Organisatie | Noord-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling subsidie kleine infrastructuur Noord-Holland 2016 |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling subsidie kleine infrastructuur Noord-Holland 2016 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | fiets, parkeren,bushalte, voetpaden |
De Uitvoeringsregeling subsidie BDU Kleine Infrastructuur Noord-Holland 2013 wordt ingetrokken.
Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2020.
Deze regeling is vervangen door de Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 20 december 2016, nummer 841881/841887, tot vaststelling van de Uitvoeringsregeling subsidie kleine infrastructuur Noord-Holland 2017
Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011, art. 2
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-02-2016 | 19-05-2017 | nieuwe regeling | 23-02-2016 Provinciaal blad, 2016, 30 | 760477-760482 |
Op deze regeling is titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
Subsidie wordt verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de rijksoverheid.
Bij subsidies van minder dan € 10.000,- gaat geen subsidieverlening aan de subsidievaststelling vooraf.
Bij verkoop of teniet doen van het project binnen de in artikel 14, onder f. omschreven instandhoudingstermijn van 10 jaar, dient de subsidieontvanger 10 % van de verleende subsidie, vermenigvuldigd met het aantal resterende jaren van deze termijn, terug te betalen aan Gedeputeerde Staten.
Indien de subsidieontvanger een gemeente, of een openbaar lichaam dat is ingesteld op grond van hoofdstuk I, II of IV van de Wet gemeenschappelijke regelingen is, wordt de aanvraag tot vaststelling van de subsidie uiterlijk 1 augustus van het jaar volgend op het jaar waarin de activiteit is voltooid, ingediend.
Haarlem, 23 februari 2016.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
J.W. Remkes, voorzitter.
G.E.A. van Craaikamp, provinciesecretaris.
Begrotingsformat subsidieaanvragen behorende bij Uitvoeringsregeling subsidie kleine infrastructuur Noord-Holland 2016
Voor een toelichting op de gebruikte termen in onderstaand format, inclusief voorbeelden, zie onderaan het begrotingsformat. Wij vragen u de toelichting aandachtig door te nemen, zodat u het format correct kunt invullen.
Toelichting op begrotingsformat subsidieaanvragen Uitvoeringsregeling subsidie kleine infrastructuur Noord-Holland 2016
De uitgangspunten gebruikt voor bovenstaand format zijn neergelegd in de publicatie ‘Standaard Systematiek voor Kostenramingen – SSK-2010, publicatie 137’ van het CROW. Voor het aanvragen van subsidie bent u verplicht bovenstaand format te gebruiken. In het format zijn alleen de kostencategorieën en kostengroepen opgenomen, die de provincie subsidiabel acht. U kunt dus alleen deze kosten opvoeren voor subsidie.
Kostengroepen: Directe kosten benoemd: De kosten die rechtstreeks met de productie of de levering van een product of dienst zijn gemoeid en die aanwijsbaar aan dit product of deze dienst zijn toe te rekenen. De ‘directe kosten benoemd’ worden uitgedrukt in een hoeveelheid, eenheid en eenheidsprijs voor de uit te voeren werkzaamheden. Voorbeeld: Er wordt een brug aangelegd. De kosten die resulteren na de berekening van het kostenkerngetal per vierkante meter brugdek maal het daadwerkelijke aantal vierkante meters, vallen onder de ‘directe kosten benoemd’. Directe kosten nader te detailleren: Dit betreft een toeslag op de ‘directe kosten benoemd’ voor wel voorziene, maar nog niet expliciet uitgewerkte onderdelen. Voorbeeld: Op dit moment is bij de aanleg van de brug nog niet bekend hoe de brugleuningen en de randafwerkingen eruit moeten komen te zien. Voor deze kostenposten wordt middels een toeslag op de ‘directe kosten benoemd’ een bedrag geraamd geheten ‘directe kosten nader te detailleren’. Indirecte kosten: De kosten binnen een object waarvan niet wordt geregistreerd ten behoeve van welk product of welke dienst ze worden gemaakt. Kosten die hieronder vallen zijn: eenmalige kosten: kosten gemoeid met het inrichten en opruimen van het werkterrein; algemene bouwplaatskosten: kosten die specifiek op de bouwplaats worden gemaakt, zoals gebruik van rijplaten of wintervoorzieningen personeel, zoals kleding en handschoenen; uitvoeringskosten: de kosten waarvan de hoogte afhangt van de tijdsduur van een werk, zoals projectmanagement, werkbegeleiding, kwaliteitsborging, verbruik opdrachtnemer; algemene kosten: algemene kosten van het bouwbedrijf, zoals kantoor en directie; winst en risico: bedragen die zijn opgenomen in de aanneemsom ter dekking van de aannemerswinst en aannemersrisico binnen de bestekken/contracten; bijdragen: bijdragen RAW of bijdragen Fonds Collectief Onderzoek.
Kostencategorieën: Bouwkosten: De kosten voor de fysieke realisatie van het object. Het betreffen veelal de kosten die zijn gemoeid met het uiteindelijke uitvoeringscontract en bestaan uit een optelsom van de investeringen in manuren, materiaaluren, materiaalkosten, huurkosten en leveranties. Voorbeeld: De bouwkosten voor een weg omvatten de kosten voor de aanleg van de aardebaan en de wegverhardingen. Overige bijkomende kosten: Alle kosten die niet tot de bouwkosten, vastgoedkosten of engineeringskosten kunnen worden gerekend. Voorbeelden van ‘overige bijkomende kosten’ zijn: heffingen, leges, vervangend vervoer, maar ook het verleggen van kabels en leidingen van derden. De provincie acht alleen de werkzaamheden gemoeid met kabels en leidingen subsidiabel en om die reden vragen wij u alleen deze kosten op te nemen in bovenstaand format.
