Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels betreffende Onderneming en arbeidsmarkt Regeling Onderneming en arbeidsmarkt Groningen (OAG) |
Citeertitel | Regeling Onderneming en arbeidsmarkt Groningen (OAG) |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Bestuurlijke organisatie |
Externe bijlagen | BIJLAGE I: toelichting op de knelpunten op de arbeidsmarkt BIJLAGE II: Met subsidieaanvraag en vaststelling mee te zenden gegevens |
Deze regeling vervalt van rechtswege op 1 februari 2018.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-10-2016 | 28-12-2016 | artikel 4, 12 | 20-09-2016 | 644014 | |
19-02-2016 | 04-10-2016 | art. 1, 3, 4, 6, 8, 10, 12, 16, 18, 20, 21, toelichting, bijlage II | 09-02-2016 | 617137 | |
11-02-2015 | 01-02-2015 | 19-02-2016 | nieuwe regeling | 10-02-2015 Onbekend. | 556136 |
Gedeputeerde Staten der provincie Groningen:
gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998;
gelet op de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 augustus 2013, 2013-0000110985, tot cofinanciering van sectorplannen (Regeling cofinanciering sectorplannen);
vast te stellen de beleidsregel Onderneming en arbeidsmarkt Groningen (OAG) als volgt:
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
aantal arbeidsjaareenheden: het aantal bij de organisatie gedurende een jaar voltijds werkende werknemers op grond van een arbeidsovereenkomst of een aanstelling in openbare dienst, waarbij deeltijdarbeid in fracties van arbeidsjaareenheden wordt uitgedrukt, en dienstverbanden op grond van een BBL niet worden meegerekend
werkingsgebied arbeidsmarktregio Groningen: de gemeenten AA en Hunze, Appingedam, Assen, Bedum, Bellingwedde, De Marne, Delfzijl, Eemsmond, Groningen, Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Loppersum, Marum, Menterwolde, Noordenveld, Oldambt, Pekela, Slochteren, Stadskanaal, Ten Boer, Tynaarlo, Veendam, Vlagwedde, Winsum, Zuidhorn.
werknemer: persoon die op het moment waarop een aanvang wordt gemaakt met de inzet van een maatregel ten diens behoeven jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, en die op grond van een arbeidsovereenkomst, dan wel een aanstelling in openbare dienst, arbeid verricht als werknemer, uitzendkracht of die arbeid verricht als zelfstandige zonder personeel;
Artikel 2 Doel van de regeling
De subsidieregeling heeft als doel het oplossen van knelpunten, zoals beschreven in bijlage I, op de arbeidsmarkt in het werkingsgebied arbeidsmarktregio Groningen door het inzetbaar houden en maken van personeel en het benutten van de marktvraag onder andere door het scholen van werknemers en het in dienst nemen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Artikel 4 Subsidieplafond voor activiteiten als bedoeld in artikel 3
Gedeputeerde Staten stellen subsidieplafonds vast voor de volgende activiteiten:
Artikel 3, tweede lid, onder a: Oudere werknemers die jongere en kwetsbare werknemers gaan begeleiden | |
Artikel 3, tweede lid, onder e: In dienst nemen kwetsbare werknemers | |
Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst. Wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag aan te vullen wordt de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst gezien.
Hoofdstuk 2 Begeleiding jongere of kwetsbare werknemer door oudere werknemer
Artikel 8 subsidiabele kosten oudere werknemer
Voor de in het vorige lid onder a bedoelde marktconforme kosten dient gekozen te worden uit opleidingen die door de Stuurgroep “Groningen op voorsprong” zijn aangewezen voor deze regeling of dient de aanvrager drie offertes van opleidingen aan te leveren waaruit blijkt dat de gekozen opleiding een marktconforme prijs bevat.
Hoofdstuk 3 Bij- en omscholing, EVC en toekomstgericht scholen
Voor de in het vorige lid onder c bedoelde marktconforme kosten dient gekozen te worden uit opleidingen die door de Stuurgroep “Groningen op voorsprong” zijn aangewezen voor deze regeling of dient de aanvrager drie offertes van opleidingen aan te leveren waaruit blijkt dat de gekozen opleiding een marktconforme prijs bevat.
