Organisatie | Cranendonck |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota sport en bewegen gemeente Cranendonck |
Citeertitel | Nota sport en bewegen gemeente Cranendonck |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
De datum en bron bekendmaking is niet te achterhalen.
Onbekend.
Bijlagen bij nota sport en bewegen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-06-2011 | nieuwe regeling | 14-06-2011 Onbekend. | Onbekend. |
Het ontbreken van sport- en beweegbeleid
Afgelopen vijf jaar heeft Cranendonck samen met Nederweert meegedaan aan de breedtesportimpuls (een stimuleringsmaatregel van het ministerie). Via de impuls is extra aandacht besteed aan sport en bewegen, met name voor jeugd, ouderen en gehandicapten. Er zijn activiteiten uitgevoerd waaraan vele inwoners van Cranendonck hebben deelgenomen. Knelpunt dat naar voren kwam en komt, is het ontbreken van een overall sportnota.
Voorwaarde van de breedtesportimpuls is continuering van de activiteiten. Hieraan wordt voldaan door uitvoering van onder andere sportkennismakingslessen, GALM, verenigingsondersteuning. Ook ontvangen veel sportverenigingen subsidie, waardoor indirect een bijdrage wordt geleverd aan het sporten in de vereniging.
De uitvoering van activiteiten en het uitbetalen van subsidies is veelal gebaseerd op historische gronden. Beleid hierbij ontbreekt grotendeels. Op het gebied van accommodatie is er wel beleid aanwezig. Dit beleid is vastgesteld in 2001. In de afgelopen jaren hebben zich verschillende ontwikkelingen voorgedaan en is de beleidsnotitie op sommige vlakken verouderd. Hierbij kan gedacht worden aan standaarden voor bepaalde sporttakken.
Door het ontbreken van een actuele sport- en beweegnota, kan er bij het maken van keuzes niet teruggevallen worden op bestaand beleid. Dit bemoeilijkt ondermeer het afsluiten van bijvoorbeeld BCF-overeenkomsten (budget gestuurde contractfinanciering), waarbij organisaties worden afgerekend op basis van prestaties. Ook bij het nemen van besluiten die gevolgen hebben voor ontwikkelingen op langere termijn is de ontwikkeling van een visie op het terrein van sport- en bewegen van belang.
Sport en bewegen binnen de strategische visie (sportieve recreatie)
Een nota sport en bewegen past binnen de strategische visie. Binnen deze visie neemt recreatie een belangrijke plaats in. Sport en recreatie raken steeds meer met elkaar verbonden, de grens tussen de twee terreinen is aan het vervagen. Denk bijvoorbeeld aan fietsen en wandelen, wat we kunnen omschrijven als sportieve recreatie. Sportieve recreatie verwijst naar actief en ongedwongen bewegen, gericht op plezier en voldoening van het bewegen zelf. Regels en groepsverplichtingen, vaste tijd en locatie zijn minder belangrijk dan bij georganiseerde wedstrijdsporten. Met de opkomst van sportieve recreatie worden individueel te beoefenen sporten belangrijker. We noemen golf, fitness en skaten. Ook het aantal wandelaars en fietsers neemt jaarlijks toe. Met voorzieningen in de openbare ruimte komen we als gemeente tegemoet aan de behoeften van deze doelgroep.
De strategische visie heeft naast recreatie en toerisme vier focuspunten:
Binnen wonen & leven besteedt de gemeente aandacht aan het behouden van goedlopende voorzieningen in de kernen. Een bepaalde ondergrens van voorzieningen in elke kern is nodig om de cohesie te versterken. Binnen recreatie en toerisme worden sportverenigingen als mogelijke partners gezien. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het verbeteren van verblijfsmogelijkheden met aanlegplaatsen voor fietsers en wandelaars. Binnen het focuspunt onderwijs wordt gestreefd naar het behoud van het basisonderwijs in de kernen. Indien mogelijk worden de basisscholen omgebouwd tot brede scholen of multifunctionele accommodaties met bijvoorbeeld een sportaccommodatie bij de school. Zorg is ook aangemerkt als focuspunt. Hierbinnen is het behouden en versterken van de sociale binding van belang. Hier kunnen sportverenigingen een rol bij spelen.
Beleidsdoelstellingen sport en bewegen
Behalve de strategische visie, is het sport- en beweegbeleid ook gerelateerd aan bijvoorbeeld jeugd- en gezondheidsbeleid. Hier wordt in hoofdstuk 3 verder op in gegaan. In het gerelateerd beleid komen kansen, maar ook bedreigingen voor sport en bewegen naar voren. Daarnaast doen zich allerlei ontwikkelingen voor op het gebied van sport en bewegen (zie bijlage 3 Cranendonck in beeld). Ook deze bieden kansen of vormen mogelijke bedreigingen. De kansen en bedreigingen, maar ook sterke en zwakke punten hebben we verwerkt in een SWOT-analyse. Dit hebben we in een tabel verwerkt. Hiervoor verwijzen we naar de bijlage 3.
Op basis van gerelateerd beleid en de SWOT-analyse zijn de volgende doelstellingen op het gebied van sport en bewegen opgesteld:
Deze doelstellingen zijn verder uitgewerkt in onderstaande tabel. Gekoppeld aan de doelstellingen zijn resultaten benoemd. In de laatste kolom wordt beschreven welke activiteiten uitgevoerd worden om de genoemde doelstellingen te behalen.
Tabel 1: Doelen en subdoelen sport en bewegen
Wat komt er in de nota sport en bewegen aan bod en wat niet?
In deze nota sport en bewegen beschrijven we ons streven op het gebied van sport en bewegen. De nota sport en bewegen geeft de kaders aan voor het beleid. Bij de uitvoering van het beleid worden bijvoorbeeld activiteiten en samenwerking verder uitgewerkt. Dit gebeurt in overleg met de betrokken partijen (bijvoorbeeld het opstellen van onderhoudscontracten).
In ons sportbeleid gaan wij niet in op topsport. De gemeente heeft hiervoor geen budget, ook is hiervoor de gemeente te klein.
Het sport- en beweegbeleid bestaat uit verschillende onderdelen: sportstimulering, sportaanbod, sportvoorzieningen, financiën, subsidies en tarieven. Deze onderdelen zijn met elkaar verbonden, het ene onderdeel kan niet zonder het andere onderdeel. Zo betekent sportstimulering niet alleen dat we proberen zoveel mogelijk inwoners te laten sporten/ bewegen en dit te behouden, ook zal er aandacht moeten zijn voor het sport- en beweegaanbod en sportaccommodaties. Het heeft geen nut sporten te stimuleren als randvoorwaarden zoals het aanbod en de accommodaties niet in orde zijn. Dit komt ook naar voren in onderstaand figuur waar de relatie tussen sportstimulering, accommodaties en exploitatie getoond wordt. De randvoorwaarden komen in andere hoofdstukken aan bod.
In dit inleidende hoofdstuk is aangegeven wat de gemeente wil bereiken op het gebied van sport en bewegen. Verschillende ontwikkelingen/ gerelateerd beleid spelen hierbij een rol. Dit komt aan bod in hoofdstuk 2. Vanaf hoofdstuk drie komen de verschillende beleidsonderdelen aan bod, te beginnen bij sportstimulering. Sportstimulering is niet mogelijk zonder sportaanbod en sportvoorzieningen. Op deze onderdelen gaan we in in hoofdstukken vier en vijf. Hoofdstuk zes staat in het teken van de financiën, gevolgd door de subsidies en tarieven (hoofdstuk zeven). Tot slot wordt gekeken naar de evaluatie en monitoring van het te voeren beleid.
Sport en bewegen in Cranendonck
Sport en bewegen is gekoppeld aan verschillende andere beleidsterreinen. Sommige ontwikkelingen binnen deze andere beleidsterreinen bieden kansen, anderen vormen een bedreiging.
Het gezondheidsbeleid, het WMO-beleid en inrichting van de openbare ruimte bieden mogelijkheden. Het inrichten van de woonomgeving heeft bijvoorbeeld directe gevolgen voor de lichamelijke activiteit van kinderen. Weinig of geen (geschikte) ruimte om buiten te spelen, kan er toe leiden dat kinderen minder buiten spelen. In wijken met meer groen, sportvelden, woonerven en gegroepeerde parkeerplaatsen zijn kinderen lichamelijk actiever dan in wijken met meer verkeer en hondenpoep. Ook met het jeugdbeleid, vrijwilligersbeleid, het beleid op het terrein van speelvoorzieningen zijn er raakvlakken. Deze raakvlakken bieden aanknopingspunten (kansen) voor het sportbeleid. Het tekort aan vrijwilligers daarentegen kan gezien worden als een ‘zwakte’ voor het beleid. In dit hoofdstuk komt dit gerelateerd beleid aan bod.
In het jeugdbeleid wordt duidelijk gemaakt dat het belangrijk wordt gevonden dat jeugdigen kunnen uitgroeien tot zelfstandige individuen die deelnemen aan de maatschappij. Het beleid richt zich op het vergroten van de ontplooiingskansen voor alle jeugdigen.
De jeugd groeit vooral op in de eigen dorpskern. In deze dorpskern nemen zij deel aan verschillende activiteiten, waaronder buurt-, sport- en cultuuractiviteiten. Basisvoorzieningen dichtbij huis zijn erg belangrijk voor de jeugd tot en met 12 jaar. De voorzieningen dienen goed aan te sluiten op de behoefte en levensstijl van de jeugd. Er is vooral behoefte aan voetbalveldjes met goaltjes en voorzieningen om te skaten, crossen en vooral ook hangen.
