Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beverwijk

Wegsleepverordening gemeente Beverwijk 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeverwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingWegsleepverordening gemeente Beverwijk 2011
CiteertitelWegsleepverordening 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Wegsleepverordening 2003.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147
  2. Wegenverkeerswet 1994, art. 173, lid 2
  3. Besluit wegslepen van voertuigen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-05-2011nieuwe regeling

28-04-2011

De Kennemer, 04-05-2011

2011/15071

Tekst van de regeling

Intitulé

Wegsleepverordening gemeente Beverwijk 2011

De raad van de gemeente Beverwijk;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 maart 2011, nummer 2011/15071;

 

gehoord de commissie Ruimte, Economie en Stadsbeheer d.d. 7 april 2011;

 

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, artikel 173, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit wegslepen van voertuigen;

 

Besluit:

 

vast te stellen de volgende verordening: de Wegsleepverordening gemeente Beverwijk 2011.

Paragraaf 1.1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk;

  • b.

    de raad: de gemeenteraad van Beverwijk;

  • c.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • d.

    wet: de Wegenverkeerswet 1994;

  • e.

    besluit: het Belsuit wegslepen van voertuigen;

  • f.

    voertuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder a van het RVV 1990 (zie toelichting);

  • g.

    motorrijtuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de wet (zie toelichting);

Paragraaf 1.2 Normstelling

Artikel 2 Aanwijzing van de wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden de hierna genoemde wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten en voor zover het daarbij gaat om:

  • A

    Alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Beverwijk, voor zover het betreft:

  • - parkeerplaasten voor gehandicapten.

  • B

    Wegen en weggedeelten, voor zover deze samenvallen met de wegen en weggedeelten, waar binnen de gemeente Beverwijk betaald parkeren en/of de blauwe zone is ingesteld (inclusief gebied Beverwijkse Bazaar) en wegen en weggedeelten in Wijk aan Zee, voor zover het betreft:

  • - taxistandplaatsen.

  • - gelegenheden voor laden en lossen.

     

  • C

    Wegen en weggedeelten welke behoren tot de strandafgangen Relweg en De Zwaanstraat in Wijk aan Zee, inclusief de weggedeelten achter de slagboom.

Artikel 3 Plaats van bewaring van voertuigen en openingstijden

  • 1.

    Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen: terrein van Auto- en Bergingsbedrijf Van den Boogaard B.V., Biesland 30, 1948 RJ Beverwijk;

  • 2.

    De openingstijden van de in het eerste lid bedoelde bewaarplaats zijn:

    Alle dagen (m.u.v. feestdagen) van 08.00 tot 20.00 uur.

Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

  • 1.

    De kosten van het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats bedragen:

    • a.

      voorrijkosten maandag tot en met zondag, dag en nacht: € 77,00

    • b.

      uitvoeringskosten, maandag tot en met zondag, dag en nacht: € 88,00

  • 2.

    De kosten voor het bewaren van een voertuig bedragen:

    • a.

      voor de eerste 24 uur of deel daarvan : € 58,00

    • b.

      voor de volgende 24 uur of deel daarvan: € 12,70

  • 3.

    De kosten voor het alleen wegslepen en verplaatsen bedragen:

    • a.

      op werkdagen van 08:00 tot 17:00 uur: € 100,00

    • b.

      op werkdagen, van 17:00 tot 08:00 uur en op niet- werkdagen en feestdagen: € 138,50

  • 4.

    Alle bedragen in artikel 4 zijn inclusief BTW. De bedragen worden eenmaal per jaar (voor het eerst op 1 januari 2012) gewijzigd conform het prijsindexcijfer voor beroepsgoederenvervoer.

Artikel 5 Overbrengen en in bewaring stellen van motorvoertuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijke zichtbare kentekenplaat

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid, en 174, eerste lid van de wet, zijn artikel 1, 3 en 4 van deze verordening overeenkomstig van toepassing.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Wegsleepverordening 2003"vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2003 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in weking op 2 mei 2011.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Wegsleepverordening 2011'.

