Organisatie | Rijnwaarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid |
Citeertitel | Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet op het primair onderwijs, artikelen 95, 102 en 167a
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2009 | Nieuwe regeling | 29-09-2009 Rijnwaarden Post, 30-09-2009 | 2009.6465 |
De raad van de gemeente Rijnwaarden;
gelezen het voorstel van het college van 25 augustus 2009
gelet op artikelen 95, 102 en 167a van de Wet op het primair onderwijs en het besluit van het Op overeenstemming gericht overleg (OOGO) van ……
besluit vast te stellen de volgende: Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid
Derden kunnen, indien de voorzitter van het overlegorgaan dit wenst of twee vertegenwoordigers van schoolbesturen genoemd in artikel 3 dit wensen, deelnemen aan een overleg.
Het college kan een voorbereidend overleg tussen vertegenwoordigers van de schoolbesturen en het college instellen, dat vooraf gaat aan het overleg in het overlegorgaan. Dit voorbereidend overleg wordt afgerond met een inventarisatie van de onderwerpen waarover al dan niet overeenstemming is bereikt. Per onderwerp wordt aangegeven of het gaat om een onderwerp als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a.
Artikel 9 Advies Onderwijsraad
Indien één of meer schoolbesturen of het college een advies wensen over een onderwerp waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is, maken ze dit uiterlijk kenbaar in het overleg waarin het onderwerp in finale zin aan de orde is. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van het onderwerp waarover het advies wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen het onderwerp en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting van het onderwijs.
De wettelijke termijn voor het uitbrengen van het advies wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de Onderwijsraad het college uitnodigt het verzoek voor het uitbrengen van advies aan te vullen met de gegevens die hij nodig heeft voor een goede vervulling van zijn taak, tot de dag waarop het verzoek is aangevuld.
Het college zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van het uitgebrachte advies toe aan alle schoolbesturen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van het voorstel over een onderwerp waarover advies is gevraagd, worden de schoolbesturen bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor nader overleg. In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader overleg over het advies wenselijk is. Zij geeft dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies.
Artikel 10 Vastlegging; informeren raad
Het overlegorgaan stelt het verslag vast. In afwijking hiervan kan het college spoedheidshalve het verslag ter commentaar toezenden aan de schoolbesturen. Binnen tien werkdagen na de dag waarop het conceptverslag is toegezonden, maken de schoolbesturen die deel hebben genomen aan het overleg schriftelijk hun opmerkingen over het concept kenbaar. Het college stelt het verslag vast met inachtneming van de opmerkingen.
Het college stelt de raad in kennis van het besluit over een voorstel als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a. Voorzover het college afwijkt van de tijdens het overleg naar voren gebrachte zienswijzen, wordt dit gemeld in het voorstel aan de raad. Daarbij geeft het college de redenen aan van het niet of niet geheel overnemen van deze zienswijzen.
Indien uit het oordeel van de betrokken raadscommissie over het voorgenomen voorstel aan de raad over een onderwerp blijkt dat de meerderheid van de raadscommissie of een deel van de raadscommissie dat volgens het college geacht wordt een meerderheid in de raad te vertegenwoordigen, van oordeel is dat het voorstel inhoudelijk bijstelling behoeft, dan kan een heropening van het overleg plaatsvinden. Het college beslist daarover. Zij heropent het overleg in ieder geval indien de inhoudelijke bijstelling betrekking heeft op een onderwerp als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, waarover overeenstemming in het overlegorgaan was bereikt.
Indien het college het overleg heropent, dan roept zij het overlegorgaan zo spoedig mogelijk bijeen, doch uiterlijk vóór het moment waarop de raad een definitief besluit neemt over het onderwerp. In dit overleg hebben de vertegenwoordigers de gelegenheid om hun zienswijze te geven op het oordeel van de raadscommissie. Het college informeert de raad over het resultaat van dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in artikel 10. De raad betrekt de in dit aanvullend verslag neergelegde zienswijzen bij zijn definitieve besluitvorming over het onderwerp.
Artikel 12 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college, gehoord de vertegenwoordigers van de schoolbesturen in het overleg.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van 29 september 2009.
De griffier, De voorzitter,
Artikelsgewijze toelichting verordening overleg lokaal onderwijsbeleid
De schoolbesturen die worden uitgenodigd voor het bestuurlijk overleg, zijn de bevoegde gezagsorganen van alle scholen die zijn gesitueerd op het grondgebied van de gemeente, en vallen onder de reikwijdte van een onderwerp van lokaal onderwijsbeleid waarop het overleg van toepassing is. Zie ook de toelichting bij artikel 3.
