Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Verordening rekenkamercommissie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingVerordening rekenkamercommissie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2014
CiteertitelVerordening rekenkamercommissie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2014
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Verordening voor de rekenkamercommissie alsmede het daarbij behorende onderzoeksprotocol, vastgesteld door het algemeen bestuur van 30 juni 2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-02-201406-04-2016nieuwe regeling

12-02-2014

Onbekend

773343

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening rekenkamercommissie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Gelezen het advies van de Rekenkamercommissie van 19 november 2013 tot aanpassing van de Verordening rekenkamercommissie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;

Gelet op de afgesproken Werkwijze behandeling stukken afkomstig van de Rekenkamercommissievan 5 november 2013;

 

Besluit:

 

De Verordening rekenkamercommissie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2014 vast te stellen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Waterschap: Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden te Houten;

    • b.

      Commissie: rekenkamercommissie van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden te Houten;

    • c.

      Voorzitter: voorzitter van de rekenkamercommissie;

    • d.

      Extern lid: lid van de rekenkamercommissie niet zijnde lid van het Algemeen Bestuur;

    • e.

      Intern lid: lid van de Rekenkamercommissie tevens lid van het Algemeen Bestuur;

    • f.

      Doelmatigheid: de mate waarin bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen worden gerealiseerd;

    • g.

      Doeltreffendheid: de mate waarin een organisatie erin slaagt met de geleverde prestaties de gestelde doelen of de gewenste maatschappelijke effecten te bereiken.

    • h.

      Rechtmatigheid: het handelen in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving, waaronder de verordeningen van het waterschap.

Hoofdstuk 2 Taak, samenstelling en lidmaatschap

Artikel 2.1 Taak van de commissie

  • 1.

    De rekenkamercommissie doet onderzoek naar de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het waterschapsbestuur gevoerde beleid en maatschappelijk relevante bedrijfsvoeringonderwerpen.

  • 2.

    Een door de commissie ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het gevoerde bestuur bevat geen beleid/onderwerpen die door de accountant worden uitgevoerd, zoals de controle van de jaarrekening.

  • 3.

    De commissie wordt door het Algemeen Bestuur ingesteld.

  • 4.

    Bij het onderzoek wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      De relatie met, en de betrokkenheid van de burger;

    • b.

      De betrokkenheid van stakeholders bij projecten en beleidsontwikkeling.

Artikel 2.2 Samenstelling en benoeming

  • 1.

    De commissie bestaat uit vier leden, waaronder de voorzitter.

  • 2.

    Het algemeen bestuur benoemt:

    • a.

      Twee leden uit haar midden;

    • b.

      Een voorzitter, niet zijnde een van de leden van het algemeen bestuur;

    • c.

      Een adviseur, niet zijnde een van de leden van het algemeen bestuur.

  • 3.

    De externe en interne leden van de commissie worden in beginsel benoemd voor een periode van vier jaar. De leden kunnen ten hoogste één maal herbenoemd worden.

  • 4.

    De voorzitter heeft een adviserende rol bij de benoeming van het externe lid.

  • 5.

    De commissie wijst uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan.

Artikel 2.3 Volgorde van aftreden

  • 1.

    De commissie stelt een rooster van aftreden vast voor de leden op zodanige wijze dat niet alle leden gelijktijdig aftreden. In verband hiermee kunnen de leden, in afwijking van het bepaalde in artikel 2.2, lid 3, voor een periode korter dan vier jaar worden benoemd.

  • 2.

    Indien het lidmaatschap van een lid eindigt vóór het einde van zijn benoemingstermijn, treedt zijn opvolger af op het moment dat de benoemingstermijn van het vertrekkende lid zou zijn afgelopen.

Artikel 2.4 Eed of belofte

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de rekenkamercommissie in de vergadering van het algemeen bestuur de volgende eed (verklaring en belofte) af:

“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de rekenkamercommissie benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamercommissie naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig. (Dat verklaar en beloof ik.)”

Artikel 2.5 Nevenfuncties

  • 1.

    De leden van de commissie maken openbaar welke andere functies zij vervullen. De openbaarmaking geschiedt op de binnen het waterschap gebruikelijke wijze.

  • 2.

    Een lid van de commissie kan in ieder geval niet tevens een betrekking vervullen als bedoeld in artikel 31, tweede lid onder a. tot en met r. van de Waterschapswet.

  • 3.

    Het is de leden van de commissie verboden de handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 33 van de Waterschapswet.

Artikel 2.6 Ontslag

  • 1.

    Het lidmaatschap van een intern lid eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      als het lid aftreedt als lid van het algemeen bestuur;

    • c.

      als het algemeen bestuur van oordeel is dat het lid niet langer geschikt is de functie van lid van de commissie te vervullen;

    • d.

      als het lid aftreedt conform de werking van artikel 2.2, lid 3 van deze verordening.

  • 2.

    Het lidmaatschap van de voorzitter en het externe lid eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      indien de termijn waarvoor hij is benoemd eindigt;

    • c.

      bij aanvaarding van een functie die naar het oordeel van het algemeen bestuur onverenigbaar is met het lidmaatschap van de commissie;

    • d.

      wanneer het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel zulk een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • e.

      indien het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

    • f.

      indien het lid door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie als lid van de commissie te vervullen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur ontslaat de leden van de commissie.