Hoofdstuk 6 Overige bepalingen
Artikel 16 Algemene bepalingen omtrent de hoogte van de subsidie
Indien voor de subsidiabele kosten van het project één of meer andere subsidies of fiscale kortingen zijn of worden verleend, zullen deze subsidies of fiscale kortingen bij de verlening of -indien deze na de verlening zijn toegekend- bij de vaststelling, op het bedrag van de verleende of vast te stellen subsidie of fiscale kortingen in het kader van deze regeling in mindering worden gebracht.
Artikel 17 Algemene bepalingen omtrent subsidiabele kosten
Niet subsidiabel zijn omzetbelasting in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en vergelijkbare belasting van andere staten indien deze verrekenbaar zijn.
De subsidieontvanger dient de gegevens en bescheiden van de activiteiten waarvoor hij subsidie heeft ontvangen tot en met 31 december 2023 te bewaren na vaststelling van de subsidie.
De aanvragen in kader van deze subsidieregeling kunnen digitaal ingediend worden in een daarvoor ontwikkeld webportal. Dit webportal is te bereiken via de website van het SNN; sectorplan.snn.eu. In dit webportal is het aanvraagformulier te vinden en kunnen de vereiste bewijsstukken geüpload worden. De portal geeft hierbij per deelnemer aan welke documenten vereist zijn zodat de aanvrager door het subsidieproces wordt geleid.
Inzet van maatregelen in het regionale sectorplan zijn aanvullend op de maatregelen die landelijke sectorplannen bieden of voorzien in lacunes (waar landelijke plannen niet in voorzien of waar geen landelijke plannen voor zijn). Deze kunnen zowel kwantitatief als kwalitatief van aard zijn. Bij een aanvraag zal de ondernemer moeten verklaren dat de aanvraag niet bij andere sectorplannen ondergebracht kan worden.
Een aanvraag van een ondernemer voor scholing die op grond van wettelijke voorschriften verplicht is wordt niet gesubsidieerd.
Het is de bedoeling dat de scholing niet bedrijfsspecifiek is maar dat men met de opleiding inzetbaar is in andere ondernemingen van dezelfde sector alsook door kan stromen naar andere sectoren, bijvoorbeeld naar de sectoren waarin de groei wordt verwacht als bouw, energie, ICT en aanpalende sectoren.
Artikel 8 subsidiabele kosten oudere werknemer
Om te zorgen dat ouderen gezond inzetbaar blijven, worden acties uitgevoerd gericht op het anders organiseren van werkzaamheden. Ouderen worden ontlast en er wordt gebruik gemaakt van hun vakkennis, door ze te koppelen aan nieuwe instroom van jongeren en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Voor het goed begeleiden van de nieuwe instroom worden ouderen opgeleid tot coach/begeleider. Hierbij is specifiek aandacht voor het begeleiden van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De ouderen werken vervolgens maximaal 1 dag per week als leermeester voor jongeren of mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Het leren op de werkplek staat hier centraal, waarbij leerdoelen en een plan vooraf worden opgesteld tussen de begeleider en de nieuwe instromers. In de arbeidsovereenkomst van de oudere werknemer moet worden vastgelegd dat deze jongeren mag begeleiden. Bij de vaststelling van de subsidie dient dit te worden aangetoond.
Artikel 8 lid 2 en 3 en Artikel 10 lid 2 en 3. Marktconforme kosten
De kosten voor ingekochte scholing is subsidiabel mits er sprake is van een marktconform tarief. Om deze marktconformiteit aan te tonen heeft de aanvrager twee keuzes.
De opleiding- of opleiderskeus van de aanvrager staat niet vermeld in de webportal. In dat geval wordt de aanvrager verzocht om zelf drie offertes op te vragen en hieruit een keus te maken. Deze offertes dienen bij de subsidieaanvraag meegestuurd worden zodat beoordeeld kan worden of er sprake is van een marktconform tarief.
Algemene scholing betekent dat het moet gaan om scholing door middel waarvan bekwaamheden worden verkregen die in ruime mate inzetbaar zijn, zodat de inzetbaarheid van de werknemer wordt verbeterd. Het mag dus niet gaan om scholing die uitsluitend gericht is op de huidige of toekomstige functie van de werknemer in uw eigen onderneming. Doordat de werknemer een diploma, certificaat of een bewijs van deelname verkrijgt die niet alleen relevant is bij de huidige werkgever, maar tevens voor andere werkgevers in dezelfde sector of in aanpalende sectoren, betekent dit in de arbeidsmarktregio Groningen een grotere kans op werk (ook in de toekomst).
