Organisatie | Pijnacker-Nootdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Wet taaleis Participatiewet 2016 gemeente Pijnacker-Nootdorp |
Citeertitel | Beleidsregels Wet taaleis Participatiewet 2016 gemeente Pijnacker-Nootdorp |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | formulier |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-03-2016 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling | 08-03-2016 | 15INT11109 |
gezien het advies van de afdeling BPZ d.d. 30 november 2015;
gelet op het bepaalde in artikel 18b van de Participatiewet, de Wet taaleis Participatiewet en het Besluit taaltoets Participatiewet;
vast te stellen de navolgende Beleidsregels Wet taaleis Participatiewet 2016 gemeente Pijnacker-Nootdorp
Alle begrippen in deze Beleidsregels gebruikt en niet nader omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet Taaleis, het Besluit Taaltoets en de Algemene wet bestuursrecht.
In deze Beleidsregels wordt verstaan onder:
de door het College verleende algemene bijstand als bedoeld in de Participatiewet;
de Participatiewet inclusief het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004);
Het College verlaagt de bijstand overeenkomstig het bepaalde in artikel 18b van de Participatiewet als er naar het oordeel van het College een redelijk vermoeden bestaat dat de bijstandsgerechtigde de Nederlandse taal niet of in onvoldoende mate beheerst voor het verkrijgen, aanvaarden en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.
De taaltoets wordt, voordat een voorgenomen verlaging van de bijstandsuitkering wordt doorgevoerd, afgenomen als belanghebbende (herhaaldelijke en verwijtbaar) weigert inspanningen te verrichten om te komen tot beheersing van de Nederlandse taal op het referentieniveau 1F of onvoldoende voortgang boekt.
Het College neemt een taaltoets bij de belanghebbende af, indien belanghebbende:
geen diploma inburgering als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering kan overleggen en:
Artikel 6. Kennisgeving en taalplan
Blijkt dat belanghebbende niet of niet in voldoende mate de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst, dan vindt verlaging van de bijstand overeenkomstig het bepaalde in artikel 18b van de Participatiewet plaats vanaf het moment van de schriftelijke kennisgeving.
Afspraken over het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal worden vastgelegd in een taalplan, dat zowel door de klantmanager als door belanghebbende wordt ondertekend. Het plan bevat tevens de bereidverklaring als bedoeld in lid 3 onder b. en de verplichting van belanghebbende om voldoende voortgang met het taaltraject te maken.
Artikel 7. Onvoorziene omstandigheden
In alle gevallen waarin deze Beleidsregels niet voorzien, beslist het College.
Toelichting op de Beleidsregels Wet taaleis 2016 gemeente Pijnacker-Nootdorp
Op 1 januari 2016 is de Wet Taaleis Participatiewet van kracht geworden. De Participatiewet kent een brede arbeids- en re-integratieverplichting. Beheersing van de Nederlandse taal bij arbeidsinschakeling wordt van groot belang geacht. Daarom heeft de wetgever ervoor gekozen de Participatiewet uit te breiden met een taaleis. De verplichtingen in het kader van de bijstand worden door toevoeging van een nieuw artikel 18b in de Participatiewet aangevuld met de verplichting om de Nederlandse taal te leren.
Gemeenten hebben vanaf 1 januari 2016 de verplichting om van bijstandsgerechtigden te verlangen, dat zij actief werken aan hun taalvaardigheid. Voor degene die niet of nauwelijks Nederlands spreekt of begrijpt is het moeilijk(er) om aan het werk- en daarmee uit de bijstand te komen. Ook eenvoudige werkzaamheden vragen basiskennis van de Nederlandse taal. Voor de arbeidsparticipatie is het daarom van wezenlijk belang, dat men zich in voldoende mate en zowel mondeling als schriftelijk in het Nederlands kan uitdrukken.
Voorts draagt kennis van het Nederlands bij aan maatschappelijke participatie.
Bijstandsgerechtigden die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen dienen zich in te spannen om het Nederlands op minimaal basisniveau (niveau 1F) onder de knie te krijgen. Op grond van de Wet Taaleis, het onderliggende Besluit Taaltoets en het nieuwe artikel 18b Participatiewet kan de gemeente de bijstandsgerechtigde daartoe verplichten.