In 1997 is het schoolzwemmen beëindigd. Redenen hiervoor waren:
Vanuit de breedtesportimpuls is het project Impuls bewegingsonderwijs opgezet. Dit project is in nauwe samenwerking met het onderwijs uitgevoerd. Uiteindelijke streven was te komen tot een structurele verbetering van het bewegingsonderwijs waardoor de motorische ontwikkeling van kinderen verhoogd wordt. Dit plan heeft in het schooljaar 2007-2008 er toe geleid dat alle scholen volgens een zelfde methode en vakwerkplan werken. In 2008 is een vervolgonderzoek gestart in samenwerking met Sportservice Noord-Brabant. Uitkomsten zijn: ‘leerkrachten hebben plezier in het geven van gymlessen. Leerkrachten willen zelf les blijven geven, maar hebben behoefte aan ondersteuning door een vakleerkracht Lichamelijke Opvoeding.’ In 2009 is het onderzoek afgerond. Naar aanleiding van de uitkomsten is gekeken hoe dit vorm te geven. Vanwege een gebrek aan financiële mogelijkheden bleek het echter niet mogelijk te zijn om structurele invulling te kunnen geven aan de uitkomsten van het onderzoek.
Voor-, tussen- en naschoolse opvang
Vanaf 2007 zijn scholen verplicht om voor- en tussen- en naschoolse opvang te organiseren. Sport en beweegactiviteiten vormen een mogelijk onderdeel hiervan. Naast sport kunnen ook cultuur, kunst en muziek hiervan onderdeel uitmaken. Diversiteit van aanbod is hierbij belangrijk. Door samenwerking tussen scholen, sportverenigingen en organisaties voor kinderopvang moet het mogelijk worden aantrekkelijke dagarrangementen aan te bieden aan de naar schoolgaande jeugd. Onderzoek van het NISB (www.nisb.nl) laat zien dat een combinatiefunctionaris hier mogelijk een rol in kan spelen. Gebleken is dat er behoefte is aan een coördinatiepunt voor de samenwerking tussen onderwijs, kinderopvang en sport. Een combinatiefunctionaris kan een verbinding leggen tussen vraag en aanbod. Daarnaast kan een multifunctionele (sport)accommodatie een meerwaarde bieden bij samenwerking tussen scholen, sportverenigingen en kinderopvang. Hierdoor wordt ook het vervoer tussen de verschillende locaties beperkt. Ook binnen de strategische visie krijgen multifunctionele accommodaties extra aandacht.
Met het gezondheidsbeleid (LGB) wil de gemeente het volgende bereiken: “het handhaven en/of bevorderen van (gelijke kansen op) een goede gezondheid van de inwoners van Cranendonck, door waar mogelijk maatregelen te treffen ter bescherming tegen en preventie van gezondheidsproblemen/-bedreigingen. LGB richt zich met name op de factoren leefstijl, fysieke en sociale omgeving en kenmerkt zich door een integrale aanpak (facetbeleid)” (Gemeente Cranendonck, 2007). Overgewicht is een van de speerpunten op het gebied van leefstijl. Ambitie is om het percentage jeugdigen met overgewicht terug te dringen. 9% van de kinderen (0-11 jaar) heeft overgewicht. Van de jeugd (12-17 jaar) is 10% te zwaar en heeft 1% ernstig overgewicht. Te weinig bewegen kan bijdragen aan het ontstaan van overgewicht. Kinderen zouden tenminste 60 minuten per dag moeten bewegen, zo stelt de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Slechts iets minder dan 40% sport minimaal 2 keer per week buiten school (GGD Brabant-zuidoost, 2009). Ondermeer sport, bewegen en spelen kunnen bijdragen aan het tegengaan van overgewicht. In het convenant overgewicht is in 2008 daarom opgenomen dat ieder kind een aantrekkelijke en veilige speelplek verdient binnen 400 meter van huis.
De jeugdgezondheidszorg (JGZ) draagt bij aan het gezond en veilig opgroeien van kinderen door bij alle kinderen preventieve gezondheidsonderzoeken uit te voeren. JGZ doet enkele aanbevelingen in het kader van beweegstimulering:
·motiveren van ouders en kinderen om (meer) te bewegen en gezond te eten
Ouders hebben veel invloed op het beweeggedrag van kinderen. Daarnaast kan stimulering plaatsvinden via lessen lichamelijk opvoeding en deelname aan sport buiten schooltijd.
het verstrekken van beweegadviezen op maat en/of doorverwijzing naar bijvoorbeeld motorische remedial teaching.
Daarnaast noemt zij bijvoorbeeld nog monitoring, signaleren, registeren.
Wet maatschappelijke ondersteuning
Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning 2007-2011 ‘de verbinding’
Doel van de WMO is meedoen. ‘Meedoen van alle burgers aan alle facetten van de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. Met de WMO worden burgers meer aangesproken op eigen verantwoordelijkheid. Aan de WMO wordt uitvoering gegeven via tien prestatievelden, waarvan één specifiek voor Cranendonck: iedereen doet mee!
Vanuit verschillende velden kan er een relatie gelegd worden met sport en bewegen. Deelname aan sport en/of sporten bij een vereniging bevordert onderlinge contacten. Op deze wijze draagt sport bij aan de leefbaarheid. Aangegeven wordt: ‘het is belangrijk om oog te hebben voor ‘participerende’ activiteiten (sport, cultuur). Het primaat moet zoveel mogelijk bij het verenigingsleven worden gelegd’. Vrijwilligers zijn bij (sport)verenigingen erg belangrijk. Zonder vrijwilligers kan een vereniging moeilijk voortbestaan; denk bijvoorbeeld aan trainingen en kantinediensten. ‘De vrijwillige inzet van burgers vormt een onmisbaar deel van de civil society. Vrijwilligerswerk is ook bij uitstek het voertuig voor burgers om verantwoordelijkheid te nemen en niet alles van een ander of de overheid te verwachten. Hij geeft niet alleen zijn eigen meedoen vorm, maar draagt ook bij aan het meedoen van kwetsbare groepen.’ Hieronder wordt per veld de relatie weergegeven. Bij prestatieveld 10 (iedereen doet mee!) gaat het om meedoen, meedoen aan sport valt hier ook onder. Dit veld komt indirect bij veel andere velden terug en is niet opgenomen.
Tabel 2: relatie WMO en sport & bewegen
Volgens het CBS (2006) was in 2004 43% van de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder vrijwilliger (onbetaalde hulp in georganiseerd verband) bij 1 of meer organisaties. Ruim een kwart van de volwassenen in Cranendonck doet vrijwilligerswerk (bijvoorbeeld bij een sportvereniging), waarvan het grootste deel (17%) minder dan 2 uur per week. Van de jongeren doet 7% vrijwilligerswerk. De inzet in vrijwilligerswerk is in Cranendonck vergelijkbaar met de regio (monitors GGD ZOB).
Vrijwilligers Centrale Cranendonck (VCC)
In de contourennota (Gemeente Cranendonck, 2010) wordt ingegaan op enkele uitgangspunten van de Vrijwilligers Centrale Cranendonck (VCC), ondergebracht bij een welzijnsinstelling:
Daarnaast wil het VCC samenwerken met het project Wonen, zorg en service in de wijk, Geestelijke Gezondheidszorg, Lunetzorg, KBO en Land van Horne. Het is idee is samen één loket te vormen, één gezicht te zijn bij vraag en aanbod. Ook wil VCC een nauwe samenwerking aangaan met het WMO-loket.
De VCC gaat de volgende diensten leveren:
In Cranendonck is voor elke kern een IDOP opgesteld, een integraal dorpsontwikkelingsprogramma. Hierin zijn per kern programma’s opgesteld waarin economische, ruimtelijke en sociale aspecten van de dorpen aan bod komen. Gekeken is wat er nodig is de leefbaarheid te behouden. In deze IDOPs wordt ook aandacht besteed aan sport, bewegen en sportverenigingen. Aandachtspunten die hierbij naar voren komen zijn:
In bijlage 4 leefbaarheid is een overzicht te vinden van de aandachtspunten per kern.
‘De aanwezigheid en nabijheid van sportvoorzieningen voor jong en oud heeft invloed op de leefbaarheid van de woonomgeving’ (PON, 2009, p. 11)). Tijdens en rondom het sporten ontmoeten veel mensen elkaar, ook een sportcomplex kan gezien worden als ontmoetingsplaats. Het percentage mensen dat één keer per week of meer aan sport deed is de laatste jaren toegenomen van 35% (2003) naar 37% (2007) (SCP in PON, 2009). Deze stijging komt grotendeels door een toename van het percentage ouderen dat aan sport deelneemt. Wel sporten minder mensen in verenigingsverband. 47% van de sporters is lid van een sportvereniging, gekeken naar de gehele bevolking is 34% lid van een sportvereniging (ten opzichte van 35% in 2003).
Eind 2009 heeft de gemeente een burgerpeiling en een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd onder haar inwoners. Dit was onderdeel van een landelijk onderzoek waarin de resultaten van verschillende gemeenten met elkaar worden vergeleken. Hiermee kon een beeld van het functioneren in vergelijking met andere gemeenten worden verkregen. In dit onderzoek is ook gekeken naar de burger als wijkbewoner. Bij dit onderdeel is gevraagd naar de kwaliteit van de leefomgeving. Wanneer gevraagd wordt naar de tevredenheid, geven de inwoners gemiddeld een:
Gerelateerd aan sport en bewegen, kunnen de volgende uitkomsten gemeld worden:
Spelen is niet alleen tijdverdrijf maar is noodzakelijk voor de lichamelijke, sociale en creatieve ontwikkeling. Speelplekken kunnen goed dienen als locatie voor beweegstimulering (RIVM, 2009). Door buiten te spelen sporten en bewegen kinderen meer. Onderhoud, toezicht en begeleiding zijn factoren die van belang zijn voor een ‘goede’ speelplek; een speelplek die motorische vaardigheden, integratie en beweegplezier bevordert. Spelen is een wezenlijk onderdeel van het groei- en ontwikkelingsproces van kinderen. Spelen kan bijdragen aan verschillende ontwikkelingsvormen. Een onderscheid kan gemaakt worden in motoriek (o.a. glijden, hinkelen), sociaal (o.a. skaten, speelhuisje), competitie (o.a. tikkertje, verstoppertje), constructief (o.a. bouwwerk, zandspel) en grensverlegging (o.a. draaien, evenwicht). Ook kan het bijdragen aan een beter ruimtelijk inzicht (Jantje Beton, VNG & NUSO, 2006).