Beverwijk, 28 april 2011

de raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

Nota-toelichting 2 Toelichting op de verordening

2.1 Algemeen

Het uitvoeren van de wegsleepregeling is een bevoegdheid van het gehele college. Het wegslepen van een voertuig moet worden gezien als een bijzondere vorm van bestuursdwang. In de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn algemene regels gesteld over de toepassing van bestuursdwang. Deze regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op het wegslepen van voertuigen. In de WVW 1994 wordt een aantal bepalingen uit de Awb niet van toepassing verklaard. Tegen besluiten tot het wegslepen van voertuigen staat op grond van de Awb bezwaar en vervolgens beroep open.

 

Uitgebreide werking

Op grond van de WVW 1994 mogen op de weg staande voertuigen worden weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van invalidenparkeerplaatsen. Ook kunnen voertuigen worden weggesleept die fout zijn geparkeerd, zonder dat de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer direct in het geding is. Direct optreden tegen dergelijke fout geparkeerde voertuigen kan in bepaalde gevallen zeer wenselijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het onbevoegd parkeren op laad- en loshavens, taxistandplaatsen, marktterreinen, voetgangersgebieden en dergelijke.

Deze wegen en weggedeelten moeten eerst nader worden aagewezen in een gemeentelijke verordening voordat gemeenten gebruik kunnen maken van deze bevoegdheid. Een voertuig kan niet zonder meer worden weggesleept wanneer aan een van de genoemde criteria wordt voldaan. Degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van het desbetreffende voertuig adsoluut noodzakelijk is. Het wegslepen van een voertuig dat om 4.00 uur 's nachts in strijd met een van de genoemde criteria is geparkeerd, kan bijvoorbeeld als niet of minder urgent moeten worden beschouwd. In zo'n geval zou het opmaken van een proces-verbaal door een opsporingsambtenaar kunnen volstaan.

 

Verhouding Wet-Mulder en bestuursdwang

Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwardig is, zijn er in principe twee naast elkaar bestaande manieren om hiertegen op te treden. Allereerst door politie en justitie op grond van de Wet administratiefrechterlijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het opmaken van een proces-verbaal. Daarnaast door het uitvoeren van bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en bewaren van dat voertuig) door het college. Het opmaken van een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder, voordat tot het wegslepen van een voertuig kan worden overgegaan, is niet vereist, maar is wel mogelijk. Opgemerkt wordt dat het wel noodzakleijk is om de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid. Voor eventuele latere bezwaar en beroepsprocedures op grond van de Awb is het verstanidg de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen in een schriftelijk document en bij voorkeur vergezeld te laten gaan van een foto die de feitelijke situatie weergeeft. Een eventueel sepot, vrijspraak of ontslag van rechtvervolging door justitie, respectievelijk de rechter naar aanleiding van een proces-verbaal is niet zonder meer een reden om ook de kosten van de bestuursdwang terug te betalen. Het college maakt in een eventuele bezwaarprocedure een zelfstandige afweging.

 

Artikel 173 e.v. Wegenverkeerset 1994 (WVW)

In de WVW 1994 is het kader aangegeven waarbinnen het college gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het college pas goed van deze bevoegdheid gebruikmaken wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in artikel 173, tweede lid van de wet wordt voorgeschreven. In deze verordning dienen in elk geval regel te worden gesteld over:

  • 1.

    de aanwijzing van de plaats(en) waar de weggesleepte voertuigen worden bewaard;

  • 2.

    de berekening van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het wegslepen en bewaren van voertuigen;

  • 3.

    de eventuele aanwijzing van wegen en weggedeelten waar op grond van artikel 170, eerste lid, onder c WVW 1994 voertuigen mogen worden weggesleept.

 

Aangezien in artikel 173, tweede lid van de wet wordt aangegeven dat de nadere regels bij gemeentelijke verordening moeten worden gesteld, kunnen de hiervoor genoemde onderwepen niet worden gedelegeerd aan het college. De uitwerking van de nadere regels van de verordening kan wel door het college geschieden (bijvoorbeeld door middel van beleidsregels).