2. Artikelsgewijze toelichting
Artikelen die geen nadere toelichting behoeven zijn in dit onderdeel niet opgenomen.
De wetgever heeft in artikel 18b van de Participatiewet vastgelegd, dat als uitgangspunt voor iedere bijstandsgerechtigde geldt, dat hij de Nederlandse taal op referentieniveau 1F dient te beheersen. Hij die niet voldoet of niet wenst te voldoen wordt gesanctioneerd. De Wet Taaleis heeft vooral consequenties voor:
Of de taaltoets wordt afgenomen is in eerste instantie ter beslissing aan de behandelend klantmanager.
De Wet Taaleis is niet van toepassing op de bijzondere bijstand. Het gaat in artikel 18b Participatiewet met name om de relatie tussen werk, taal en bijstand. Het Recht op bijzondere bijstand is niet gekoppeld aan het wel of niet hebben van werk. Het gaat om een vergoeding van- of het leveren van een bijdrage in geval van bijzondere kosten, die in de regel geen relatie hebben met werk. Bij toepassing van artikel 18b gaat het om verlaging van een percentage van de bijstandsnorm. Deze maatregel kan niet worden toegepast op bijzondere bijstand. De wet kan echter wel van toepassing zijn op verlening van bijstand aan (beginnende) ondernemers op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004).
Bij het indienen van een aanvraag om algemene bijstand heeft de aanvrager een inlichtingenplicht op grond van artikel 17 van de Participatiewet. Die verplichting wordt met invoering van de Wet Taaleis uitgebreid met de verplichting dat de aanvrager moet aantonen, dat hij de Nederlandse taal beheerst. De bewijslast ligt bij de aanvrager zelf. Aanvrager kan door middel van overlegging van documenten als bedoeld in artikel 4, lid 1 van deze Beleidsregels aantonen, dat aan de Taaleis wordt voldaan.
Blijkt de aanvrager niet over de betreffende documenten te beschikken of kunnen deze niet worden overgelegd, dan wordt de taaltoets binnen 8 weken na aanvraag van de algemene bijstand afgenomen.
Is er sprake van een aanvraag van gezinsbijstand, dan rust de verplichting tot het voldoen aan de Taaleis op ieder van de meerderjarige gezinsleden afzonderlijk.
In het Besluit taaltoets Participatiewet is vastgelegd aan welke eisen de af te nemen taaltoets moet voldoen.
De navolgende punten moeten in ieder geval geregeld zijn:
De op te nemen onderdelen en het taalniveau
In de wet wordt verwezen naar referentieniveau 1F (A2) dat is vastgesteld op grond van het bepaalde in artikel 2 van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen. Het Besluit taaltoets Participatiewet verwijst hiernaar en stelt dat het niveau minimaal overeen moet komen met het referentieniveau 1F. Dat is vergelijkbaar met het niveau A2 dat gehanteerd wordt bij het inburgeringsexamen.
Het Referentiekader Taal en Rekenen is ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In het Referentiekader Taal en Rekenen worden de niveaus 1F, 2F, 3F en 4F beschreven. Voorafgaand aan niveau 1F is er bovendien een instroomniveau. Het Raamwerk Nederlands sluit aan bij het Common European Framework of Referance for Languages (CEF), een Europees raamwerk voor het aanleren van moderne vreemde talen. Hierin wordt gewerkt met de niveaus A1, A2, B1, B2, C1 en C2. Het belangrijkste verschil is dat het Raamwerk Nederlands specifiek ontwikkeld is voor en gericht op het (v)mbo. Het Referentiekader Taal en Rekenen is voor het gehele Nederlandse onderwijs ontwikkeld, dus ook voor het primaire onderwijs en het hoger voorgezet onderwijs. Het Referentiekader wordt bovendien gebruikt om de taalvaardigheid van mensen met Nederlands als eerste taal (NT1) aan te geven. Het Raamwerk wordt gebruikt om de taalvaardigheid van mensen met Nederlands als tweede taal (NT2) aan te geven.
