Organisatie | Zoetermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Wet taaleis Participatiewet 2016 gemeente Zoetermeer |
Citeertitel | Beleidsregels Wet taaleis Participatiewet 2016 Zoetermeer |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-03-2016 | nieuwe regeling | 08-03-2016 Elektronisch Gemeenteblad, 17-03-2016 | Onbekend. |
Het college neemt geen taaltoets af indien vastgesteld kan worden dat elke vorm van verwijtbaarheid om aan de taaleis te voldoen ontbreekt. Er is sprake van het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid als belanghebbende:
Artikel 4. Verwerving vereiste taalniveau
Als de uitslag van de toets is dat belanghebbende niet aan de Wet taaleis voldoet, dan wordt belanghebbende uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dit gesprek wordt de uitslag van de taaltoets besproken en wordt in afstemming met belanghebbende bepaald hoe deze naar het gewenste taalniveau gaat toewerken.
In het gesprek na de taaltoets wordt besproken wat het startniveau van belanghebbende is en wat belanghebbende gaat doen om de taalvaardigheden op referentieniveau 1F te verwerven. Het college monitort of belanghebbende de gemaakte afspraken nakomt. Als dit niet het geval is dan wordt belanghebbende door het college uitgenodigd voor een gesprek.
Op 17 maart 2015 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel ‘Wet taaleis WWB’. Met dit wetsvoorstel worden de voorwaarden in het kader van de bijstand uitgebreid met een taaleis. Hiermee wordt beoogd de kansen van uitkeringsgerechtigden voor deelname aan de arbeidsmarkt te vergroten. Het niet goed beheersen van de Nederlandse taal maakt het immers moeilijker om aan het werk en daarmee uit de bijstand te komen. Daarnaast draagt een goede taalkennis bij aan maatschappelijke participatie.
De Wet taaleis legt aan bijstandsgerechtigde een inspanningsverplichting op om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F te beheersen. Bijstandsgerechtigden die de Nederlandse taal niet op dit niveau beheersen dienen zich voldoende in te spannen om de Nederlandse taal machtig te worden.
Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.
Artikel 2. Aantonen kennis van de Nederlandse taal
Belanghebbende kan op verschillende manieren aantonen de Nederlandse taal voldoende te beheersen. In dit artikel is opgenomen welke documenten belanghebbende hiervoor kan overleggen. De bewijslast ligt bij belanghebbende. Tevens is de beoordeling van de klantmanager vastgelegd in een rapportage bewijs in het kader van de Wet taaleis.
De volgende documenten zijn gelijkwaardig aan het diploma Inburgering waarover wordt gesproken in lid 2:
Het college acht het niet zinvol een taaltoets af te nemen indien van te voren al is vastgesteld dat belanghebbende niet is staat is om aan de taaleis te voldoen en elke vorm van verwijtbaarheid hierbij ontbreekt. In artikel 3 is vastgelegd bij welke situatie het college er vanuit gaat dat elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. De ontheffing van de inburgeringsplicht kan zijn afgegeven op grond van psychische en/of lichamelijke belemmeringen, dan wel een verstandelijke handicap of op grond van aantoonbare inspanningen is ontheven van de verplichting in het kader van de Wet inburgering.
Artikel 4. Verwerving vereiste taalniveau
De wet taaleis is een inspanningsverplichting. Het college monitort in welke mate belanghebbende zich inzet om de taalvaardigheden op referentieniveau 1F te werven.
Voor inburgeringsplichtigen op grond van de Wet inburgering geldt dat zij al een verplichting hebben om de Nederlandse taal machtig te worden. Lid 3 bepaalt dat wanneer belanghebbende begonnen is met het leertraject in het kader van de Wet inburgering, dit kan worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van belanghebbende, zoals bedoeld in de Wet taaleis. Het college zal monitoren in welke mate voortgang wordt gemaakt met het inburgeringstraject. De bewijslast ligt bij belanghebbende. Desgevraagd zal belanghebbende moeten aantonen dat er sprake is van het volgen van een leertraject in het kader van de Wet inburgering en welke voortgang wordt gemaakt. Als belanghebbende nalaat dit aan te tonen, dan kan er een taaltoets worden afgenomen.
Dit artikel spreekt voor zich.