Bij- en omscholing (duurzame inzetbaarheid)
Scholen van medewerkers naar een ander type functie op hetzelfde niveau of naar een hoger opleidingsniveau binnen een vergelijkbare functie. Het doel van bij- en omscholing is dat werknemers in de arbeidsmarktregio voldoende zijn toegerust op een duurzame continuering van hun loopbaan en kwalitatief goed inzetbaar zijn. Het komt voor dat ontwikkelingen in de onderneming en de arbeidsmarktregio om andere kwaliteiten vragen dan waarover het huidig personeel van een onderneming beschikt. Ook kan voor pas afgestudeerden die in dienst genomen worden gelden dat zij met een verkort scholingstraject een betere aansluiting hebben bij de huidige vraag op de arbeidsmarkt. Het moet gaan om algemene scholing. Er zijn verschillende soorten scholingstrajecten mogelijk. Het kan gaan om korte scholingstrajecten van maximaal enkele dagen tot middellange scholingstrajecten tot langdurige intensieve scholingstrajecten.
Het valideren van competenties wordt in de praktijk EVC genoemd. EVC staat voor Eerder Verworven Competenties. Dit is het geheel van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes dat mensen hebben verworven door middel van werkervaringen. Voor mensen die al langere tijd binnen een bedrijf en sector werken, kan gelden dat hun loopbaanstappen niet zijn vastgelegd. Hierdoor sluit hun positie op de arbeidsmarkt niet aan bij hun huidige functie. EVC-traject maakt zichtbaar welke kennis, inzichten en ervaringen de werknemer heeft opgedaan. Daartoe wordt op tijdens het EVC-traject op een gestructureerde wijze, samen met de werknemer, informatie verzameld. Het resultaat wordt vastgelegd in een Ervaringscertificaat. Met het certificaat toont de werknemer zijn/haar kennis en kunde aan. Dit is heel zinvol als de werknemer zich verder wilt ontwikkelen in een vervolgopleiding of als bij een sollicitatie duidelijk wil aangeven waar hij/zij staat en over welke competenties hij/zij beschikt. Het laten vastleggen van de kwaliteiten in een EVC draagt bij aan een sterkere positie op de arbeidsmarkt.
Toekomstgericht scholen (benutten marktvraag)
Het gaat om scholing gericht op andere vaardigheden en werkzaamheden binnen de eigen en in andere functies of het omscholen naar een functie in een kansrijke sector. Scholen van medewerkers voor functies of werkzaamheden en die er nu niet zijn, maar waarvan de verwachting is dat deze als gevolg van ontwikkelingen in de markt, economische ontwikkelingen en innovaties wel ontstaan. Denk daarbij aan nieuwe technieken die op de markt worden toegepast of nieuwe werkzaamheden die zijn ontstaan. Het gaat onder andere om kansrijke sectoren zoals bouw, energie, en ICT.
Nieuwe instroom wordt via een tegemoetkoming in loonkosten een kans geboden. Beoogd resultaat is dat de BBL’er na afloop van het traject bij de onderneming in dienst blijft of doorstroomt naar een duurzame plek met een arbeidscontract van minimaal 1 jaar .
Artikel 14 subsidiabele kosten kwetsbare werknemers
De arbeidsmarktregio heeft te maken met een oververtegenwoordiging van mensen in de sociale werkvoorziening, de Wajong en van lager opgeleiden. Aan de andere kant heeft de regio momenteel, als gevolg van de crisis, te maken met een groter wordende groep hoger opgeleiden (vooral jongeren). Om te voorkomen dat beide groepen langdurig buiten het arbeidsproces raken en niet (direct) inzetbaar zijn als er kansen zijn op de arbeidsmarkt, wordt ingezet om kansen te creëren voor nieuwe instroom. Bij hoger opgeleiden geldt ook nog een risico dat zij buiten de regio op zoek gaan naar een baan en hierdoor niet in de toekomst voor de regio behouden worden. Naast vervangingsvraag, die door de vergrijzing van de beroepsbevolking optreedt, bestaat er binnen sommige sectoren ook kans op uitbreiding. De vraag aan extra personeel komt vooral uit sectoren als energie, bouw en ICT en aanpalende sectoren.