De toets bestaat uit een mondeling en een schriftelijk deel. Er kan desgewenst gebruik worden gemaakt van bestaande toetsen voor zover die betrekking hebben op referentieniveau 1F (A2). Het College bepaalt of de toets individueel of groepsgewijs plaatsvindt en of daarbij computers of andere hulpmiddelen worden ingezet.
De wijze van beoordeling van de toets
Beoordeling vindt plaats aan de hand van een beoordelingsschaal behorende bij het door het College gekozen toetsingsinstrument. De schaal leidt tot een objectieve en didactisch verantwoorde interpretatie van de uitkomsten van de toets.
De beoordeling vindt plaats door een of meer door het College aan te wijzen personen. De aan te wijzen persoon heeft een didactische kwalificatie op het gebied van Nederlands taalonderwijs op tenminste HBO niveau of van een door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkende onderwijsinstelling op het gebied van Nederlands taalonderwijs.
Het College draagt er zorg voor dat de toets wordt afgenomen in een afzonderlijke, rustige ruimte. Er wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de belanghebbende, echter zodanig, dat de betrouwbaarheid en validiteit van de toets in acht wordt genomen. Het College treft voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van fraude.
Artikel 4 en 5. Verlaging bijstand/geen afname Taaltoets.
De tekst van artikel 4 is gelijk aan de tekst van de leden 1 en 2 van artikel 18b van de Participatiewet. In artikel 5 is aangegeven wanneer geen taaltoets wordt afgenomen.
Dat is het geval als belanghebbende tijdens de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste 8 jaar in Nederland heeft gewoond. Dan wordt ervan uitgegaan, dat belanghebbende gedurende 8 jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd en wordt in principe geen taaltoets afgenomen. Dat voldoende Nederlandstalig onderwijs is gevolgd kan worden aangetoond met diploma’s, certificaten en/of rapporten van erkende Nederlandse onderwijsinstellingen voor basis- en voortgezet/beroepsonderwijs. Heeft men Nederlandstalig onderwijs gevolgd in het buitenland, dan kan dat bijvoorbeeld worden aangetoond met:
Voldoende inburgering kan worden aangetoond met de navolgende documenten:
Gaat het om een ander document, dan kan bijvoorbeeld worden gedacht aan (deel)certificaten, waaruit blijkt dat men de Nederlandse taal op niveau 1F beheerst. Het met succes afleggen van de Taalmeter op niveau 2F neemt eveneens bij het College het redelijk vermoeden weg dat belanghebbende de taalvaardigheden niet op referentieniveau 1F bezit.
Ontheffing van de arbeidsverplichting heeft een tijdelijk karakter. Echter, mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, worden permanent ontheven van zowel de arbeidsverplichting en re-integratieverplichting, als ook van de tegenprestatie. Voor hen geldt de Wet Taaleis niet.
Artikel 6. Kennisgeving en taalplan
Blijkt uit de toets dat niet aan de taaleis wordt voldaan, dan ontvangt belanghebbende daarvan binnen 8 weken een schriftelijke kennisgeving. Daarin wordt tevens een verlaging van de bijstand overeenkomstig het bepaalde in artikel 18b van de Participatiewet aangekondigd. Van de verlaging wordt afgezien als belanghebbende zich bereid verklaart binnen 4 weken taalonderwijs te gaan volgen. Die bereidverklaring en de gemaakte afspraken worden vervolgens vastgelegd in een taalplan. Een voorbeeld bereidverklaring/taalplan is als bij deze Beleidsregels gevoegd.
Ook als wel aan de taaleis wordt voldaan ontvangt belanghebbende daarvan vanzelfsprekend en tijdig bericht.
Bij schending van zowel de taaleis als de verplichtingen genoemd in de artikelen 9, 9a en 55 van de Participatiewet is er sprake van een samenloop van maatregelen. In het geval de op te leggen maatregelen samen meer dan 100% van de bijstandsnorm bedragen, is In principe is het bepaalde in artikel 5 van de Verordening afstemming en handhaving Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Pijnacker-Nootdorp van toepassing. Dat luidt:
Artikel 5 - Samenloop van gedragingen
Taalplan en bereidverklaring tot verbetering beheersing Nederlandse taal in het kader van het bepaalde in artikel 18b van de Participatiewet