Cranendonck heeft nu meerdere speelplekken met traditionele speeltoestellen. Besloten is om een aantal traditionele speelplekken vervangen door natuurlijke speelplekken. Doel is in 2011 één of twee natuurlijke speelplek aan te leggen. Hiermee wil de gemeente (Gemeente Cranendonck, 2009):
In dit hoofdstuk hebben we gekeken naar het beleid en de ontwikkelingen die spelen in aan sport- en bewegen gerelateerde terreinen. Hieruit kwam naar voren dat sport en bewegen een bijdrage kan leveren aan het realiseren van beleidsdoelen op andere terreinen, maar dat ze hierin ook afhankelijk is van ander beleid/andere ontwikkelingen.
Sport en bewegen kan een bijdrage leveren aan:
Sport en bewegen kan een plaats innemen binnen:
Sport en bewegen is afhankelijk van:
Hoe ziet het beweeggedrag er over vijf jaar uit en over tien jaar? Als gemeente streven we dat meer mensen zijn gaan sporten en dat onze inwoners ook meer zijn gaan bewegen. Niet alleen omdat sport en bewegen leuk kan zijn, maar ook omdat sport bij kan dragen aan een betere gezondheid en betrokkenheid van inwoners.
Een van de eerder benoemde doelstellingen is dan ook sportstimulering. Sportstimulering heeft betrekking op aansporen en prikkelen tot sporten. Dit kan op verschillende wijzen. De overheid kan verschillende maatregelen nemen om sporten te stimuleren, te denken valt aan de breedtesportimpuls, de BOS-impuls en de regeling Brede Scholen, sport en cultuur.
De Gemeente Cranendonck heeft vanaf 2005 t/m 2009 deelgenomen aan de breedtesportimpuls. De breedtesportimpuls ook wel BSI genoemd, is een stimuleringsmaatregel van het Rijk. De breedtesportimpuls werd ingezet om de volgende doelen te behalen:
Versterken sociale sportinfrastructuur
Het ontwikkelen van een ondersteuningsaanbod dat aansluit bij de vraag, de wensen en behoeften van de sportverenigingen, zodat die in de toekomst hun belangrijke maatschappelijke functies kunnen behouden. Het accent ligt hierbij op de introductie en/of verbetering van het verenigingsmanagement, vrijwilligersbeleid, ledenwerving en – behoud, deskundigheidsbevordering, wet- en regelgeving, samenwerking derden (waaronder sportverenigingen en onderwijs) en productontwikkeling. Daarnaast zal een uitbreiding van het activiteitenaanbod plaatsvinden voor diverse doelgroepen zoals jeugd, ouderen, hangjongeren en gehandicapten.
Bevorderen leefbaarheid door middel van sterk en afwisselend sportaanbod gericht op de inwoners & Stimuleren dat inwoners bewust gaan sporten en bewegen.
Het opzetten van een aansprekend sport- en bewegingsaanbod voor jeugd- en jeugdigen op school, in de vereniging en op straat, alsmede het opzetten en bijstellen van een aansprekend sport- en bewegingsaanbod voor ouderen/senioren. Daarnaast een programma ontwikkelen en uitvoeren voor het benaderen, inzetten en behouden van senioren als vrijwilliger/kader bij sportverenigingen.
De volgende resultaten zijn hieraan gekoppeld:
In 2009 is besloten om in 2010 en 2011 een vervolg te geven aan de breedtesportimpuls en de bijbehorende doelstellingen. Het beleid voor langere termijn wordt verwerkt in deze nota en komt gedeeltelijk voort uit de breedtesportimpuls.
Sportstimulering kan zich richten op verschillende doelgroepen. In Cranendonck krijgen de doelgroepen jeugd, ouderen en mensen met een beperking speciale aandacht. Dit wil niet zeggen dat sporten voor de groep tussen de 18 en 65 jaar niet belangrijk is. Voor deze groep kan sporten eveneens een bijdrage leveren aan de gezondheid etc. Ook zij kunnen gebruiken maken van de accommodaties, sportvelden en andere faciliteiten. Echter van deze groep wordt verwacht dat zij zelf de weg naar het sporten kunnen vinden.
De omgeving kan een (positieve) rol spelen bij sportstimulering. Gedacht kan worden aan het kinderopvang, onderwijs en de buurt. De doelgroepen en mogelijke invloed van de omgeving komen in de volgende paragrafen aan bod.
Mensen die op jonge leeftijd kennis hebben gemaakt, doen vaker ook op latere leeftijd (nog) aan sport dan kinderen die geen kennis hebben gemaakt met sport. Hier is ook de uitspraak ‘jong geleerd, is oud gedaan’ van toepassing. Door het sporten op jonge leeftijd leren kinderen omgaan met regels, maken ze kennis met normen en waarden, participeren in de samenleving etc. Deze vaardigheden komen later ook nog van pas. Vandaar de keuze extra aandacht te besteden aan deze doelgroep.
Veel kinderen zijn lid van een sportvereniging. Ruim de helft van de kinderen op het basisonderwijs sport wekelijks. Ongeveer 65% van de middelbare scholieren sport wekelijks (www.scp.nl). Echter aan het einde van het voorgezet onderwijs (tussen de 16 en 18 jaar) haakt veel jeugd af. Het aandeel mensen dat dan wekelijks sport is teruggelopen tot 40% en loopt daarna nog verder terug. Ook aan het einde van het basisonderwijs (tussen de 10 jaar en 12 jaar) haken veel leerlingen af (www.nisb.nl).
Landelijk gezien krijgen leerlingen gemiddeld twee keer drie kwartier bewegingsonderwijs per week (RIVM, 2009). In Cranendonck sport 42% van de 4-11 jarigen minder dan twee keer per week op school (www.ggdbzo.nl). Met het aantal lesuren bewegingsonderwijs stimuleert het bewegingsonderwijs nog niet tot een actieve leefstijl. ‘ De aanwezigheid van een vakleerkracht lichamelijke opvoeding binnen het onderwijs lijkt noodzakelijk voor het geven van kwalitatief goed bewegingsonderwijs en het realiseren van na- en buitenschools sportaanbod in samenwerking met lokale sportaanbieders. Bekeken over heel Nederland wordt op 60% van de basisscholen het bewegingsonderwijs verzorgd door een vakleerkracht. In Cranendonck zijn er geen vakleerkrachten bewegingsonderwijs.
Een kwaliteitsimpuls in het bewegingsonderwijs is gewenst. Inzet van een vakleerkracht/ ‘combinatiefunctionaris’ is een mogelijke kwaliteitsimpuls voor het basisonderwijs. Bij keuze voor een ‘vakleerkracht’, dient het een structurele maatregel te zijn. Kinderen kunnen kennismaken met de basis van sport en bewegen door sport- en beweegaanbod in de omgeving van school. Jongeren kunnen als maatschappelijke stage activiteiten hiervoor organiseren.
Ook vanwege veiligheid is een vakleerkracht gewenst. Op school nemen leerlingen deel aan het bewegingsonderwijs. Het is van belang om te kijken naar de veiligheid tijdens het bewegingsonderwijs. Dit blijkt onder andere uit de volgende feiten:
Verschillende partijen hebben een rol in het veiliger maken van het bewegingsonderwijs. Genoemd kunnen worden de leerlingen, ouders, leerkrachten en schooldirectie. De schooldirectie is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het bewegingsonderwijs en voor de uitvoering van het veiligheidsbeleid (Stichting Consument en Veiligheid, 2009). Het wordt daarom aanbevolen dat de school een vakleerkracht bewegingsonderwijs in dienst heeft en werkt volgens een werkplan. In Cranendonck zijn er momenteel nog geen vakleerkrachten bewegingsonderwijs aangesteld. Wel wordt er gewerkt volgens een vaste lesmethode en zorgt het VTBC voor een jaarlijkse keuring van de gymtoestellen.
Via de website www.veiligheid.nl kunnen scholen checklisten op het gebied van veiligheid bij bewegingsonderwijs downloaden. Mogelijke inbreng van de gemeente in het verbeteren van de veiligheid is:
Mensen worden over het algemeen steeds ouder. Het aantal ouderen in Nederland neemt toe, ook in Cranendonck is dit het geval. In bijlage 4 is een paragraaf opgenomen over demografische ontwikkelingen in Cranendonck. Op latere leeftijd komen aandoeningen en ziekten vaker voor. Sporten en bewegen, ook op oudere leeftijd, kan een gunstige invloed hebben op de (langdurige) aandoeningen. Sport en bewegen zal dan wel afgestemd moeten zijn op de doelgroep.
Juist vanwege de volgende redenen, zal er meer aandacht moeten komen voor senioren binnen de sport- en beweegwereld.
Sport en bewegen kan een positieve invloed hebben op allerlei aandoeningen. Andersom geldt dat bij een inactieve leefstijl de kans op overgewicht toeneemt. Door ziekte/aandoeningen is het voor ouderen lastig deel te nemen aan de maatschappij. Daarnaast kan inactiviteit ook een negatieve gevolgen hebben voor de functionaliteit en zelfstandigheid.
Daarnaast neemt participatie, waaronder ook participatie aan sport en bewegen, een belangrijke plaats in binnen de wet maatschappelijke ondersteuning. De gemeente wil bereiken dat inwoners deel kunnen nemen aan de samenleving.
Mensen met een beperking komen allerlei moeilijkheden tegen wanneer ze willen sporten (of kijken naar sport). Het is voor deze groep vaak een stuk moeilijker om zomaar te gaan voetballen of tennissen (www.weekvandetoegankelijkheid.nl). Vandaar dat de gemeente hier extra aandacht aan besteedt.
