Organisatie | Geldrop-Mierlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Participatie- en inspraakverordening Geldrop-Mierlo 2015 |
Citeertitel | Participatie- en inspraakverordening Geldrop-Mierlo 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Participatie- en inspraakverordening |
Geen
Art. 150 Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2015 | Nieuwe regeling | 29-09-2015 Middenstandsbelangen, 8 oktober 2015 | GM2015.0356 |
Participatie- en inspraakverordening Geldrop-Mierlo 2015
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De verordening verstaat onder:
Artikel 2 Reikwijdte verordening
Deze verordening is van toepassing op ontwikkeling – mede omvattend de voorbereiding en evaluatie – van gemeentelijk beleid en gemeentelijke kaders.
Artikel 3 Afbakening participatie en inspraak
Artikel 4 Bevoegdheid en besluit van participatie of inspraak
Artikel 5 Participatiegerechtigden
Participatie wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.
Artikel 6 bekendmaking van het participatieproces
Artikel 7 Eindverslag participatieprocedure
Artikel 8 Onderwerp van inspraak
Tenzij uit een wettelijk voorschrift anders volgt, dan wel een andere wijze van overleg is geboden, heeft inspraak tevens plaats bij voornemens die de situatie van burgers en instellingen ingrijpend beïnvloeden en ten aanzien waarvan het bestuursorgaan de keuze heeft uit verschillende beslissingsmogelijkheden en waarvan redelijkerwijs te verwachten is dat meerdere belanghebbenden zich daarbij betrokken voelen.
Artikel 9 Inspraakgerechtigden
Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.
Artikel 12 Intrekking oude verordening
De Inspraakverordening Geldrop-Mierlo 2008 wordt ingetrokken.
Deze verordening treedt op 1 oktober 2015 in werking.
Deze verordening wordt aangehaald als: Participatie- en inspraakverordening Geldrop-Mierlo 2015.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Het uitwisselen van ideeën tussen burgers en gemeente (tweerichtingsverkeer) is het belangrijkste kenmerk van participatie. Participatie is een werkwijze waarbij het bestuursorgaan (burgemeester, college of raad), veelal voordat er sprake is van een concreet beleidsvoornemen, actoren (zoals burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven, deskundigen of andere overheden) bij de beleidsontwikkeling betrekt. Participatie is daarmee “beginspraak”, want in tegenstelling tot inspraak ligt er nog niks concreet voor waarover een mening wordt gevraagd. Bij participatie wordt getracht om in een open en evenwichtige samenwerking met burgers tot de voorbereiding, bepaling, uitvoering of evaluatie van beleid te komen. Participatie mobiliseert daarbij de kennis en steun van betrokkenen bij beleidsproblemen waarvan het bestuursorgaan op voorhand niet weet - of nog niet wil bepalen - hoe deze opgelost zullen worden.
Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de ontwikkeling van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.
Afbakening participatie t.o.v. inspraak; de Geldrop-Mierlose participatiestandaard:
Inspraak richt zich met name op de openbare procedure als finale mogelijkheid om betrokken te worden bij de voorbereiding van beleid. Voor een toelichting op de aanpak van participatie in Geldrop-Mierlo wordt in dit verband verwezen naar de 'Geldrop-Mierlose Participatiestandaard'. De daarin gestelde gedragsregels zijn in deze verordening overgenomen.
Hoofdstuk 2 van deze verordening geeft sturing op participatieprocessen overeenkomstig de richtinggevende elementen uit de Participatiestandaard.
In deze inspraakverordening is de procedureregeling van afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard. Artikel 4, tweede lid, geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.
Artikel 2 Reikwijdte van de verordening
Uit deze bepaling volgt dat de verordening niet van toepassing is op de uitvoering van beleid. Uitvoering van beleid en initiatieven uit de wijk/buurt worden vormgegeven door de werkwijze Buurtwerk 2.0. Op ontwikkelingen van grote bouwplannen met invloed op de omgeving is de verordening dus wel van toepassing. Op de uitvoering van deze plannen niet.
Artikel 3 Afbakening participatie en inspraak
Participatie start in een zo vroeg mogelijk stadium van de beleidsontwikkeling, en volgens de Geldrop-Mierlose Participatiestandaard. Inspraak vindt te allen tijde plaats, tenzij (zie verder artikel 8). Inspraak vindt in plaats in de afrondende fase van de beleidsontwikkeling: voordat college of raad een besluit neemt krijgt iedere individuele inwoner of andere belanghebbende partij de gelegenheid om te reageren op het beleidsvoornemen.
Afhankelijk van bestuurlijk en maatschappelijke gevoeligheden en in het geval van complexe dossiers kan het bestuursorgaan er voor kiezen om na een doorlopen participatieproces ook een niet-wettelijk verplicht inspraakproces te houden voor een finale belangenafweging als sluitstuk van het proces. In die gevallen is hoofdstuk 3 van deze verordening van toepassing.