Tijdens het op overeenstemming gericht overleg kan de gemeenteraad de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over een onderwerp waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is. De gemeenteraad moet dit verzoek doen indien een schoolbestuur dit wenst (zie verder de toelichting op de artikelen 2 en 9).
Artikel 2. Functie overlegorgaan
In het overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid wordt tussen de gemeente en alle schoolbesturen overleg gevoerd over de verschillende facetten van het lokaal onderwijsbeleid. Met de instelling van het overlegorgaan wordt beoogd het wettelijk voorgeschreven overleg te institutionaliseren. Dit is nodig aangezien dit overleg qua intensiteit en reikwijdte toeneemt door de decentralisatie van bepaalde onderwijstaken naar de gemeente.
Er is voor gekozen om de verordening overleg over lokaal onderwijsbeleid niet alleen te richten op de onderwerpen waarvoor wettelijk het op overeenstemming gericht overleg is voorgeschreven, maar te kiezen voor een brede opzet. Gezien de samenhang tussen de verschillende wetten en tevens uit een oogpunt van harmonisatie en effectiviteit heeft een brede overlegprocedure de voorkeur. Zo kan de eventuele vaststelling van een verordening voor de materiele financiële gelijkstelling een onderwerp van overleg zijn, hoewel hierbij het voeren van op overeenstemming gericht overleg niet door de wetgever is voorgeschreven.
Het voorgeschreven op overeenstemming gericht overleg moet voldoen aan de wettelijke eisen. Deze hebben betrekking op het advies van de Onderwijsraad (artikel 9).
Op de onderwerpen waarvoor het op overeenstemming gericht overleg in de wet is voorgeschreven, is dit artikel exclusief van toepassing.
Artikel 3. Samenstelling overlegorgaan.
Een schoolbestuur is uiteraard vrij om al dan niet deel te nemen in het overlegorgaan. Indien een bestuur daarin plaatsneemt, wijst het hiervoor een of twee vertegenwoordigers aan. Uiteraard is het mogelijk dat de vertegenwoordigers zich laten bijstaan door een of meer adviseurs. Het schoolbestuur bepaalt door wie het zich laat vertegenwoordigen. Die vertegenwoordiging kan b.v. bestaan uit een of twee leden van het schoolbestuur en/of uit een of twee door het schoolbestuur gemandateerde leden van het management/adviseurs. De vertegenwoordiging hoeft overigens niet persoonsgebonden te zijn. Al naar gelang het onderwerp kan iemand anders worden afgevaardigd.
Voor een effectief overleg is het belangrijk dat de besturen hun vertegenwoordigers voldoende mandaat geven voor het voeren van het overleg (innemen standpunten/maken van afspraken). De gekozen formulering dat de vertegenwoordiger namens zijn bestuur of een aantal besturen deelneemt aan het overleg, is daarvan een uitdrukking.
De belangen van het openbaar onderwijs worden in het bestuurlijk overleg behartigd door maximaal twee personen die door het bevoegd gezag zijn aangewezen om op titel van vertegenwoordiger van het openbaar onderwijs deel te nemen aan het overleg.
Uit het derde lid vloeit voort dat de raad de wettelijke opdracht tot het voeren van overleg delegeert aan burgemeester en wethouders door middel van een afvaardiging van de portefeuillehouder onderwijs naar het overleg. De deelname aan het overleg van burgemeester en wethouders in de persoon van de direct verantwoordelijke portefeuillehouder benadrukt - ook vanuit de invalshoek van de lokale overheid - het bestuurlijk karakter van het overleg. Er is daarom niet gekozen voor een ambtelijk vertegenwoordiger.
Afhankelijk van het onderwerp van het overleg kunnen derden als deelnemer worden toegelaten tot het overleg. Denk bijvoorbeeld aan de schoolbegeleidingsdienst of welzijnsinstellingen.
Kenmerkend verschil tussen de positie van de schoolbesturen en deze derden is dat voor de laatste de formule van het op overeenstemming gericht overleg in relatie tot het advies van de Onderwijsraad niet opgaat. Wel dienen de zienswijzen van de derden tot uiting te komen in het verslag van het overleg. Hierdoor kan de raad ook deze zienswijzen betrekken bij zijn definitieve besluitvorming over het betrokken onderwerp.
De strekking van dit artikel is dat in procedurele zin wordt gewaarborgd dat de schoolbesturen tijdig worden ingeschakeld in het traject dat moet leiden tot een besluit over een onderwerp waarop het
De schoolbesturen die niet kunnen deelnemen aan het overleg, kunnen voor de datum van het overleg hun zienswijze schriftelijk kenbaar maken aan burgemeester en wethouders.