 

Wegsleepwaardige overtredingen

In de wegsleepverordening kan concreet worden aangegeven in welke gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige ovetreding. Hiervoor wordt vaak aansluiting gezocht bij de delictsomschrijving uit de WVW 1994 of het RVV 1990. Zo'n aanpak kan uit praktisch oogpunt wellicht wenselijk zijn omdat degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, direct uit de regeling kan afleiding of een voertuig mag worden weggesleept. Toch hebben wij bij het opstellen van deze wegsleepverordning ervoor gekozen om deze gevallen niet concreet in de verordening op te nemn. Enerzijds om nodelize beperkingen te voorkomen die kunnen optreden wanneer in de verordening zelf concreet wordt aangegeven welke wegsleepwaardige overtredingen worden onderscheiden. Op grond van het nieuwe artikel 170, eerste lid WVW 1994 kunnen immers voertuigen waarmee én een verkeersregel wordt overtreden én waarvan de verwijdering noodzakelijk is worden weggesleept in verband met het belang van:

  • a.

    de veiligheid op de weg of

  • b.

    de vrijheid van het verkeer of

  • c.

    het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.

 

Een tweede reden om de gevallen niet concreet te vermelden, is dat anders het gevaar bestaat dat de delictsomschrijving uit de wegenverkeerswetgeving en de Wegsleepverordening niet naadloos op elkaar aansluiten. Wanneer dit het geval is, bestaat er de kans dat de gemeente in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures om formele redenen in het ongelijk wordt gesteld. Daarnaast geldt uiteraard ook dat zaken niet dubbel moeten worden geregeld. Bovendien zou bij elke wijziging in de desbetreffende onderdelen van de wegenverkeerswetgeving ook de Wegsleepverordening moeten worden anagepast. Om die reden hebben wij ervoor gekozen om de delictsomschrijving niet in de wegsleepverordening op te nemen, maar te volstaan met een Wegsleepverordening waarin alleen zaken zijn geregeld die aanvullend moeten en kunnen worden geregeld.

Om toch enige houvast te bieden bij de toepassing van de wegsleepverordening hebben wij in de bijlage bij deze toelichting aangegeven in welke concrete gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding van de wegenverkeerswetgeving.

 

Wegslepen/verplaatsen van voertuigen en kostenverhaal

Als het noodzakelijk is om een voertuig weg te slepen, kan dit op verschillende wijzen worden uitgevoerd. Allereerst kan een voertuig worden meegevoerd door het wegsleepbedrijf en daar ook worden bewaard. Wanneer de overtreder zijn voertuig komt ophalen, dient deze direct de gemaakte kosten contant aan het wegsleepbedrijf te betalen. Met deze betaling is de procedure van kostenverhaal voor het wegslepen afgerond, Het kan ook voorkomen dat een voertuig slechts hoeft te worden verplaatst en niet helemaal wordt weggesleept en bewaard. In een dergelijk geval zal het wegsleepbedrijf een rekening sturen voor de gemaakte kosten.

 

Hieronder volgt een toelichting wat onder het begrip overtreder dient te wirden verstaan. Als overtreder in de zin van artikel 5:25 Awb (kostenverhaal) kan volgens de jurisprudentie alleen de daadwerkelijke overtreder worden aangemerkt. Wanneer een voertuig door het wegsleepbedrijf wordt weggesleept en vervolgens zich iemand meldt om het voertuig op te halen, moge duidelijk zijn dat diegene - als bestuurder- in beginsel als daadwerkelijke overtreder kan worden aangemerkt. Het is dan ook juridisch zuiver dat deze persoon de kosten van het wegslepen direct aan het wegsleepbedrijf dient te voldoen. Mocht degene die het voertuig komt afhalen beweren niet de daadwerkelijke overtreder te zijn, dan slaagt dit beroep niet, aangezien artikel 170, tweede lid Wegenverkeerswet bepaalt dat bij de toepassing van artikel 5:25 Awb de rechthebbende die het voertuig afhaalt, in de plaats van de overtreder treedt.