Artikel 2.7 Vergoeding leden

  • 1.

    De voorzitter en het extern lid ontvangen een vergoeding voor de werkzaamheden die zij voor de commissie verrichten. Deze vergoeding wordt bij besluit van het Algemeen Bestuur vastgesteld. De indexering van de vergoeding staat in verband met de jaarlijkse aanpassing van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de hand van het indexcijfer ‘CAO lonen overheid’.

  • 2.

    De vergoeding bedoeld in het eerste lid bestaat uit een vergoeding per vergadering en komt ten laste van het budget van de commissie.

Artikel 2.8 Verantwoording

  • 1.

    Jaarlijks stelt de commissie vóór 1 april een Jaarplan op, waarin zij haar plannen voor dat jaar presenteert. Het Jaarplan wordt ter kennisgeving aan het Algemeen Bestuur voorgelegd.

  • 2.

    Tevens legt de commissie jaarlijks vóór 1 april verantwoording af aan het Algemeen Bestuur door middel van een beknopte eindrapportage, inclusief financiële verantwoording (Jaarverslag).

Hoofdstuk 3 Werkwijze

Artikel 3.1 Het onderzoeksprotocol

  • 1.

    De commissie stelt voor de uitvoering van haar werkzaamheden een onderzoeksprotocol vast.

  • 2.

    Het onderzoeksprotocol en de wijzigingen hierop worden ter kennisname gezonden aan het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur; over wijzigingen wordt via het Jaarverslag verantwoording afgelegd.

Artikel 3.2 De onderwerpenlijst

  • 1.

    De commissie heeft een onafhankelijke positie binnen het waterschap; de commissie bepaalt zelf welke onderwerpen worden onderzocht.

  • 2.

    De commissie stelt jaarlijks een gerangschikte lijst samen met mogelijke onderwerpen die voldoen aan de selectiecriteria genoemd in artikel 3.5 en neemt deze op in haar Jaarplan.

  • 3.

    De commissie stelt een definitieve top 5 vast van de onderwerpen die in het komende jaar worden besproken voor onderzoek.

  • 4.

    De commissie kiest de onderwerpen voor haar onderzoek, formuleert de probleemstelling en stelt de onderzoeksopzet vast.

  • 5.

    Het externe lid, niet zijnde de voorzitter heeft bij de totstandkoming van de onderwerpenlijst een adviserende en geen beslissende rol.

Artikel 3.3 Uitvoering onderzoek en rapportage

  • 1.

    De commissie stelt per onderzoek een onderzoeksopzet op die ter kennisgeving wordt voorgelegd aan het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    De commissie is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering, begeleiding en sturing van het onderzoek volgens de door haar vastgestelde onderzoeksopzet.

  • 3.

    De commissie en de door haar aangestelde onderzoekers zijn bevoegd bij alle leden van het waterschapsbestuur, ambtenaren van het waterschap en gelieerde organisaties mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van de onderzoeken. De leden van het waterschapsbestuur en de ambtenaren van het waterschap zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de commissie gestelde termijn te verstrekken.

  • 4.

    De commissie stelt betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die ten minste twee weken bedraagt, hun reactie te geven aan de commissie op de juistheid en volledigheid van het feitenonderzoek. Betrokkenen zijn in elk geval degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De commissie bepaalt wie verder als betrokkenen worden aangemerkt.

  • 5.

    Nadat het feitenonderzoek is vastgesteld, formuleert de commissie conclusies en eventuele aanbevelingen.

  • 6.

    De commissie stelt het Dagelijks Bestuur in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die ten minste drie weken bedraagt, hun bestuurlijke reactie te geven aan de commissie.

  • 7.

    De bestuurlijke reactie wordt integraal aan het rapport toegevoegd. Vervolgens wordt het eindrapport, inclusief bestuurlijke reactie en eventueel nawoord, aangeboden aan de commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer. De commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer brengt haar advies rechtstreeks uit aan het Algemeen Bestuur. Aansluitend wordt het rapport in het Algemeen Bestuur behandeld.

  • 8.

    De rekenkamercommissie is verantwoordelijk voor de voorbereiding van het beslisvoorstel voor het Algemeen Bestuur aangaande haar rapport.

Artikel 3.4 Vergaderingen

  • 1.

    De commissie vergadert in beslotenheid.

  • 2.

    Haar rapporten zijn openbaar tenzij het openbare belang of de privacy wetgeving zich hiertegen verzetten.

  • 3.

    De commissie kan openbare informatieve vergaderingen beleggen.

Artikel 3.5 Selectiecriteria

  • 1.

    De volgende criteria dienen door de rekenkamercommissie te worden gehanteerd bij de selectie van de te onderzoeken onderwerpen:

    • a.

      Er moet sprake zijn van maatschappelijke effecten. Vervolgens wordt gekeken naar de doelmatigheid en/of doeltreffendheid van het beleid of de bedrijfsvoering;

    • b.