Begin 2011 is besloten om het kleine bad van het Zuiderpoortbad apart te verwarmen zodat mensen met een beperking in water van meer dan 30 graden C. kunnen bewegen.
Nederland en zeker ook Cranendonck, krijgt de komende jaren te maken met een toenemende vergrijzing en stijgende gezondheidskosten. Sport kan een positieve bijdrage leveren aan de gezondheid. Hiervoor wordt in het Olympisch Plan 2028, de bouwsteen maatschappelijke thema’s, het doel gesteld om meer mensen met specifieke aandoeningen te helpen via sportprogramma’s. Dit doel wordt verder uitgesplitst naar de volgende subdoelen:
Naast het gezondheidsaspect kan sport een rol spelen binnen de WMO. De gemeente wil bereiken dat inwoners deel kunnen nemen aan de samenleving, bijvoorbeeld via sport en bewegen.
In 2007 was er een themabijeenkomst (in het kader van de WMO) voor verenigingen. Er is concreet gevraagd naar de rol die verenigingen willen en kunnen spelen in het aanbieden van activiteiten voor mensen met een beperking. In grote lijnen kwamen daar de volgende zaken naar voren:
veel verenigingen zijn bereid om activiteiten op te zetten voor mensen met een beperking. Verenigingen zijn zich ervan bewust dat dit wel impact heeft op de eigen organisatie en vrijwilligers. Draagvlak binnen de eigen club is daarom belangrijk. Er zitten grenzen aan de draagkracht van verenigingen.
Punten die naar voren komen uit de evaluatie zijn:
Het volgende wordt hieraan gedaan:
Binnen de genoemde doelstellingen past het project KICK, waar de Gemeente Cranendonck aan deelneemt. KICK staat voor Kansen voor Inactieven door het bieden van Continuïteit en Kwaliteit). Het algemene doel van het project is het bevorderen van een actieve leefstijl voor (inactieve) mensen met een chronische aandoening. Binnen de eerstelijnsgezondheidszorg wordt de patiënt gestimuleerd om meer te gaan bewegen en gedurende het programma wordt hij begeleid naar een kwalitatief goede beweegactiviteit uit het lokale sport- en beweegaanbod.
Ook financiële ondersteuning van MEE past binnen dit aandachtspunt. MEE is een onafhankelijke organisatie voor iedereen met een beperking en de omgeving in de regio Zuidoost-Brabant. MEE informeert, adviseert, bemiddelt en wijst de weg naar de juiste instanties. MEE zoekt samen naar mogelijkheden en houdt daarbij rekening met beperking(en). MEE wijst de weg in de wirwar van regelingen, procedures en instanties. De activiteiten van MEE richten zich op het vergroten van de zelfredzaamheid en het zoveel mogelijk kunnen deelnemen aan de samenleving. Op 18 oktober 2010 is er een overeenkomst afgesloten tussen MEE Zuid-Oost Brabant en de gemeente Cranendonck. Doel van de overeenkomst is om sociaal-culturele activiteiten voor mensen met een verstandelijke beperking en flankerende groepen mogelijk te maken, waaronder: sporten, dagactiviteiten, cursussen en recreatieve activiteiten. Deze activiteiten worden veelal uitgevoerd door ouderverenigingen en lokale vrijwilligersorganisaties. Daarnaast wordt het subsidiebeleid ingezet om sport en bewegen bij mensen met een beperking te vergemakkelijken.
Onderwijs, kinderopvang, buurt, gezondheidszorg, maar ook openbare ruimte kunnen een positieve bijdrage leveren aan het stimuleren van sport en bewegen.
Op school houden kinderen zich met meer bezig dan alleen rekenen en taal. Het onderwijs heeft er in de loop van de jaren meer ‘opvoedkundige’ taken bij gekregen. Ook het stimuleren van een gezondere leefstijl waarin meer bewegen en gezonde voeding een plaats innemen, wordt belangrijker. Door het aanbieden van kennismakingslessen waarin diverse sporten aan bod komen, leren kinderen verschillende sporten kennen. Kinderen kunnen ervaren welke sporten ze leuk en minder leuk vinden en worden hierdoor geholpen in het kiezen voor een passende sport. Niet alleen op het basisonderwijs zijn er mogelijkheden aandacht te besteden aan sport en bewegen. Ook bij de kinderopvang en na/voorschoolse opvang kan sport ingezet worden als invulling van het programma.
Sporten en bewegen in de openbare ruimte wordt steeds belangrijker. Steeds meer mensen houden zich bezig met wandelen, fietsen en skaten. Door het in stand houden en aanleggen van voorzieningen hiervoor worden deze vormen van beweging mogelijk gemaakt. Cranendonck biedt de volgende mogelijkheden op dit gebied:
We ontwikkelen een fijnmazig ruiter- en menroutenetwerk dat naar verwachting voorjaar 2011 klaar is. Ook speelplekken in de buurt van school/woningen kunnen beweging stimuleren. Door sport en bewegen in de buurt, al dan niet georganiseerd, ontmoeten mensen elkaar. Ook kan het de binding met de buurt versterken en op deze wijze een bijdrage leveren aan de leefbaarheid. Onderwijs en kinderopvang kan gebruik maken van sport- en spelvoorzieningen bij het aanbieden van dagarrangementen. Sport- en spelvoorzieningen passen ook binnen de strategische visie, waarin recreatie en toerisme een belangrijke rol innemen. Zowel inwoners van Cranendonck als toeristen/recreanten kunnen immers gebruik maken van de voorzieningen.
Het sportstimuleringsbeleid is een vervolg op de Breedtesportimpuls (2005-2009), een stimuleringsmaatregel van het Rijk. Het beleid richt zich op het versterken van de sociale sportinfrastructuur, het bevorderen van de leefbaarheid door middel van sterk en afwisselend sportaanbod gericht op de inwoners en het stimuleren dat inwoners bewust gaan sporten en bewegen. Het sportstimuleringsbeleid in Cranendonck richt zich voornamelijk op jeugd, ouderen en mensen met een beperking.
Zoals in het voorgaande hoofdstuk al is aangegeven zijn er enkele randvoorwaarden om sport en bewegen te kunnen stimuleren. Een van deze randvoorwaarden is de aanwezigheid van sportaanbod. Er zal een breed aanbod nodig zijn van voldoende kwaliteit. Ook de accommodaties moeten op orde zijn en aanzetten tot bewegen. Bij het sportaanbod kan niet alleen gedacht worden aan sportverenigingen, maar ook aan bijvoorbeeld fitnesscentra. Van oudsher nemen sportverenigingen de belangrijkste plaats in, maar sportscholen worden steeds belangrijker.
Cranendonck kent vele verenigingen en heeft een bloeiend verenigingsleven. Ook in de toekomst willen we verenigingen behouden, zonder sportaanbieders is het niet mogelijk sport en bewegen te stimuleren. Het is echter niet zo dat verenigingen alles cadeau krijgen, er wordt ook maatschappelijke verantwoordelijkheid van verenigingen voor terug verwacht. Daarnaast is er behalve sportverenigingen, nog ander sport- en beweegaanbod. Ook zorgaanbieders en welzijnsorganisaties, buurtorganisaties, kinderopvang en onderwijs kunnen een partner zijn in het stimuleren van sport en bewegen.
Onder anders georganiseerde sport vallen bijvoorbeeld de fitnessorganisaties. In tegenstelling tot de verenigingen, wordt aan hen geen financiële ondersteuning geboden. Ook vrijwilligers- en verenigingsondersteuning is voor deze groep niet van toepassing. Wel kunnen deze anders georganiseerde sportaanbieders betrokken worden bij het sportbeleid, bijvoorbeeld bij het stimuleren van sport onder bepaalde doelgroepen.
Steeds vaker gaan inwoners zelf wandelen, fietsen of skaten. Dit zijn voorbeelden van ongeorganiseerde sport. Voor de ongeorganiseerde sport worden alleen de mogelijkheden geschept. Dat wil zeggen dat in de openbare ruimte bijvoorbeeld fiets- en wandelpaden worden aangelegd. Ook kan gedacht worden aan de speelvoorzieningen voor de jeugd. Deze voorzieningen zijn al aan bod gekomen in 3.5 omgeving.
Cranendonck heeft verschillende fiets- en wandelroutes. Cranendonck is onderdeel van een fietsroutenetwerk. Dit netwerk sluit aan op een fietsroutenetwerk van Midden-Limburg en ook op het netwerk van Belgisch Limburg (www.vvvcranendonck.nl) . Eind 2008 is er een geheel nieuw wandelroutenetwerk gekomen in heel de gemeente Cranendonck.
In de Gemeente Cranendonck zijn er 75 sportverenigingen, exclusief 4 sportscholen. Van deze sportverenigingen ontvangen er 40 subsidie. Het overige deel van de sportvereniging maakt geen gebruik van de subsidieregeling, bijvoorbeeld omdat ze niet voldoet aan de voorwaarden (bijvoorbeeld te weinig leden) of omdat ze geen behoefte heeft aan subsidie. De volgende takken van sport zijn in Cranendonck vertegenwoordigd.
Tabel 3: sporten in Cranendonck
Terugkerende evenementen zijn:
Naast sporten bij een verenigingen, is het in Cranendonck ook mogelijk om bij andere aanbieders te sporten en te bewegen. Fitnesscentra zijn hier een voorbeeld van, maar ook kan gedacht worden aan kinderopvang en fysiotherapeuten.
In Cranendonck liggen vier fitnesscentra. Zij bieden verschillende sportmogelijkheden aan waaronder cardiofitness, powerplate, streetdance, spinning, Body Pump, Body Attack, Power Yoga, Zumba.
Naast de fitnesscentra worden er door enkele fysiotherapeuten fysiofitness of andere beweegprogramma’s aangeboden. Deze programma’s richten zich op inwoners met lichamelijke klachten, chronische aandoeningen en/of mensen met een beperking, zoals diabetes, COPD en na een sportblessure. Inwoners krijgen hier onder deskundige begeleiding de mogelijkheid om op verantwoorde wijze te sporten/bewegen.