 

Ingewikkelder wordt het als een voertuig slechts wordt verplaatst en niet naar de bewaarplaats van het wegsleepbedrijf wordt gebracht. In dat geval zal de daadwerkelijke overtreder zich immers niet hoeven melden om het voertuig op te halen. In dat geval is dus slechts aan de hand van het kenteken van het verplaatste voertuig te bepalen wie de eigenaar is. De situatie is mogelijk dat de eigenaar niet de daadwerkelijke overtreder is.

 

De vraag rijst dan of in de verhaalsbeschikking moet worden aangegeven wie het college ziet als overtreder. Dit hoeft het college niet te doen, aangezien de wetgever in artikel 170, tweede lid Wegenverkeerswet de verplichting van artikel 5:245, tweede lid Awb om in de beschikking aan te geven dat de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder plaatsvindt, niet van toepassing heeft verklaard op bestuursdwang met betrekking tot het wegslepen van voertuigen. De wetgever heeft hiermee uitdrukkelijk beoogd om een effectieve verhaalsuitoefening voor bestuursorganen mogelijk te maken en hen niet voor onnodige bewijsrechtelijke problemen te stellen. Mocht de persoon op wie de kosten zijn verhaald objectief kunnen onderbouwen dat niet hij maar een ander de daadwerkelijke overtreder is geweest, dan kan het college de kosten op laatstgenoemde persoon verhalen.

 

Tot slot wijzen wij nog op het bepaalde in artikel 170, zesde lid WVW 1994. Hierin wordt bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept, indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten dienen te vergoeden, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en administratieve kosten.

 

2.2 ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    wet: de Wegenverkeerswet 1994;

  • c.

    besluit: het Besluit wegslepen van voertuigen;

  • d.

    voertuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder a1 RVV 1990;

  • e.

    motorrijtuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de wet;

  • f.

    het college: het college van burgemeester en wethouders.

 

Toelichting

In deze bepaling is een aantal begrippen omschreven dat diverse malen in deze verordening terugkomt. De omschrijving van deze begrippe n spreekt voor zich. Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande wetgeving.

 

Ad d. Voertuig

Het begrip 'voertuig'zoals in artikel 1, onder al RVV 1990 is omschreven, is ruim. Hieronder vallen niet alleen motorvoertuigen, maar ook fietsen en bromfietsen, invalidenvoertuigen, trams en wagens. Al deze voertuigen vallen derhalve onder de werking van deze wegsleepverordening. Ook in de APV is een bepaling opgenomen over de verwijdering van fietsen en bromfietsen van de openbare weg (zie artikel 5.1.14). Deze bepaling is aanvullend op wat de wegenverkeerswetgeving beoogt te regelen. In artikel 5.1.14 van de APV spelen namelijk andere belangen een rol, zoals de openbare orden en veiliheid, het uiterlijk aanzien en de openbare gezondheid.

 

Ad e. Motorrijtuig

Het begrip 'motorrijtuig'is apart omschreven omdat artikel 5 van de Wegsleepverordening alleen betrekking heeft op dit soort voertuigen. Artikel 1, eerste lid onder c van de wet luidt:

 

'alle voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders, met uitzondering van fietsen met trapondersteuning'.

 

Artikel 2 Aanwijzin van de wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

 

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeenten aangewezen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het belsuit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

 

Toelichting

Zoals hiervoor in het algemene deel van de toelichting is gememoreerd, is de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet zelf geregeld. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer hoeven geen wegen en weggedeelten te worden aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente gebruik worden gemaakt. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 173, tweede lid, aanhef en onder c WVW 1994 bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten worden aangewezen. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is nader aangegeven om welke soorten van wegen en weggedeelten het kan gaan, zoals onder andere gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en loshavens, parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden en dergelijke. Het is aan de gemeeteraad om in deze Wegsleepverordening de wegen en weggedeelten aan te wijzen waar het college van deze bevoegdheid gebruik kan maken. Voor de volledigheid wordt nog eens opgemerkt dat een parkeerovertreding, zoals in deze bepaling bedoeld, op zich niet zonder meer voldoende is om over te gaan tot het wegslepen en in bewaring stellen van een voertuig. Per geval zal tevens moeten worden beoordeeld of de specifieke parkeerovertreding het wegslepen en in bewaring stellen van het desbetreffende voertuig ook rechtvaardigt. Indien bijvoorbeeld een voertuig midden in de nacht op een laad- en loshaven wordt geparkeerd terwijl alle winkels en bedrijven dicht zijn, zal het normaal gesproken niet weggesleept mogen worden.