Wanneer is er sprake van een netto toename van het aantal werknemers bij de indienstneming van kwetsbare werknemers?
Subsidie op de loonkosten voor de in dienst genomen kwetsbare werknemer kan alleen worden verstrekt als de kwetsbare werknemer additioneel wordt aangenomen ten opzichte van het gemiddelde aantal werknemers in de voorgaande twaalf maanden (zie voorbeelden hieronder) of als de vacature door natuurlijk verloop is ontstaan. De werkgever kan de netto toename aantonen door het overleggen van een verklaring met een berekening. Wanneer de vacature is ontstaan door natuurlijk verloop, dan hoeft de werkgever de netto toename niet aan te tonen. Hij zal in dat geval wel met een verklaring moeten aangeven dat de vacature door natuurlijk verloop is ontstaan. Overigens geldt in beide situaties dat de in dienst te nemen werknemer zelf moet aangeven dat hij tot de doelgroep kwetsbare werknemers (een persoon die ouder is dan 55, of in de voorgaande zes maanden geen reguliere baan heeft gevonden, of niet in het bezit is van een startkwalificatie) behoort.
Voorbeeld 1: een werkgever neemt per 1-5-2015 een nieuwe werknemer in dienst die langer dan 6 maanden werkloos is. Op 30 april 2014 waren er 50 fte werknemers in dienst bij deze werkgever en een jaar later 52 fte werknemers. Dit is een gemiddeld aantal fte van 51 in de voorgaande twaalf maanden. Het aantal fte wordt op 1-5-2015 met de nieuwe werknemer erbij 53. In dit geval heeft de indienstneming van de kwetsbare werknemer wel geleid tot een netto toename van het aantal werknemers bij de betrokken werkgever in vergelijking met het gemiddelde van het aantal werknemers in de voorgaande twaalf maanden. Er kan dus een loonkostensubsidie worden toegekend. Voorbeeld 2: een werkgever neemt per 1-4-2015 een nieuwe werknemer in dienst die langer dan 6 maanden werkloos is. Op 31 maart 2014 waren er 110 fte werknemers in dienst bij deze werkgever en een jaar later 100 fte werknemers. Dit is een gemiddeld aantal fte van 105 in de voorgaande twaalf maanden. Het aantal fte wordt op 1-4-2015 met de nieuwe werknemer erbij 101. In dit geval heeft de indienstneming van de kwetsbare werknemer niet geleid tot een netto toename van het aantal werknemers bij de betrokken werkgever in vergelijking met het gemiddelde van het aantal werknemers in de voorgaande twaalf maanden. Er kan dus geen loonkostensubsidie worden toegekend.
Tellen ZZP’ers, uitzendkrachten en payrollers ook mee als in dienst genomen kwetsbare werknemers?
Nee, bij ZZP’ers, uitzendkrachten en payrollers is er geen sprake van een toename van het aantal werknemers bij de betrokken onderneming.
Hoe verhoudt de subsidie op de loonkosten van kwetsbare werknemer zich tot de premiekorting voor jongeren en voor ouderen?
Indien een jongere van 18 tot en met 26 jaar voor minimaal een half jaar en voor minimaal 32 uur per week in dienst wordt genomen, kan een werkgever via de Belastingdienst een premiekorting krijgen (tot uiterlijk 31-12-2017). Ook voor het in dienst nemen van een uitkeringsgerechtigde vanaf 50 jaar (per 1-1-2015 vanaf 56 jaar) kan een werkgever een premiekorting (mobiliteitsbonus) krijgen. In die situaties geldt geen verplicht minimum aantal uur per werkweek. Indien de werkgever voor het in dienst nemen van een jongere of oudere werknemer de premiekorting ontvangt, is het verstrekken van een subsidie op de loonkosten voor dezelfde werknemer niet mogelijk. De Regeling cofinanciering sectorplannen en de OAG sluiten dubbelfinanciering uit.
BIJLAGE II: Met subsidieaanvraag en vaststelling mee te zenden gegevens
BIJLAGE II: Met subsidieaanvraag en vaststelling mee te zenden gegevens