Voor kinderen zijn er mogelijkheden om via de kinderopvang/buitenschoolse opvang van Klikkelstein te sporten. Kinderen kunnen via de opvang gebruik maken van het sportaanbod van enkele verenigingen. Daarnaast biedt de kinderopvang eigen sportmogelijkheden aan en is het mogelijk te zwemmen via het VTBC. De kinderopvang zorgt voor het vervoer van en naar de sportaanbieders.
Vrijwilligers zijn belangrijk voor het voortbestaan van verenigingen. Ongeveer 10-13% van de bevolking is actief als vrijwilliger in de sport. Landelijk gezien is dit percentage de afgelopen jaren weinig veranderd.
Bijna alle verenigingen hebben het maken met een tekort aan vrijwilligers. Het blijft voor verenigingen moeilijk vrijwilligers te vinden. Wel heeft het onderwerp meer aandacht van de verenigingen (opzetten vrijwilligersbeleid, scholen vrijwilligers).
Slechts een aantal verenigingen is hier bewust mee bezig. Deze verenigingen koppelen bijvoorbeeld lidmaatschap aan de verplichting zich in te zetten als actief lid of actieve leden betalen minder contributie. Weinig verenigingen hebben echter een vrijwilligersbeleid. Dit is een punt van aandacht en dient door de Vrijwilligerscentrale Cranendonck opgepakt worden. De Vrijwilligers Centrale Cranendonck kan hier naar de toekomst toe een belangrijke rol in spelen. Met het opstellen van het vrijwilligersbeleid 2011-2014 zal hier aandacht aan worden besteed. Ook verenigingen zelf kunnen hier een actieve rol in spelen, door bijvoorbeeld samen met andere verenigingen taken op te pakken.
Contributie en subsidie zijn de belangrijkste inkomstenbronnen voor de meeste verenigingen.
Hoewel de meeste verenigingen uit Cranendonck (2007) aangeven dat hun financiële positie gezond is, geven met name sportverenigingen aan dat hun financiële positie matig tot slecht is. Dit zou veroorzaakt worden door de moeilijk op te vangen prijs- en kostenstijgingen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat deze kostenstijgingen zich over het algemeen niet hebben vertaald in hogere contributie. Reden die verenigingen hier voor aandragen is het verlies van leden. Uit onderzoek blijkt echter dat verlies van leden veelal eerder veroorzaakt wordt door (slechtere) kwaliteit van het aanbod.
De Vrijwilligerscentrale Cranendonck kan ondersteuning bieden bij het zoeken naar andere inkomsten door bijvoorbeeld cursussen aan te bieden over sponsoring. Verengingen zullen hier echter ook zelf een actieve houding aan moeten nemen. Het is niet zo dat de Vrijwilligerscentrale Cranendonck op zoek gaat naar sponsoren. Verenigingen kunnen hierbij mogelijk ook samenwerken met andere verenigingen om meer inkomsten binnen te krijgen. Bijvoorbeeld door het samen opzetten van sponsoracties of het samen organiseren van een evenement/ activiteit.
In Cranendonck zijn er 75 sportverenigingen en 4 fitnesscentra. Ook in de toekomst willen we verenigingen behouden, zonder sportaanbieders is het niet mogelijk sport en bewegen te stimuleren. Tegelijkertijd verwachten wij van de verenigingen maatschappelijke verantwoordelijkheid. Daarnaast kunnen inwoners zelf gaan sporten (ongeorganiseerde sport).
Ook zorgaanbieders en welzijnsorganisaties, buurtorganisaties, kinderopvang en onderwijs kunnen een partner zijn in het stimuleren van sport en bewegen.
De gemeente beheert verschillende sport- en beweegaccommodaties. Gedacht kan worden aan de sporthallen, gymzalen en sportparken. Deze sportvoorzieningen kunnen worden ingezet als instrument om sport en bewegen te stimuleren. Door sportverenigingen te faciliteren in accommodaties kan er op deze wijze laagdrempelig sportaanbod voor de inwoners worden aangeboden.
Niet alleen worden sportvoorzieningen ingezet als instrument, ook kunnen zij gezien worden als basisvoorwaarde om te kunnen sporten.
Leefbaarheid in de kernen is belangrijk, de aanwezigheid van sportaccommodaties kan hier aan bijdragen. Met de daling van het aantal inwoners, bezuinigingen en andere ontwikkelingen wordt het steeds lastiger deze voorzieningen te behouden. Afhankelijk van de vraag, zal bekeken moeten worden of accommodaties in stand gehouden worden of gekozen wordt voor samenvoeging van accommodaties. Ook de betaalbaarheid speelt daarbij een rol; als het gebruik van accommodaties te duur is, komt dat niet ten goede aan het stimuleren van sport. Er zal een juiste verhouding moeten zijn van prijs en kwaliteit. Samenvoeging van accommodaties kan de kwaliteit ten goede komen en kan ook kostentechnisch interessant zijn. Daar staat tegenover dat het voor de jeugd niet wenselijk is geen sportaccommodatie in de buurt van huis en/of school te hebben.
Naast samenvoeging van accommodaties, is ook privatisering van accommodaties een optie. Verenigingen en burgers krijgen dan meer verantwoordelijkheid voor hun eigen omgeving. Indien er sportaccommodaties geprivatiseerd worden, zullen hier eerst voorwaarden voor worden opgesteld. Privatisering zou een stap verder zijn dan het beleid zoals geformuleerd in de notitie basisvoorzieningen.
Vanuit landelijk beleid is er meer aandacht voor clustering en multifunctioneel gebruik van (sport)accommodaties. Dit komt ook naar voren door de toename van multifunctionele sportaccommodaties. De multifunctionele accommodaties bieden mogelijkheden activiteiten te combineren, een wens van veel Nederlanders. Ook in Cranendonck zijn er multifunctionele (sport)accommodaties te vinden. Het complex Harrie Derckx bevat naast een sporthal, ook een turnhal, zwembad, fitnesscentra en kinderopvang. In Maarheeze nabij het gemeenschapshuis met een sporthal is in 2010 een kindzorgcentrum ‘de Muzenberg’ geopend, waar twee scholen, peuterspeelplaats en gymzaal zijn gehuisvest.
Zoals in het voorgaande hoofdstuk al aan bod is gekomen, wordt ongeorganiseerde sport steeds belangrijker. Met de aanleg en het onderhoud van voorzieningen zoals fietspaden en wandelpaden wordt tegemoet gekomen aan deze wensen.
Uitvoering: sportbesluit of basisvoorzieningen?
De gemeente heeft verschillende mogelijkheden bij de uitvoering van haar accommodatiebeleid. Een mogelijkheid is uitgaan van het sportbesluit, een andere mogelijkheid is uitgaan van de eerdere notitie basisvoorzieningen. Gekozen is verder te gaan op de ingeslagen weg en hiermee te kiezen voor de basisvoorzieningen. Basisvoorzieningen worden door de gemeente gerealiseerd en onderhouden. Verenigingen kunnen tegen een financiële vergoeding zelf onderhoudswerkzaamheden uitvoeren. Hiervoor worden overeenkomsten gesloten met verenigingen. Niet-basisvoorzieningen worden/zijn (indien mogelijk) door middel van het recht van opstal overgeheveld naar de verenigingen zelf.
Als verlengde van de notitie basisvoorzieningen past het in onze visie om maximale verantwoordelijkheid neer te leggen bij sportorganisaties, eventueel kan dit leiden tot privatisering. Uitgangspunt daarbij is dat privatisering niet ten kosten mag gaan van de betaalbaarheid van sport en bewegen. Indien er sprake is van privatisering, zullen we hiervoor voorwaarden opstellen.
Uitzondering op het beleid over basisvoorzieningen is Zuiderpoort, hierbij is gekozen gebruik te maken van het sportbesluit. Hieronder zal verder worden ingegaan op de basisvoorzieningen. In bijlage 6 is meer informatie te vinden over het sportbesluit.
In 2001 is de notitie basisvoorzieningen sport definitief vastgesteld. In deze notitie worden richtlijnen gegeven over het behouden en realiseren van sportvoorzieningen en het niveau daarvan. Hierbij is rekening gehouden met het belang van sport, landelijke normen en uitgangspunten, bestaande basisvoorzieningen, verzoeken om sportvoorzieningen in de toekomst en de kwaliteit van de basisvoorziening. In de notitie wordt aangegeven dat: ‘de gemeente voorzieningen wil realiseren waardoor het voor de Cranendonckse bevolking mogelijk is om gangbare vormen van sport te beoefenen’. Onder andere de landelijke normen, waar in deze notitie vanuit wordt gegaan zijn deels achterhaald. De huidige landelijke normen zullen opnieuw in kaart gebracht te worden.
De notitie basisvoorzieningen is op sommige punten achterhaald. Hieronder zullen de belangrijkste aanpassingen worden aangegeven. De complete notitie is te vinden in de bijlage 7.
Bespelings- en gebruikersnormenHet aantal benodigde velden dat een vereniging nodig heeft, is afhankelijk van de technische situatie van de velden, het aantal leden en de organisatorische mogelijkheden. Zoals ook in de notitie basisvoorzieningen 2001, gaan we uit van de planningsnormen van het NOC*NSF (zie ook bijlage 7).
Indien dit betekent dat er behoefte is aan extra velden, zal naast de planningsnorm, ook gekeken worden naar maatschappelijke en demografische ontwikkelingen. Pas indien daaruit blijkt dat er voor een langere periode (5 jaar) behoefte is aan extra velden, kan besloten worden tot aanleg van extra velden over te gaan. Indien blijkt dat extra veld(en) slechts tijdelijk nodig zijn, zal in overleg met de betreffende vereniging gekeken worden naar alternatieven/tussenoplossingen. AfrondingMet behulp van de planningsnormen wordt de behoefte aan sportvelden en –banen berekend. Door deze behoefte af te zetten tegen het huidige aanbod aan sportvelden en -banen, kan het overschot of tekort aan velden/banen worden bepaald. Afronding geschiedt op basis van de door NOC*NSF voor voetbal gehanteerde regel dat vanaf een meerbehoefte van 0,25 veld een volledig extra veld beschikbaar dient te zijn (Handboek Sportaccommodaties). In Cranendonck wordt de marge van 0,25 ook gehanteerd voor de andere buitensporten.