 

Wegslepen op strandafgangen Wijk aan Zee

Het college heeft door middel van diverse verkeersbesluiten besloten, dat op de strandafgangen Wijk aan Zee, te weten Relweg en De Zwaanstraat, beperkingen voor het verkeer zijn ingesteld.

Op strandafgang Relweg geldt vóór de slagboom een stopverbod aan beide zijden van de weg door plaatsing van E2-borden in de zin van de bijlage van het Reglement van verkeersregels en verkeerstekens 1990. Voor weggedeelten achter de slagboom van de strandafgangen Relweg is door het plaatsen van borden C1 in de zin van de bijlage van het Reglement van verkeersregels en verkeerstekens 1990 besloten tot geslotenverklaring.

Op strandafgang De Zwaanstraat geldt vóór de slagboom aan de zuidzijde van de weg een stopverbod door plaatsing van E2-borden in de zin van de bijlage van het Reglement van verkeersregels en verkeerstekens 1990. Voor het weggedeelte van strandafgang De Zwaanstraat achter de slagboom geldt een gesloten verklaring uitgezonderd ontheffinghouders door plaatsing van bord C 12 in de zin van bijlage van het Reglement van verkeersregels en verkeerstekens 1990. Strandafgang De Zwaanstraat valt binnen het zonaal ingestelde parkeerverbod.

De strandafgangen zijn hierdoor op grond van artikel 2, sub c3 Besluit wegslepen van voertuigen aangemerkt als weg of weggedeelte bedoeld in artikel 173, eerste lid, onderdeel a Wegenverkeerswet. Het college kan derhalve op grond van artikel 170, eerste lid sub c Wegenverkeerswet voertuigen die op de strandafgangen onrechtmatig zijn stilgezet of geparkeerd op grond van deze verordening wegslepen en de kosten daarvan verhalen.

 

Artikel 3 Plaats van bewaring van voertuigen en openingstijden

  • 1.

    Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen: terrein van Auto- en Bergingsbedrijf Van den Boogaard B.V., Bieslan d 30, 1948 RJ Beverwijk.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde bewaarplaats is alle dagen (m.u.v. feestdagen) geopend van 08.00 tot 20.00 uur.

 

Toelichting

De inhoud van de bepaling spreekt voor zich. Vanwege de redactie van artikel 173, tweede lid WVW 1994 moet de plaats van bewaring van voertuigen door de gemeenteraad worden aangewezen. Delegatie aan het college is niet mogelijk. In onvoorzienbare omstandigheden is het denkbaar dat de burgemeester op grond van zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde tijdelijk ook andere terreinen aanwijst als plaats van bewaring van voertuigen.

 

Artikel 4 kosten van overbrengen en bewaren voertuigen

  • 1.

    De kosten van het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats (voorrij- en uitvoeringskosten) bedragen:

  • maandag tot en met zondag, dag en nacht € 165,00

 

  • 2.

    Indien de eigenaar c.q. gerechtigde tot het gebruik van het voertuig zich op de plaats van dat voertuig meldt nadat het wegspeelbedrijf een aanvang met het wegslepen van het voertuig heeft gemaakt, maar het wegslepen niet is voltooid, zullen de kosten voor het voorrijden in rekening worden gebracht bij de eigenaar c.q. gerechtigde tot het gebruik van het voertuig.

  • De voorrijkosten bedragen:

  • Maandag tot en met zondag, dag en nacht € 77,00

  • 3.

    Indien de eigenaar c.q. gerechtigde tot het gebruik van het voertuig, het voertuig reeds verwijdert heeft voordat het wegsleepbedrijf de plaats van bestemming heeft bereikt zullen de kosten voor het uitrijden in rekening worden gebracht bij de eigenaar c.q. gerechtigde tot het gebruik van het voertuig.