Wij verzoeken u om de totale subsidiabele kosten uit te splitsen naar de hieronder genoemde onderdelen (voor zover van toepassing):
Omrijkosten: Extra kosten die de aanbieder van openbaar vervoer moet maken, omdat hij moet omrijden of omdat hij vertraging ondervindt op de route vanwege een project in uitvoering waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Deze kosten zijn niet benoemd in de SSK-2010, publicatie 137, van het CROW, maar achten wij wel subsidiabel. Om die reden worden deze kosten apart benoemd.
Hieronder treft u een nadere toelichting aan op de niet-subsidiabele kosten, zoals opgenomen in artikel 11, lid 2 van de Uitvoeringsregeling subsidie kleine infrastructuur Noord-Holland 2016. Onderstaande toelichting sluit aan op de terminologie gebruikt door het CROW in de SSK-2010, publicatie 137, en geeft nogmaals aan dat dergelijke kosten niet voor subsidie in aanmerking komen en derhalve niet zijn opgenomen in het begrotingsformat: Vervanging, beheer of onderhoud: door het CROW gedefinieerd als zijnde de kostencategorie ‘levensduurkosten’. Let op! Het CROW rept binnen de definiëring van deze kostencategorie niet over het element vervangingskosten. Echter, de provincie acht deze kosten niet subsidiabel en ze zijn derhalve niet in het begrotingsformat opgenomen. Grondverwerving: door het CROW gedefinieerd als zijnde de kostencategorie ‘vastgoedkosten’. Voorbereiding, administratie en toezicht: door het CROW gedefinieerd als zijnde de kostencategorie ‘engineeringskosten’.
Bodemsanering: door het CROW gedefinieerd als zijnde de kostencategorie ‘bouwrijp maken’.
Beoordelingsmethodiek behorende bij Uitvoeringsregeling subsidiekleine infrastructuur Noord-Holland 2016
De rangorde van projecten waarvoor subsidie is aangevraagd, als bedoeld in artikel 13 lid 2 van de regeling, wordt per regio bepaald, door de projecten een score van 0-100 punten toe te kennen op basis van criteria voor doelbereik op de doelstelling verkeersveiligheid.
Criteria bij de doelstelling verkeersveiligheid
Onder verkeersveiligheid wordt ten behoeve van de prioritering verstaan de mate waarin het verkeer in een veilige staat (zonder doden, gewonden, etc.) kan plaatsvinden.
Voor de prioritering worden twee criteria gehanteerd:
A.De urgentie van het project: in hoeverre geeft de verkeersveiligheid op het betreffende wegvak reden om maatregelen te nemen om de verkeersveiligheid te verbeteren. Maximaal aantal punten: 60 punten.
Voor de beoordeling van dit criterium worden de volgende indicatoren gebruikt:
De Duurzaam Veilig-meter: door middel van dit wetenschappelijk onderbouwd instrument wordt op een schaal van 0-100% (0% is zeer onveilig, 100% is zeer veilig) bepaald in hoeverre het wegvak en/of de kruising voldoet aan de principes van Duurzaam Veilig. Weging: 100% - DV-score% = totale percentuele score. Deze totale percentuele score wordt afgezet tegen het maximaal haalbare aantal punten van 30.
De uit het ‘VIA Statistiek Ongevallen’ geleverde ongevallengegevens met betrekking tot het aantal UMS-ongevallen (uitsluitend materiële schade), ernstig verkeersgewonden en verkeersdoden dat heeft plaatsgevonden op de projectlocatie (straatnaam projectlocatie). Het aantal UMS ongevallen scoort hierbij het laagst en het aantal plaatsgevonden dodelijke ongevallen scoort hierbij het hoogst. Deze totale score wordt afgezet tegen het maximaal haalbare aantal punten van 10.
Voor de beoordeling van dit criterium worden de volgende indicatoren gebruikt:
1.De bewezen effectiviteit van de te subsidiëren maatregelen: is het effect van de maatregel wetenschappelijk door het SWOV of het CROW bewezen? Ja= 15 punten. Nee = 0 punten
Door CROW bewezen maatregels die hard rijden effectief lijken tegen te gaan:
Door het SWOV bewezen maatregelen die een positief effect hebben op de verkeersveiligheid:
Een zone 30 is een aaneengesloten gebied van wegvakken en kruispunten met een snelheidslimiet van 30 km/uur. Het wegbeeld dient hierbij in overeenstemming te zijn met deze maximumsnelheid, dit vindt plaats door de aanwezigheid van snelheidsremmende infrastructuur zoals verkeersdrempels en vernauwingen en dergelijke. Uitsluitend autoverkeer dat er een herkomst of bestemming heeft mag volgens de principes van Duurzaam Veilig in een zone 30 km komen (meer informatie: SWOV 2010, factsheet Zone 30 of CROW 2012, Basiskenmerken wegontwerp – Categorisering en inrichting van wegen).
Een zone 60 is een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom waarop relatief veel fietsers, langzaam gemotoriseerd verkeer en bestemmingsverkeer komt, met een snelheidslimiet van 60 km/u. Het wegbeeld dient hierbij in overeenstemming te zijn met deze maximum snelheid. Het volledig Duurzaam Veilig herinrichten van een Zone 60 bestaat uit het uitvoeren van alle volgende wegvak maatregelen:
En om de volgende kruispuntmaatregelen:
Bij een sobere herinrichting van een zone 60 worden van beide benodigde maatregelen alleen de eerste twee toegepast.