Kunstgras wordt vaker gebruikt bij bijvoorbeeld voetbal. Een belangrijk voordeel van kunstgras is dat het veld (bijna) altijd te bespelen is. Dit is vooral een voordeel als er beperkt ruimte is voor het aanleggen van extra velden. Ruimtegebrek voor extra sportvelden speelt in Cranendonck niet. Andere voordelen zijn:
Hoewel kunstgras verschillende voordelen biedt, is het erg kostbaar. De aanlegkosten van een kunstgrasveld met de afmetingen van een voetbalveld variëren van € 300.000,- tot € 450.000,-. Dit bedrag ligt 2 ½ tot 3 keer zo hoog als een natuurlijk grasveld (www.tuinenlandschap.nl). Dit is mede afhankelijk van het soort kunstgras, van het grondwerk en de afwerking. Bovendien worden wedstrijden gespeeld op natuurgras en zou alleen training op kunstgras kunnen plaatsvinden.
Het is niet noodzakelijk dure kunstgrasvelden aan te leggen om hiermee de bespeelintensiteit te kunnen verhogen. Vandaar dat er wordt uitgegaan van natuurlijke grasvelden en de natuurlijke grasvelden worden aangemerkt als basisvoorziening, behalve bij hockey waar kunstgras wel de basisvoorziening is.
Uitgangspunt in de notitie basisvoorzieningen is dat wij als gemeente verantwoordelijk zijn voor de accommodatie en bijbehorende (accommodatie)onderdelen van basissporten. Alleen als de (accommodatie)onderdelen/voorzieningen echt nodig zijn voor het kunnen uitoefenen van de sport, wordt het gezien als basisvoorziening. De voorzieningen die verenigingen wel gebruiken bij het sporten (maar niet noodzakelijk zijn), de nevenvoorzieningen, behoren tot de verantwoordelijkheid van verenigingen zelf.
Wij bieden verenigingen, via het Vrijetijdsbedrijf Cranendonck (VTBC) de mogelijkheid velden en banen zelf te onderhouden. Voor het onderhoud ontvangen zij van het VTBC een vergoeding. Verenigingen die kiezen voor deze constructie ontvangen een overeenkomst met daarin de rechten en plichten. In 2010 maken de vier voetbalverenigingen gebruik van deze constructie. Deze verenigingen verrichten zelf het onderhoud aan de velden. Hier krijgen zij budget voor van de gemeente. Dit is het geval bij de volgende verenigingen:
Tabel 4: overzicht uitbesteding onderhoud velden op sportparken
Doordat verenigingen zelf het onderhoud verzorgen, gebeurt het onderhoud beter. Verenigingen kunnen hiervoor (deels) vrijwilligers inzetten, waardoor zij er ook voordeel mee kunnen doen. Deze lijn doortrekkend wil de gemeente ook het groen op en rondom de sportparken door de vereniging zelf laten gebeuren. De beplanting moet regelmatig worden gesnoeid of weggehaald. Bomen moeten worden gesnoeid om geen overlast op de velden te veroorzaken en de hekwerken moeten worden vrijgehouden van takken. Voor het onderhouden van het sportpark ontvangt de uitvoerende vereniging dan een budget.
Uitgangspunten uitbesteding werkzaamheden
In onderstaand overzicht is aangegeven welke verenigingen het onderhoud van groen zouden verzorgen en welke vergoeding zij hiervoor krijgen, uitgaande van de eerder genoemde uitgangspunten.
Tabel 5: overzicht onderhoud groen op sportparken
Personele gevolgen overdracht onderhoudstaken
Wanneer beheer en onderhoud bij een andere partij komen te liggen (bijvoorbeeld verenigingen) kan dat consequenties hebben voor de gemeentelijke formatie en voor sportverenigingen. De mate waarin de beheer- en onderhoudstaken van sportparken kunnen worden overgedragen aan verenigingen is afhankelijk van een aantal toetsingscriteria:
• beschikbaarheid vrijwilligers;
• continuïteit van de onderhoudswerkzaamheden;
• aanwezige gereedschappen en materialen.
Wanneer verenigingen niet zelf de uitvoering ter hand nemen, maar dit uitbesteden, vergt dit ook bepaalde inzet en deskundigheid van verenigingen (o.a. bestuurlijk, financieel, fiscaal).
In 1999 is het vrijetijdsbedrijf Cranendonck (VTBC) opgezet. Het VTBC heeft tot doel de voorzieningen (sport, recreatie en welzijn) in de gemeente in stand te houden. Hierbij wordt rekening gehouden met de behoefte van de inwoners (verenigingen en particuliere gebruikers).
Bij de start van het VTBC is er een ondernemingsplan geschreven voor 2000-2003. In dit ondernemingsplan is aandacht besteed aan de producten, diensten, de interne organisatie en de exploitatiebegroting. Een deel van het ondernemingsplan is achterhaald, echter een aantal zaken is nog steeds van toepassing. Hieronder zal op dat laatste worden ingegaan.
Het VTBC houdt zich bezig met:
Door het wegvallen van de onderhoudsploeg en door de opening van een aantal nieuwe accommodaties (Zuiderpoort, Kind Zorg Centrum Maarheeze) en de vergaande privatisering zijn de taken van het team VTBC de laatste jaren veranderd. De structuur van het VTBC is hierop niet aangepast. Verder is er voor 2013 een bezuinigingstaakstelling opgelegd waardoor de structuur van het VTBC en met name de plek binnen de gemeentelijke organisatie zal veranderen. Eind 2011 moet een plan klaar liggen waarin de toekomst van het VTBC beschreven staat.
Bij de verhuur van accommodaties hebben bepaalde doelgroepen voorrang op andere doelgroepen. De volgende criteria spelen hierbij een rol:
Daarnaast wordt geprobeerd versnippering van verenigingen over meerdere accommodaties en/of avonden zoveel mogelijk tegen te gaan.
Verhuur buitensportaccommodaties
De buitensportaccommodaties worden door het VTBC verhuurd aan de hoofdgebruikers (verenigingen die vast gebruik maken van (een deel van) de buitensportparken). In overleg met de hoofdgebruikers worden velden/banen door het VTBC aan incidentele gebruikers verhuurd waarbij de opbrengsten van die verhuur worden verdeeld over het VTBC en de hoofdgebruikers.
Bij het bepalen van de tarieven van de accommodaties, wordt rekening gehouden met het volgende:
In onderstaande tabel staan de accommodaties van Cranendonck weergegeven.
Tabel 6: voorzieningen in Cranendonck
Binnen de gemeente Cranendonck zijn 14 wedstrijdvelden, 5 trainingsvelden, 3 evenementenvelden, 20 kunststoftennisvelden, 1 kunststof hockeyveld en 1 zandvolleybalveld, verspreid over de kernen Budel, Budel Dorplein, Maarheeze en Soerendonk.
Op zich liggen de sportparken er redelijk bij, echter enkele verenigingen wijzen op achterstallig onderhoud/ slechte verlichting. De gemeente is verantwoordelijk voor de basisvoorzieningen en de gehele sportparken, het past echter binnen de gemeentelijke visie om een deel van het onderhoud van de sportparken te uit te besteden aan de verenigingen (zie 6.1).
In 2009/2010 is een onderzoek gedaan naar de bezetting van Zuiderpoort (Verkennis, 2010). Er is in kaart gebracht wie de gebruikers zijn van de sporthal en wanneer zij de sporthal gebruiken. Op diverse tijdstippen is de hal echter geheel of gedeeltelijk vrij.
In het onderzoek worden aanbevelingen gedaan om het rendement/de bezetting van het bad en de hal te verhogen.
Daarnaast wordt nog als aanbevelingen meegegeven:
In het onderzoek worden bij enkele aanbevelingen geschatte kosten vermeld, bij andere aanbevelingen ontbreken gegevens over mogelijke kosten. Voordat er uitvoering kan worden gegeven aan genoemde aanbevelingen, zal er eerst naar het kostenaspect gekeken moeten worden.
In aanvulling op deze onderzoeksuitkomsten kan ook de kinderopvang een bijdrage leveren aan de promotie en verbreding van de doelgroep.
De gemeente beheert verschillende sport- en beweegaccommodaties. Deze sportvoorzieningen kunnen worden ingezet als instrument om sport en bewegen te stimuleren. Niet alleen worden sportvoorzieningen ingezet als instrument, ook kunnen zij gezien worden als basisvoorwaarde om te kunnen sporten. In dit hoofdstuk is beschreven hoe wij omgaan met de verschillende sport- en beweegaccommodaties.
Uitgangspunt in de notitie basisvoorzieningen is dat wij als gemeente verantwoordelijk zijn voor de accommodatie en bijbehorende (accommodatie)onderdelen van basissporten. Alleen als de (accommodatie)onderdelen/voorzieningen echt nodig zijn voor het kunnen uitoefenen van de sport, wordt het gezien als basisvoorziening. De voorzieningen die verenigingen wel gebruiken bij het sporten (maar niet noodzakelijk zijn), de nevenvoorzieningen, behoren tot de verantwoordelijkheid van verenigingen zelf.
Financiën Sport- en beweegnota
Sportbeleid is van oudsher voornamelijk lokaal beleid. Dit is ook te zien als gekeken wordt naar de verschillen in uitgaven tussen Rijk, Provincie en Gemeente. Gemeenten geven jaarlijks ruim 800 miljoen euro netto uit aan sportbeleid. Het Rijk geeft 72 miljoen uit aan sportbeleid, de provincies 10 miljoen euro. Accommodaties zijn de grootste kostenpost voor de gemeente, 90% van het budget gaat hier naar toe. In Cranendonck is dit 85% (exclusief de tweejarige impuls en de accommodatiegrondslag bij subsidies niet meegerekend).