  • De uitrijkosten bedragen:

  • Maandag tot en met zondag, dag en nacht € 77,00

 

  • 4.

    De kosten voor het bewaren van het voertuig bedragen:

  • a.

    Voor de eerste 24 uur of een deel daarvan € 58,00

  • b.

    Voor de volgende 24 uur of een deel daarvan € 12,70

 

  • 5.

    De kosten voor het alleen wegslepen/verplaatsen van een voertuig bedragen:

  • Uitrijden en wegslepen/verplaatsen:

  • a.

    Op werkdagen van 08.00 tot 17.00 uur € 100,00

  • b.

    Op werkdagen van 17.00 tot 08.00 uur en op niet-werkdagen en feestdagen: € 138,50

 

  • 6.

    Alle bedragen in artikel 4 zijn inclusief BTW. De bedragen worden eenmaal per jaar (voor het eerst op 1 januari 2011) gewijzigd conform het prijsindexcijfer voor beroepsgoederenvervoer.

 

Toelichten

In artikel 13 tot en met 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen is geregeld welke soorten van kosten die verbonden zijn aan het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, in rekening kunnen worden gebracht. Het gaat hierbij niet alleen om personele en materiële kosten die direct verband houden met het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, maar ook om kosten die verbonden zijn aan bekendmaking van beschikkingen, verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze voertuigen, renteverlies, WA-verzekering en dergelijke. Door het wegsleepbedrijf worden echter ook kosten gemaakt indien de gemeente of de politie hen verzoekt uit te rijden en de actie voortijdig wortd gestaakt omdat het voertuig voor de aankomst van het wegsleepbedrijf reeds door de eigenaar is verwijderd. Het derde lid van artikel 4 is enerzijds om het onderscheid tussen voorrijden en uitrijden aan te geven en anderzijds om kosten voor het uitrijden opgenomen.

 

Omdat op grond van artikel 173, tweede lid onder b van de Wegenverkeerswet deze kosten in de verordening moeten worden vermeld zijn de leden 3 en 6 aan artikel 4 toegevoegd.

 

Artikel 5 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijke zichtbare kentekenplaat

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid, en 174, eerste lid van de wet, zijn artikel 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstig van toepassing.

 

Toelichting

Naast de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Achtereenvolgens wordt hier gedoeld op:

  • -

    het niet afgeven van zijn rijbewijs wanneer dit is ingevorderd, omdat iemand zijn motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (zie artikel 130 en 164 WVW 1994);

  • -

    de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake kan zijn van het 'knoeien'met kentekens in geval van autodiefstal.

 

Wanneer in dit soort gevallen eeen voertuig moet worden weggesleept en in bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170, eerste lid WVW 1994, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan ook niet van toepassing in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt. Wel heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk x, Bestuursdwang van de WVW 1994 (artikel 170 e.v.), van overeenkomstige toepassing verklaard. Derhalve zijn in deze wegsleepverordening de artikelen over de bewaarplaats(en) van voertuigen en openingstijden (artikel 3) en de kosten van overbrengen en bewaren van voertuigen (artikel 4) voor deze gevallen van overeenkomstige toepassing verklaard.

Bijlage 1 Bijlage bij de toelichting op de wegsleepverordening

A. Veiligheid op de weg en vrijheid van het verkeer

Als gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder a en b WVW 1994) noodzakelijk kunnen zijn, kunnen worden genoemd:

 

Plaats op de weg

a. een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 RVV 1990).

 

Laten stilstaan

b. een voertuig is tot stilstand gebracht

  • 1.

    op een kruispunt, rotonde of een overweg;

  • 2.

    op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;

  • 3.

    op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;

  • 4.

    in een tunnel;

  • 5.

    bij een bord bushalte (eventueel: ook tramhalte) ter hoogte van de geblokte markering of, indien die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij het stilstaan dient voor het onmiddelijk laten in- en uitstappen van passagiers;

  • 6.

    op de rijbaan langs een busstrook;

  • 7.

    op een busbaan of een busstrook met uitzondering van een lijnbus;

  • 8.

    langs gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage 1 RVV 1990; op de rijbaan, inclusief de invoeg- en uitrijstrook, van een autosnelweg of autoweg, of -behoudens in noodgevallen- op een vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo'n weg. ( Zie artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990).