Participatie en inspraak is dus in beginsel mogelijk op alle terreinen van gemeentelijk bestuur. Het moet natuurlijk wel ergens om gaan. Het is niet de bedoeling dat plannen van burgers om een garage te plaatsen of een uitrit te wijzigen aan participatie of inspraak onderhevig zijn. Toepassing is aan de orde wanneer de situatie ingrijpend verandert. Ingrijpend is een rekbaar begrip en voor meerdere uitleg vatbaar. Om ingrijpend in te kaderen zijn in het vierde lid een aantal uitzonderingsgronden opgenomen wanneer participatie en inspraak niet wordt toegepast:
a.ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van eerder vastgesteld beleid.
Het is niet zinvol participatie of inspraak te verlenen indien het gemeentelijk beleid niet of slechts in beperkte mate wordt herzien.
b.indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten.
In dit geval biedt de wet geen ruimte voor inspraak dan wel wordt een andere vorm van inspraak wettelijk voorgeschreven.
c.indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;
Aangezien het bestuursorgaan in deze gevallen geen beleidsvrijheid heeft is het niet zinvol participatie of inspraak te bieden.
d.inzake de begroting en andere stukken uit de planning & control cyclus, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;
Het gaat hier om de financiële kernbevoegdheden van de gemeenteraad die zich niet lenen voor participatie of inspraak.
e.indien de uitvoering van een beleidsvoornemen zo spoedeisend is dat participatie of inspraak niet kan worden afgewacht;
Het gaat hier om een afweging tussen enerzijds de urgentie van de besluitvorming en anderzijds de belangen van betrokkenen, waarbij de urgentie het primaat heeft.
f.over een beleidsvoornemen dat hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente;
Gezien het feit dat het om interne/ organisatorische beleidsvoornemens gaat is participatie of inspraak hierbij niet doelmatig.
g.inzake verlengingsbesluiten als bedoeld in artikel 3.1, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening:
Een verlengingsbesluit heeft betrekking op het verlengen van een bestemmingsplan na ommekomst van de wettelijke termijn van 10 jaar.
h.inzake voorbereidingsbesluiten als bedoeld in artikel 3.7 Wet ruimtelijke ordening;
Met het verlenen van participatie of inspraak ten aanzien van een voorbereidingsbesluit zou de preventieve werking hiervan (het voorkomen van ongewenste ontwikkelingen) vervallen.
i.inzake beheersverordeningen als bedoeld in artikel 3.38 Wet ruimtelijke ordening.
Het betreft hier continuering van bestaand beleid waarover eerder reeds inspraak is gevoerd.
j.indien bestaande participatieraden – zoals de WMO Raad, Cliëntenplatform Minima, Cliëntenraad Leerlingenvervoer en Platform Duurzaam Veilig – reeds bij de ontwikkeling van beleid participeren.
De participatie van de betrokken doelgroepen is al geregeld.
Artikel 5 Participatiegerechtigden
Bij de omschrijving van participatiegerechtigden is aansluiting gezocht bij de redactie van het artikel van de inspraakgerechtigden. Hierbij is gelet op de redactie van artikel 150 van de Gemeentewet voor wat betreft de kring van gerechtigden. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.
Artikel 6 Bekendmaking van het participatieproces
Het artikel regelt dat het voornemen om participatie te houden op gepaste wijze bekend wordt gemaakt. Wat "gepast" is, is afhankelijk van de reikwijdte van de participatie. De wijze van bekendmaking kan variëren van publicatie op de website, in een krant, een huis-aan-huisblad of bijvoorbeeld een persoonlijke brief.
Artikel 7 Eindverslag participatieprocedure
Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van het gevolgde participatietraject wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Bij het overzicht bedoeld onder b van het tweede lid, volstaat een korte zakelijke weergave van de inbreng van de deelnemers aan de participatie.
Onderdeel c van het tweede lid schrijft voor dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de inbreng in de participatieprocedure wordt gedaan. In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Degenen die hebben deelgenomen aan de participatie ontvangen in beginsel een exemplaar van het eindverslag, tenzij dit aantal omvangrijk is, dan wordt volstaan met een algemene bekendmaking.
Artikel 8 Onderwerp van inspraak
Inspraak is verplicht verankerd in de verordening. Het artikel is zo geformuleerd dat wordt uitgedrukt dat inspraak niet alleen plaatsvindt wanneer de wet dit verplicht, maar ook wanneer een voornemen ingrijpend van invloed is op de situatie van burgers en instellingen. Inspraak moet dan plaatsvinden op een moment dat er ook nog iets te kiezen is. Alleen wanneer een vorm van participatie heeft plaatsgevonden kan worden besloten inspraak buiten toepassing te laten.
Er is niet voor gekozen om de wettelijke verplichtingen integraal op te nemen in de tekst van artikel 8, omdat bij een nieuwe wettelijke verplichting dan direct de verordening moet worden aangepast. Daarnaast voegt de vermelding niks toe. De wet verplicht immers de inspraak al. Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan bijvoorbeeld op de volgende terreinen:
Artikel 9 Inspraakgerechtigden
De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn de woorden 'in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen' vervangen door: belanghebbenden. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.
Artikel 150, tweede lid van de Gemeentewet verklaart afdeling 3.4 van de Awb van toepassing op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast aan het onderwerp.