Twee uitgangspunten voor de sport- en beweegnota zijn:
De afgelopen jaren (2005 t/m 2009) is er uitvoering gegeven aan de breedtesportimpuls (BSI). De gemeente heeft via onder andere het jeugd-, gezondheids- en vrijwilligersbeleid gezorgd voor cofinanciering van deze regeling. Hierdoor konden er vele sport- en beweegactiviteiten worden opgezet, waaronder Galm, MBvO, zomer- en winterspelen, sportdagen voor de jeugd en kennismakingslessen voor de jeugd.
Als vervolg op de breedtesport is breedtesport als speerpunt opgenomen in het bestuursprogramma om hiermee het volgende te bereiken:
De volgende activiteiten worden hiervoor uitgevoerd:
a)Buurtsport, laagdrempelige activiteiten in de buurt
Er worden diverse sport- en beweegactiviteiten georganiseerd. Gedacht kan worden aan toernooien (zaalvoetbal en darten bijvoorbeeld), winterspelen, thaiboksen en eventuele korte cursussen. Partner hierbij is het jongerenwerk, indien mogelijk in combinatie met sportverenigingen. Bij de activiteiten wordt aansluiting gezocht bij de belevingswereld van kinderen/jongeren. Daarnaast dienen de activiteiten laagdrempelig te zijn.
Tijdens de schooluren kunnen leerlingen (hernieuwd) kennismaken met het lokale sportaanbod. De leerlingen kunnen zich zo beter oriënteren op sportgebied. Deze kennismakingslessen kunnen op de accommodatie van sportverenigingen of – instellingen gegeven worden of op school, bij voorkeur tijdens de les lichamelijke opvoeding. Sportorganisaties kunnen hiervoor een vergoeding ontvangen.
GALM, een sportstimuleringsstrategie voor senioren, staat voor Groninger Actief Leven Model. GALM onderscheidt zich van andere bewegingsstimuleringsstrategieën door zich specifiek te richten op sportief niet actieve senioren. Daarnaast haakt zij aan bij de specifieke wensen van de doelgroep en begeleidt zij de deelnemers langdurig. Ook wordt gestimuleerd plezier in sportieve activiteiten centraal te stellen.
Verenigingsondersteuning richt zich op het versterken van interne organisatie en het vergroten van de deskundigheid bij bestuurders en vrijwilligers van sportverenigingen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de vraag, de wensen en behoeften vanuit de verenigingen.
Mogelijke partners hierbij zijn: de vrijwilligerscentrale Cranendonck (VCC), Sport Service Noord-Brabant, NKS, sportbonden, de lokaal actieve welzijnsorganisatie en overige maatschappelijke organisaties.
Verenigingen vervullen een belangrijke functie in de instandhouding van de leefbaarheid en sociale integratie. Maatschappelijke ontwikkelingen en toenemende wet- en regelgeving maken deze ondersteuning wenselijk.
Voor 2011 is hiervoor budget van € 25.000,- beschikbaar gesteld. Aan een aantal activiteiten vanuit de breedtesportimpuls kon hierdoor geen vervolg worden gegeven. Met name een kwaliteitsimpuls op het basisonderwijs kan genoemd worden. Tijdens een uitgebreid onderzoek op de scholen in Cranendonck is naar voren gekomen dat ‘leerkrachten plezier hebben in het geven van gymlessen. Leerkrachten willen zelf les blijven geven, maar hebben behoefte aan ondersteuning door een vakleerkracht Lichamelijke Opvoeding.’ In 2009 is het onderzoek afgerond, door het ontbreken aan budget is hier geen vervolg aan kunnen geven. Wel is er meerdere keren een verzoek gedaan hier wel een vervolg aan het geven vanuit de provinciale ondersteuningsorganisatie: Sportservice Noord-Brabant.
De benodigde financiën zijn afhankelijk van de uit te voeren activiteiten/werkzaamheden. Deze activiteiten hangen samen met de opgestelde doelstellingen:
Om dit te bereiken willen we de volgende activiteiten uitvoeren:
Dit vraagt een budget van minimaal € 2.111.313,00. Een kwaliteitsimpuls voor het basisonderwijs is binnen dit bedrag niet mogelijk. In een eerdere offerte van Sportservice Noord-Brabant hiervoor een benodigd bedrag van € 15.660,- genoemd. Ook zullen de kosten voor onderhoud naar verwachting hoger zijn. Enkele sportaccommodaties/sportparken zijn verouderd en dienen opgeknapt te worden, onder andere het Zuiderpoortbad kan hier genoemd worden. Daarnaast valt het kunstgrasveld van de hockeyvereniging nu wel onder de basisvoorzieningen. Voorheen was een grasveld een basisvoorzieningen en betaalde de vereniging de meerkosten van het kunstgrasveld.
Mogelijkheden en consequenties
Uitgaande van de financiële mogelijkheden is het niet mogelijk alle gewenste activiteiten uit te voeren. Er zullen keuzes gemaakt moeten worden. Hieronder worden verschillende mogelijkheden beschreven.
Tabel 8: financiële mogelijkheden en consequenties
Besloten is de subsidieverordening de komende 3 jaar niet aan te passen en een verlaging van de onderhoudskosten is niet mogelijk. Dit betekent dat de sport- en beweegactiviteiten komen te vervallen. De sportkennismakingslessen kunnen via de subsidieverordening doorgang vinden en het VCC zal verenigingsondersteuning oppakken.
Overige financieringsmogelijkheden
Naast gemeentelijk budget zijn er vaker subsidiemogelijkheden bij Provincie en/of Rijk. De Gemeente Cranendonck heeft de mogelijkheid gebruik te maken van de regeling brede scholen, sport en cultuur (ook wel combinatiefuncties genoemd). In 2011 neemt Cranendonck deel aan de combinatiefuncties en wordt bekeken of en hoe de combinatiefuncties ingevuld kunnen worden gelet op de financiële middelen.
Regeling brede scholen, sport en cultuur
Inhoud regeling brede scholen, sport en cultuur
In 2008 is er een start gemaakt met de invoering van de ‘impuls brede scholen, sport en cultuur’. Deze regeling van VWS, OCW en vertegenwoordigers van de VNG, NOC*NSF en Verenigde Bijzondere Scholen (VBS) biedt ondersteuning aan gemeenten die een combinatiefunctionaris willen aanstellen. Een combinatiefunctionaris is een persoon die werkzaam is in of voor meerdere sectoren, maar in dienst is bij één werkgever.
Voorbeelden zijn de vakleerkracht bewegingsonderwijs die ook werkzaam is op de sportvereniging; de muziekleraar die ook werkzaam is op de muziekschool. Het idee hierachter is dat verbindingen tussen sectoren gestimuleerd worden om uiteindelijk duurzame samenwerking en een samenhangend aanbod te creëren.
Deelname aan de regeling is vrijwillig. Het is geen tijdelijke stimuleringsmaatregel, maar een structurele. De regie van de regeling zal in handen komen van de gemeenten. Dit wil dus niet automatisch zeggen dat het werkgeverschap ook bij de gemeente komt te liggen. Werkgeverschap via bijvoorbeeld het onderwijs, de sportvereniging, kinderopvang of Sportservice Noord-Brabant is ook mogelijk. In overleg met de deelnemende partijen wordt bekeken wat voor de combinatiefunctionarissen de beste oplossing is. Door het opzetten van deze impuls willen OCW en VWS bereiken dat er in 2012 2250 combinatiefunctionarissen aan de slag zijn in de sectoren onderwijs, sport en cultuur.
Doelen die worden nagestreefd zijn:
Er zijn verschillende beweegredenen deel te nemen aan de regeling brede scholen, sport en cultuur. Zowel verenigingen als het onderwijs en de kinderopvang heeft aangegeven behoefte/interesse te hebben in de regeling.
Tijdens een bijeenkomst in oktober 2010 hebben enkele verenigingen waaronder Turnlust, VV Maarheeze en VC ledûb aangegeven interesse te hebben in de regeling brede scholen, sport en cultuur. Tegelijkertijd gaven zij aan een financiële bijdrage te kunnen leveren.
Vanuit de breedtesportimpuls (2005 t/m 2009) is het project Impuls bewegingsonderwijs opgezet. Dit project is in nauwe samenwerking met het onderwijs uitgevoerd. Uiteindelijke streven was te komen tot een structurele verbetering van het bewegingsonderwijs waardoor de motorische ontwikkeling van kinderen verhoogd wordt. In 2008 is een vervolgonderzoek gestart in samenwerking met Sportservice Noord-Brabant. Uitkomsten zijn: ‘leerkrachten hebben plezier in het geven van gymlessen. Leerkrachten willen zelf les blijven geven, maar hebben behoefte aan ondersteuning door een vakleerkracht Lichamelijke Opvoeding.’ Vanwege gebrek aan financiële mogelijkheden is er geen verdere invulling gegeven aan ondersteuning in het basisonderwijs. Wel zijn scholen eenzelfde methode voor bewegingsonderwijs gaan gebruiken.
Daarnaast laten uitkomsten van een onderzoek (2010) onder verenigingen in Cranendonck zien dat:
50% vindt dat het voor verenigingen mogelijk moet zijn gebruik te kunnen maken van een professional aangeboden door de gemeente en/of welzijnsorganisatie
Door deelname aan de regeling brede scholen, sport en cultuur kan de gemeente:
Deelname aan de regeling brede scholen, sport en cultuur sluit aan bij de strategische visie (recreatie en toerisme). Hiermee kunnen we beter de mogelijkheden voor recreatie en toerisme benutten en het scherp anticiperen op kansrijke initiatieven; tegemoetkomen aan de recreatieve behoeften van eigen inwoners en partijen zoals sportverenigingen, kinderopvang en onderwijs meer laten samenwerken.
