniveau. Het Raamwerk Nederlands sluit aan bij het Common European Framework of Referance for Languages (CEF), een Europees raamwerk voor het aanleren van moderne vreemde talen. Hierin wordt gewerkt met de niveaus A1, A2, B1, B2, C1 en C2. Het belangrijkste verschil is dat het Raamwerk Nederlands specifiek ontwikkeld is voor en gericht op het (v)mbo. Het Referentiekader Taal en Rekenen is voor het gehele Nederlandse onderwijs ontwikkeld, dus ook voor het primaire onderwijs en het hoger voorgezet onderwijs. Het Referentiekader wordt bovendien gebruikt om de taalvaardigheid van mensen met Nederlands als eerste taal (NT1) aan te geven. Het Raamwerk wordt gebruikt om de taalvaardigheid van mensen met Nederlands als tweede taal (NT2) aan te geven.

Meetinstrument

Taalniveau

Referentiekader Taal en Rekenen

instroom

1F

2F

3F

4F

 

Raamwerk Nederlands

A1

A2

B1

B2

C1

C2

Vergelijkbaar opleidingsniveau

 

Basis-onderwijs

Vmbo, mbo-1,

mbo-2, mbo-3

Mbo-4,

Havo

Vwo

HBO en WO

De wijze van toetsing

De toets bestaat uit een mondeling en een schriftelijk deel. Er kan desgewenst gebruik worden gemaakt van bestaande toetsen voor zover die betrekking hebben op referentieniveau 1F (A2). Het College bepaalt of de toets individueel of groepsgewijs plaatsvindt en of daarbij computers of andere hulpmiddelen worden ingezet.

De wijze van beoordeling van de toets

Beoordeling vindt plaats aan de hand van een beoordelingsschaal behorende bij het door het College gekozen toetsingsinstrument. De schaal leidt tot een objectieve en didactisch verantwoorde interpretatie van de uitkomsten van de toets.

Kwalificatie beoordelaar

De beoordeling vindt plaats door een of meer door het College aan te wijzen personen. De aan te wijzen persoon heeft een didactische kwalificatie op het gebied van Nederlands taalonderwijs op tenminste HBO niveau of van een door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkende onderwijsinstelling op het gebied van Nederlands taalonderwijs.

De omstandigheden

Het College draagt er zorg voor dat de toets wordt afgenomen in een afzonderlijke, rustige ruimte. Er wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de belanghebbende, echter zodanig, dat de betrouwbaarheid en validiteit van de toets in acht wordt genomen. Het College treft voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van fraude.

Artikel 4 en 5. Verlaging bijstand/geen afname Taaltoets.

De tekst van artikel 4 is gelijk aan de tekst van de leden 1 en 2 van artikel 18b van de Participatiewet. In artikel 5 is aangegeven wanneer geen taaltoets wordt afgenomen.

Dat is het geval als belanghebbende tijdens de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste 8 jaar in Nederland heeft gewoond. Dan wordt ervan uitgegaan, dat belanghebbende gedurende 8 jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd en wordt in principe geen taaltoets afgenomen. Dat voldoende Nederlandstalig onderwijs is gevolgd kan worden aangetoond met diploma’s, certificaten en/of rapporten van erkende Nederlandse onderwijsinstellingen voor basis- en voortgezet/beroepsonderwijs. Heeft men Nederlandstalig onderwijs gevolgd in het buitenland, dan kan dat bijvoorbeeld worden aangetoond met:

  • 1.

    een Belgisch diploma met een voldoende voor het vak Nederlands + cijferlijst;

  • 2.

    een Surinaams diploma met voldoende voor het vak Nederlands + cijferlijst;

  • 3.

    een diploma behaald in het Nederlandstalige onderwijs in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, of in Aruba, Curaҫao of Sint Maarten, ten bewijze van afronding van een bij regeling van Onze Minister aangewezen opleiding, met een voldoende voor het vak Nederlands + cijferlijst;

  • 4.

    een diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school, met Nederlands als 1e of 2e taal en een voldoende voor het vak Nederlands;

  • 5.

    een getuigenschrift International baccalaureaat Middle Years Certificate, International General Certificate of Secondary Education of International Baccalaureaat met een voldoende voor het vak Nederlands.

Voldoende inburgering kan worden aangetoond met de navolgende documenten:

  • 1.

    een diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2), programma I of II;

  • 2.

    een WIN-Certificaat, met bijbehorende verklaring van de school, met voldoende niveau voor het onderdeel Oriëntatie (t/m 31 augustus 2001 85% of hoger, vanaf 1 september 2001 80% of hoger) en voldoende taalniveau op alle onderdelen (Niveau A2);

  • 3.

    een Certificaat Inburgering Oudkomers met op alle taalonderdelen niveau A2;

  • 4.

    een document waaruit blijkt dat de Verkorte Vrijstellingstoets is afgelegd en behaald;

  • 5.

    een certificaat Naturalisatietoets (zoals dit luidde voor 1 april 2007). Hieruit moet blijken dat belanghebbende geslaagd is voor de volgende vijf onderdelen: kennis van staatsinrichting en maatschappij; spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid.

Gaat het om een ander document, dan kan bijvoorbeeld worden gedacht aan (deel)certificaten, waaruit blijkt dat men de Nederlandse taal op niveau 1F beheerst. Het met succes afleggen van de Taalmeter op niveau 2F neemt eveneens bij het College het redelijk vermoeden weg dat belanghebbende de taalvaardigheden niet op referentieniveau 1F bezit.

Artikel 5 2e lid onder b.

Ontheffing van de arbeidsverplichting heeft een tijdelijk karakter. Echter, mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, worden permanent ontheven van zowel de arbeidsverplichting en re-integratieverplichting, als ook van de tegenprestatie. Voor hen geldt de Wet Taaleis niet.

Artikel 6. Kennisgeving en taalplan

Blijkt uit de toets dat niet aan de taaleis wordt voldaan, dan ontvangt belanghebbende daarvan binnen 8 weken een schriftelijke kennisgeving. Daarin wordt tevens een verlaging van de bijstand overeenkomstig het bepaalde in artikel 18b van de Participatiewet aangekondigd. Van de verlaging wordt afgezien als belanghebbende zich bereid verklaart binnen 4 weken taalonderwijs te gaan volgen. Die bereidverklaring en de gemaakte afspraken worden vervolgens vastgelegd in een taalplan. Een voorbeeld bereidverklaring/taalplan is als bij deze Beleidsregels gevoegd.

Ook als wel aan de taaleis wordt voldaan ontvangt belanghebbende daarvan vanzelfsprekend en tijdig bericht.

Samenloop van maatregelen

Bij schending van zowel de taaleis als de verplichtingen genoemd in de artikelen 9, 9a en 55 van de Participatiewet is er sprake van een samenloop van maatregelen. In het geval de op te leggen maatregelen samen meer dan 100% van de bijstandsnorm bedragen, is In principe is het bepaalde in artikel 5 van de Verordening afstemming en handhaving Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Pijnacker-Nootdorp van toepassing. Dat luidt:

Artikel 5 - Samenloop van gedragingen

  • 1.

    Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende afstemmingswaardige gedragingen, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de afstemming uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste mate van afstemming is gesteld.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan het college bij een cumulatie van verschillende afstemmingswaardige gedragingen, of een herhaling daarvan, met inachtneming van artikel 2, tweede lid van deze verordening de verlaging afwijkend vaststellen.

Taalplan en bereidverklaring tot verbetering beheersing Nederlandse taal in het kader van het bepaalde in artikel 18b van de Participatiewet

formulier