In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.
Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?
Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.
Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.
Bijlage 1 Beschrijving werkvormen artikel 4, eerste lid onder d.
A. De vergadering (werkvorm van de huidige raadsronde)
Het doel van de vergadering is het bespreken van raadsvoorstellen om te bepalen of het betreffende raadsvoorstel rijp is voor besluitvorming.
De vergadering vindt altijd plaats tijdens de het raadsplein. Aan de vergadering kunnen per fractie maximaal 2 personen (raadsleden en fractieassistenten) deelnemen. Verder nemen deel een voorzitter en een lid van het college (de portefeuillehouder of diens vervanger) en diens ambtelijke ondersteuning.
De leden van de raad en overige aanwezigen, waaronder de fractie-assistent spreken vanaf hun plaats en richten zich via de voorzitter van de raadsronde tot de overige aanwezige deelnemers.
Een lid voert slechts het woord na het aan de voorzitter van de raadsronde gevraagd en van hem verkregen te hebben.
De voorzitter van de raadsronde en een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.
De aanwezige leden kunnen op voorstel van de voorzitter van de raadsronde of een lid van de raadsronde beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.
6. Deelname aan beraadslaging door anderen
Het doel van De Open Ruimte is een zo breed mogelijk gesprek tussen de raad, betrokken burgers en organisaties uit de gemeente en deskundigen uit de gemeentelijke organisatie gerelateerd aan het te behandelen onderwerp. Nadruk ligt daarbij op het verwerven van kennis door de raad. Deze kennis kan afkomstig zijn van uit de gemeentelijke organisatie of van externe deskundigen.
De Open ruimte kan plaatsvinden tijdens het raadsplein maar kan ook op een separate avond op een willekeurige locatie georganiseerd worden. De aangewezen voorzitter van de Open ruimte vervult een coördinerende rol bij de voorbereiding. Afhankelijk van het aantal betrokkenen kan de voorzitter de werkvorm verder invullen in de vorm van groepsgesprekken met plenaire terugkoppeling of plenaire discussie.
Op voorspraak van de fracties worden door de griffie personen en organisaties uit de gemeente en of uit de gemeentelijke organisatie uitgenodigd om te komen mee praten over het te behandelen onderwerp. Daarnaast wordt er indien nodig een openbare oproep geplaatst zodat inwoners en organisaties zich kunnen melden voor de open ruimte bij de griffie. In overleg met fracties en college kunnen eventueel stellingen voor de open ruimte geformuleerd worden.
De voorzitter van de open ruimte zorgt voor een ordelijk verloopt van de bijeenkomst. In het plenaire deel van de bijeenkomst worden conclusies verzameld en vastgelegd.
De interne en externe deskundigen kunnen het onderwerp inleiden met een presentatie of een andere vorm van informatieverstrekking. Het college kan de rol van interne deskundige hebben maar kan ook toehoorder of vragensteller zijn. Aan het begin van de bijeenkomst maakt het college duidelijk welke rol hij neemt.
In de voorbereiding ziet de voorzitter er op toe dat de juiste deelnemers worden uitgenodigd.
Aan het einde van de raadsronde inventariseert de voorzitter de nog openstaande vragen en draagt de griffie er zorg voor dat deze door de juiste deskundigen als nog schriftelijk beantwoord worden.
Het verslag van de open ruimte bestaat uit een registratie van de aanwezigen en de tijdens de bijeenkomst getrokken conclusies die de meningen van de aanwezige burgers en organisaties weergeven.
Doel van Het Adviesgesprek is om te sonderen of de raad over het voorgelegde onderwerp of over de voorgelegde probleemstelling beleid wil opstellen en zo ja in welke richting dit beleid zou moeten ontwikkeld. Daarnaast kan gesondeerd worden of de voorgestelde beleidsrichting voldoet aan de wensen van de raad.
Uitgangspunt hierbij is een (concept) beleidsstuk van het college op basis:
Het Adviesgesprek heeft de vorm van een coöperatieve vergadering waarbij het gaat om in coöperatie tot een zo eensluidend mogelijk advies te komen. Nadruk ligt hierbij op de punten waarover overeenstemming is.
Het Adviesgesprek vindt plaats tijdens het raadsplein.
Aan het Adviesgesprek kunnen deelnemen:
De aangewezen voorzitter van het Adviesgesprek heeft tot taak er voor te zorgen dat de raadsronde eindigt met een duidelijk advies van de raad (al dan niet eensluidend) hoe verder om te gaan met het voorliggende stuk. Wenselijk is een duidelijk overzicht van de punten waarover de raad overeenstemming heeft en die minimaal in het beleid opgenomen dienen te worden aangevuld met de punten waarover in meerderheid overeenstemming bestaat.
In de voorbereiding ziet de voorzitter er op toe dat de juiste deelnemers worden uitgenodigd.
Burgers die niet rechtstreeks zijn uitgenodigd voor het Adviesgesprek kunnen gebruik maken van het inspreekrecht en kunnen conform de regels maximaal 5 minuten inspreken aan het begin van het Adviesgesprek.