Financiering regelingDe regeling ‘Impuls brede scholen, sport en cultuur’ werkt met matchgeld. Het eerste jaar hoeft de gemeente nog geen matchgeld te verzorgen. Voor de jaren erop volgend zal de gemeente een financiële bijdrage dienen te leveren van ongeveer 60%. Lokale partijen kunnen hieraan een bijdrage leveren. Dit is een versoepeling van de regeling. Gemeenten krijgen de ruimte om maximaal eenderde van het gemeentelijke deel (= 20% van het geheel) van de totale cofinanciering door lokale partijen te laten meefinancieren, op voorwaarde dat dit in overleg en overeenstemming met deze lokale partijen gebeurt. De overige 40% wordt betaald door de rijksoverheid.
(Financiële) verantwoording dient te worden afgelegd aan de gemeenteraad. Indien de gemeente de financiering voor 2012 en verder niet rond krijgt, kan zij de verklaring terugtrekken en hoeft er niets te worden terugbetaald.
De Gemeente Cranendonck komt in aanmerking voor de volgende bedragen:
Tabel 9: Regeling 'impuls brede scholen, sport en cultuur'; herberekende FTE en financiën Cranendonck
De regeling brede scholen, sport en cultuur is een alles of niets regeling. Dit wil zeggen dat bij deelname aan de regeling het volledige aantal fte ingezet dient te worden. Voor de Gemeente Cranendonck komt dit neer op 2,8 fte vanaf 2013. Hiervan zou de Gemeente Cranendonck en eventuele partners minimaal 1,7 fte oftewel € 84.672,- per jaar structureel bij moeten dragen. Indien partners een 20% bijdrage leveren, dient de gemeente nog € 55.855,- bij te dragen. In 2011 bekijkt de gemeente de financieringsmogelijkheden nader. Er wordt dan bekeken of en hoe Cranendonck een vervolg gaat geven aan de regeling brede scholen, sport en cultuur.
In dit hoofdstuk is vermeld welke doelstellingen de gemeente wil bereiken en welke activiteiten zij hiervoor wil inzetten. Ook zijn de kosten van deze activiteiten aan bod gekomen. Deze kosten zijn naast het beschikbare bedrag gelegd. Hieruit is naar voren gekomen dat het niet haalbaar is alle activiteiten uit te voeren.
Een deel van de activiteiten die zijn opgezet tijdens de breedtesportimpuls zal vervallen. In 2011 zal bekeken worden hoe invulling gegeven kan worden aan de regeling brede scholen, sport en cultuur.
Subsidies worden vaker ingezet om sport en bewegen te stimuleren. Het zijn instrumenten die een bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van de opgestelde beleidsdoelen. Verenigingen kunnen door subsidie geprikkeld worden om een bijdrage te leveren aan het gemeentelijk sportbeleid. Hierbij zal rekening gehouden moeten worden met aan de ene kant de betaalbaarheid van sport en aan de andere kant de mate van kostendekkendheid van de sportaccommodaties en tarieven.
Subsidie kan gezien worden als een sturings- of stimuleringsinstrument, het is geen doel op zich en mag ook niet gezien worden als vaste inkomensbron. Sporten dient betaalbaar te zijn voor iedereen. Daarnaast verwachten consumenten wel een zekere kwaliteit van de vereniging/aanbieder.
Op 1 januari 2010 is de subsidieverordening welzijn ingegaan. Onderdeel van deze verordening is de subsidie voor sportorganisaties.
Sportorganisaties kunnen volgens deze verordening in aanmerking komen voor:
De eerstgenoemde subsidie is gebaseerd op:
In ruil voor subsidie wordt van de verenigingen verwacht dat zij de sporter de gelegenheid bieden om wekelijks te sporten, in de periodes die door de overkoepelende bonden zijn aangewezen.
Hoewel de gemeente verenigingen wil ondersteunen door onder andere subsidie, kijkt ze hierbij wel naar wat de vereniging te bieden heeft. Het is niet zo dat alle verenigingen zomaar subsidie kunnen krijgen. Verenigingen dienen te voldoen aan enkele voorwaarden, waaronder bijvoorbeeld de minimale grootte van een vereniging. Hiermee wil de gemeente voorkomen dat er vele (te) kleine verenigingen ontstaan, die na een paar jaar eindigen omdat ze bijvoorbeeld, te weinig leden hebben voor een team samen te stellen en/of geen vrijwilligers meer kunnen vinden.
Daarnaast kunnen verenigingen (ook niet-sportverenigingen) stimuleringssubsidie aanvragen. Er zijn verschillende stimuleringssubsidies:
Door de sportverenigingen wordt slechts beperkt gebruik gemaakt van deze subsidiemogelijkheden. In 2009 hebben 7 verenigingen een aanvraag ingediend.
Voorafgaand aan het opstellen van de subsidieverordening, zijn er bijeenkomsten geweest (met verenigingen), is er een enquête afgenomen en zijn er vergelijkingen gemaakt met andere gemeenten. Uitkomsten op (sport)gebied waren:
Daarnaast is aangegeven dat de WMO meegenomen dient te worden in het subsidiebeleid.
Het VTBC gaat bij het bepalen van de tarieven uit van kostendekkende tarieven voor de buitensport. Voor het zwembad en de binnensportaccommodaties wordt het tarief marktconform bepaald. De tarieven zijn gerelateerd aan het subsidiebeleid. Het subsidiebeleid biedt de mogelijkheid een financiële bijdrage te ontvangen als tegemoetkoming in de accommodatiekosten.
Onder andere de hoogte van de tarieven bepaalt de mate waarin de exploitatiekosten gedekt worden. Doordat de accommodatiekosten (bijvoorbeeld energie, loonstijgingen, groot onderhoud) vaak harder stijgen dan de opbrengsten, neemt het exploitatietekort bij veel accommodaties toe. Verder speelt dat de tarieven vaak niet marktconform meestijgen, zodat de accommodaties laagdrempelig zijn. Gezien de gewenste laagdrempeligheid, is het niet mogelijk kostendekkende tarieven te vragen.
Bij het bepalen van de tarieven dient rekening gehouden te worden met ‘concurrerende’ accommodaties. De gemeente wil voorkomen dat Cranendonckse verenigingen uit kostenoverwegingen buiten Cranendonck gaan sporten. Ook wil de gemeente voorkomen dat verenigingen stoppen vanwege te hoge accommodatiekosten.
Een van de gestelde kaders is dat het huidige subsidiebeleid drie jaar ongewijzigd blijft. Wel kunnen vast richtlijnen/aandachtspunten gegeven worden voor toekomstig subsidiebeleid. Daarnaast zal het huidige subsidiebeleid geëvalueerd worden, hierbij kunnen verenigingen input leveren. Aanbevelingen voor het toekomstig subsidiebeleid zijn:
het invoeren van één vast bedrag als basissubsidie wordt niet aangeraden. In een andere gemeente zijn hier ervaringen mee opgedaan en die zijn minder positief. Ook een meerderheid van de sportverenigingen (46%) geeft aan niet voor een zelfde subsidiebedrag te zijn. 58% van de verenigingen geeft aan dat verenigingen die meer activiteiten organiseren zoals toernooien en kennismakingslessen hier extra voor beloond dient te worden
In verhouding tot verenigingen in andere gemeenten ontvangen sportverenigingen een hoge subsidie op de accommodatiekosten. Verklaring is deels dat de verenigingen, ten gevolge van de kostendekkende tarieven, ook meer betalen voor het gebruik van de accommodaties. Ook na correctie van dit verschil blijken met name de buitensportverenigingen een aanzienlijk ruimere bijdrage te ontvangen in Cranendonck. Met het oog op de financiële positie van de gemeente is dit een punt van aandacht.
In dit hoofdstuk zijn de bestaande subsidies beschreven. Het huidige subsidiebeleid dient drie jaar ongewijzigd te blijven.
In dit hoofdstuk zijn ook aanbevelingen opgenomen voor het toekomstige subsidiebeleid. Deze komen onder andere naar voren uit ervaringen van andere gemeenten en opmerkingen van verenigingen.
In deze sport- en beweegnota is aan bod gekomen wat Cranendonck wil bereiken. De gemeente wil door middel van accommodatiebeheer, verenigingsondersteuning en subsidieverstrekkingen aan sportverenigingen, een breed en gevarieerd aanbod aan sportactiviteiten tot stand te brengen en in stand te houden. Bijzondere aandacht bestaat voor specifieke doelgroepen (jeugd, ouderen en mensen met een beperking), ontwikkeling kader, verenigingsmanagement en stimuleren van samenwerking tussen verenigingen onderling dan wel met instellingen. De doelstellingen kunnen als volgt verwoord worden:
De volgende activiteiten worden hiervoor uitgevoerd:
activiteiten gerelateerde beleidsvelden
Tijdens de uitvoering van de verschillende activiteiten/het sport en beweegbeleid zal gekeken worden naar de stand van zaken bij de verschillende doelstellingen ten opzichte van de huidige situatie. Hierbij zal gebruikt worden gemaakt van onderzoeken van de GGD en rapportages van Paladijn/ de Vrijwilligerscentrale Cranendonck.
In het overzicht in de inleiding met doelen en subdoelen is hier uitgebreid op ingegaan. In onderstaand overzicht wordt naast deze doelen en gewenste resultaten gekeken naar de huidige situatie.
Tabel 10: evaluatie en monitoring
Aanbevelingen op het gebied van subsidies (voor bij de evaluatie van het subsidiebeleid)
Aanbevelingen op het gebied van samenwerking
Aanbevelingen op het gebied van accommodaties
Indien voorzieningen aan vervanging toe zijn, bekijk of deze voorzieningen te combineren zijn met andere voorzieningen: multifunctionele accommodaties. Ga uit van het uitgangspunt dat er geen noodzaak is voor een sportaccommodatie in ieder kern, wel moet in iedere kern sportgelegenheid geboden worden.