 

Parkeren

c. een voertuig is geparkeerd:

  • 1.

    bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;

  • 2.

    voor een inrit of een uitrit;

  • 3.

    buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

  • 4.

    langs een gele onderbroken streep of in strijd met bord E1 van bijlage 1 RVV 1990;

  • 5.

    op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;

  • 6.

    binnen een erf, waarbij - voor zover het een motorvoertuig betreft- geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangewezen;

  • 7.

    op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;

  • 8.

    zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld; (Zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV).

 

Bevel of aanwijzing

d. een voertuig is tot stilstand gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon; (Zie artikel 82 RVV 1990),

 

Gevaarlijk of hinderlijk gedrag

e. een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan woden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd. (Zie artikel 5 WVW 1994, het zogenaamde kapstokartikel).

 

Toelichting

Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer. Zoals reeds in de algemene toelichting is aangegeven, zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden of de geconstateerde parkeerovertreding ook daadwerkelijk wegsleepwaardig is.

In onderdeel a gaat het om overtredingen van artikel 10 RVV 1990. Bestuurders van voertuigen, met uitzondering van fietsen, bromfietsen en invalidenvoertuigen (zie artikel 5 tot en met 7 RVV 1990), gebruiken de rijbaan. Zij mogen hun voertuig niet parkeren op een trottoir, voetpad of fietspad.

In onderdeel b gaat het om overtreding van het bepaalde in artikel 23, 43, tweede lid en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990.

In onderdeel c is er sprake van overtreding van het bepaalde in artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.

In onderdeel d wordt gedoeld op overtreding van het bepaalde in artikel 82 RVV 1990.

In onderdeel e gaat het om overtreding van het bepaalde in artikel 5 WVW 1994, het kapstokartikel. Op grond van deze bepaling is het verboden zich zodanig te gedragen dat er gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd. De inhoud van deze bepaling is zo ruim dat ongewenst gedrag op de weg, i.c. ongewenst parkeren, dat niet reeds in onderdeel an tot en met d is geregeld, doorgaans onder deze bepaling worden gebracht.

 

B. Vrijhouden van aangewezen wegen en weggedeelten

Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggeeelten en wegen (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c WVW 1994 en artikel 2 Besluit wegslepen van voertuigen) kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd is:

 

  • a.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage 1 van het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, lid 1 onder e RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;

  • b.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van die bijlage of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, lid 1 onder g RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;

  • c.

    op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4 van bijlage (al dan niet met onderbord) voor zover:

  • -

    het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • -

    het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • -

    het voertuig op een andere dan de aangewezen wijze is geparkeerd;

  • -

    het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;

  • d.

    op een taxistandplaats, nader aangeduid door bord E5 van die bijlage, tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;

  • e.

    op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met bord E6 van die bijlage:

  • -

    tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig;

  • -

    tenzij gebruik wordt gemaakt van een een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart;

  • -

    die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig;

  • f.

    op een laad- en losplaats, nader aangeduid door bord E7 van die bijlage (met uitzondering van de aangegeven dagen of uren), tenzij de bestuurder van het voertuig bezig is met het onmiddelijk laden en lossen van goederen;

  • g.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van die bijlage voor zover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • h.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E9 van die bijlage en bestemd voor vergunninghouders, tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;

  • i.

    in een voetgangersgeboed, nader aangeduid door bord G7 of C1 van die bijlage (eventueel: met uitzondering van aangegeven dagen en uren).

 

Toelichting

Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de Wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief niet zozeer ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer, maar wel bij het vrijhouden van wegen en weggedeelten. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is concreet aangegeven op welke soorten wegen en weggedeelten voertuigen mogen worden weggesleept in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten. Deze soorten wegen en weggedeelten zijn voorgaand onder a tot en met i nader aangeduid.