      Er moet sprake zijn van substantieel belang in financieel, maatschappelijk of bestuurlijk opzicht;

    • c.

      Er moet sprake zijn van beredeneerde twijfel ten aanzien van doelmatigheid of doeltreffendheid van het beleid, bijvoorbeeld door maatschappelijk bestuurlijke signalen en nieuwe ontwikkelingen, rapportages of gebrekkige informatie;

    • d.

      Het onderzoek dient bij te dragen aan de verbetering van de kwaliteit van de organisatie, de informatievoorziening en de uitvoering van werkzaamheden;

    • e.

      Het onderzochte beleid of de bedrijfsvoering moet door het waterschap te beïnvloeden zijn;

    • f.

      De commissie streeft naar een evenwichtige verdeling van onderzoeks-onderwerpen over de beleidsterreinen.

Artikel 3.6 Ambtelijke ondersteuning

  • 1.

    De commissie wordt bij haar werkzaamheden ondersteund door een ambtelijk secretaris, aan te wijzen door het Dagelijks Bestuur na voorafgaande instemming van de commissie.

  • 2.

    De ambtelijk secretaris heeft een onafhankelijke positie, waar het gaat om de werkzaamheden voor de commissie. Voor het waarborgen hiervan zullen aanvullende afspraken worden gemaakt tussen het Dagelijks Bestuur en de commissie.

  • 3.

    De commissie kan zich laten adviseren door de concerncontroller.

Artikel 3.7 Stemrecht

  • 1.

    Het stemrecht binnen de rekenkamercommissie is afhankelijk van de situatie:

    • a.

      Bij de keuze van onderzoeksonderwerpen en het formuleren van de opdracht hebben de voorzitter en de twee interne leden stemrecht.

    • b.

      Voor de vaststelling van de nota van bevindingen en de nota met conclusies en aanbevelingen hebben alle leden stemrecht.

    • c.

      Bij het staken van de stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Hoofdstuk 4 Kosten van de commissie

Artikel 4 Budget

  • 1.

    De commissie is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2.

    Ten laste van het in het eerste lid bedoelde budget worden de kosten gebracht betreffende:

    • a.

      de vergoedingen aan de externe leden;

    • b.

      de externe deskundigen die eventueel door de commissie zijn in geschakeld;

    • c.

      overige uitgaven die de commissie nodig acht voor de uitoefening van haar taak.

Hoofdstuk 5 Evaluatie

Artikel 5 Evaluatie

  • 1.

    Deze verordening en het bijbehorende onderzoeksprotocol wordt minimaal één keer per bestuursperiode van vier jaar geëvalueerd. Deze evaluatie strekt zich tevens uit tot de werking van de commissie. Voorafgaand aan een evaluatie zal aan het Algemeen Bestuur worden gevraagd of een evaluatie wenselijk wordt geacht. Als een evaluatie niet gewenst is, is voldaan aan de bepaling in dit artikel.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na vaststelling door het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Met ingang van de datum van inwerkingtreding van de onder 1 genoemde verordening, wordt de Verordening voor de rekenkamercommissie alsmede het daarbij behorende onderzoeksprotocol, vastgesteld door het algemeen bestuur bij besluit van 30 juni 2010, ingetrokken.

Artikel 6.2 Citeertitel

  • 1.

    Deze gewijzigde verordening kan worden aangehaald als “Verordening rekenkamercommissie Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2014”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 12 februari 2014.

voorzitter,

P.J.M. Poelmann

secretaris,

J. Goedhart

Bijlage: Waterschapswet, Artikel 31 en 33

Artikel 31

2.Een lid van het algemeen bestuur is niet tevens:

  • a.

    minister;

  • b.

    staatssecretaris;

  • c.

    lid van de Raad van State;

  • d.

    lid van de Algemene Rekenkamer;

  • e.

    Nationale ombudsman;

  • f.

    substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

  • g.

    commissaris van de Koning;

  • h.

    lid van provinciale staten;

  • i.

    gedeputeerde;

  • j.

    secretaris van de provincie;

  • k.

    griffier van de provincie;

  • l.

    burgemeester;

  • m.

    wethouder;

  • n.

    lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;

  • o.

    ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 51b, eerste lid;

  • p.

    ambtenaar, door of vanwege het waterschapsbestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;

  • q.

    ambtenaar, door of vanwege de provincie aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op het waterschap;

  • r.

    lid van het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur van een ander waterschap.

Artikel 33

1.Een lid van het algemeen bestuur mag niet:

  • a.

    als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van het waterschap of het waterschapsbestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van het waterschap of het waterschapsbestuur;

  • b.

    als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van het waterschap of het waterschapsbestuur;

  • c.

    als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met het waterschap aangaan van:

1°. overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

2°. overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan het waterschap;

d.rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

1°. het aannemen van werk ten behoeve van het waterschap;

2°. het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van het waterschap;

3°. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan het waterschap;

4°. het verhuren van roerende zaken aan het waterschap;

5°. het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van het waterschap;

6°. het van het waterschap onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

7°. het onderhands huren of pachten van het waterschap.