De gemeente is gehouden om een "aangekleed" voorstel toe te zenden. In de vorm van een toelichting wordt de overlegpartners inzicht gegeven in de achtergronden van het voorstel. Tevens dient te worden aangegeven of het overleg over het voorstel moet worden aangemerkt als een op overeenstemming gericht overleg.
De formulering dat het overleg op een bepaald tijdstip zal "aanvangen", impliceert dat het overleg niet in een ronde behoeft te worden afgerond.
In formele zin zijn burgemeester en wethouders belast met het voeren van het secretariaat van het overlegorgaan. De praktijk is dat het secretariaat - onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders - wordt verzorgd door een gemeenteambtenaar. In de regel zal dit de ambtenaar zijn die belast is met de aangelegenheden inzake het lokaal onderwijsbeleid.
Het (technisch) vooroverleg heeft tot doel om onderwerpen in inhoudelijke en technische zin voor te bereiden voor de bespreking in het overlegorgaan. Het kan voorafgaan aan het agendaoverleg als bedoeld in artikel 8.
Burgemeester en wethouders kunnen dit voorbereidend overleg instellen. Zij doen dit uiteraard in nauw overleg met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen.
In het agendaoverleg kan onderzocht worden welke onderwerpen op welk tijdstip in het op overeenstemming gericht overleg aan de orde kunnen komen en welke onderwerpen op welk tijdstip in andere vormen van overleg.
Alle partners kunnen dan in de planning van hun werkzaamheden hiermee rekening houden.
Ook hier geldt dat burgemeester en wethouders het overleg instellen, in samenspraak met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen.
Artikel 9. Advies Onderwijsraad
Daar waar het lokaal onderwijsbeleid inzake bijvoorbeeld huisvesting, schoolbegeleiding, achterstandenbeleid en OALT de grondwettelijke vrijheid van richting en vrijheid van inrichting van het onderwijs raakt, kan de Onderwijsraad in beeld komen. Niet als geschillen beslechten, maar als adviseur van de lokale overheid.
Partijen, die een dergelijk advies wensen, zullen inhoudelijk en gemotiveerd moeten aangeven op welke onderwerpen de adviesaanvraag betrekking heeft. Tevens is erin voorzien dat in het bestuurlijk overleg van gedachten kan worden gewisseld over de inhoud van het verzoek aan de Onderwijsraad.
Artikel 10. Verslaglegging; informeren raad
In het verslag wordt per onderwerp aangegeven of het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is. Daarnaast wordt per onderwerp aangegeven in hoeverre er in het overlegorgaan overeenstemming over het onderwerp is bereikt. Het verslag bevat de zienswijzen die door de verschillende deelnemers zijn ingebracht.
Voorzover deze zienswijzen niet of niet geheel zijn overgenomen in het voorstel dat aan de raad is voorgelegd, wordt hiervan in het betrokken raadsvoorstel melding gemaakt door burgemeester en wethouders. Daarbij wordt ook aangegeven op welke gronden burgemeester wethouders tot het desbetreffend oordeel zijn gekomen.
Artikel 11. Heropening overleg
Indien uit het advies van de betrokken raadscommissie over het voorgenomen voorstel c.q. besluit, blijkt dat de meerderheid van de raadscommissie of een deel van de raadscommissie dat volgens burgemeester en wethouders geacht kan worden een meerderheid in de raad te vertegenwoordigen, van oordeel is dat het voorgenomen voorstel c.q. besluit inhoudelijk bijstelling behoeft, dan kan dit aanleiding zijn om het overleg bijeen te roepen.
Het overleg moet heropend worden, indien dit oordeel betrekking heeft op inhoudelijke onderdelen van het voorstel waarover in het op overeenstemming gericht overleg overeenstemming was bereikt.
Het voorstel van burgemeester en wethouders, al dan niet bijgesteld naar aanleiding van de behandeling in de raadscommissie, kan doorgaan naar de raad. Het resultaat van het heropend overleg kan vervolgens ter kennis worden gebracht van de raad. Dit resultaat dient dan door de raad te worden betrokken bij de uiteindelijke besluitvorming.
Artikel 12. Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet
Dergelijke beslissingen raken (de inrichting van) het overleg. Daarom dienen burgemeester en wethouders hierover de andere partijen uit het overleg te horen.
Uit dat overleg kan bijvoorbeeld blijken dat het wenselijk wordt geacht om: